mi nummer Beslaat uil drie Blaflen DERDE BLAD e Uw Zenuwen TOS: HOEKTE TTOOH Vi?OIT"W S3 Gemengd Nieuws. Voor de Vrouw Voor de Jeugd. ™WncsWNOWSBS Zaterdag 1 November 1930. No. 3690 Hoe men de Kiezers voorlicht. Mijnhardt's Zenuwtabletten ERKEND DE BESTE I Een artikel, naar aanleiding van de door den Minister van Binnenl. Zaken overgelegde cijfers betreffende het niet-stemmen van vrouwen in 1929, in D e (Staatk. Geref.) Banier eindigt met de uitspraak „De Regeering diene daarom maatregelen te nemen en zoo spoedig mogelijk over te gaan tot afschaffing van den stemdwang, opdat er aan de vervolging van vrouwen een einde kome". 't Doet mij veel te veel genoegen, dat ik eens een hoogst enkele maal in staat ben, een wensch van De Banier van harte te onderschrijven, dan dat ik ditmaal deze gelegenheid onvermeld zou laten ontsnappen. Des te meer spijt het me, dat ik toch weer enkele kantteekeningen op het Banier-artikel moet maken. I. De Banier nagelt den antirevolutio nairen burgemeester van Amsterdam aan den schandpaal in het aangezicht zijner liberale col lega's van Den Haag eri Rotterdam, omdat eerst genoemde gewetensbezwaar aangevoerd als re den voor het niet-opkomen tot deelneming aan de stemming, niet als geldig heeft aangenomen. Het st. geref. blad schrijft dienaangaande „Noemden wij de houding van de burgemees ters van Rotterdam en 's-Gravenhage frap peerend, die van den burgemeester van Am sterdam stelt diep teleur. Deze burgemeester toch is antirevolutionair en van hem wordt in een verbeterde nota vermeld, dat hij gewetensbezwaren niet als geldige reden voor het niet opkomen tot deelneming aan de stemming heeft aangenomen. Welk een contrast met de twee genoemde li berale burgemeesters 1 En dat van een Anti-Revolutionair, die toch het A. R. program behoort te onderschrijven, waarin de stemdwang krachtens beginsel wordt verworpen en van wien men dus allereerst zou verwachten, dat hij gewetensbezwaar als gel- -•"•'iige reden zou erkennen." 't Wil mij voorkomen, dat we hier weer, zooals we dat trouwens van De Banier ge woon zijn, stuiten op een zeer lichtvaardige veroordeeling. De schrijver van dit artikel zal toch wel willen toegeven, dat een eenvoudige staat met cijfers en getallen geen voldoende basis vormt om daarop een oordeel te gronden over de redelijk-zedelijke motieven, welke ten grondslag liggen aan de door de wet voorge schreven handelingen van den burgemeester der hoofdstad des Rijks. Men dient toch de over wegingen van zulk een magistraatspersoon te kennen, aleer men veroordeelt. En al zouden ook die overwegingen ten slotte den toets van godsdienstige en zedelijke beginselen niet kun nen doorstaan, vermaant dan nog de „belijdenis der Vaderen" (Heid. Cat. Zondag 39) ons niet „ook met hunne zwakheid en gebreken geduld te hebben" Hoe men ook over de houding van den Amsterdamschen burgemeester ten aanzien van de gewetensbezwaren' van vrouwen tegen het deelnemen aan de stemming moge oordeelen, het vonnis, door De Banier; ijskoud en zonder eenig beraad, over hem geveld, is zeker niet in overeenstemming met de vermaning van den catechetischen, d.i. Schriftuurlijken leer meester. 't Is echter nog zeer de vraag, of de hande ling van dezen burgemeester als „zwakheid en gebrek" mag worden gequalificeerd. Ik wil een paar overwegingen ter beoordeeling zijner houding aanvoeren. Ie. De wet schrijft nu eenmaal voor, wat wij gewoon zijn „stemplicht" te noemen. Men ver- gete echter niet, dat de wet toch niet verder gaat dan den gang naar het stembureau en er melding aldaar te gebieden. Elke vrouw, die zich in haar geweten bezwaard acht aan de stemming deel te nemen kan volstaan met teruggave van het stembiljet (art. 79 Kieswet, 2e lid). Dan is de zaak uit. 2e. De heer De Vlugt is antirevolutionair engéén voorstander van den stemplicht. Dit is genoegzaam gebleken, toen door hem tegen dit wettelijk voorschrift op 21 Juni '23 in de Eerste Kamer ernstige bezwaren werden in gebracht en hij het „zeer betreurde", dat in het aanhangige wetsontwerp „de wijziging van den stemplicht niet was opgenomen", aangezien vol gens hem „eerbied voor de wet tot afschaffing van den stemplicht dwing". En al bezag hij toen deze zaak vooral uit ander oogpunt, hij verzuimde toch niet daarenboven „de princi- pieele vraag te stellen, of stemdwang geoor loofd is". 3e. Wat is echter na dien' geschied? In Mei 1925 was in de Tweede Kamer in behandeling een voorstel der Regeering om o.m. in de Kies wet te bepalen, dat kiezers, welke den stemplicht verzuimd hebben, „zich bij het onderzoek voor den burgemeester zouden kunnen beroepen op gewetensbezwaar". Terloops merk ik op, dat dit regeeringsvoor- stel afkwam na het optreden van den heer Colijn in het toenmalig Kabinet en het is ons persoonlijk bekend, dat deze beide zaken niet zonder eenig verband met elkaar zijn geschied. Ik zou dus kunnen vragen, of de gedachte ongegrond is, dat ook te dezen aanzien iets ware te verwach ten van het kabinet-Colijn, dat in September 1925 optrad De vertegenwoordigers der S.G.P. in de Kamer nu zijn niet in de laatste plaats verantwoordelijk voor het aftreden van dit Ka binet. Ook dat moest, dunkt mij, De Banier tot omzichtigheid in het oordeelen nopen. Doch ter zake. Het zooeven vermelde regee- ringsvoorstel werd op 28 Mei 1925 door de Tweede Kamer verworpen. Kan men zich nu misschien het standpunt van den burgemeester indenken, die aldus redeneert: De Staten-Gene- raal, welke nu eenmaal een gewichtige en gezag- daarbij tevens gesterkt door het gebruik van Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten hebbende taak in de wetgeving hebben te ver vullen, hebben den burgemeester verboden ge wetensbezwaar als geldige reden te aanvaarden. Nu is er wel daar tegenover een „advies" van ministers, maar mag zoodanig advies den uit drukkelijk uitgesproken wil van den wetgever terzijde stellen Welke balanceerende houding wordt die van den burgemeester, indien straks andere ministers weer tegenovergestelde adviezen zenden en hij daaraan gevolg zou hebben te geven Ik zal mij wel wachten op het voetspoor van De B a n i e r de houding der burgemeesters van Den Haag en Rotterdam te wraken, maar ik veroorloof mij toch de vraag: Welke van de drie genoemde burgemeesters, als hier de hand having der wet in het geding komt, heeft zijn taak het ernstigst onder de oogen gezien 4e. Men zie al evenmin over het hoofd de groote moeilijkheid van de burgermeesterlijke taak ten deze in een stad als Amsterdam. Te moeilijker in onzen tijd, nu voor alles en nog wat op „gemoedsbezwaren" gepleit wordt. De burgemeester moet geheel persoonlijk de aangevoerde verontschuldigingen beoordeelen. Dat gaat voor ziekte, afwezigheid e.d.g. vrij gemakkelijk; daarvan kunnen' desnoods tastbare bewijzen worden overgelegd. Maar voor ge wetensbezwaar De ernst daarvan te beoor- j deelen is voor een burgemeester van een klein dorp wellicht eenvoudig, omdat hij zijn ge meentenaren nagenoeg in heel hun doen en laten kent. Maar voor de magistraat van een stad als Amsterdam 5e. Eindelijk en dat doet, dunkt mij, de deur toe de burgemeester van Amsterdam heeft met het niet in aanmerking nemen van gewetensbezwaar als geldige reden van verzuim voor zich! nog geenszins uitgespro ken, dat gewetensbezwaar niet geldig mag wor den geacht en niet van straf zou moeten ont heffen. In geenen deele I Hij heeft de delin quenten „den kantonrechter overgeleverd". Maar heeft hij daaraan het verzoek toegevoegd: Ver oordeel gij ze nu a.u.b. Immers neen 1 Hij heeft, waar de wetgever hem niet toestond in dezen van door de wet bedreigde straf te ontheffen, de beoordeeling van de geldigheid der opgegeven redenen van verhindering gelaten aan de bevoegde rechterlijke uitspraak, bij wie ze in hoogste instantie berust. Sinds wanneer wenscht De Banier den gang onzer strafwetgeving met het recht van appèl en cassatie te wraken II. In verband met deze opvatting van den Amsterdamschen burgemeester schrijft *D e Banier: „Het is echter maar al te zeer bekend, hoe men van antirevolutionaire zijde met het vrou wenkiesrecht en den stemdwang heeft omge sprongen, ondanks art. 11 van het A. R. beginselprogram". Het mag van genoegzame bekendheid geacht worden, dat de A. R. vertegenwoordigers in de Staten-Generaal schier geen gelegenheid onge bruikt hebben gelaten om op principieele gron den tegen het kiesrecht der vrouw te getuigen; dat zij in 1917 gepoogd hebben door een amen- de ment de deur voor het vrouwenkiesrecht te sluiten; dat zij. eerst toen zij zagen, dat het niet meer baten kon, er zich bij hebben neergelegd, niettemin in meerderheid er hun stem tegen uitbrengend; dat zij, zonder één uitzondering, aldus zich hebben gesteld op het principe van art. 11 van hun partijprogram en hun houding bij de stemmingen in de Kamer, hoe zeer ook van elkaar verschillend, toch voor ieder hunner gesanctioneerd was door de uitspraak der De- putatenvergadering in het Program van Actie voor de stembus van 1918. Over deze dingen is reeds zoo vaak geschre ven, dat het overbodig lijkt dit alles te herhalen. Ik wil evenwel nog wel eens in herinnering brengen, welke houding de A. R. leden der Staten-Generaal hebben aangenomen tegenover den stemdwang. Zie hier de feiten a. Bij de Grondwetsherziening in 1917 werd door den heer Beumer een amendement inge diend tot schrapping van den stemplicht. Na bestrijding door den Minister ingetrokken. b. In 1921 dienden de heeren Rutgers c.s. (8 A. Rn.) opnieuw een amendement van gelijke strekking in, dat werd aangenomen. De stem plicht verdween daarmede uit de Grondwet. c. Een tweede amendement van de heeren Beumer c.s. om door wijziging van de Additio- neele artikelen den stemplicht uit de Kieswet te verwijderen, werd evenwel verworpen. d. Voor de derde maal werd door de heeren Beumer c.s. een poging gewaagd tot schrapping van den stemplicht, toen in 1923 een wijziging van de Kieswet in behandeling kwam. Zij dien den weer een daartoe strekkend amendement in, waarover bij eerste stemming de stemmen staak ten, waarna het in de volgende vergadering werd verworpen met 3 stemmen meerderheid. III. De Banier wraakt voorts op grond der cijfers van 1929, de door mij in 1926 ge maakte berekeningen ten aanzien van het stem men der vrouwen in 1925. Zonderlinge anachro nistische redeneering 1 Maar het blad meent ver der te kunnen vaststellen, dat van de 132742 vrouwen, die niet aan de stembus kwamen, „een groot deel" om redenen van gewetens bezwaar niet aan den stemplicht voldeden. Ik heb hier voor mij de betreffende gegevens (1929) van een 83-tal gemeenten, uit verschil lende deelen van ons vaderland en waaronder vele, waar de S. G. P. goed ingevoerd is. In deze gemeenten hebben in totaal 9389 vrouwen niet aan de stemming deelgenomen. Daarvan hebben 1143 zich verontschuldigd wegens ge moedsbezwaren; even 12 procent alzoo. Het „vele" van De Banier is dus maar zeer be trekkelijk. Te betrekkelijker, aangezien, ten ge volge van de door den heer Duymaer van Twist uitgelokte aanschrijving der Ministers van Bin- nenlandsche Zaken en Justitie, het vermoeden mocht gekoesterd worden, en daarmee bij de stembus kon worden gewerkt, dat „gewetens bezwaar" zeer lichtelijk van vervolging en straf zou kunnen ontslaan. IV. Allergrappigst is eindelijk de bewering van De Banier: „Wij kunnen gerust zeggen, dat, wanneer alle vrouwen der Staatkundig Gereformeerden op onze candidatenlijsten gestemd hadden, wij veel meer zetels hadden verworven en het vormen eener coalitie met Rome voor goed van de baan zou zijn." Ik heb de moeite genomen dat eens te be rekenen. Daartoe ben ik uitgegaan van de onder stelling, dat al de 76709 stemmen, welke de S. G. P. verleden jaar verwierf, enkel en alleen van mannen zijn geweest. Wat natuurlijk in de verste verte niet het geval is. Wanneer de lijs ten der S. G. P. dan daarenboven ongeveer 76700 vrouwenstemmen hadden gekregen waardoor totaal stemmencijfer en kiesdeeler zouden verhoogd zijn - had zij natuurlijk meer zetels gekregen, n.l. 5 in plaats van 3. Deze twee zetels zouden evenwel niet aan ons ont nomen zijn. De Roomsch-Katholieke Staatspartij en de Vrijzinnig Democratische Bond zouden elk één zetel hebben moeten derven. De drie partijen der z.g. „coalitie met Rome" zouden tezamen nog een meerderheid van 52 zetels hebben behaald. Vrage: Waarom zou door de stem der staatkundig gereformeerde vrouwen dan deze coalitie „voor goed van de baan zijn geweest" Hoe men de kiezers voorlichtI Is deze tirade misschien een bedekte aan sporing aan die vrouwen om voortaan te gaan stemmen Dan houdt ze nog een valsche voorspiegeling in. R. A. d. O. INBRAKEN TE BENTVELD. De vermoedelijke dader aangehouden. In den nacht van Dinsdag op Woensdag is te Bentveld, gemeente Zandvoort, op drie plaatsen ingebroken. Bij een melkhandelaar is uit een lade 9 ontvreemd. Verder is gepoogd in te breken bij een bakker. Daar is hij echter niet in geslaagd. Vervolgens toog de dief naar de garage van den heer B. J. Zeders, eveneens wo nende aan den Zandvoorterweg. Door inslaan van een ruit kwam de dief in de garage, waar hij uit het kantoor een bedrag van 22 heeft ontvreemd. Hij werd echter in zijn werk ge stoord, doordat de eigenaar, die het lawaai hoorde, een nachtwaker waarschuwde, de nacht waker maakte alarm en waarschuwde de politie van Zandvoort en Bloemendaal. In de buurt van Aerdenhout reed een Bloemendaalsche agent die van het gebeurde op de hoogte was gesteld. Op den Bentveldscheweg zag hij een man loopen. Hij zette hem achterna. De man haalde een revolver te voorschijn ,en wilde schieten. De agent was hem echter te vlug af en loste dadelijk een schot boven het hoofd van den man, die daardoor zoo geschrokken was. dat hij zijn revolver in zijn zak stopte en zich overgaf. Hij is naar den politiepost te Aerdenhout over gebracht. Het bleek te zijn de 32-jarige F. E., afkomstig uit Berlijn. Zijn revolver was geladen met 4 scherpe patronen. Bovendien had hij nog 17 scherpe patronen in zijn bezit. Hij is aan de Zandvoortsche politie overgeleverd. BRUTALE STRAATROOF. Woensdagmiddag omstreeks 4 uur, op klaar lichten dag dus, heeft in het hart van Den Haag een brutale straatroof plaats gehad. Op een bankje op den Amsterdamsche Veer kade zat de 72-jarige C. W. B., wonende in de Fajekstraat. wat uit te rusten. Hij kreeg gezel schap van vier jeugdige mannen, die B. wel eens ontmoet had in de Metropool op de Gedempte Gracht, waar de oude heer bijna dagelijks een kopje koffie ging drinken. Het was bekend dat B. altijd zijn spaarduitjes bij zich droeg in een linnen' zakje, dat hij in de Metropool nog al eens te voorschijn haalde en er dan mee geurde. Woensdagmiddag 4 uur stapte hij van het bank je op, en zeide dat hij weer naar de Metropool ging. Zijn vrienden vergezelden hem. Zij liepen een zijstraat in en kwamen zoo in de St. Ja- cobsstraat. Ter hoogte van perceel 12, vlak bij de Wagenstraat, werd de oude man door twee van de kerels beetgegrepen. De een hield met beide handen den mond van den man dicht, en de andere haalde het linnen zakje met spaar penningen uit den' broekzak. De twee anderen bemoeiden zich niet met het geval. Ook kreeg B. nog een flinken slag op het hoofd. Dat B. werd beetgegrepen, is gezien door een chauffeur in een garage, maar deze verkeerde in de meening dat het een vechtpartij betrofhij kreeg geenszins den indruk van een berooving met geweldpleging. Alle vier personen kozen het hazenpad. De oude man deed van het voorgevallene aangifte bij de politie, die onmiddelijk de grens stations waarschuwde. B. had van zijn twee aanvallers een vaag signalement op kunnen ge ven, en de marechausse te Roosendaal heeft nog des avonds gearresteerd den 22-jarigen zwer ver J. D., geen onbekende van de politie, die ervan verdacht wordt, bij de berooving betrok ken te zijn geweest. Donderdag zou hij op trans port gesteld worden naar Den Haag. Verder heeft de politie Donderdag van zijn bed gelicht den 25-jarigen zeeman H. W. G„ wonende te 's-Gravenhage, die ook voor een der betrokkenen wordt gehouden en is opge sloten. De twee anderen zijn nog zoek. Van het geroofde bedrag, bijna 600 gulden, is ongeveer 40 gulden terecht, Dit bedrag had de te Roosendaal gearresteerde D. nog in zijn bezit. D. had een kaartje naar Parijs genomen. GASVERSTIKKING. Een 71-jarige man overleden'. In een slopje aan de Jan Hendrikstraat te 's-Gravenhage heeft zich een geval van gasver- stikking voorgedaan. De aldaar boven een pakhuisje alleen wonende 71-jarige ijsventer J. D. was Maandagavond door de buren voor het laatst gezien. Wel waren Dinsdag de melkboer en de bakker nog aan de deur van het perceel geweest, doch in de ver onderstelling, dat D. niet thuis was, waren zij doorgegaan. Toen Woensdagmiddag te één uur de bakker de deur nog gesloten vond en op zijn herhaald bellen niet werd opengedaan, waar schuwde hij de buren, die wel eens meer een of andere boodschap voor den ouden man, een weduwnaar, aannamen. In overleg met de buren, die zich thans over het lot van D. ongerust be gonnen te maken, klom de bakker op een platje, vanwaar hij door het raam in de slaapkamer kon kijken. Tot zijn ontsteltenis zag de bakker, dat D. blijkbaar dood op bed lag. De Geneeskundige Dienst en de politie werden onmiddellijk gewaarschuwd; de geneesheer van den G. G. D. kon slechts den dood constateeren. Het lijk is daarop weggehaald. In het kamertje en in het pakhuisje werd een sterke gaslucht waargenomen, terwijl in het pak huisje een gaskraantje open stond. Niet onwaar schijnlijk is het, dat D. des avonds bij ongeluk tegen het gastoestel, waarop hij zijn eigen potje placht te bereiden, is opgeloopen en dat daar door het kraantje is opengegaan, zonder dat de oude man bewust de gaslucht heeft geroken. Maandagmiddag was D. nog met zijn ijs- wagentje er op uitgetrokken, doch wanneer het ongunstig weer was, bleef hij meermalen thuis, zoodat het Dinsdag nog geen verwondering had gewekt, dat men den man dien dag niet in het slopje had gezien. In den regel ging hij tegen half 3 de deur uit en keerde 's avonds 9 a 10 uur terug. Volgens het politieonderzoek wordt niet ge dacht aan eenig misdrijf. ONTVLUCHT. In den nacht van Dinsdag op Woensdag is de Pool N„ die eenigen tijd geleden was aange houden terzake van verduistering uit de zieken- inrichting Johannes de Deo te Haarlem ontvlucht. Hij was aanvankelijk in het huis van bewaring opgesloten. Daar hij zich echter op zonderlinge wijze gedroeg (hij was een paar weken geleden reeds geopereerd wegens het inslikken van een lepel en at nu spijkers) werd hij opnieuw naar de ziekeninrichting gebracht. Hij heeft kans ge zien in den nacht van Dinsdag op Woensdag uit deze inrichting te ontvluchten. Men veron derstelde Woensdagmorgen, dat hij nog in Haar lem moest zijn, omdat hij sommige personen zou hebben opgebeld. Hij zou, naar men meldt, uit de garage de Liefde o.a. het huis van bewaring en de ziekeninrichting hebben opgebeld om beide inrichtingen dank te zeggen voor het daar ge- notene, maar dat hij er toch liever vandoor ging. De man was gekleed in een bruin colbertcostuum. Van de week heb ik van alles en nog wat op mijn hart. Als je zoo van dag tot dag de kranten probeert bij te houden, dan lees je heel wat, dat je aandacht bezig houdt. Wij vrouwen vinden het meestal het prettigst als we stillekens ons eigen leven in huis kunnen leven. We vinden er ons geluk in als we alle dagen mogen zorgen voor hen, welke God aan onze zorgen toevertrouwde. Man en kinderen, huishouding, alles vraagt dag aan dag onze heele toewijding. Dat is ons eigen wereldje, daar voelen we ons gelukkig en rustig. Het groote leven gaat langs ons heen, we stellen er vaak niet veel belang in, we willen met rust gelaten worden in ons eigen home. Zoo willen we het, zoo vinden we het het prettigst. Maar het groote leven laat de vrouwen niet met rust. Naar alle kanten grijpt dat leven om zich heen en het dringt ook in ons eigen wereldje in. Wij willen er ons niet mee bemoeien, maar het leven wil zich wel met de vrouw bemoeien. Denk eens even nog aan de mijnrampen van Alsdorf en Saarbrücken. Wat een wereld van weedom is er daar weer niet over honderden vrouwen uitgestort. Die vele vrouwen leefden altijd onder de zwarte dreiging van het mijnmonster. Doch nu is het bij geen dreiging gebleven. De dood van vele mannen bracht smart en kommer in vele vrouwenharten. We lezen he^even na in de dagbladen en we zien zoo'n zinnetje: „hartroerende tooneelen speelden zich af Dan gaan we weer verder in ons eigen gezin, daar is weer zooveel werk dat op ons wacht. Maar denk toch eens even in, wat een leed is er over heel zoo'n streek gebracht. Morgen, overmorgen, brengen de kranten weer meer nieuws, dat ons interesseert. De mijnrampen raken bij ons in het vergeetboek, maar niet bij e ve e vrouwen, wier mannen de mijn ingingen om nooit meer tot hun gezin terug te keeren. Daar drong het groote leven in, in de qe- zinnen en bracht veel levensleed. Maar nog op andere wijze kan het leVen der vrouw contact krijgen met het leven van rondom. Maandagavond las ik in „Het Volk", het socialistisch partijblad. Daarin werd een pagina vol gewijd aan „De Proletarische Vrouw", een orgaan voor de "so cialistische vrouwen, dat nu het vijf en twintig jarig jubileum vierde. Over de wederwaardigheden, welke dat blad ondervond in het vijf en twintigjarig levensloop, zal ik hier niet uitweiden. Maar een artikel uit „De ProletarischeVrouw" werd in dit jubileumartikel overgenomen. En in dat artikel troffen me enkele zinnen, 'k Zal ze hier laten volgen, dan zien w.e dat ook op deze wijze het leven beslag wil gaan leggen en in grijpen in het leven van de vrouw. Daar stond: „Nou was 't goed, maar 't kan nog beter, 't Volgend jaar bij, de Kamerverkiezing moeten de Eilanden róód. Goed-róód 1 D'r zijn duizenden vrouwen voor one te winnen op Kat tenburg, Oosterburg, Wittemburg en de Czaar Peterbuurt. ('t Gaat over verschillende deelen van Amsterdam)). En daar moet de Vrouwen club en de Partij zich maar eens goed vóór zetten." Door de socialistische vrouwen wordt heel hard gewerkt om- de vrouwèn in hun kring in te halen. De Vrouwenclub moest er zich maar eens goed voor zetten. Ook op die wijze gaat het leven zich meer met de vrouw bemoeien. Maar dat zal een el lende brengen, die niet te overzien is. En al denken we: daarin is voor ons geen gevaar gelegen, er zijn er velen rondom ons voor wie het wel een gevaar is. Kunnen we daar ook iets voor doen Schrik maar niet, het is verre van mij, dat ik iedere vrouw ga aanraden: ga er ook op uit, om tegen de socialistische beginselen uw eigen be ginsel te propageer'en, dat kan iedereen niet, noch heeft er de gelegenheid toe. Toch moeten wij ons onze eigen beginselen tot een geestelijk eigendom maken, opdat wie grooter wordende kinderen heeft, ze ook daarin mee kan helpen opvoeden en leiden. En als wij het voor ons zelf weten, dan kan een enkel woord, in alle eenvoudigheid gespro ken, toch ook tot zegen zijn. Want al blijven wij met heel onze interesse graag binnenshuis, wij ontkomen niet aan het beslag, dat het leven van buiten op ons binnen huis-leven leggen wil, opdat anderen ons niet aan het wankelen brengen, maar wij anderen kunnen zeggen, dat zij het verkeerd hebben. Nog andere dingen las ik telkens in de kranten, die ons hart doen opschrikken. Telken male lezen we den laatsten tijd, dat kinderen worden weggevoerd, meisjes en vrou wen aangerand. Dat is ook wel heel droef nieuws, dat in de veiligheid van ons eigen huiselijk leven, van het leven daar buiten tot ons doordringt. Dat raakt ook ons vrouwenleven. En we zijn bezorgd, voor het gevaar, dat drei gend loert langs de wegen voor de meisjes en vrouw'en. Het is geen prettig contact, dat we zoo met het leven buiten ons eigen gezin hebben. Veel leed en veel zonde. Gelukkig als wij ons eigen gezin mogen heb ben, waarin we met onze gaven als vrouw mo gen werken om aan die aan onze zorgen zijn toevertrouwd een veilige rustplaats te bereiden als het leven daar buiten zoo moeilijk is, maar ook om gezamenlijk de wapens te Ieeren han- teeren, die de onzen in den geestelijken strijd in het leven weer noodig hebben. Dat is toch weer heerlijk werk, dat ons is toevertrouwd. M'n beste nichtjes en neefjes 1 Den vorigen keer zijn de raadsels zeker wat moeilijk uitgevallen, want er waren er, die ze niet alle drie konden vinden. En dat ben ik niet gewend van mijn nichtjes en neefjes. Nu, daar kijk ik niet boos om, hoor, dat kan wel eens gebeuren, dat jullie eens een raadsel missen, een anderen keer beter. Deze week heeft NELLIE KREEFT te OUD-BEIJERLAND den prijs gewonnen. Zoo hoor, nu eindig ik meteen mijn praatje aan jullie. Allemaal heel veel hartelijken groeten van jullie TANTE TRUUS. Jaap L, te Den Bommel, 'k Hoop, dat je gauw weer beter wordt. Want op bed liggen is niet veel gedaan. Hoe vond je het boekje, wel mooi hé Is de schoonmaak haast klaar Gelukkig maar. Je hebt den tijd uitmuntend besteed, door al je boeken zoo te verzorgen, 'k Hoor nooit wat van zus. Hoe gaat het daar mee Gerrit P. te Numansdorp. Aan zoo'n verjaar- cadeau heb je wat, hoor. Daar kun je heel den winter plezier mee hebben, vooral nu je ook al een mecanodoos hebt. Broer heeft zeker ook wel plezier met zijn spoortrein Nu kan hij reizen maken. Heb je 't boekje al uit Riek P. te Numansdorp. Jij bent goed af, dat je weer zoo'n mooie plaat gehad hebt tip de Zondagsschool. Het is een heel breiwerk, dat je onder handen hebt. Daar zal je zoo gauw niet mee klaar zijn. Maar het is waar zooals je schrijft, de avonden zijn lang, dan kun je best zoo iets doen. Bas L. te Den Bommel. Fijn, dat je nu nog zulke mooie bloemen in je tuin hebt. Ik heb maar een groote chrisant in mijn tuin. maar die doet het ook wel goed. Doch één plant er van is niet veel. Dat is wel droef wat je mij nog meer vertelde, maar ik ken die niet. 'k Ben ook nog niet zooveel in Den Bommel geweest, zoodat ik er nog niet veel menschen ken. Bram L. te Den Bommel. Ben jij ook al ziek geweest. Gelukkig, dat je nu weer beter bent. Voor den meester is het ook niets prettig als er-zooveel zieke kinderen zijn, maar daar kan geen mensch wat aan doen. Wat zullen jullie 's avonds nu fijn kunnen spelen. Dank voor je nieuwe raadsel. Arentje K. te Dirksland. Ja hoor, 'k heb al dat werk aan het Korteweegje gezien, want vorige week ben ik daar nog langs gekomen. Toen' ben ik dicht bij je geweest, hoor. Ik denk, dat jullie heel dikwijls gaan kijken, wat er ge daan wordt aan den weg. Dat dacht je zeker niet, dat er nog zooveel noodig was om een mooien weg te krijgen. Lauwe B. K. te Dirksland, Het is best, dat je met ons meedoet. Je brief was uitstekend in orde. En dat terwijl je nog zoo jong bent en nog nooit met ons hebt meegedaan. Verlang je al zoo naar St. Nicolaas. 'k Hoop, dat jullie allemaal krijgen, wat er op je verlanglijstje staat. Henk S. te Middelharnis. Jij bent goed af, dat je van „Timotheus" ook een mooie plaat kreeg. Nu heb je ineens twee mooie platen er bij. Hoe maakt zus er een lijstje om Dat zou ik wel eens willen zien. Is* het nog veel werk om het te maken Bram W. te Stad aan 't Haringvliet. Zoo gauw als ik tijd heb, kom ik eens naar Hans kijken. Ik zal wel vinden, dat hij erg gegroeid is. Zoo heb je je konijn opgegeten. Dat is een ernstig geval, maarkonijnensoep is lekker, dat is ook waar. Ik vind het kranig, dat je al wat melken kunt. !k Zou het je niet graag nadoen. Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet, O Nel, wat een leutige teekening stond er onder aan jou brief. Dat portret van mezelf vond ik kos telijk. Ik heb er zoo'n pret om gehad. Mijn huisgenooten vinden, dat het niet precies heele- maal lijkt, maar ik vond het zoo grappig. En wat een reuzenbrief bracht die postbode, Hoe vind je dat naaiwerk Een precies werkje, hé Arie W, te Stad aan 't Haringvliet. Fijn, dat je op school al met pen en inkt schrijft, dat staat dadelijk veel aardiger. Heb je nog maar één konijn over Dat is niet veel. Jan W. te Stad aan 't Haringvliet. Wel wat een brief al. Die schrijfletters" zijn ook keurig. Je kunt al kranig groote booten teekenen. Gaan die naar Amerika Mag ik dan mee Kun je nu al met Hansje spelen, of vind je hem daar nog een' beetje te klein voor Ik heb al lang niets van Jacob gezien. Die is Tante zeker vergeten. Leendert M, B. te Rotterdam. Dat was droef nieuws over klein broertje. Ik hoop van harte, dat het nu goed is met hem. Wat hebben jullie allemaal een bezorgden avond en nacht gehad. Gelukkig, dat het den anderen dag goed ging. Schrijf me maar eens gauw hoe het met broertje gaat. Ik wensch hem een voorspoedige beter schap. Vader, Moeder en de broertjes de groeten terug. Willie K. te Oud-Beijerland. Gelukkig, dat de zieke weer zoover beter is. Wat zullen jujllie daar blij mee zijn. Hoe staat het met je brei werk Is de jurk al af Mag je nu weer naar school Dank voor je nieuwe raadsel. Aan allen de groeten terug. Nellie K. te Oud-Beijerland. Jij ook al aan 't breien. Hoe ver staat het met jou jurk Ik zou jullie 's avonds wel eens willen zien als jullie allemaal zoo dapfier aan 't breien zijn. Henk W. te Ooltgensplaat. 'k Wil graag doen wat je vraagt. S. K, in Indië, de hartelijke groeten van Henk uit Ooltgensplaat. Hoe vind je die Fransche lessen nu Doe maar goed je best, dan kun je mij gauw eens een Franschen brief schrijven. Ik denk, dat ik nog wel niet alles vergeten ben. daarom zou ik het leuk vinden van jou eens zoo'n deftigen brief in 't Fransch te krijgen. Van een ander neefje kreeg ik eens een Egelschen brief. Je ziet wel, ik heb een knappe raadselfamilie. De oplossingen zijn i I. Rijn, IJsel, Waal. II. Op de landkaart. III. Wilhelmus, Willem, helm, Mina. Nieuwe raadsels t I. Verborgen meisjesnamen Mama riep zus uit den tuin terug. Ik heb alle namen nog niet opgeschreven. Wil je aan Hendrik alle boeken meegeven II. Met w is 't in de lucht. Met k is 't in 't water. Met d is 't een wapen. III. Met welk oog kan men niet zien De oplossingen kunnen, met vermelding van naam, voornaam, leeftijd èn adres, tot Vrijdag 7 November worden gezonden aan TANTE TRUUS, Bureau „Maas- en Scheldebode", SOMMELSDIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 5