PUROL HOEKJE VOOB T7-3E3QTT-W 33 Pijnlijke Kloven Om ons Heen. Voor de Vrouw, Voor de Jeugd* verzacht en $enaest men met DRAiSïflA-vANVALKEhBURG'S Gemeentelijke Ai-meuzorg en Diaconie. fl Het is hun leven, van geslacht op geslacht, en overal immers in die onderaardsche duisternis dreigt de dood. Nu ben ik hier binnen in het hotel de Kroon. Op den stillen weg er heen liep een jonge mijn werker zoo verteederd met zijn arm om zijn meisje en ik zit meteen in de roezige drukte, die een groote ramp altijd omgeeft. Nog steeds rijden de auto's er af en aan, die uit Luik, en Keulen, uit alle deelen van Limburg er in dichte files zijn heengetrokken als naar een bioscoop: om zich de occasie van een dergelijke catastrophe vooral niet te laten ontgaan. In het donker tuf ik er ook heen. Het is al de zevende maal dat mijn chauffeur de excursie maakt, de wegen zijn dan ook stuk gereden. Prompt gaat te Herzogenrath de slagboom open over de grens. De kermis is bot uitgedoofd. Douanen geven het visiteeren op. De Akensche politie, die het mijngebied met touwen heeft afgezet, is blijk baar moe en murw van al de ellende. Als ik mij legitimeer laten ze me vriendelijk door en zeggen op z'n Hollandsch als het u belieft. Het zijn, onder den sterrenhemel, huizen, als van een be legerde stad, deuren, ruiten, daken er af gesla gen. Een deskundig man zegt mij technisch In de ingestorte schacht zijn alleen de kabels van de ophaalmachine van de lift dwars door het puin heen gespannen gebleven. Dan komen we aan de machtige ruïne, waar in het schijnsel van de haastig aangebrachte noodverlichting onder fon kelende helmen een honderd man brandweer lieden het reddingswerk dapper voortzet. De machtige ruïne, waaroverheen het geraam te van den schachttoren met steekvlammen wordt in stukken gebrand. Nog altijd staan honderden nieuwsgierigen' op den steenwal er naar te kij ken. En zij wijzen elkander, dat je in de open gebarsten bovenruimte nog de kleeren van de verongelukte mijnwerkers kunt zien hangen. In de keuken van het gezellenhuis komen nu en dan de gehelmde redders, strak en zwart besto ven uit het puin, en hun tragische lasten van dooden en gewonden neergelegd naast elkander in de zalen, zich even met een bord eten ver sterken. De dooden, zegt er een, zijn niet ver brand, alleen zwart geschroeid. Hun schoenen allemaal nog gaaf, de lamp vaak brandende in de verstijfde hand. Zij zeggen het verwezen zakelijk,als buiten hun deernis om. Tegen zes uur vanavond was de eerste ver dieping op twee honderd vijftig meter leegge haald, al maar kruipende over het zwarte puin in donker. En zij spreken er zoo rustig over, of het niet de ontroerendste heldendaden waren. Voor de restJa, wat lééft daar nu nog? O je moet je nu niet verdiepen in de gedachten van die vrouwen, die kinderen, die meisjes, wier mannen en vaders en verloofden daar diep, diep ingekerkerd worstelen met den dood, onder hun traag dolende stappen, vaal in den kouden, kou den nacht. Er zijn er, die knijpen hun nagels in hun vuisten. Er zijn er met verwarde haren, die kermen en gillen en als furies vliegen zij uit, verbijsterd, tegen de eigen zielige lotgenooten. En om acht uur vanavond heeft Langenberg een soort doodenlijst per radio uitgezonden. Maar cijfers, juiste cijfers, om het gruwelijke uit te beelden, wist zelfs hij niet te noemen. Dezelfde schrijver is Woensdag ook in de mijn geweest. Hierover schreef hij Wij zijn er in geslaagd tezamen met een af- deeling der reddingsbrigade de mijn in te gaan. Onze correspondent beschrijft zijn ervaring als volgtDe donkere kooi daalde langzaam in de onderwereld van de mijn Anna I tot de 360 M. verdieping. De mijngangen zijn hier ruim en tamelijk warm, doch er hangt een slechte reuk. In lange rijen staan de kleine kolenkarren, zg.n. „honden", tot de rand met kolen gevuld. Daar komt langzaam een hond alleen aan, bedekt met een zwarte doek, aan het hoofdeinde een mijn lamp. De wagen bevat drie doode kameraden van de mijnwerkers die den treurigen last weg voeren. De lijken zijn zwart en onherkenbaar. Wij nemen onze lantaarns en gaan de duis ternis in. De lucht wordt nog slechter en vochtig en de mijngangen worden nauwer en lager. Weer donker en licht. Van de zoldering stroomt water. Het verkeer wordt drukker. Er komen twee wa gens aan. De eerste is leeg, de tweede is met een zwarten doek bedekt. De doode heeft de voor rang en de leege wagen wordt op zij gezet. Wij bevinden ons op een plaats waar het zeer vochtig is zwarte slik bedekt den grond. Wij moeten ons diep bukken om onze hoofden niet te stooten. Thans komen er acht kolenkarren, gevolgd door twee mannen van de reddingsbri gade, even zwart als de mijnwerker en bijna uitgeput. Zij dragen een baar en een van hen zegtAls wij een bocht hebben gemaakt, zijn wij tot ongeveer 50 M. van de plaats van de ramp genaderd. Er is een groote scheur en daaronder ligt de dood. Het is er nat en be nauwd. Er staan geladen kolenwagens en er is een intacte opslagplaats van dynamiet. Wij gaan niet veel verder. Het is er duister en het gera tel overstemt alles. Niemand weet iets, doch, er moeten nog zoovelen bedolven liggen. Wij gaan door een oude mijngang steeds verder naar het centrum van de catastrofe. De mijngang druipt, wij zijn bij het einde van de 360 M. verdieping. Een nieuwe liftkooi, klein en primitief met ge opende zijwanden. Snel daalt de kooi en stuit in een weeke massa. Wij zijn op de 460 M. verdieping. Ongeveer tien personen zijn bij el kaar. Zij staren voor zich uit. Men komt slechts langzaam voorwaarts. Het is hier druk. Wagen na wagen rijdt weg met zijn treurigen last. Een paar meter verder liggen drie, vier dooden naast elkaar. Zij hadden willen vluchten doch zij werden door het vergiftige gas gegrepen. Een mijnwerker beschouwt een doode en zegt als uit het hart gegrepen „Arme jongen, zestien jaar." Zijn móeder hoopt misschien dat hij in het zie kenhuis te Bardenberg ligt. Hij was nog slechts twee maanden in de mijn. Wij zijn weer aan het einde van een mijngang; het is hier nog vochtig overal ontmoet men lij ken. De dooden worden langs dezen weg naar buiten gebracht. Hier is de eenige plek in de mijn waar mén hoort commandeeren. Er is een ladderinstallatie naar boven en onderaan staat een man te schreeuwen. Ik begin een gesprek met d arbeiders. Zij zijn nauwelijks teherkennen. Hun gelaat is nau welijks te zien. Het vreeselijke is echter de zoe tige lucht die tot stikkens toe dreigt. Geen der mannen is verbitterd, doch allen hebben iets onzegbaars weemoedigs in de stem. Toen ben is snel weggegaan. Ik zie nog hoe weer een jonge man werdt aangebracht, daarna nog een en dan weer een oude mijnwerker, alle dragers werken zonder iets te zeggen. Door het water en over puinhoopen gaan wij terug en als wij op den beganen grond zijn aan gekomen, zijn wij dankbaar de zon weer te zien en in de vrije lucht te kunnen ademhalen. Is het niet vreeselijk Denk eens aan de vele vrouwen, moeders en verloofden, en aan de ontzettende dood die deze mannén gevonden hebben, daar diep in de schoot der aarde. Ja, ook het zwarte goud wordt vaak duur be taald. God is wel met Zijn oordeelen op aarde. De ééne ramp na de andere treft Europa. Dan is het Italië, dan in Engeland, dan in Frankrijk, dan in Duitschland, en in Rusland is het eene groote ten hemelschreeuwende voort durende ramp. Het gansche schepsel zucht en zij is als in barensnood en roept: „Hoe lange nog UITKIJK. In Polen weet'men raad met de politieke tegen standers. De dictator Pilsoedki neemt ze gevan gen. Naar men schrijft zitten er op 't oogenblik niet minder dan 1000 in de gevangenis. Ook een manier om den vrede in de politiek te bewaren. De vraag is maar of dat op den duur stand houdt. We leven nu eenmaal niet in een tijd van absolute monarchie of alleen-heerschen. Intusschen kan het voor sommige landen goed zijn, dat er zoo'n beetje dictatuur heerscht. Men ziet het aan Mussolini, die in Italië toch eenige orde in den chaos heeft geschapen. Noorwegen heeft ook weer ééns verkiezingen gehouden. Het blijkt, dat toch zoo wat in alle landen de sociaal-democratie op het doode punt komt te staan. Ook hier heeft zij verlies geleden. De cijfers zijn nog niet definitief bekend op het oogenblik, dat ik dit schrijf. Maar het lijkt toch al haast zeker, dat de S. D. A. P. vijf zetels zal verliezen. Er komt een trek naar het radicale, eenerzijds naar uiterst links en anderzijds naar uiterst rechts (d. w. z. naar de richting van het fas cisme) Zoo ziet men: ideeën hebben voortgang Men herinnert zich wellicht nog, dat er inci denten aan den klaagmuur te Jeruzalem zich hebben voorgedaan. Joden en Arabieren kunnen elkander daar niet verdragen. Engeland, moet er orde zien te scheppen. En nu heeft de Britsche regeering- een rapport uit gegeven over haar politiek in Palestina. Zij schijnt Joden en Arabieren gelijke vrijheid te willen geven, in een nieuwe bestuursregeling van het land. Maar reeds nu wordt gezegd, dat noch de extremistische Joden, noch de extremistische Arabieren met die Britsche politiek genoegen zullen nemen. Hetgeen begrijpelijk is. In verschillende fabrieken in Duitschland zal men den zes-urigen werkdag gaan invoeren. Als gevolg hiervan worden meer arbeiders aangenomen. Als het kan is het wel een mooie oplossing van het vraagstuk der werkloosheid. Maarzal het op den duur gaan Wie moet ten slotte de lasten dragen De consumentenen die worden grootendeels gevormd door de menschen, die weer twee uren per dag meer vrij kregen. Zoo draait het moei lijke economische vraagstuk in een cirkeltje De ontzettende mijnramp bij Aken ontroert de wereld. Ruim 250 dooden Wat een vreeselijke toestand Laat ons, als we 's avonds rustig onzen haard stoken met het zwarte goud, eens bedenken wat het kost eer we er gebruik van maken Er kleeft soms bloed en tranen aan. De vloek der zonde van u en van mij De aarde zal u doornen en distelen voort brengen 1 „Het Volk" meldt, dat ook in België de socialisten voor nationale ontwapening gaan voelen, althans desocialistische jeugdver- eenigingen. Met groote letters staat het aan den kop van het roode orgaan. Zij hebben Zondag te Luik een congres ge houden en daar den eisch van onmiddellijke nationale ontwapening gesteld. Het is dus maar kinderspel. En dat moet dan zeker beteekenen, dat er in België toch ook iets gevoeld wordt voor ont wapening. Ik denk, dat het zoo gegaan is: de roode heerén in Nederland zullen geklaagd hebben, dat zij in Holland zoo slecht voor den dag kon den komen met het voorbeeld der Belgische col lega's, die altijd maar weer vóór de veel hoogere oorlogsbegrootingen stemmen en toen zullen die roode Belgen gezegd hebben: laten onze kinderen er zich dan maar voor verklaren, dat is voor ons onschadelijk en het kan jullie in Nederland wellicht helpen Intusschen, niet de eenzijdige weerloosmaking, maar een heel andere kwestie vraagt in Neder land de aandacht. Het een is nog niet voorbij of het andere is er al weer. En wat de volksmond zegt: altijd wat nieuws, maar zelden' wat goeds, is ook hier weer zoo. Op het oogenblik, dat ik dit schrijf, dreigt er een typografenStaking. Ik zeg:' dreigt er, want heden Woensdag zal nog getracht worden de zaak bij te leggen. Lukt dat niet, dan zal aan een 15.000 typografen het commando gegeven worden „STAAKT". We hebben er al veel over in de krant gelezen en ik behoef er dus niet veel over te zeggen. Maar dit staat wel vast, dat de publieke opinie niet aan de zijde der stakers zal zijn. Trouwens de meesten dezer menschen hebben het zelf niet gewild, maar het wordt hun een voudig van bovenaf opgelegd. Dat is nu eenmaal de consequentie van een bond als deze. Diep valt het conflict te betreuren. Het was zoo'n mooie organisatie. De bedrijfsvrede was er zoovele jaren mee gediend en de rechtspositie der typografen was zoo mooi verzekerd en nu met één slag zooveel moois naar de maan. Onverantwoordelijk van de leiders, vooral in dezen tijd van malaise en werkloosheid. En dat terwijl de salarissen juist in dit vak beter zijn dan in de meeste andere bedrijven Gelukkig, bij de correctie van dit stuk, kan ik nog even melden, dat de patroons en ar beiders bij elkander gekomen zijn. De staking gaat niet door Die rijksbemiddelaar is toch wel onbetaalbaar. Eerst bij de K. L. M.-staking een succes en nu dit ook De Vrije Universiteit viert haar halve eeuw feest. Vier mannén werden Maandag door deze school eershalve gedoctoreerd, w.o. ook de heer H, Colijn. Men moge verschillend over deze Hoogeschool denken, maar ieder zal moeten toegeven, dat deze Hoogeschool een toonbeeld is van wat een volksgroep kan als er een heiligen wil achter dringt. In de zeventiger jaren der vorige eeuw is er om het pogen te komen tot de stichting van een particuliere hoogeschool gelachen. Het scheen onmogelijk. Maar het is schitterend gelukt. En niet weinige der knapste mannen onder ons volk in Kerk. Staat én Maatschappij hebben op deze Hoogeschool hun ontwikkeling en op leiding gehad. De stichting was naar het woord van den stichter (Dr. Kuyper) een stuk des geloofs. Dat geloof heeft niet beschaamd Ons landje wordt graag door groote mannen der wereld bezocht. Pas is Henri Ford geweest en nu betrad een andere Amerikaan onzen drassigen bodem. Het is de groote Amerikaansche staatsman Kellogg. Hij heeft vriendelijke woorden over Nederland gesproken en ook iets gezegd over den inter nationalen toestand. Hij vertelde, dat de geheele wereld leed aan een groote economische depres sie, hetgeen we wel wisten en over den wereld vrede dacht hij optimistisch, want, zei hij, wan- nere de volken zeggen: wij willen vrede, dan is het ook vrede. Ook dat vereischt geen allerbizonderste her sens om begrepen te worden. Alleen maar de vraag: zullen de vólken dat zeggen en al zeggen ze het ook, zullen ze het meenen Het ziet er nog niet erg naar uit II. Art. 196 der Grondwet zegt, dat het arm bestuur een onderwerp van aanhoudende zorg der Regeering is. Men kan de armenzorg en haar omvang be naderen van verschillend uitgangspunt. Allereerst kan men als uitgangspunt nemen de diaconie of althans de particuliere liefdadigheid. In de tweede plaats kan men als uitgangspunt nemen de eischen van het economisch leven. Wie het eerste kiest, zal hij zooals Groen van Prinsterer deed bij zijn waardeering van de Armenwet van 1851, in navolging van den Glasgowschen socioloog Chalmers, de openbare armenzorg alleen beschouwen als den vijand, die met alle macht moet worden bestreden Met alle macht, dus ook met politieke middelen, of beter: door middel van de wetgeving, die de openbare armenzorg moet tegenstaan, liefst ge heel terugdringen Zal het tweede standpunt de diaconale en particuliere zorg wel zooveel mogelijk alle recht willen doen toekennen, maar toch ook de open bare armenzorg een plaats aanwijzen. We willen ter beantwoording van deze vragen de historie laten spreken. In hoeverre gaat de zorg voor de economische behoeften van den arme der overheid aan In de Israëlitische wetgevingen treffen wij vele bepalingen aan, die ten doel hebben in het bijzonder zwakken en vreemdelingen te beschermen. Maatregelen worden genomen voor het bijeenhouden van het stamgoed en tegen het geheel verarmen der familieleden; den armen worden zekere rechten toegekend op het goed van een ander, zooals tijdens den oogst het recht om aren te lezen. Door deze bepalingen wordt het volk de verplichting ingeprent om te helpen; de bezittingen behooren Gode toe als den waren eigenaar; de eigenaars hebben ze dus als rentmeesters Gods te -beheeren. Vorige week hebben we gezien, dat ook de liefde in het maatschappelijk leven blijkbaar heeft opgehouden de hoogste levenswet te zijn. In onze dagen geldt de leuze: „Ieder zorge voor zich zelve, en God voor ons allen." Het is zoo, God zorgt voor ons allen. Elke bete en elke drank op uw disch is zijn creatuur en zijn gave. Elke kracht der natuur, waarmee ge te doen krijgt, is zijn alomtegenwoordige werking. Elke ontmoeting, die gij hebt, wordt u door Hem beschikt. Elke betrekking waarin ge geplaatst zijt door het bloed, door huwelijk, door aanstelling of door keus, is onder en door zijn voorzienig bestel tot u gekomen. Elke aan gelegenheid en moeilijkheid waarin ge verkeert, is u door Hem op uw weg gelegd. Elke taak of plicht waartoe ge geroepen wordt, is van zijnentwege tot u gekomen en heeft in zijn bestuur een bepaalde beteekenis. Gij kunt niets zoo hoog en niets zoo laag op de aarde uit denken, of het vormt alles een schakel, groot of klein in de keten van zijn beschikkingen; dat geen rijkdom genoten en geen armoede geleden kan worden, of Hij meet het u toe. Ieder zorge niet alleen voor zich zeiven, maar gij zult uwen naaste liefhebben, als uzelven. Er is geen ander gebod, grooter dan deze. Het is zoo, uw ervaring van menschen kan zoo bitter zijn, dat in uw omgeving menschen- haat in stee van menschenmin in u opkomt. Maar dan is er de historie, die het beste uit der eeuwen loop voor u bestendigt, en u door een overrijke openbaring van hoogstaand men- schelijk leven weer met den mensch verzoent. Zoo er liefde, wezenlijk trekkende liefde voor den mensch als mensch in u opwaakt, dan is het om die in menschen geziene heerlijkheid, heer lijkheid van God in menschelijk talent, in men- schelijk genie, in menschelijken heldenmoed, in menschelijke liefde u toestralend. Menschelijke liefde, dat is het hoogtepunt Dan is er iets geheimzinnigs in uw eigen wezen, dat trekt naar iets even geheimzinnigs in een mensch, dien ge op uw levenspad ontmoet, dat ge over gebreken heenziet. zonden vergeeft, armoede lenigt. Eerst moet er zielsverbetering, eerst moet de liefde tot den naaste in het maatschapelijk leven terugkeefen, wil er van lotsverbetering sprake kunnen zijn. Zonder zielsverbetering geen lots verbetering. De liefde voor den mensch moet aan de liefde voor God gelijk zijn. Strijd mag niet bestaan, of de liefde voor een mensch zou de liefde voor God in uw hart terug zetten. Waar de liefde voor God en zijn dienst heeft opgehouden te bestaan, d'aar is niets anders te verwachten dan den ondergang. In Rusland wenscht men het welbewust zon der God te doen. Godsdienst wordt officieel tot opium verklaardweg met den godsdienst dus; het is vergif, dat bedwelmt. Is het in Rusland nu met de armenzorg beter gesteld dan in ons land De praktijk leert ons anders. Van het oogenblik af, dat Lenin, de groote voorvechter van het communisme, in een geblindeerden wagen door Duitschland naar Rusland werd gevoerd, is het in Rusland mis gegaan. En het is zoo erg geworden in het communistisch paradijs, dat men er in de eigen couranten wraak over schreeuwt, zóó ontaardt als alles er geworden is en naar toe gaat. In plaats van liefde tot den naaste, heerscht er erger dan elders doodslag én roof. Honderd duizend kinderen zwerven er rond, en vallen reeds voor het tiende jaar ten offer aan misdaad en ontucht. In eqn woord: de Rusische heilstaat is een helstaat. Het is er verschrikkelijk. Duizen den hongeren en zijn bereid een misdaad vor&L. een korst brood te begaan. Het woord van Beets blijft zoo waar voor alle tijden: „wat afvalt van den hoogen God, moet vallen". Wel hoort men daaglijks stem op stem weerklinken Geen nood, wij redden 't zonder Hem. Maar die het zeggen, zinken Dat zinken zagen we geschieden in Rusland, naar den afgrond, steeds verder. Maar nog altijd stuurt het zijn „apostelen" uit, om over heel de wereld de revolutie te prediken. Ook voor Rusland geldt de leuze van Dr. Schaenman: „Zonder zielsverbetering geen lots verbetering". Waar geijverd mordt om de liefde voor God en Zijn dienst in de volksziel uit te branden, moet ook het maatschappelijk peil der bevolking sterk dalen. Het verlaten van Gods geboden is eén kwaad, dat op den duur den ondergang ook van onzen Staat bereiden zal. Ik heb medelijden met de armen naar de wereld, die ijveren om de socialistische en com munistische beginselen te verbreiden. Hun idealen kunnen hier op aarde nimmer verwezenlijkt worden. jdttV Alleen in den hemel is er plaats voor ee*'W heilig communisme, volkomen gemeenschap van alles voor allen. Het communisme in den heilig- stén zin van Gods Woord, is het deel van wie juichen voor den troon Gods. In het heilig communisme beluisteren we de stem der liefde: „Al het mijne is het uwe". In het onheilig communisme, dat uit Rusland tot ons komt, de stem uit den afgrond, die roept: „Al het uwe is het mijne". (Wordt vervolgd). Er zijn in ons land heel wat naaivereenigingén. De steden hebben er meerdere, maar elk dorp heeft er zeker ook een of twee. Ook op ons eiland zijn deze vereenigingen wel bekend. Ieder weet ook wel hoe het gaat. Er wordt op lijsten geld ingezameld, soms steunen ook de diaconieën en voor dat geld wordt goed ingekocht, dat door jonge meisjes of op de krans van oudere dames tot warme kleedingstukken verwerkt wordt, welke eens per jaar worden uitgedeeld aan die genen, die zulks behoeven. Meestal ouden van dagen. Een enkele vereeniging maakt ook baby- goed voor behoeftige gezinnen en sommige kran sen naaien alleen voor bepaalde inrichtingen. Zoo gaat het in ons land meestal. Dezer dagen kreeg ik een brief uit Amerika, waarin ook over een naaivereeniging geschreven wordt. Men heeft daar dus ook naaivereenigingen, maar de werkwijze is daar anders dan bij ons. Mijn briefschrijfster vertelt: „Onze vereeniging telt 20 leden. Bovendien hebben we ook be gunstigers. De begunstigers betalen een dollar 's jaars. De leden geven 25 dollar-cent contri butie. Wanneer men lid wordt, moet een kwart dollar (62J/2 cent Holl. geld) worden betaald. De vereeniging vergadert om de veertien da gen. Het eerste half uur leidt de dominee de vergadering. Hij opent de vergadering met psalm en gebed en daarna behandelt hij een kort ge deelte uit den Bijbel. Dat is ongeveer van half twee tot twee uur. Daarna neemt de presidente de verdere leiding en begint het naaien. Van het begunstigersgeld en contributie wordt ook goed ingekocht. Er wordt letterlijk van alles gemaakt. Japonnen, lakens, sloopen, tafelloopers, dekens, schorten, handdoeken, theedoeken, jongensbloe- ses kleine jurken, rokken, nachtjaponnen voor grooten en kleinen. Dit alles wordt niet ver vaardigd van degelijk sobere stoffen en op de meest eenvoudige wijze gemaakt, neen, alles wordt van mooie stoffen vervaardigd, in luxe afwerking, wanthet is niet om uit te deelen. Doch daarover later verder. Ook worden allerlei handwerken gemaakt, borduurwerk en haakwerk. En van oude lorren maakt menmooie kleedjes. Oude japonnen 'en wat er voor in aanmerking komt, wordt in lange reepen gescheurd van ongeveer twee c.M. breed. Deze reepen worden aan elkaar genaaid, soms eendere kleuren bij elkaar, dan weer de meest contrasteerende kleu ren bijeen. Die lange banden worden opgerold en daar worden door de oudere vrouwen mooie kleedjes van vervaardigd. In onze vereeniging hebben we een knip- commissie van zes vrouwen, een dekencommissie van drie vrouw'en en een handwerkcommissie van vier vrouwen. Elke commissie heeft haar eigen taak, zooals de naam dit reeds aanduidt. Aan het eind van het vereenigingsjaar wordt er een groote verkooping gehouden van al de vervaardigde goederen. Voor deze verkoopdag zijn de leden er nog druk in de weer met koken en bakken. De een bakt koekjes, de ander candij enz. Ook dat wordt aan de vereeniging gegeven om op de verkooping verkocht te wor den. Alles wordt bij opbod verkocht. Daarom wordt alles zoo keurig en fijn afgewerkt, opdat het graag gekocht zal worden. Deze verkoopen brengen bij ons ongeveer van 275 tot 300 dollar op. Dat geld wordt gegeven aan het tevoren bestemde doel. Dat wordt dan gedeeltelijk aan de zending en gedeeltelijk aan onze scholen gegeven, die 't noodig hebben. Dat bepaalt na tuurlijk elke vereeniging voor zichzelf. Tot zoover mijn briefschrijfster. Men ziet, het gaat er weer iets anders dan bij ons. Doch dat geeft niets, 's lands wijs 's lands eer. Hier in ons land is het weer beter, heerlijk warme wollen kleedingstukken te maken en te geven waar 't noodig is. Maar 't is wel eens aardig te weten, dat men in Amerika ook naaivereenigingen kent en op welke wijze er gewerkt wordt. M'n beste nichtjes en neefjes Het wordt al vroeg donker en soms is het ook al aardig frisch. Maar voor m'n raadsel familie schijnt de winter nog niet gauw genoeg te komen. Er beginnen er nu al over sneeuw en ijs te praten. Brr, ik ril er van. Zoo gauw is het gelukig nog geen winter. Maar toch, jullie moeten je vermaak 's avonds in huis gaan zoeken. Buiten is het niets gedaan, 'k Heb jullie voor dezen keer een spelletje ge leerd. Dan heb je wat te doen. Vertel me maar eens wie het al een keer gewonnen heeft. Zoo kinderen, tot een volgenden keer. Allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. EEN SPELLETJE. 'k Zal jullie eens een oud spelletje leeren. Je kunt het maar met z'n beiden spelen, enje kunt er rustig bij op je stoel blijven zitten, iets waar Moe zeker wel blij mee zal zijn. Je hebt er voor noodig een vel papier (uit een schrift of zooiets) en drie witte en drie zwarte knoopen. Op dat papier moet je deze teekening zetten 1 2 3 B 4 5 6 B B B B B B 7 8 9 De cijfers hoeven jullie er niet eens in te zetten, evenmin de bloklijnen. Dat deed ik maar om jullie het spel gemakkelijk te kunnen uit leggen. Het spel kan nu beginnen, laten we zeg gen tusschen Jan en Piet. Jan heeft de zwarte, Piet de witte knoopen. Om de beurt mag ieder één knoop neerleggen, in één van de hokjes van 1 tot 9. Maar je moet probeeren je knoopen in een rechte rij te krijgen. Dan kan op verschillende manieren. Wie zijn knoopen het eerst in een rechte lijn heeft leggen, heeft het gewonnen, b.v. in de hokjes 1, 2, 3 of 4, 5, 6 of 7, 8, 9. Onder elkaar mag ook, b.v. in 1, 4, 7 of 2, 5, 8 of 3 6. 9. Schuin mag het ook, b.v. 1 ,5, 9 of 3, 5 7 en omgekeerd. Als je de knoopen voor het eerst moet neer leggen, moet je natuurlijk dadelijk probeeren ze in een rechte rij te krijgen, maar meestal lukt dat niet, omdat net je tegenpartij dat hokje heeft genom'en' en er mag maar één knoop in elk hokje. Dan leg je de knoop maar in een ander hokje. Als beiden de drie knoopen hebben neerge legd en nog geen recht rijtje heeft verkregen, dan nog ieder op de beurt met één knoop één hokje gaan verschuiven, net zoo lang tot een van beiden een rechten rij heeft gekregen. Je mag schuiven zoo je wil, steeds maar één hokje ver. Alleen mag je niet van 4 in 2, van 2 in 6, van 6 in 8 en van 8 in 4 schuiven, of omgekeerd. Kijk, in de figuur heb ik bloklijntjes gezet, hoe je niet mag schuiven. Anders mag je overal heen schuiven. Wie het eerst zijn knoop'en in een rechte rij heeft, heeft het spelletje ge wonnen. Het lijkt een eenvoudig spelletje, maar wan neer beide spelers goed nadenken, kan één spelletje heen lang duren. Wie er nog iets over te vragen heeft, kan dat natuurlijk doen, dan zal ik volgenden keer wel beantwoorden. 'k Zal binnenkort nog weer een ander spel letje leeren. TINEKE. IV. Wat was Pa verrast toen zij beidjes aan de tramhalte warén. Tineke opgewonden door het prettige vooruitzicht, begon al dadelijk over Oom Niek en Tante en Lize, en de Kerstdagen. Pa begreep er niet veel van. Eindelijk zei hij lachend: „Hou toch eens op, wildzang. Moe zal het me wel vertellen, want jij wilt twee woorden gelijk zeggen, ennu weet ik nog niets". Pa was ook blij, dat Oom en Tante kwamen, maar zei Pa met een ernstig gezicht tegen Tineke: „Lize er bij is te druk voor Moe, die moet maar niet meekomen". Moe zag wel, dat Pa er niets van meende. Eerst schrok Tineke. Lize er niet bij, dat was deh elft van de feestvreugde al bedorven voor haar en ze zag Moe al pruilend aan, maar toen zag ze wel, dat Moe lachte. „Neen hoor, Pa, neen hoor, u hebt het mis, Lize mag komen. Moes heeft het' gezegd." Pa probeerde nog ernstig te blijven, maar Tineke liet zich niet meer beetnemen. Ze waren gauw weer thuis. Hoe is 't mogelijk, dacht Tini, uit school duurde de weg zoo lang. Het duurde Tini veel te lang eer het volgende week was. 't Was toch ook wel weer leuk. Telkens mocht ze voor Moe boodschappen meebrengen uit het dorp. Allemaal voor de feestdagen. Tini's mond stond niet stil over Oom en Tante en Lize. Maar op een avond toen Tini weer zooveel te vertellen had over wat ze doén en spelen zou als Lize er was, vroeg Moe opeens: „Wel Tini, ik hoor je zooveel over Oom en Tante en 't nichtje, dat ik haast bang ben, dat mijn meisje vergeten zal, welk feest we volgende week zullen vieren. Tini zweeg, 't Was waar, dat ze daar haast niet over gedacht had. Enkel maar 's morgens als meester er van vertelde, en toen Moe de Kerstgeschiedenis verteld had. Maar Moe bleef ook stilzitten met Tineke's handjes in de hare. Toch was Moe niet boos. Eindelijk begon Moe weer te praten. En Moe vertelde weer over het Kerstfeest. Toen ging Tineke er iets van voelen, dat Kerstfeest toch het heerlijkste was. Na de laatste schoolmiddag voor de vacantie mocht Tini een uurtje in het dorp bij haar schoolvriendinnetje blijven, dan mocht ze naar de tram, waarmee Pa, Oom én Tante en Lize zouden aankomen. Dat was nog eens heerlijk. Lize en Tineke samen stijf gearmd, hadden zooveel te vertellen, dat ze thuis waren eer ze er om dachten. Al heel gauw werd Lize meegetroond naar de speelgoedkast en het leek wel of er geen tijd was om te eten. Samen spelen een paar dagen lang, dat was heerlijk. Maar toen 's avonds Oom voor 't orgel ging zitten en Lize én Tineke om beurt een Kerstvers mochten opgeven, was het toch nog veel echter, Moe had voor Lize een ledikantje laten zetten op Tineke's kamertje. Moe gunde haar meisje deze prettige dagen zoo. wat ze wist het, er zouden nog zooveel winterdagen komen, dat Tini zich weer geheel alleen zou moeten ver maken. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2