PUROL
HOEKJE VOOB T7-3E3QTT-W 33
Pijnlijke
Kloven
Om ons Heen.
Voor de Vrouw,
Voor de Jeugd*
verzacht en $enaest
men met
DRAiSïflA-vANVALKEhBURG'S
Gemeentelijke Ai-meuzorg
en Diaconie.
fl
Het is hun leven, van geslacht op geslacht, en
overal immers in die onderaardsche duisternis
dreigt de dood.
Nu ben ik hier binnen in het hotel de Kroon.
Op den stillen weg er heen liep een jonge mijn
werker zoo verteederd met zijn arm om zijn
meisje en ik zit meteen in de roezige drukte, die
een groote ramp altijd omgeeft. Nog steeds rijden
de auto's er af en aan, die uit Luik, en Keulen,
uit alle deelen van Limburg er in dichte files
zijn heengetrokken als naar een bioscoop: om
zich de occasie van een dergelijke catastrophe
vooral niet te laten ontgaan.
In het donker tuf ik er ook heen. Het is al de
zevende maal dat mijn chauffeur de excursie
maakt, de wegen zijn dan ook stuk gereden.
Prompt gaat te Herzogenrath de slagboom open
over de grens.
De kermis is bot uitgedoofd. Douanen geven
het visiteeren op. De Akensche politie, die het
mijngebied met touwen heeft afgezet, is blijk
baar moe en murw van al de ellende. Als ik mij
legitimeer laten ze me vriendelijk door en zeggen
op z'n Hollandsch als het u belieft. Het zijn,
onder den sterrenhemel, huizen, als van een be
legerde stad, deuren, ruiten, daken er af gesla
gen. Een deskundig man zegt mij technisch In
de ingestorte schacht zijn alleen de kabels van de
ophaalmachine van de lift dwars door het puin
heen gespannen gebleven. Dan komen we aan
de machtige ruïne, waar in het schijnsel van de
haastig aangebrachte noodverlichting onder fon
kelende helmen een honderd man brandweer
lieden het reddingswerk dapper voortzet.
De machtige ruïne, waaroverheen het geraam
te van den schachttoren met steekvlammen wordt
in stukken gebrand. Nog altijd staan honderden
nieuwsgierigen' op den steenwal er naar te kij
ken. En zij wijzen elkander, dat je in de open
gebarsten bovenruimte nog de kleeren van de
verongelukte mijnwerkers kunt zien hangen. In
de keuken van het gezellenhuis komen nu en
dan de gehelmde redders, strak en zwart besto
ven uit het puin, en hun tragische lasten van
dooden en gewonden neergelegd naast elkander
in de zalen, zich even met een bord eten ver
sterken. De dooden, zegt er een, zijn niet ver
brand, alleen zwart geschroeid. Hun schoenen
allemaal nog gaaf, de lamp vaak brandende in
de verstijfde hand. Zij zeggen het verwezen
zakelijk,als buiten hun deernis om.
Tegen zes uur vanavond was de eerste ver
dieping op twee honderd vijftig meter leegge
haald, al maar kruipende over het zwarte puin
in donker. En zij spreken er zoo rustig over, of
het niet de ontroerendste heldendaden waren.
Voor de restJa, wat lééft daar nu nog?
O je moet je nu niet verdiepen in de gedachten
van die vrouwen, die kinderen, die meisjes, wier
mannen en vaders en verloofden daar diep, diep
ingekerkerd worstelen met den dood, onder hun
traag dolende stappen, vaal in den kouden, kou
den nacht. Er zijn er, die knijpen hun nagels in
hun vuisten. Er zijn er met verwarde haren, die
kermen en gillen en als furies vliegen zij uit,
verbijsterd, tegen de eigen zielige lotgenooten.
En om acht uur vanavond heeft Langenberg
een soort doodenlijst per radio uitgezonden.
Maar cijfers, juiste cijfers, om het gruwelijke uit
te beelden, wist zelfs hij niet te noemen.
Dezelfde schrijver is Woensdag ook in de
mijn geweest.
Hierover schreef hij
Wij zijn er in geslaagd tezamen met een af-
deeling der reddingsbrigade de mijn in te gaan.
Onze correspondent beschrijft zijn ervaring als
volgtDe donkere kooi daalde langzaam in de
onderwereld van de mijn Anna I tot de 360 M.
verdieping. De mijngangen zijn hier ruim en
tamelijk warm, doch er hangt een slechte reuk.
In lange rijen staan de kleine kolenkarren, zg.n.
„honden", tot de rand met kolen gevuld. Daar
komt langzaam een hond alleen aan, bedekt met
een zwarte doek, aan het hoofdeinde een mijn
lamp. De wagen bevat drie doode kameraden
van de mijnwerkers die den treurigen last weg
voeren. De lijken zijn zwart en onherkenbaar.
Wij nemen onze lantaarns en gaan de duis
ternis in. De lucht wordt nog slechter en vochtig
en de mijngangen worden nauwer en lager. Weer
donker en licht. Van de zoldering stroomt water.
Het verkeer wordt drukker. Er komen twee wa
gens aan. De eerste is leeg, de tweede is met een
zwarten doek bedekt. De doode heeft de voor
rang en de leege wagen wordt op zij gezet.
Wij bevinden ons op een plaats waar het zeer
vochtig is zwarte slik bedekt den grond. Wij
moeten ons diep bukken om onze hoofden niet
te stooten. Thans komen er acht kolenkarren,
gevolgd door twee mannen van de reddingsbri
gade, even zwart als de mijnwerker en bijna
uitgeput. Zij dragen een baar en een van hen
zegtAls wij een bocht hebben gemaakt, zijn
wij tot ongeveer 50 M. van de plaats van de
ramp genaderd. Er is een groote scheur en
daaronder ligt de dood. Het is er nat en be
nauwd. Er staan geladen kolenwagens en er is
een intacte opslagplaats van dynamiet. Wij gaan
niet veel verder. Het is er duister en het gera
tel overstemt alles. Niemand weet iets, doch, er
moeten nog zoovelen bedolven liggen. Wij gaan
door een oude mijngang steeds verder naar het
centrum van de catastrofe. De mijngang druipt,
wij zijn bij het einde van de 360 M. verdieping.
Een nieuwe liftkooi, klein en primitief met ge
opende zijwanden. Snel daalt de kooi en stuit
in een weeke massa. Wij zijn op de 460 M.
verdieping. Ongeveer tien personen zijn bij el
kaar. Zij staren voor zich uit. Men komt slechts
langzaam voorwaarts. Het is hier druk. Wagen
na wagen rijdt weg met zijn treurigen last. Een
paar meter verder liggen drie, vier dooden naast
elkaar. Zij hadden willen vluchten doch zij
werden door het vergiftige gas gegrepen. Een
mijnwerker beschouwt een doode en zegt als uit
het hart gegrepen „Arme jongen, zestien jaar."
Zijn móeder hoopt misschien dat hij in het zie
kenhuis te Bardenberg ligt. Hij was nog slechts
twee maanden in de mijn.
Wij zijn weer aan het einde van een mijngang;
het is hier nog vochtig overal ontmoet men lij
ken. De dooden worden langs dezen weg naar
buiten gebracht. Hier is de eenige plek in de
mijn waar mén hoort commandeeren. Er is een
ladderinstallatie naar boven en onderaan staat
een man te schreeuwen.
Ik begin een gesprek met d arbeiders. Zij
zijn nauwelijks teherkennen. Hun gelaat is nau
welijks te zien. Het vreeselijke is echter de zoe
tige lucht die tot stikkens toe dreigt. Geen der
mannen is verbitterd, doch allen hebben iets
onzegbaars weemoedigs in de stem. Toen ben
is snel weggegaan. Ik zie nog hoe weer een
jonge man werdt aangebracht, daarna nog een
en dan weer een oude mijnwerker, alle dragers
werken zonder iets te zeggen.
Door het water en over puinhoopen gaan wij
terug en als wij op den beganen grond zijn aan
gekomen, zijn wij dankbaar de zon weer te zien
en in de vrije lucht te kunnen ademhalen.
Is het niet vreeselijk
Denk eens aan de vele vrouwen, moeders en
verloofden, en aan de ontzettende dood die
deze mannén gevonden hebben, daar diep in de
schoot der aarde.
Ja, ook het zwarte goud wordt vaak duur be
taald.
God is wel met Zijn oordeelen op aarde.
De ééne ramp na de andere treft Europa.
Dan is het Italië, dan in Engeland, dan in
Frankrijk, dan in Duitschland, en in Rusland
is het eene groote ten hemelschreeuwende voort
durende ramp.
Het gansche schepsel zucht en zij is als in
barensnood en roept: „Hoe lange nog
UITKIJK.
In Polen weet'men raad met de politieke tegen
standers. De dictator Pilsoedki neemt ze gevan
gen. Naar men schrijft zitten er op 't oogenblik
niet minder dan 1000 in de gevangenis.
Ook een manier om den vrede in de politiek
te bewaren.
De vraag is maar of dat op den duur stand
houdt.
We leven nu eenmaal niet in een tijd van
absolute monarchie of alleen-heerschen.
Intusschen kan het voor sommige landen goed
zijn, dat er zoo'n beetje dictatuur heerscht. Men
ziet het aan Mussolini, die in Italië toch eenige
orde in den chaos heeft geschapen.
Noorwegen heeft ook weer ééns verkiezingen
gehouden.
Het blijkt, dat toch zoo wat in alle landen
de sociaal-democratie op het doode punt komt
te staan.
Ook hier heeft zij verlies geleden. De cijfers
zijn nog niet definitief bekend op het oogenblik,
dat ik dit schrijf. Maar het lijkt toch al haast
zeker, dat de S. D. A. P. vijf zetels zal verliezen.
Er komt een trek naar het radicale, eenerzijds
naar uiterst links en anderzijds naar uiterst
rechts (d. w. z. naar de richting van het fas
cisme)
Zoo ziet men: ideeën hebben voortgang
Men herinnert zich wellicht nog, dat er inci
denten aan den klaagmuur te Jeruzalem zich
hebben voorgedaan.
Joden en Arabieren kunnen elkander daar niet
verdragen.
Engeland, moet er orde zien te scheppen. En
nu heeft de Britsche regeering- een rapport uit
gegeven over haar politiek in Palestina. Zij
schijnt Joden en Arabieren gelijke vrijheid te
willen geven, in een nieuwe bestuursregeling van
het land.
Maar reeds nu wordt gezegd, dat noch de
extremistische Joden, noch de extremistische
Arabieren met die Britsche politiek genoegen
zullen nemen.
Hetgeen begrijpelijk is.
In verschillende fabrieken in Duitschland zal
men den zes-urigen werkdag gaan invoeren.
Als gevolg hiervan worden meer arbeiders
aangenomen.
Als het kan is het wel een mooie oplossing
van het vraagstuk der werkloosheid.
Maarzal het op den duur gaan
Wie moet ten slotte de lasten dragen De
consumentenen die worden grootendeels
gevormd door de menschen, die weer twee uren
per dag meer vrij kregen. Zoo draait het moei
lijke economische vraagstuk in een cirkeltje
De ontzettende mijnramp bij Aken ontroert de
wereld.
Ruim 250 dooden
Wat een vreeselijke toestand
Laat ons, als we 's avonds rustig onzen haard
stoken met het zwarte goud, eens bedenken wat
het kost eer we er gebruik van maken
Er kleeft soms bloed en tranen aan.
De vloek der zonde van u en van mij
De aarde zal u doornen en distelen voort
brengen 1
„Het Volk" meldt, dat ook in België de
socialisten voor nationale ontwapening gaan
voelen, althans desocialistische jeugdver-
eenigingen.
Met groote letters staat het aan den kop van
het roode orgaan.
Zij hebben Zondag te Luik een congres ge
houden en daar den eisch van onmiddellijke
nationale ontwapening gesteld.
Het is dus maar kinderspel.
En dat moet dan zeker beteekenen, dat er in
België toch ook iets gevoeld wordt voor ont
wapening.
Ik denk, dat het zoo gegaan is: de roode
heerén in Nederland zullen geklaagd hebben,
dat zij in Holland zoo slecht voor den dag kon
den komen met het voorbeeld der Belgische col
lega's, die altijd maar weer vóór de veel hoogere
oorlogsbegrootingen stemmen en toen zullen die
roode Belgen gezegd hebben: laten onze kinderen
er zich dan maar voor verklaren, dat is voor
ons onschadelijk en het kan jullie in Nederland
wellicht helpen
Intusschen, niet de eenzijdige weerloosmaking,
maar een heel andere kwestie vraagt in Neder
land de aandacht. Het een is nog niet voorbij of
het andere is er al weer.
En wat de volksmond zegt: altijd wat nieuws,
maar zelden' wat goeds, is ook hier weer zoo.
Op het oogenblik, dat ik dit schrijf, dreigt er
een typografenStaking. Ik zeg:' dreigt er, want
heden Woensdag zal nog getracht worden de
zaak bij te leggen. Lukt dat niet, dan zal aan
een 15.000 typografen het commando gegeven
worden „STAAKT".
We hebben er al veel over in de krant gelezen
en ik behoef er dus niet veel over te zeggen.
Maar dit staat wel vast, dat de publieke opinie
niet aan de zijde der stakers zal zijn.
Trouwens de meesten dezer menschen hebben
het zelf niet gewild, maar het wordt hun een
voudig van bovenaf opgelegd. Dat is nu eenmaal
de consequentie van een bond als deze.
Diep valt het conflict te betreuren. Het was
zoo'n mooie organisatie.
De bedrijfsvrede was er zoovele jaren mee
gediend en de rechtspositie der typografen was
zoo mooi verzekerd en nu met één slag zooveel
moois naar de maan.
Onverantwoordelijk van de leiders, vooral in
dezen tijd van malaise en werkloosheid. En dat
terwijl de salarissen juist in dit vak beter zijn
dan in de meeste andere bedrijven
Gelukkig, bij de correctie van dit stuk, kan
ik nog even melden, dat de patroons en ar
beiders bij elkander gekomen zijn. De staking
gaat niet door
Die rijksbemiddelaar is toch wel onbetaalbaar.
Eerst bij de K. L. M.-staking een succes en
nu dit ook
De Vrije Universiteit viert haar halve eeuw
feest.
Vier mannén werden Maandag door deze
school eershalve gedoctoreerd, w.o. ook de heer
H, Colijn.
Men moge verschillend over deze Hoogeschool
denken, maar ieder zal moeten toegeven, dat
deze Hoogeschool een toonbeeld is van wat een
volksgroep kan als er een heiligen wil achter
dringt.
In de zeventiger jaren der vorige eeuw is er
om het pogen te komen tot de stichting van een
particuliere hoogeschool gelachen. Het scheen
onmogelijk.
Maar het is schitterend gelukt.
En niet weinige der knapste mannen onder
ons volk in Kerk. Staat én Maatschappij hebben
op deze Hoogeschool hun ontwikkeling en op
leiding gehad.
De stichting was naar het woord van den
stichter (Dr. Kuyper) een stuk des geloofs.
Dat geloof heeft niet beschaamd
Ons landje wordt graag door groote mannen
der wereld bezocht.
Pas is Henri Ford geweest en nu betrad een
andere Amerikaan onzen drassigen bodem. Het
is de groote Amerikaansche staatsman Kellogg.
Hij heeft vriendelijke woorden over Nederland
gesproken en ook iets gezegd over den inter
nationalen toestand. Hij vertelde, dat de geheele
wereld leed aan een groote economische depres
sie, hetgeen we wel wisten en over den wereld
vrede dacht hij optimistisch, want, zei hij, wan-
nere de volken zeggen: wij willen vrede, dan is
het ook vrede.
Ook dat vereischt geen allerbizonderste her
sens om begrepen te worden.
Alleen maar de vraag: zullen de vólken dat
zeggen en al zeggen ze het ook, zullen ze het
meenen
Het ziet er nog niet erg naar uit
II.
Art. 196 der Grondwet zegt, dat het arm
bestuur een onderwerp van aanhoudende zorg
der Regeering is.
Men kan de armenzorg en haar omvang be
naderen van verschillend uitgangspunt.
Allereerst kan men als uitgangspunt nemen de
diaconie of althans de particuliere liefdadigheid.
In de tweede plaats kan men als uitgangspunt
nemen de eischen van het economisch leven.
Wie het eerste kiest, zal hij zooals Groen van
Prinsterer deed bij zijn waardeering van de
Armenwet van 1851, in navolging van den
Glasgowschen socioloog Chalmers, de openbare
armenzorg alleen beschouwen als den vijand,
die met alle macht moet worden bestreden
Met alle macht, dus ook met politieke middelen,
of beter: door middel van de wetgeving, die de
openbare armenzorg moet tegenstaan, liefst ge
heel terugdringen
Zal het tweede standpunt de diaconale en
particuliere zorg wel zooveel mogelijk alle recht
willen doen toekennen, maar toch ook de open
bare armenzorg een plaats aanwijzen.
We willen ter beantwoording van deze vragen
de historie laten spreken.
In hoeverre gaat de zorg voor de economische
behoeften van den arme der overheid aan
In de Israëlitische wetgevingen treffen wij
vele bepalingen aan, die ten doel hebben in
het bijzonder zwakken en vreemdelingen te
beschermen. Maatregelen worden genomen voor
het bijeenhouden van het stamgoed en tegen het
geheel verarmen der familieleden; den armen
worden zekere rechten toegekend op het goed
van een ander, zooals tijdens den oogst het
recht om aren te lezen. Door deze bepalingen
wordt het volk de verplichting ingeprent om
te helpen; de bezittingen behooren Gode toe
als den waren eigenaar; de eigenaars hebben ze
dus als rentmeesters Gods te -beheeren.
Vorige week hebben we gezien, dat ook de
liefde in het maatschappelijk leven blijkbaar
heeft opgehouden de hoogste levenswet te zijn.
In onze dagen geldt de leuze: „Ieder zorge voor
zich zelve, en God voor ons allen."
Het is zoo, God zorgt voor ons allen. Elke
bete en elke drank op uw disch is zijn creatuur
en zijn gave. Elke kracht der natuur, waarmee
ge te doen krijgt, is zijn alomtegenwoordige
werking. Elke ontmoeting, die gij hebt, wordt
u door Hem beschikt. Elke betrekking waarin
ge geplaatst zijt door het bloed, door huwelijk,
door aanstelling of door keus, is onder en door
zijn voorzienig bestel tot u gekomen. Elke aan
gelegenheid en moeilijkheid waarin ge verkeert,
is u door Hem op uw weg gelegd. Elke taak
of plicht waartoe ge geroepen wordt, is van
zijnentwege tot u gekomen en heeft in zijn
bestuur een bepaalde beteekenis. Gij kunt niets
zoo hoog en niets zoo laag op de aarde uit
denken, of het vormt alles een schakel, groot
of klein in de keten van zijn beschikkingen; dat
geen rijkdom genoten en geen armoede geleden
kan worden, of Hij meet het u toe.
Ieder zorge niet alleen voor zich zeiven, maar
gij zult uwen naaste liefhebben, als uzelven. Er
is geen ander gebod, grooter dan deze.
Het is zoo, uw ervaring van menschen kan
zoo bitter zijn, dat in uw omgeving menschen-
haat in stee van menschenmin in u opkomt.
Maar dan is er de historie, die het beste uit
der eeuwen loop voor u bestendigt, en u door
een overrijke openbaring van hoogstaand men-
schelijk leven weer met den mensch verzoent.
Zoo er liefde, wezenlijk trekkende liefde voor
den mensch als mensch in u opwaakt, dan is het
om die in menschen geziene heerlijkheid, heer
lijkheid van God in menschelijk talent, in men-
schelijk genie, in menschelijken heldenmoed, in
menschelijke liefde u toestralend.
Menschelijke liefde, dat is het hoogtepunt
Dan is er iets geheimzinnigs in uw eigen wezen,
dat trekt naar iets even geheimzinnigs in een
mensch, dien ge op uw levenspad ontmoet, dat
ge over gebreken heenziet. zonden vergeeft,
armoede lenigt.
Eerst moet er zielsverbetering, eerst moet de
liefde tot den naaste in het maatschapelijk leven
terugkeefen, wil er van lotsverbetering sprake
kunnen zijn. Zonder zielsverbetering geen lots
verbetering.
De liefde voor den mensch moet aan de liefde
voor God gelijk zijn. Strijd mag niet bestaan, of
de liefde voor een mensch zou de liefde voor
God in uw hart terug zetten.
Waar de liefde voor God en zijn dienst heeft
opgehouden te bestaan, d'aar is niets anders te
verwachten dan den ondergang.
In Rusland wenscht men het welbewust zon
der God te doen. Godsdienst wordt officieel
tot opium verklaardweg met den godsdienst
dus; het is vergif, dat bedwelmt.
Is het in Rusland nu met de armenzorg beter
gesteld dan in ons land De praktijk leert ons
anders. Van het oogenblik af, dat Lenin, de
groote voorvechter van het communisme, in een
geblindeerden wagen door Duitschland naar
Rusland werd gevoerd, is het in Rusland mis
gegaan. En het is zoo erg geworden in het
communistisch paradijs, dat men er in de eigen
couranten wraak over schreeuwt, zóó ontaardt
als alles er geworden is en naar toe gaat. In
plaats van liefde tot den naaste, heerscht er
erger dan elders doodslag én roof. Honderd
duizend kinderen zwerven er rond, en vallen
reeds voor het tiende jaar ten offer aan misdaad
en ontucht. In eqn woord: de Rusische heilstaat
is een helstaat. Het is er verschrikkelijk. Duizen
den hongeren en zijn bereid een misdaad vor&L.
een korst brood te begaan.
Het woord van Beets blijft zoo waar voor
alle tijden: „wat afvalt van den hoogen God,
moet vallen".
Wel hoort men daaglijks stem op stem
weerklinken
Geen nood, wij redden 't zonder Hem.
Maar die het zeggen, zinken
Dat zinken zagen we geschieden in Rusland,
naar den afgrond, steeds verder. Maar nog altijd
stuurt het zijn „apostelen" uit, om over heel de
wereld de revolutie te prediken.
Ook voor Rusland geldt de leuze van Dr.
Schaenman: „Zonder zielsverbetering geen lots
verbetering".
Waar geijverd mordt om de liefde voor God
en Zijn dienst in de volksziel uit te branden,
moet ook het maatschappelijk peil der bevolking
sterk dalen. Het verlaten van Gods geboden is
eén kwaad, dat op den duur den ondergang ook
van onzen Staat bereiden zal.
Ik heb medelijden met de armen naar de
wereld, die ijveren om de socialistische en com
munistische beginselen te verbreiden. Hun idealen
kunnen hier op aarde nimmer verwezenlijkt
worden. jdttV
Alleen in den hemel is er plaats voor ee*'W
heilig communisme, volkomen gemeenschap van
alles voor allen. Het communisme in den heilig-
stén zin van Gods Woord, is het deel van wie
juichen voor den troon Gods.
In het heilig communisme beluisteren we de
stem der liefde: „Al het mijne is het uwe". In
het onheilig communisme, dat uit Rusland tot
ons komt, de stem uit den afgrond, die roept:
„Al het uwe is het mijne".
(Wordt vervolgd).
Er zijn in ons land heel wat naaivereenigingén.
De steden hebben er meerdere, maar elk dorp
heeft er zeker ook een of twee. Ook op ons
eiland zijn deze vereenigingen wel bekend. Ieder
weet ook wel hoe het gaat. Er wordt op lijsten
geld ingezameld, soms steunen ook de diaconieën
en voor dat geld wordt goed ingekocht, dat door
jonge meisjes of op de krans van oudere dames
tot warme kleedingstukken verwerkt wordt,
welke eens per jaar worden uitgedeeld aan die
genen, die zulks behoeven. Meestal ouden van
dagen. Een enkele vereeniging maakt ook baby-
goed voor behoeftige gezinnen en sommige kran
sen naaien alleen voor bepaalde inrichtingen.
Zoo gaat het in ons land meestal.
Dezer dagen kreeg ik een brief uit Amerika,
waarin ook over een naaivereeniging geschreven
wordt.
Men heeft daar dus ook naaivereenigingen,
maar de werkwijze is daar anders dan bij ons.
Mijn briefschrijfster vertelt: „Onze vereeniging
telt 20 leden. Bovendien hebben we ook be
gunstigers. De begunstigers betalen een dollar
's jaars. De leden geven 25 dollar-cent contri
butie. Wanneer men lid wordt, moet een kwart
dollar (62J/2 cent Holl. geld) worden betaald.
De vereeniging vergadert om de veertien da
gen. Het eerste half uur leidt de dominee de
vergadering. Hij opent de vergadering met psalm
en gebed en daarna behandelt hij een kort ge
deelte uit den Bijbel. Dat is ongeveer van half
twee tot twee uur. Daarna neemt de presidente
de verdere leiding en begint het naaien. Van het
begunstigersgeld en contributie wordt ook goed
ingekocht. Er wordt letterlijk van alles gemaakt.
Japonnen, lakens, sloopen, tafelloopers, dekens,
schorten, handdoeken, theedoeken, jongensbloe-
ses kleine jurken, rokken, nachtjaponnen voor
grooten en kleinen. Dit alles wordt niet ver
vaardigd van degelijk sobere stoffen en op de
meest eenvoudige wijze gemaakt, neen, alles
wordt van mooie stoffen vervaardigd, in luxe
afwerking, wanthet is niet om uit te deelen.
Doch daarover later verder.
Ook worden allerlei handwerken gemaakt,
borduurwerk en haakwerk. En van oude lorren
maakt menmooie kleedjes.
Oude japonnen 'en wat er voor in aanmerking
komt, wordt in lange reepen gescheurd van
ongeveer twee c.M. breed. Deze reepen worden
aan elkaar genaaid, soms eendere kleuren bij
elkaar, dan weer de meest contrasteerende kleu
ren bijeen. Die lange banden worden opgerold
en daar worden door de oudere vrouwen mooie
kleedjes van vervaardigd.
In onze vereeniging hebben we een knip-
commissie van zes vrouwen, een dekencommissie
van drie vrouw'en en een handwerkcommissie
van vier vrouwen. Elke commissie heeft haar
eigen taak, zooals de naam dit reeds aanduidt.
Aan het eind van het vereenigingsjaar wordt
er een groote verkooping gehouden van al de
vervaardigde goederen. Voor deze verkoopdag
zijn de leden er nog druk in de weer met
koken en bakken. De een bakt koekjes, de ander
candij enz. Ook dat wordt aan de vereeniging
gegeven om op de verkooping verkocht te wor
den. Alles wordt bij opbod verkocht. Daarom
wordt alles zoo keurig en fijn afgewerkt, opdat
het graag gekocht zal worden. Deze verkoopen
brengen bij ons ongeveer van 275 tot 300 dollar
op. Dat geld wordt gegeven aan het tevoren
bestemde doel. Dat wordt dan gedeeltelijk aan
de zending en gedeeltelijk aan onze scholen
gegeven, die 't noodig hebben. Dat bepaalt na
tuurlijk elke vereeniging voor zichzelf.
Tot zoover mijn briefschrijfster.
Men ziet, het gaat er weer iets anders dan
bij ons.
Doch dat geeft niets, 's lands wijs 's lands
eer. Hier in ons land is het weer beter, heerlijk
warme wollen kleedingstukken te maken en te
geven waar 't noodig is.
Maar 't is wel eens aardig te weten, dat men
in Amerika ook naaivereenigingen kent en op
welke wijze er gewerkt wordt.
M'n beste nichtjes en neefjes
Het wordt al vroeg donker en soms is het
ook al aardig frisch. Maar voor m'n raadsel
familie schijnt de winter nog niet gauw genoeg
te komen. Er beginnen er nu al over sneeuw en
ijs te praten. Brr, ik ril er van. Zoo gauw is
het gelukig nog geen winter.
Maar toch, jullie moeten je vermaak 's avonds
in huis gaan zoeken. Buiten is het niets gedaan,
'k Heb jullie voor dezen keer een spelletje ge
leerd. Dan heb je wat te doen. Vertel me maar
eens wie het al een keer gewonnen heeft.
Zoo kinderen, tot een volgenden keer.
Allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
EEN SPELLETJE.
'k Zal jullie eens een oud spelletje leeren. Je
kunt het maar met z'n beiden spelen, enje
kunt er rustig bij op je stoel blijven zitten,
iets waar Moe zeker wel blij mee zal zijn.
Je hebt er voor noodig een vel papier (uit
een schrift of zooiets) en drie witte en drie
zwarte knoopen. Op dat papier moet je deze
teekening zetten
1
2
3
B
4
5
6
B
B
B B
B B
7
8
9
De cijfers hoeven jullie er niet eens in te
zetten, evenmin de bloklijnen. Dat deed ik maar
om jullie het spel gemakkelijk te kunnen uit
leggen. Het spel kan nu beginnen, laten we zeg
gen tusschen Jan en Piet. Jan heeft de zwarte,
Piet de witte knoopen.
Om de beurt mag ieder één knoop neerleggen,
in één van de hokjes van 1 tot 9.
Maar je moet probeeren je knoopen in een
rechte rij te krijgen.
Dan kan op verschillende manieren. Wie
zijn knoopen het eerst in een rechte lijn heeft
leggen, heeft het gewonnen, b.v. in de hokjes
1, 2, 3 of 4, 5, 6 of 7, 8, 9. Onder elkaar
mag ook, b.v. in 1, 4, 7 of 2, 5, 8 of 3 6. 9.
Schuin mag het ook, b.v. 1 ,5, 9 of 3, 5 7 en
omgekeerd.
Als je de knoopen voor het eerst moet neer
leggen, moet je natuurlijk dadelijk probeeren ze
in een rechte rij te krijgen, maar meestal lukt
dat niet, omdat net je tegenpartij dat hokje heeft
genom'en' en er mag maar één knoop in elk
hokje. Dan leg je de knoop maar in een ander
hokje.
Als beiden de drie knoopen hebben neerge
legd en nog geen recht rijtje heeft verkregen,
dan nog ieder op de beurt met één knoop één
hokje gaan verschuiven, net zoo lang tot een
van beiden een rechten rij heeft gekregen. Je
mag schuiven zoo je wil, steeds maar één hokje
ver. Alleen mag je niet van 4 in 2, van
2 in 6, van 6 in 8 en van 8 in 4 schuiven,
of omgekeerd.
Kijk, in de figuur heb ik bloklijntjes gezet,
hoe je niet mag schuiven. Anders mag je
overal heen schuiven. Wie het eerst zijn knoop'en
in een rechte rij heeft, heeft het spelletje ge
wonnen.
Het lijkt een eenvoudig spelletje, maar wan
neer beide spelers goed nadenken, kan één
spelletje heen lang duren. Wie er nog iets over
te vragen heeft, kan dat natuurlijk doen, dan
zal ik volgenden keer wel beantwoorden.
'k Zal binnenkort nog weer een ander spel
letje leeren.
TINEKE.
IV.
Wat was Pa verrast toen zij beidjes aan de
tramhalte warén. Tineke opgewonden door het
prettige vooruitzicht, begon al dadelijk over
Oom Niek en Tante en Lize, en de Kerstdagen.
Pa begreep er niet veel van. Eindelijk zei
hij lachend: „Hou toch eens op, wildzang. Moe
zal het me wel vertellen, want jij wilt twee
woorden gelijk zeggen, ennu weet ik nog niets".
Pa was ook blij, dat Oom en Tante kwamen,
maar zei Pa met een ernstig gezicht tegen
Tineke: „Lize er bij is te druk voor Moe, die
moet maar niet meekomen".
Moe zag wel, dat Pa er niets van meende.
Eerst schrok Tineke. Lize er niet bij, dat was
deh elft van de feestvreugde al bedorven voor
haar en ze zag Moe al pruilend aan, maar toen
zag ze wel, dat Moe lachte. „Neen hoor, Pa,
neen hoor, u hebt het mis, Lize mag komen.
Moes heeft het' gezegd."
Pa probeerde nog ernstig te blijven, maar
Tineke liet zich niet meer beetnemen.
Ze waren gauw weer thuis. Hoe is 't mogelijk,
dacht Tini, uit school duurde de weg zoo lang.
Het duurde Tini veel te lang eer het volgende
week was.
't Was toch ook wel weer leuk. Telkens
mocht ze voor Moe boodschappen meebrengen
uit het dorp. Allemaal voor de feestdagen.
Tini's mond stond niet stil over Oom en
Tante en Lize.
Maar op een avond toen Tini weer zooveel
te vertellen had over wat ze doén en spelen
zou als Lize er was, vroeg Moe opeens: „Wel
Tini, ik hoor je zooveel over Oom en Tante en
't nichtje, dat ik haast bang ben, dat mijn meisje
vergeten zal, welk feest we volgende week
zullen vieren.
Tini zweeg, 't Was waar, dat ze daar haast
niet over gedacht had. Enkel maar 's morgens
als meester er van vertelde, en toen Moe de
Kerstgeschiedenis verteld had.
Maar Moe bleef ook stilzitten met Tineke's
handjes in de hare. Toch was Moe niet boos.
Eindelijk begon Moe weer te praten. En Moe
vertelde weer over het Kerstfeest. Toen ging
Tineke er iets van voelen, dat Kerstfeest toch
het heerlijkste was.
Na de laatste schoolmiddag voor de vacantie
mocht Tini een uurtje in het dorp bij haar
schoolvriendinnetje blijven, dan mocht ze naar
de tram, waarmee Pa, Oom én Tante en Lize
zouden aankomen.
Dat was nog eens heerlijk.
Lize en Tineke samen stijf gearmd, hadden
zooveel te vertellen, dat ze thuis waren eer ze
er om dachten.
Al heel gauw werd Lize meegetroond naar de
speelgoedkast en het leek wel of er geen tijd
was om te eten.
Samen spelen een paar dagen lang, dat was
heerlijk.
Maar toen 's avonds Oom voor 't orgel ging
zitten en Lize én Tineke om beurt een Kerstvers
mochten opgeven, was het toch nog veel echter,
Moe had voor Lize een ledikantje laten zetten
op Tineke's kamertje. Moe gunde haar meisje
deze prettige dagen zoo. wat ze wist het, er
zouden nog zooveel winterdagen komen, dat
Tini zich weer geheel alleen zou moeten ver
maken.
(Wordt vervolgd)