DERDE BLAD TNUOCSTGNOWSES Zaterdag 25 October 1930. No. 3688 Land- en Tuinbouw. Ingezonden Stukken. Rechtzaken UIT DE LAND' EN TUINBOUW WERELD. (Nadruk verboden). Inzouten. We naderen den slachttijd, waarom we hier een en ander laten volgen over het inzouten van vleesch. Het vleesch moet zoo spoedig mogelijk afkoelen, daarom is vlug werken bij 't slachten en spoedig stukhakken van 't dier, benevens het ophangen der stukken in de lucht van groot voordeel voor de duurzaamheid er van. Al het vleesch van af- en doodgejaagde dieren houdt zich slecht. De rechterham houdt zich dikwijls minder goed dan de linker. De oorzaak hiervan is, dat het varken bij 't slachten meest aan een rechterpoot, en wel aan den rechter- achterpoot wordt vastgebonden. Bloed gaat licht tot ontbinding over. Vóór het inzouten moeten dus alle bloedaderen goed uitgedrukt worden; vooral strijke men aan den binnenkant der hammen goed van het spitse naar het stompe eind toe. Vleesch van krachtig gemeste varkens houdt zich langer dan dat van opgedreven dieren, die met mais, aardappelen, spoeling, enz., gevoederd werden; ook verliest het minder aan gewicht, is smakelijker en malscher. De pekelvaten moe ten goed gereinigd worden, vrij van reuk en met schoon water uitgespoeld zijn; geen spoor van soda mag er in achterblijven, 't Beste is, ze met rijshout uit te branden. Hoe warmer het vlee?ch staat, des te spoediger is het gepekeld, 't Is daarom verkeerd t vat met pekelvleesch op een plaats te zetten, die niet vorstvrij is. De beste temperatuur is 6 a 7 graden Celsius 43—45 gr. F.). Het pekelen gaat sneller en zekerder, en het vleesch blijft sappiger en verliest minder aan gewicht, als men niet wacht tot er vanzelf pekel gevormd wordt. Men wrijve liever het vleesch goed in met zout, en losse dan zooveel zout in gekookt en weer afgekoeld water op, dat een rauwe aardappel daarop drijft. Deze pekel giet men over het vleesch in het pekelvat, zoodat alles er mee bedekt is. De grootste stukken legt men onderin. Op 5 pond zout neemt men een lepeltje kali salpeter en 2—3 eetlepels boorzuur. Het laatste is een zeer werkzaam, goedkoop en geheel on schadelijk conserveermiddel, dat het werkzaam ste bestanddeel der meeste conserveeringszouten bevat. Hoe lang in de pekel 2 Stukken van 34 pond zijn bij normale temperatuur in 14 dagen goed gepekeld; middelgroote hammen in circa 4 we ken, zware in 56 weken. Men late ze liever een paar dagen korter dan langer in de pekel liggen, 'egge ze dan evenwel nog 814 dagen, licht met zout bestrooid, op een vochtige plaats. Dan Iaat men ze 12—24 uur in schoon water liggen, krabt het zwoord met een mes goed af en laat ze in de lucht hangen, totdat ze niet meer druipen. Hammen, waar men 't puntige been heeft uitgesneden, zet men eerst een poosje met het kogelgewricht naar boven op de tafel, opdat 't water goed wegloopt. Beter is- het, 't been en kogelgewricht in den ham te laten zitten; de ham blijft dan gesloten en droogt minder uit. Vet spek. Vet spek kan men met vochtig zout (zonder salpeter) en met boorzuur inwrijven, en met het zwoord naar onderen, droog zouten. Het blijft dan vaster en houdt zich beter, alleen moet het steeds met een vochtige zoutlaag* be dekt zijn. Op deze wijze is het in 3—4 weken gezouten. Vóór het rooken wordt het zout, dat er op zit, afgeklopt. Paardenhaksel, Het is een verkeerde meening, dat het haksel voor de paarden des te meer ge schikt is, naarmate het fijner is gesneden. Wan neer men gemalen koren met haksel voeren wil, dan moet het geheel met water bevochtigd wor den, doch dient er tevens op te worden gelet, dat het haksel ongeveer 2Yt, tot 22/3 centimeter lang zij. Een der nadeelen van te kort haksel is, dat het te weinig invloed op de verterings organen uitoefent. Het zet zich in den blinden- en kronkeldarm vast, en geeft daardoor aanlei ding tot de gevaarlijke „strookoliek", die niet zelden door geen enkel middel te genezen is en den dood tengevolge heeft. Verder wordt de in verhouding kleine maag van 't paard bij te snelle voederopname ook te snel gevuld, zoodat het voedsel, na slechts korten tijd met de maag- satwen in aanraking te zijn geweest, reeds in den dunnen darm komt, óf de maag wordt over laden. Te kort haksel werkt in ieder opzicht nadeelig, en kan, naast een niet onbeduidend voederverlies, niet zelden ziekten, ja, zelfs den dood tengevolge hebben. De behoorlijke lengte is bij aanwending van haverstroo, dus zomer granen, 1 Yi tot 2 c.M., bij hardere stroosoorten, wintergranen, boonen, enz., tot 1 Yz c.M. Onderzoek kalktoestand. Door steeds meerdere landbouwers wordt gebruik gemaakt van de ge legenheid tot grondonderzoek. Daar zijn er al heel wat, die geregeld ieder najaar monsters opzenden, omdat ze reeds ervaren hebben, dat ze alleen dan met oordeel en dus met het groot ste voordeel kunnen bemesten, als ze weten hoe de kalktoestand van hun grond is: zuur, of minder zuur, of vrij alkalisch. Wij maken er op attent, dat een belangrijke reductie in de kosten wordt toegestaan (tot heden was het 'n rijks daalder per monster) als een aantal landbouwers samen (collectief) inzenden. Op vele plaatsen is door de landbouwvereeniging iemand aange steld als monsternemer, die bij de leden rondgaat, terwijl het Bestuur zorgt voor de invulling der formulieren, de verpakking en verzending, en later, na ontvangst der analysen, deze voor de menschen in een bijeenkomst toelicht en ver klaart. Deze werkwijze verdient zeer aanbeve ling. Nader inlichtingen (en formulieren) ver strekt gaarne de Directie van het Bedrijfs- laboratorium voor Grondonderzoek te Groningen. Groenten koken. Groenten dient men bij voor- H zó° ,.te t>ereiden, dat er zoo weinig mo gelijk verlies plaats heeft van de verschillende voedingsstoffen: eiwit, koolhydraten, zouten en vitaminen. Daarom kookt of giet men de meeste groenten niet af; alleen doet men dit wel, als de groenten te sterk van smaak zouden zijn. Vaak kan het nat gebruikt worden voor soep. Bloemkool wordt in den regel nog wel in ruim water gekookt om de blanke kleur te behouden, en om deze groente in één geheel zooveel mo gelijk gelijkmatig gaar te kunnen koken. Van Jiet kooknat, dat dus verschillende bestanddeelen van de groente bevat, kan uitstekend een soep worden bereid. Bovendien doet de bloemkool, die in sommige tijden van 't jaar nogal duur kan zijn en een goede verzorging vereischt van degenen, die deze groente verbouwen, op deze manier dubbel dienst. Honig. 1930 is een vrij goed honigjaar. Bijna heel de zomer was nat, zoodat de bijen niet konden uitvliegen, maar in den nazomer hadden we een 10-tal droge en zoele dagen en in dien korten tijd toen de hei op haar mooist was, werd heel wat honig verzameld. Betrekkelijk goedkoop kan men nu honig bekomen, en wie zijn gezond heid lief heeft, profiteere nu van dit uitnemend versterkingsmiddel, dat tevens voor de meeste menschen, klein en groot, een delicatesse is. Vooral voor zwakke, ziekelijke en herstellende personen is honig, dank zij zijn samenstelling en gemakkelijke verteerbaarheid, een aanbevelings waardig voedings- en geneesmiddel. B—r. UIEN-CONTROLE. WIE DRAAGT DEN LAST „Waarschijnlijk door het in werking treden „van de wet( op den uitvoer van uien, Red.) „was de handel deze week al iets opgewekter; „er worden in het land reeds hoogere prijzen „besteed, terwijl daarvoor geen symptonen „aanwezig zijn." Aldus het „Centraal Orgaan" No. 3 van 19 September. De wensch was hier wel de vader der gedachte. Daaruit is dan ook te verklaren, dat in deze enkele regels een paar enormiteiten voorkomen, die stof zouden geven tot lachen, als er voor de betrokkenen niet zooveel reden tot treuren bestond. De schrijver in het C. O. had zich er voor kunnen hoeden, het voorwerp van lichten spot te worden, als hij het geschre vene nog eens ampel had overwogen. Immers, enkele regels terug lezen wij in dit artikel „De uien van de vorige week zijn dan ook „door het bekend worden op Donderdag, dat „de wet op de controle der uien in werking „zou treden, met moeite en extra kosten „grootendeels nog Zaterdag j.l. verscheept, „zoodat er Maandag in Rotterdam zeer weinig „uien werden aangevoerd." Hieruit ziet men dus, dat er op een gegeven moment zeer weinig uien waren, terwijl de con trole-maatregelen uiteraard ook eenige stagnatie in den aanvoer veroorzaakten. Daardoor werd dus voor een oogenblik een toestand in het leven geroepen, dat er een vleugje vraag kwam. Bovendien was het ongunstige weer op den aan voer ook niet zonder invloed gebleven. Dat er geen symptoom voor prijsstijging aan wezig is, in in zooverre juist, dat van symptoom (aanwijzing) eigenlijk geen sprake was. Er wa ren kunstmatige omstandigheden in het leven geroepen waaruit de verbetering van den markt- toestand was te verklaren. Doch men is óf niet objectief, óf niet der zake kundig, als men die verbetering wil toeschrijven aan de invoering van de wet. Waarschijnlijker is het nog, dat de schrijver zich door het verblijdend symptoom (verschijnsel) parten heeft laten spelen, door- dat zijn geest eenigszins gedrukt was door het fantoom (spookverschijning) der mislukking. Niet vergeten dient te worden, dat het U.C.B., dat geen bodem heeft, om er de voeten op te zetten, in deze uiencontrole een basis heeft gevonden, waarop het overeind moet blijven. Er is dus alles aan gelegen, dat de uien-uitvoer- controle slaagt. Is er reden voor optimisme op dat punt De schrijver in het C. O. en wij mogen veronderstellen, op grond van hetgeen in het C. O. over het U. C. B. al geschreven is, ook de handelsvertegenwoordiging in dat lichaam schijnen in hun onderbewustzijn wel eenige zorg te hebben gehad over de resultaten. Zoo is het alleszins verklaarbaar, dat de prijsverbetering in de eerste week hen van een zwaren druk hebben ontlast en dat zij een vuurpijltje voor een zonsopgang bij heldere lucht aanzagen. Die vuur pijl was helaas gauw gedoofd. Dat „helaas" spreken wij uit voor de uienverbouwers, die zich, voor zoover zij zich door de hoopgeving van het C. O. hebben laten medevoeren, intus- schen hebben ervaren dat voor de optimistische uitlating van de C. Ö.-redactie niet de minste grond aanwezig was. Er is voor optimisme geen aanleiding. Met groote zorg hebben wij er ons van ont houden, voorspellingen te wagen over het ver loop en de resultaten der controle-maatregelen. Ons bepalende tot hetgeen wij tot nog toe heb ben kunnen waarnemen en ons plaatsende op het standpunt, dat controle gunstige gevolgen kan hebben en dat wij ons ook met een zoo danige controle kunnen vereenigen, meenen Wij niet te mogen nalaten, onze waarnemingen te publiceeren, opdat de controle kan worden ontdaan van de kunstmatige bijregelingen, die in de wet niet zijn aangegeven, noch bedoeld. Afgesnoeid moeten worden de nevenmaatregelen, die niet getroffen zijn voor een doelmatigen gang en een bevrediging gevende uitvoering, maar ter bereiking van oogmerken, welke met de controle in feite niets hebben' uit te staan. Het aanwijzen van gebreken achten wij noodig, opdat ver betering kan worden verkregen. Dat uien bij aflevering door de producenten worden goedgekeurd en dat nochtans uitvoer direct daarop niet kan plaats hebben, omdat de tweede controleur de keuring van zijn collega ter plaatse van eerste aflevering desavoueert, roept een zoodanige ongewisheid voor den han del in het leven, dat zij groote terughouding in acht gaat nemen, die onmiddellijk een ongunsti- gen invloed uitoefent op de prijswaardigheid van het product. Met de mogelijkheid van af keuring bij uitvoer wordt door de producenten reeds rekening gehouden. De Vereeniging Cen trale Veiling voor Goeree en Overflakkee te Middelharnis gaf aan kooplieden kennis, dat zij slechts beperkte aansprakelijkheid op zich neemt, door verspreiding van een circulaire van dezen inhoud UIENVEILING. Middelharnis, 27/7 1930. „M. M. „Hierdoor deelen wij u mede, dat wij te „beginnen met a.s. Donderdag 30 Sep tember, des nam. 2 uur, en vervolgens „bij voldoende aanvoer, iederen Dinsdag en „Donderdag uienveiling zullen houden, even eens des nam. 2 uur. „De te veilen uien zijn ter plaatse van „aflevering goedgekeurd. Voor even- „tueele herkeuring draagt onze „Veiling echter geen verant woording. (Spatieering van ons. Red.) „Hoogachtend, „DE DIRECTEUR. „P.S. Verdere inlichtingen zijn steeds ten „kantore te bekomen." Hoe ontstaan dergelijke wantoestanden, die teler en koopman schade doen Er zijn er, die de niet ongegronde klacht doen hooren, dat de overheidsbemoeiing op dit stuk den handel onder het juk der ambtenarij heeft gebracht. En wij vragen ons ook af, waarom de leiding der tuin dersorganisatie, die in het U-. C. B. het systeem van de vrijwillige controle voorstaat, het noodig heeft geacht, deze verplichte controle te bekok stoven, waarmede hij de U. C. B.-methoden ver werpt en het bestuur er van een kaakslag heeft toegediend. Het is mogelijk, dat dit bestuur daarvoor ongevoelig is gebleven, wij kunnen het niet anders zien. Het is volstrekt overbodig, dat de vrije be roepen van tuinder en koopman om controle en ingrijpen vragen door ambtenaren der overheid. Mits goed geleid en voorgelicht, kunnen zij in samenwerking wel de maatregelen ontwerpen en uitvoeren, die voor hunne bedrijven nut en voor deel opleveren. De overheid, die reeds over een ambtenarencorps beschikt, dat gevoegelijk met eenige tiéntallen procenten kan worden inge krompen, is maar al te begeerig. om dat corps nog uit te breiden en den invloed op de vrije beroepen te versterken. Bij de opening van het Bondsgebouw van den A. B. T. B. te Arnhem verklaarde Minister Jhr. Mr. Ruys de Beerenbrouck in zijn openings rede o.a., dat het zijn verlangen is, dat de Regeeringsambtenaren hand in hand met de lei ders en ambtenaren van den A. B. T. B. zullen trachten te doen wat gedaan kan en moet worden wat de tijd vereischt. Wij nemen aan, dat Z.E. hier samenwerking van de goed soort bedoelde, omdat wij gaarne erkennen, dat handel en tuin bouw meermalen de medewerking van de regee ring behoeven. Doch die medewerking ontaarde niet in bevoogding, waaronder, vooral in dezen moeilijken tijd, de bedrijven al genoeg te lijden hebben. Waartoe ambtenarij en overheidsbe moeiing voeren en wij komen nu weer op de kern der zaak terug leert een ingezonden stuk in de Limburger Koerier van 1 October. Wij laten het hier in extenso volgen Misère der land- en tuinbouwers. In dezen tijd van malaise en werkloosheid, worden niet alleen de fabrieksarbeiders ge dupeerd, maar zeer zeker ook de land- en tuinbouwersbevolking in den omtrek van Maastricht En het bewijs op welke manier is het volgende. Die menschen toch, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op het land hebben geploeterd, loopen, als zij met hunne producten ter veiling trekken eiken dag groote kans, dat hunne waren door pietepeuterig gedoe van een of ander regeeringspersoon worden af gekeurd. Zoo is meermalen voorgekomen, dat b.v. uien ter veiling gebracht, werden afgekeurd enkel en alleen, omdat volgens den keur meester de dikke uien te veel kleine bevatte en de kleine ook niet genoeg eenzelfde maat hadden. Het betreft hier vooral die producten, die voor uitvoer bestemd zijn en al wil den Belgischen koopman ook met graagte de waren koopen, dan kan hij ze nog niet krijgen, om dat de keurmeester ze heeft afgekeurd. Begrijpelijkerwijze ontstaat hierdoor niet alleen ontstemming, maar ook groote tegen slag voor de nijvere boerenbevolking, die door de toegepaste tactiek van den' keurmeester vrijwel broodeloos worden. Hopend, dat door dit artikel het euvel ver dwijnen zal, teeken ik met dank voor de plaatsing. Uw abonné H. JONGEN. St. Pieter 122, Maastricht, Men ziet, welken goeden dienst de leiding der tuindersorganisatie aan de uientelers be wezen heeft. Wie draagt den last („Handel en Tuinbouw"). DE REGEERINGSCONTROLE OP DEN UITVOER VAN UIEN WERKT REEDS GOED! ZEGT MEN. Eenige verbazing wekt het feit, dat den laat- sten tijd in de dagbladpers berichten worden verspreid over den tuinbouw, die men in het speciale vakorgaan „De Tuinderij" mist, hoewel men over de bron van deze eenzijdige geredi geerde berichten niet in het onzekere kan ver- keeren. Men mag hieruit tweeërlei gevolgtrekking maken. Allereerst deze, dat men de groote massa wil bereiken, om die tendentieus voor té lichten, en vervolgens, dat die zelfde voorlichting voor de deskundigen niet geschikt is, wijl dezen de rafels en de gaten in de beschouwingen te 'direct in het oog vallen. Snoeverij en beduchtheid, hooge borst én vernietigende angst ineengesmol ten. Gelooven de schrijvers van zulke artikelen, die in de verschillende bladen volkomen gelijk luidend zijn opgenomen en derhalve hun weg vonden vanaf één en dezelfde schrijftafel, nu inderdaad, dat zij gelezen worden door en indruk maken op den doorsnee-lezer De practijk leert toch wat anders Wij vermoeden echter, dat er onder onze lezers, die wij wèl als deskundig beschouwen, zijn, die de artikelen, van «zekere zijde in de dagbladpers gelanceerd, wel onder het oog hebben gehad. Voor hen moge deze beschouwing dienen. Het jongste persbericht handelt over de re- geeringscontrole op den uitvoer van uien, waar van gezegd wordt, dat zij reeds goed werkt, doch dat er nog moeilijkheden met de sorteering zijn. Met begrijpelijke verbazing hebben wij van dat optimistische hoofdje boven het artikel ken nis genomen. Het is bestemd voor de niet der zake kundige goe-gemeente, welke gelukkig van den inhoud van het artikel weinig weet zal heb ben, omdat er niet van genoten wordt. Wij vragen ons intusschen af. of wij te maken heb ben met een volkomen, maar dan ook volkomen onbevoegden schrijver, of met opzettelijk on juiste publieke voorlichting. De regeling werkt reeds goed, maar er zijn nog moeilijkheden met de sorteering. Het is de moeite, dat eens na te gaan. Daags nadat het onderwerpelijke artikel in de dagbladpers werd geworpen, verscheen ons No. 9 met een bijdrage over de uien-controle. De toon, die daaruit klinnkt, is van een andere soort dan die, welke uit het voormelde dagblad artikel wordt vernomen. Het motief voor den toon in „H. en T." is echter gesteld op feiten, terwijl het dagbladartikel weinig meer is dan gedaas in de ruimte, een liedje van verlangen. Hoe kan men spreken van een goede werking der regeling, als men kennis neemt van de di verse feiten, die wij in ons artikel hebben op gesomd Hoe kan men spreken van een goede regeling, als de controleurs van het U. C. B. elkanders deskundigheid in twijfel trekken tot schade van den handel Het ligt toch voor de hand, dat het risico, dat daardoor voor den handel ontstaat, een terughouding en een voor zichtigheid in het leven zullen roepen, die de waardeering van het product ernstig zullen be- nadeelen. Nog sterker zal dat worden, als het voorbeeld van de veiling te Middelharnis al gemeen wordt gevolgd, waar veel kans op is. Er zijn nog veel meer risico's. Een voorbeeld uit de practijk Iedere handelaar weet, van welke teler hij de meest houdbare uien kan koopen en vroeger was het dan ook zoo, dat hij bij een bepaalden teler kocht en dezen een hoogere prijs betaalde dan den normalen. Nu moeten de uien zooveel mo gelijk gecentraliseerd worden aangevoerd. Het is den handelaar thans onmogelijk gemaakt, de qualiteit te koopen, die hij wenscht. In den grooten aanvoer is niet na te gaan, welke uien het meest houdbaar zijn. Zijn handel wordt hier mede door anderen gereguleerd. Het ergste is daarbij, dat we te doen hebben met een me daille met twee leelijke kanten een bewijs hoe prachtig het systeem is. De telers n.l„ die vroeger voor zijn bijzonder houdbaar product wat meer ontving, ziet zich nu zijn extraatje ontgaan. Zijn goed product gaat in de massa op en hij maakt er niet meer voor dan zijn collega met minder houdbaar goed. Hij heeft dus wel reden, om over het goed marcheeren der regeling tevreden te zijn. Een ander risico. Vorige week werden ergens uien aangevoerd. Ondanks de „regeling" was er geen sprake van de verwachte kooplust. De uien werden op 1.40 opgehouden; de telers mochten ze weer naar huis rijden. Het zou te wenschen zijn voor die menschen', dat er later meer gegadigdheid komt en dat zij een prijs bedingen, waardoor zij de kosten, die ze al gemaakt hebben, terug ontvangen. Wij hopen het beeste. maar vreezen het ergste. Behalve dat die uien er niet beter op worden, als zoo een paar keer verwerkt worden, is het de vraag, of die menschen nog wel lust hebben, het product weer naar den eisch op te slaan. Wie daar iets van weet, zal niet anders dan twijfeling kunnen hebben. Hoe moet mén tegenover deze „regeling" in het algemeen staan Om dat te beoordeelen, is het noodig, eens na te gaan, hoe het vroeger was en daar tegenover te plaatsen, hoe met het nu met alle geweld wil. Terwijl de koopman vroeger de partijen kon gaan zien, om tenslotte over te gaan tot het koopen van datgene, dat hem aanstond, moet hij nu rekening houden met centralen aanvoer en met een sorteering, die is vastgesteld. Heeft hij voor zijn klanten dus een andere sorteering noodig, dan kan hij het goed nog eens laten verwerken, hetgeen natuurlijk extra kosten mede brengt. De centrale aanvoer houdt ook geen rekening en kan geen rekening houden met de bestaande behoefte. Het geval van het ophouden, hier boven bedoeld, leert dat. Al heeft de platte lander nu ook radio, hij hoort daarom nog niet, of er een plotselinge opflikkering ontstaat. De symptomen daarvan zijn soms zoo nauw merk baar en treden meermalen zoo vluchtig op, dat dit den telers ontgaat. Terwijl dus op den eenen veilingsdag veel meer wordt aangevoerd dan er bij mogelijkheid noodig kan zijn, zal het den volgenden keer gebeuren, dat er niet voldoende is, om aan de vraag te voldoen, en zal de koopman zijn behoefte niet kunnen dekken. Er gebeuren dus twee dingen: voor den koopman is het morgen te laat, om nog te koopen, waar door zijn omzet vermindert, en de teler blijft met zijn uien zitten tot wanneer In een ander artikel willen wij nog op andere gevaren wijzen van deze „regeling". Voor thans slechts dit nog. Wij zijn voorstanders van sorteering, die den handel in uien kan bevorderen. Tegen keuring hebben wij geen bezwaar, mits die sorteering en die keuring de belangen van tuinder en koop man bevorderen. Dat doet deze regeling niet. Dat doet deze regeling niet, omdat het niet gaat om deze regeling, maar om de middelen, die noodig heeten, om haar een behoorlijke uit voering te verzekeren. Het moet gecentraliseerd worden dat blijkt uit de artikelen, die worden gelanceerd. De „regeling" is slechts het voer tuig, dat de gedachte der centralisatie draagt. Deze centralisatie wordt beschouwd als aller noodzakelijkst, doch wat wij er tot heden van hebben' gezien, vervult ons van bange voor gevoelens voor de uientelers. („Handel en Tuinbouw"). De copie van Ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. HET HELLEGAT EN FLAKKEE. Het trekt mijne aandacht, dat over den op de Rijkswaterstaatsbegrooting voor 1931 onder art. 17 voorkomenden post „Verbetering van het Hellegat" een algemeen stilzwijgen wordt be waard en naar het mij toeschijnt, hiervan voor al in de daarbij betrokken streek, met name Oost-Flakkee, zoo weinig nota wordt genomen. De memorie van toelichting vermeld, dat langs de westzijde van het nieuwe Hellegat een leidam van 4 kilometer lengte geprojecteerd is, uit gaande van den veerdam van Ooltgensplaat dwars door het tegenwoordige West- en Oost- Hellegat. De bovenmond van de ontworpen geul ligt ongeveer op de plaats waar zich in 1855 de monding der hoofdgeul van het Hellegat bevond, d.i, de Oostelijkste plaats, welke die monding in de laatstverloopen eeuw heeft gehad, tevens een plaats, waar zij zich betrekkelijk lang heeft gehandhaafd. In verband hiermede worden ten aanzien van de stabiliteit van de nieuwe hoofdgeul goede verwachtingen gekoesterd. Vol vertrouwen in het inzicht onzer bekwame waterstaatskundige ingenieurs mag dan ook de verwachting worden uitgesproken, dat met dit werk het Helelgat als vaarwater een zeer groote verbetering zal ondergaan. In dit opzicht is de post zeer toe te juichen. Het wil mij echter toeschijnen, dat dit plan ook om nog veel andere redenen de algemeene belangstelling verdient, vooral van de zijde van Flakkee, omdat daarbij voor dat eiland zoo groote belangen betrokken kunnen zijn. Voor Oost-Flakkee en Ooltgensplaat in het bijzonder komen m.i. hierbij twee belangrijke vragen naar voren en wel le. Zal de aanlegsteiger te Ooltgensplaat, die aangesloten is aan den stoomtram door Flakkee en door de tramboot naar Numansdorp met de tram verbinding Hoeksche WaardRotterdam, geen gevaar loopen door mogelijke verzanding daar ter plaatse en is daardoor het verder uit brengen in de rivier niet dringend noodzakelijk 2e. Wordt bij dit plan voldoende rekening gehouden met de belangen der haven van Oolt gensplaat en bestaan er voldoende waarborgen, dat, wanneer voortaan de stroomversnelling enkel en alleen door het Oost-Hellegat gaat, de haven van Ooltgensplaat niet verzanden zal of althans het toch reeds zoo moeilijk op diepte houden dier haven niet nog in veel sterkere mate bemoeilijkt, zoo niet onmogelijk zal worden Zijn deze punten naar mijn meening van over wegend belang voor Ooltgensplaat en Oost- Flakkee, in niet mindere mate dringt de vraag naar voren of de verbetering van het Hellegat niet dienstbaar gemaakt kan worden aan het andere groote belang: de verbetering van de verbinding van Flakkee met den vasten wal. Een strekdam is zeer zeker nog geen ver bindingsweg, maar waar na de tot stand koming van dezen 4 kilometer langen dam Flakkee dan toch zoo belangrijk dichter bij den vasten wal komt, rijst de vraag of het nu niet de tijd is, om ernstig te overwegen op welke wijze bij den aanleg van den strekdam met de quaestie van de verbinding van Flakkee met den vasten wal rekening kan worden gehouden. Want Flak kee met zijn vruchtbaren bodem dient eindelijk uit zijn isolement verlost te worden. In deze tijden van verzwaarder strijd om het bestaan is voor de aldaar overwegende land- en tuin bouw en veeteelt een vertrouwde en snelle verbinding met den vasten wal een dringende eisch des tijds geworden. Het doel van dit schrijven is dan ook aller belangstelling, vooral op Flakkee, voor den post „Verbetering van het Hellegat" wakker te roepen. J. G. VAN PUTTEN, oud-burgemeester van Ooltgensplaat. 's-Gravenhage, 21 October 1930. Klimopstraat 28. RECHTBANK TE ROTTERDAM. Strafzitting. OP DEN VELDWACHTER GESCHOTEN. Het O. M., waargenomen door mr. J. Ph. Hoeffelman, heeft Dinsdag geëischt tegen J. v. S., 33 jaar, veldarbeider te Ouddorp, gedetineerd, wegens poging tot doodslag, subs, bedreiging met eenig misdrijf tegen het leven, gepleegd in den nacht van 23 op 24 Augustus op den rijks veldwachter W. Tintel, 2 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. Verdachte bekende in den nacht van 23 op 24 Augustus in de duinen te zijn geweest om te stroopen te zamèn met zekeren D. v. D. De laatste droeg den, lichtbak, v. S. het geweer. Op een gegeven oogenblik werden verdachte en zijn maat bekropen door de veldwachters Tintel en De Reus. Beiden waren daarop gevlucht, ver dachte was achterna gezeten door Tintel, hij was een duipas ingeschoten. Tintel was hem toen vlak op de hielen, verdachte had zich, staande op de duinhelling, omgedraaid met het geweer in den aanslag en gedreigd Sta of ik schiet. Tegelijk ging het schot af. Verdachte ontkent ten sterkste Tintel te hebben willen doo- den. Hij had hem schrik willen aanjagen en over hem heen geschoten. Het geweer was ge laden met door verdachte zelf extra versterkte hagelpatronen. De wapenhandelaar C. L. N. de Swart, werd als deskundige over geweer en patronen gehoord. Getuige W. Tintel gaf een uiteenzetting van de feiten, die met die van verdachte vrijwel overeenkwamen. Verdachte had vlak vóór ge tuige gestaan, die de vlam van het schot in zijn gezicht had gevoeld. Verdachte kan niet ge dacht hebben een ander vóór zich te hebben toen getuige zijn collega de beide stroopers aan hielden, hebben zij den lichtbak op hen gericht. Beide veldwachters waren in uniform gekleed. Hoe verdachte aan een wond in het hoofd komt, weet getuige niet. Misschien heeft hij die bij de worsteling om het geweer opgeloopen. Getuige heeft wel eens gehoord, dat verdachte te zijnen opzichte gedreigd had. Dat hij eens had willen probeeren of een nieuwe jachtopziener, die trou wens nog niet eens in functie was, wel durf in het lijf had, was een later verzonnen praatje. De veldwachter de Reus bevestigde voor zoo ver hij dat kon de door Tintel gegeven lezing van het geval. De vader van verdachte, die op de tribune gestaan had, mocht op zijn verzoek ook wat zeg gen. Hij beweerde, dat de veldwachters pas werk van de zaak heben gemaakt, toen zijn zoon met de hoofdwond naar den dokter was gegaan. Het O. M. achtte poging tot doodslag bewe zen. Het schot is langs het hoofd van Tintel gegaanverdachtes bedoeling is niet geweest om over den veldwachter heen te schieten. De rijksveldwachters hebben tegenover stroopers een gevaarlijke taak. Zij dienen extra te worden Beschermd, vandaar zware eisch. Mr. A. Schadee vond dat van den opzet om te dooden slechts weinig bewezen is. Met be dreiging zou het feit al ernstig genoeg gekwali ficeerd zijn. Dat v. S. geen bedoeling heeft gehad om te dooden, bewijst als het feit, dat hij vlak voor Tintel staande, dezen niet heeft geraakt. Tintel is zelf zeer zenuwachtig geweest. Zijn verklaring over die geheinmzinnige vlam kan zonder meer niet worden aanvaard. Ook op juridische gronden betwist mr. Schadee dat po ging tot doodslag is bewezen. Verdachte heeft wel schromelijk ondoordacht gehandeld, dat geeft pleiter toe. Mr. Schadee dringt aan op een cle- mentere straf. Verdachte die gedurende de behandeling van de zaak wanhopig had zitten huilen, kon niets tot zijn verdedigng aanvoeren. Uitspraak 4 November. IEMAND, DIE ZIJN EIGEN NAAM NIET KENDE. Thomas Field, uit Iver, in Buckingshamshire, heeft 72 jaar geleefd zonder te weten hoe hij heette. Hij had zichzelf altijd Frederik Channer ge noemd, was als zoodanig getrouwd, en had een gezin onder dien naam groot gebracht. Toen hij om zijn ouderdomspensioen kwam vragen, werd hij pas uit zijn geboortebewijs ge waar, dat hij Thomas Field heette. Hij is nu op 80-jarigen leeftijd gestorven en het certificaat van zijn overlijden is behoorlijk met den naam Field ingevuld. GETROEFD. Een Amerikaan van het bekende „Wij-in- Amerika-type" liep dezer dagen, zoo vertelt de Daily Express, langs een fruitstalletje op Holborn, waar hem een bijzonder groote meloen in het oog viel. Hij nam de vrucht op en vroeg den verkooper: „En is dit nu de grootste soort appels, die jullie in Engeland kimt kweeken Bij ons in Amerika Wil je onmiddellijk die druif neerleggen was het antwoord van den fruitman,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 5