voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Wasch Uw haar Antirevolutionair Orgaan No. 3692 ZATERDAG 8 NOVEMBER 1930 45ste JAARGANG IN HOG SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Om ons Heen Gemeentelijke Armenzorg en Diaconie. Deze Courait veischtjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zfl beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. DE STATENSTEMBUS VAN 1931. Het wordt tijd, dat we voor dezen stembus aan het werk gaan. Ook in ons gewest, de statensectie Ridderkerk. Bij ons allerminst kunnen we ons zelf de weelde van het dolce farniente veroorloven. Er zal hard gewerkt moeten worden om te houden wat we in 1927 hadden. Komen we niet beter uit de stembus dan in 1929 bij de Kamerverkiezing, dan gaan we in 1931 een zetel achteruit. De heer R. A. den Ouden heeft het ons in het maandblad „Nederland 'en Oranje" duidelijk voorgerekend. In 1927 behaalden wij bij de Statenverkiezing in Zuid-Holland 112526 of 15.4 van het totaal aantal uitgebrachte stemmen. In 1929 bij Kamerverkiezing 122500 of 14.8 van het aal aantal stemmen. Dat zal ons bij eenzelfde verhouding een zetel kosten. Om den dertienden zetel te behouden zou ons stemcijfer volgens deze gegevens met 1000 moe ten klimmen. Waar die stemmen in 1929 verloren zijn Niet in de kieskringen Den Haag en Leiden, die zich gehandhaafd hebben, maar Rotterdam en vooral Gouda brachten het er 't slechts af, doch ook Delft, Dordrecht en Ridderkerk gingen achteruit. Laat dat_ voor wat Ridderkerk betreft, na de stembus van 1931 niet meer gezegd kunnen worden. Er zal hard aangepakt moeten worden, maar dan is er ook hope. Wij kunen met vrijmoedigheid op het werk onzer mannen in de Prov. Staten wijzen. De geestelijke en de stoffelijke belangen van onze Provincie waren bij hen in goede handen. l^pEn mocht het onverhoopt zijn, dat we straks geen winst te boeken hebben, laten wij ons dan ten minste alle zelfverwijt besparen. Voor wat Flakkee betreft begint volgende week de actie. De Flakkeesche Hulpcentrale begint dan haar werk. De inzet zal goed zijn. Laat ieder die kan zorgen, Woensdag a.s, te Middelharnis op het appèl te zijn. Onze troepen moeten geïnspec teerd en de zwakke plekken besproken worden. Het groote gewicht der zaak dringt ons. Jong en oud zij present Er is in de laatste jaren al heel wat over den oorlog in het algemeen en den wereldoorlog van 1914 geschreven. Geen wonder I De menschheid is er vol van. Wie zou in Augustus 1914 ook gedacht heb ben, dat die oorlog zulke gevolgen zou hebben Naar geschat wordt tien millioen dooden, en hoevelen voor hun leven verminkt werden, heb >k nog nooit gehoord. Wellicht is daar nimmer een statistiek van opgemaakt. En van de geweldige economische gevolgen, welke zich tot in onzen tijd uitstrekken en mis schien nog verscheidene jaren duren Zullen. ^*ie zou in 1914 gedacht kunnen hebben dat üe schaduwen van die gebeurtenissen zich zou engen en nog in het jaar 1930 haar zwarte scnunmen zouden neerwerpen e wereldoorlog bracht algemeene ontwrich- lnS j terrein, stoffelijk en geestelijk. e is dus geen wonder dat de oorloq een pro eem geworden is dat veler hoofden en har ten is gaan bezig houden «,hhlaclim0etun^e ei9en'i)k met dit bloedig ver- in het leven der menschheid aanvan gen 7 Waar ligt de kiem, de oercel van deze ontzet tende levensopenbaring Wie 'veroorzaakt den oorlog Wat zijn de drijfveeren Aan welke wetten is hij onderworpen 1 Het zijn geweldige vragen die der menschheid beroert hebben en bezig houden Het probleem van den oorlog Vele boeken zijn er in de laatste jaren over geschreven. Boeken die allen op eigen manier het ontzet- lossen Probleem trachtten te Bevorderen en op te Een groot boek heet„Van het Westfront geen nieuws. Een Duitsch boek dat in vele talen is over eet en honderdduizenden exemplaren heeft Voortgebracht. Een boek dat ons heeft bezig gehouden. Wat wil dit boek Het had de pretentie tendenzloos te zijn. Maar dat is niet waar. Een boek dat zulke stof verwerken wil kan niet zonder tendenz zijn. Wat wil dit boek dan Het wil op realistische wijze de verschrik, kingen van den oorlog laten zien en zijn gruw zame gevolgen. Niet alleen brengt hij pijn en rouw en dood en ellende en honger maar hij vermoordt den mensch ook zedelijk. De soldaat wordt in den oorlog een beest, erger dan een beest, zijn instinct wordt zelfs bedorven. Gees telijk en zedelijk gebroken komt de soldaat uit den oorlog thuis, als hij ooit weer thuis komt. De tendenz van dat boek is dus de menschheid van den oorlog te laten terugschrikken. Natuur lijk met het doel aldus anti-oorlogmenschen te kweeken en op die manier mede te werken dat de oorlogen ophouden. Maar als zoodanig is dit boek dan ook mis lukt. Want nooit zal de mensch de zonde laten om de verschrikelijke gevolgen van de zonde. Een blik om ons heen toont dat afdoende. Nog nooit heeft de gevolgen der zonde de zonde gekeerd. Let op den dronkaard en den echtbreker die eigen gezin en leven verwoeste. Welbewust van hun ondergang zetten ze den beker der zonde telkens weer aan de lippen. Wanneer het waar was dat de gevolgen der zonde de zonde keert, zouden we al lang in een aardsch paradijs leven en was een boek als dit nooit vreschenen. De mensch mag even van de ontzettende uit- w rking van het kwaad terugschrikken en zelfs met tranen in de oogen als menigeen dankbaar zweren „dat nooit meer," het is maar voor een oogenblik. Wanneer de vrees voor de gevolgen de zonde keerde, waarom dan niet geluisterd naar het woord van Paulus „de begeerte baart de zonde en de zonde voleindigd zijnde baart de dood." Hier wordt op korte maar machtige wijze het verloop van elke zonde geschetst. Zij eindigt in den dood, den dood in zijn meest absolute en volstrekte beteekenis, den dood in zijn stoffelijke en geestelijke en eeuwige beteekenis. Maar twintig eeuwen daarna wordt de zonde meer dan ooit gediend. Als zoodanig is een boek als „Van het West front geen nieuws" een volkomen mislukking. En dat kan ook niet anders, want de schrijver benadert het probleem van een geheel verkeerde zijde. Hij ziet niet de zonde van den oorlog, maar alleen de gevolgen. En daarin schuilt de zwakke zijde van het heele boek. Dat leidt onherroepelijk tot misvattingen en tot verkeerde conclusies. Het probleem van den oorlog wordt op die wijze niet opgelost. ik heb nog maar kort geleden een ander boek gelezen dat nog beter in den smaak valt. Het is een pas verschenen werk 'en draagt tot titel „De dood van Yperen." Het behandelt hetzelfde probleem, doch m.i. onder het juiste licht en daarom staat het ook anders tegen den oorlog. Dit boek toont ook op realistische- felle wijze de ontzettendheid van den oorlog. De-titel is ontleent aan een schilderij, dat te vinden is in het raadhuis van Yperen. Het schil derstuk geeft een beeld van den ellendigen toestand der stad, toen zij in het jaar 1347 door de pest werd geteisterd. In dat jaar telde deze stad twee honderd duiz'end inwonersde pest en den oorlog lieten er slechts vijf duizend over. De dood heeft in de jaren 1914 tot 1918 weer rondom Yperen gewaard op ontzettende wijze. De schrijver van dit boek vertelt er van. Hij heeft alles zelf meegemaakt en deinst niet voor de realiteit terug. De lezer krijgt iets van de stormaanvallen en verdedigingen en van den loopgravenoorlog te zien. Ook in dit boek graait de dood en weent de rouw. Maar toch komt de schrijver tot een andere conclusie. De oorlog maakt van den soldaat geen beest, erger dan een beest. Alleen maar de oorlog haalt uit den mensch wat er in zit, hetzij goed of hetzij kwaad. Dat blijkt uit de brieven die aan huis geschre ven worden, van uit de loopgraven. Een fragment neem ik hier over we weten zeer goed, dat we heel an ders terugkomen veel ernstiger, bescheide ner, stiller en tevredener. Wat leeren we juist dat te achten, wat we vroeger voor gezien gehouden hebben."- „We nemen onze ontzettende gedachte uit. De eerste slag met z'n moment van volle be reidheid om te sterven, was voor als beiden 't grootst. ,,'t Blijft bij het oeroude, eeuwige geheim van de beide poorten der eeuwigheid geboren te worden en te sterven „We lezen elkaar onze brieven voor. Bij zonder heeft me het schrijven getroffen van de vader van één onzer, waarin deze als een echte zielzorger op zeer scherpzinnige wijze ons helpt om onzen toestand in godsdien stig opzicht te begrijpen." „Op algemeen verlangen leidt ik tegenwoor dig elk'en avond een godsdienstoefening voor onze troep. Het zijn kostelijke oogenbliken, als we bij het zachte maanlicht in onze lange overjassen gehuld bij elkaar zitten om naar de eeuwige waarheden te luisteren. Menigeen die ik vroeger te Potsdam als een spotter kende, komt me nu in het donker de hand drukken. Ja, de oorlog maakt ernstige menschen en werkt wonderen in menschenharten uit." Of dit fragment „2 October. Vroeg. We liggen rustig in 't bosch. Ik ben bezig mijn geweer schoon te mak'en 't ziet er gemeen uit vol roest en vuil. De grendel werkt ook niet goed meer. 't Begint dag te worden. Er hangt een voch tige mist tusschen de boomen onaangenaam weer. Peinzend kijk -ik naar mijn wapen. „Mor- genrotMorgenrotflitst het mij door de gedachte. Nu al sterven Neen, neen I Alles in me komt daartegen in verzet. Nu reeds 't leven laten Zoo jong nog zonder nog iets van beteekenis gepresenteerd te hebben Dat kan God niet willen. Mij wegnemen 'en laten vergaanzonder dat ik tot iets nuttig geweest ben dat kan niet I Of is tenslotte het doel van m'n leven met m'n sterven dan toch bereikt Heer, doe met mij wat U behaagt, Leidt me 1 Gij weet den juisten weg. Moet ik sterven,neem me dan in genade op in Uw hemelrijk." Gij proeft uit dit boek direct een geheel an deren geest dan uit het boek: „Van het Weste lijk front geen nieuws". Hier vindt gij niet den bitteren geest, die vrucht is van noodlotsaanbidding, doch een on derworpen aanvaarden van wat God beschikt over den mensch, land en volk. Hier ook niet een bitteren haat tegen den oorlog op zichzelf, doch een als noodzakelijkheid aanvaarden van de oorlogsgruwelijkheden, waar men gesteld wordt ter verdediging van vrouw en kinderen, huis en haard, troon en altaar. Hier wordt niet de oorlog op zichzelf als zonde gezien, doch het wapen aanvaard als noodzakelijk middel tot zelfbehoud. Doordat de schrijver het wezen van de zonde ziet, het plaatsen van het duivelsch neen tegen over het Goddelijk ja, het loswrikken van de macht uit den dienst van het recht aanvaardt hij ook met nuchteren zin voor de werkelijkheid den realiteitstoestand. Het probleem van den oorlog wordt aan schouwd van uit een anderen gezichtshoek en dus ook is het uitgangspunt anders en dus ook de conclusie. Wij raden het lezen, het verstandelijk lezen van dit boek ten zeerste aan. UITKIJK. Corzier is een Amerikaan. Hij was in 1917 ordonnance-chef van het Amerikaansche leger. En deze man heeft een pessimistische voor spelling gedaan. Hij heeft in de Carnegie Hall te New York verklaard, dat indien de volken niet werden opgevoed in het besef, dat bewape ning nutteloos is, men binnen tien jaar weer oorlog zou hebben. Inderdaad, wel een sombere voorspelling Maar wie let op de zware oorlogsbegrootingen van bijna alle landen der wereld, vreest met dezen Amerikaan het ergste. De Duitsche oorlogsbegrooting, welke door het verdrag van Versailles tot een minimum beperkt is, breidt Zich ook weer uit. Bijna tien millioen Mark komen er op de nieuwe oorlogs begrooting voor ten behoeve van den nieuwbouw van oorlogsschepen. En daaraan doen de Duit schesocialisten mee België wapent zich tot de tanden. Naar men zegt zullen de verdedigingsmiddelen dit land op twee miliard komen te staan. En ook hier stem men de sociaal-democraten voor de oorlogs begrootingen. In Frankrijk is het evenzoo. Dat land vreest Italië ende revanche van Duitschland. Waarom het een waren gordel van vestings- werken wil maken van de Italiaansche grens tot aan Nederland, waarbij België natuurlijk moet helpen. En het land heeft ook wel reden te vreezen, want een herhaling van 1914 zou niet in het voordeel van Frankrijk uitvallen. Amerika zou nu onder geen voorwaarde meer helpen. Het Amerikaansche volk zou er niet van willen weten. En Italië zou ook niet meer aan de zijde van Frankrijk staan. De toekomst ziet er voor Frankrijk dus niet zoo erg mooi uit. En het is dus geen wonder, dat men daar op alle mogelijke manier probeert zich voor die toe komst te verzekeren. In dit licht lijkt het dubbel misdadig om in ons land tot eenzijdige ontwapening over te gaan. Het lijkt er op, dat men in den Vrijz. Dem. Bond ten onzent dit ook een beetje gaat voelen. Marchant wil eenzijdige ontawpening evenals de S.D.A.P. En het program eischt ook nationale ontwapening. Maar de afdeeling Zeist kwam met het voorstel aan dit programpunt toe te voegen: „binnen het kader van den Volken bond". Dat zegt natuurlijk heel wat anders. De afdeeling wil dit omdat zij meent, dat dan veel meer kiezers tot de partij zouden toe treden. Die afdeeling voelt blijkbaar, dat er nog te veel menschen met gezond verstand zijn, die van een weerloosmaking niets willen weten. Het hoofdbestuur wil van die ijziging niets we ten. Maar zulke voorstellen wijzen er toch op, dat men voelt, dat 't zoo toch eigenlijk te gek is. De nationale weermacht is niet de eenige moeilijkheid, waar we voor staan. De malaise in schier alle bedrijven stelt moeilijkheid op moeilijkheid. De regeering heeft de vorige week een nieuwe regeling der pacht in de Kamer doen behandelen. De landbouw is in Nederland een der voornaamste takken van bestaan. Thans is men druk in de weer om de regeering een maai en menggebod af te persen. Inderdaad zal de regeering bijzondere maatregelen moeten treffen met het oog op onze landbouwers. Anders ziet het er kwaad uit. In de oorlogsjaren was de regeering diligent met het nemen van allerlei diep ingrijpende maatregelen. Thans moet zij ook maar eens toonen, dat zij beseft, dat we een abnormalen tijd doorleven. Er moet iets gedaan worden. En spoedig ook. Niemand weet wat er anders het volgende jaar staat te ge beuren. Vele landbouwers zitten nog te zuchten onder de pacht van het vorige jaar. We krijgen aan de Rijksuniversiteit te Utrecht waarschijnlijk een socialistische leerstoel in de sociologie. Ik hoop, dat men van die zijde tot objectieve wetenschapsbeoefening in staat zal zijn. MaarI Een zekere Marion blijkt in staat al slapende misdadigers aan te wijzen en zelfs misdaden, die staan gepleegd te worden, te ontmaskeren. Met succes is zijn kunst door de politie toe gepast. Wanneer dat inderdaad waar is, is deze man zijn gewicht in goud waard. Dat kan een groote eans met Purolzeep. U zult dan zien hoe mooi, zacht en roosvrij UW haar wordt. Purolzeep Is evenals Purot. verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten. verlichting geven op de begrooting voor de Rijkspolitie. We zullen evenwel nog maar wat voorzichtig zijn. Het lijkt al te mooi Met groote afschuw hebb'en we kennis ge nomen van het drama, dat zich in een kerktoren heeft afgespeeld. Wat kan een mensch toch ontzettend diep zinken. In koelen bloede ver moordt men zijn naaste om een kapitaal in bezit te krijgen en maakt later al weer nieuwe plannen om een nieuwen moord te begaan met het zelfde doel. Een mensch, die aan zichzelf overgelaten wordt, is erger dan een beest. In „Het Volk" beklaagt zich iemand, dat er nog zoo weinig socialistische burgemeesters e'en' plaatsje krijgen. Er konden, gezien het stem- menaantal dat op rood wordt uitgebracht, veel meer zijn vindt hij. Ik begrijp dat niet goed. Als ik socialist was zou ik in zoo'n rotte kapitalistische maatschappij nooit zoo'n mooi baantje willen hebben. Ik zou veel liever vech ten tegen die maatschappij, dan er een ver antwoordelijke positie in bekleeden. Ik zou wil len wachten tot de socialistij^ie heilstaat er was, om dan mijn hart aan dat nieuwe paradijs op te halen. Maar het schijnt, dat sommige roode heeren er zelf aan twijfelen of die heilstaat er wel ooit komen zal en dus het zekere maar voor het on zekere nemen. Zij denken bepaald: beter één vette vogel uit de kapitalistische maatschappij in de hand dan tien in de ijle lucht van den toekomstig'en heilstaat! Van hun standpunt nog zoo kwaad niet bekeken Een geweldige Novemberstorm heeft over West-Europa gewoed. Deze storm ging zooals gewoonlijk gepaard met hoogen waterstand. Ge- lukig heeft ons landje er niet heel veel last van ondervonden. Het is cle zomer, die een laatst vaarwel toe zwaait a'an 1930. En wij zien hem met leede oogen gaan. In het voorloopig verslag der Tweede Kamer op de Waterstaatsbegrooting werd aangedrongen op voorzieningen om de veiligheid van den weg meer te verzekeren dan tot nu toe het geval is. Sommige leden wilden een maximum-snelheid van 70 K.M. invoeren op alle wegen. Anderen wezen op het groote gevaar, dat het alcohol gebruik door chauffeurs heeft. Inderdaad mag in ons land hier wel wat stren ger op toegezien' worden. In Amerika gaat dat beter. Daar staan strenge straffen op het zoodanig rijden, dat het gevaar oplevert voor de veiligheid van het verkeer. Die straffen zijn zoo streng, dat men er al gemeen deö vrees ingejaagd heeft bij al wat chauffeert. Een ongeluk op den weg kan daar het geheele vermogen kosten van dengene, die het veroorzaakt. In Holland zijn we in dit op zicht nog wel wat al te teerhartig. Maar het is een teerhartigheid, die averechts verkeerd werkt. Want het kost maar al te vaak iemands leven. IV. De vorige week hebben we gezien, dat er in het begin der 19e eeuw bestonden eigenaardige mengwormen tussch'en de weldadigheidsinstellin gen en de gewone speculatieve ondernemingen, gewoonlijk in dezen vorm, dat de leiding van de „armenfabriek" aan een particulier werd toe vertrouwd, die uit de armenkas werd gesub- sideerd en overigens op eigen risico handelde. Met andere woorden: de armbesturen leverden arbeidskrachten aan ondernemers. We hebben met voorbeelden aangetoond, dat bij de uitbesteden van weezen ernstige misbrui ken in zwang waren. Deze voorbeelden vergelijken we nu met het huidige. Het contrast is zoo groot, dat we bijna kunnen spreken van eenheid van tegendeel. Toen: de armen, de bedeelden, gebruikt als arbeiders met half loon met „bedeeling" als aanvulling van het loon. N uvoor de arbeiders, die niet in staat zijn met werken hrtn brood te verdienen, een zoodanigen vorm van hulp gezocht, die hem bewaart voor klassificeering als „arme". Toen: de armbesturen leverden arbeids krachten aan de ondernemers. N ude sociale maatregelen er op gericht om de aibeiders te houden uit de handen der arm besturen. Natuurlijk heeft deze verandering grooten in vloed gehad op de positie van armverzorging. Toch is deze verandering niet in dien zin op te vatten, dat de armverzorging een lagere plaats heeft gekregen. De armverzorging heeft juist door naar beter methoden van hulpver leening zich te richten, door de toepassing der discretie in de uitreiking in aanzien aanmerkelijk gewonnen. Onze tijd veroordeelt „de klachten tafel", „de armenkerk", de massale uit- deeling en zoekt door voorkoming van armoede, door opheffing en individualiseering, de armen zorg op hooger peil te brengen. Naast deze verbeterde armenzorg nu staat die hulpverleening, die men met den naam „sociale zorg" tooit. De sociale verzekering kreeg in de steunverleening haar verlengstuk, dat dén ar beider bedoelt te behoeden voor den gang naar den armverzorger. En deze steunverleening is in handen van de gemeente. Zij deed den omvang der armverzor ging niet afnemen, maar bewerkte wel een ver schuiving van de armverzorging van de parti culiere liefdadigheid en de diaconie naar de openbare, de gemeentelijke armenzorg. Hier nu hebben we een omstandigheid, waar op de diaconie zelve geen, althans geen directen invloed kan uitoefenen. We kom'en nu tot een tweede factor: de wet geving. Art. 47 der „grondregels" voor de staats regeling 1798 zegt: „de maatschappij, bedoelende in alles de welvaart van alle hare leden, ver schaft arbeid aan de nijvere, onderstand aan den onvermogende". De regelen ter uitvoering van dit voorschrift hebben zich, gelijk te verwachten was, steeds laten wachten. Ook Willem I oordeelde, dat armenzorg tot het domein der Hooge Regeering behoort (art. 141 G. W. 1814), en trachtte de zaak te regelen bij Kon. Besluiten. Zie ook de wet van 28 November 1818 (Stbl. no. 40). Eerst bij art. 195 G. W. 1848 werd „regeling door de wet" voorgeschreven. Twee hoofdvragen treden, uit staatsrechterlijk oogpunt, daarbij op den voorgrond: de verhou ding tot de particuliere en kerkelijke liefdadig heid; tot de behoeftigen zeiven. Mr. Thorbecke wilde vaststelling der rechten van bestuur van rijkswege onmiddellijk over de armen, en regeling zoowel als toezicht over de provinciale, gemeentelijke en bijzondere armen zorg. Langs dien weg zou geheel de armenzorg tot een tak van publieken dienst zijn geworden. De grondwet liet wel deze opvatting toe, maar reeds bij de behandeling van de gemeente wet opbaarde zich er een krachtig verzet tegen. In October 1851 werd een wet op het arm bestuur ingediend, waarin genoemde beginselen waren neergelegd, 'en waarbij der overheid zelfs de bevoegdheid werd toegekend zich toegang te verschaffen tot alle boeken der administraties. Groen van Prinsterer voorspelde bij invoering van de wet een „lijdelijk verzet". Na de April beweging trad een nieuw Kabinet op, waaraan wij de wet van-28 Juni 1854 (Stbl. no. 100) te danken hebben. Bij hare wijziging door de wet van 1 Juni 1870 (St.bl. no. 85) is „het domicilie van onderstand" vervallen. In die wet wordt de vrijheid der ker kelijke en particuliere instellingen geëerbiedigd. „De ondersteuning der armen wordt, behoudens de verdere bepalingen dezer afdeeling, overge laten aan de kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid", aldus luidt art. 20, en art. 21 „ge'en burgerlijk bestuur mag onderstand ver- leenen aan armen, dan na zich, zoovele mogelijk te hebben verzekerd, dat zij dien niet van ker kelijke of bijzondere instellingen van weldadig heid kunnen erlangen, en dan slechts bij vol strekte onvermijdelijkheid". Hiermede is dus niet uitgesproken, dat de behoeftige zijnerzijds eenig recht kan doen gelden, eenige „aanspraak" heeft; maar wel dat er in den uitersten nood altijd een redder bij de hand is, n.l. het burgerlijk armbestuur, of het gemeentebestuur zelf. Dit kan ook aan-bestaande instellingen van weldadigheid

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1