Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Een .BeloofssiuK"
Electr. Kronen en Kaplampen
N.V. R. S. STOKVIS ZONEN
No. 3688
ZATERDAG 25 OCTOBER 1930
45ste JAARGANG
IN HOC SIGNO VINCES
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ék ZONEN
ASïe stnkken voor de Redactie bestemd, Advertentiëm en verdere Administratie, franco toe te xendett aan de Uitgevers
Groote keuze Sn
Bezoekit onze monsterzalen
Toegang vrij, ook voor particulieren
AMES?. UNIVERSAL STOFZUIGERS F 110.-
Westzeedijk (hoek IJzertsr lijnen 10 en 18)
ROTTERDAM 140
Deze Courant vexschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z? beslaan.
AdvertentiCn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Meermalen is de Vrije Universiteit,
de school voor Gereformeerd Hooger
Onderwijs, aldus genoemd.
Een ,,stuk des geloofs"
Nu deze Hoogeschool door Gods ge
nade haar vijftigjarig bestaan herden
ken mag, gaan als vanzelf veler ge
dachten naar het benauwde tijdperk van
het ontstaan dezer inrichting terug.
Wie waarlijk de Vrije Universiteit
ten volle waardeeren wil, moet iets ken
nen van de historie waar zij is uit op
gegroeid.
Het zag er in de zeventiger jaren der
^orige eeuw zoo diep treurig uit voor
et Gereformeerde leven.
Dr. Kuyper zei in 1913 in één zijner
redevoeringen
„Toen ik voor nu vijftig jaren het
Calvinisme met zijn stalen kern en snij
dende scherpte kennen leerde, deed het
zich in ons goede vaderland zoo arme
lijk voor. De traditie van het aloude
Calvinisme werd wel niet alleen door
Groen van Prinsterer, maar ook door
historieschrijvers als Robert Fruin en
Bakhuizen van den Brink hoog geloofd,
maar onder het toenmalig geslacht
scheen 't verstorven, slecht hier en daar
nog nabloeiend in half beschimmeld ge
was. Er was letterlijk niet één theoloog
van beteekenis, die 't er voor opnam.
Geen vendel liep meer te hoop, dat het
Calvinisme in zijn vaandel liet wappe
ren. Van organisatie in het burgerleven
viel geen vezel meer na te pluizen. En
een geleerde kring, hoe klein ook,
maakte zich op om der vaderen erfgoed
in eere te herstellen, 't Lag al vaal,
verdord en saploos terneer
Zóó was het in de vorige eeuw.
Wel was er in de dertiger jaren het
reveil gekomen.
Maar dat zocht meer in negatie van
het kwade, dan in het positief optreden
tegen het kwaad op alle levensterrein
zijn kracht en leven.
Ons land, dat eenmaal onder Calvi
nistische vaan te velde was getrokken,
tegen een schier tiendubbele overmacht
en de vrijheid bevochten had, lag nu ge
bonden in de banden van de geesten der
Revolutie, zich uitend in den gematig
den vorm van liberalisme.
En dat niet alleen op het terrein van
de staatkunde.
Ook in de school, ook in de maat
schappij, óók in de kerk had het libera
lisme zijn stempel ingedrukt.
Er was schier geen schijn of schaduw
van het Gereformeerde leven meer
over.
Denke men zich dien toestand eens
in
Vooral ook de kerk was als slacht
offer van de liberale overmacht geval
len. Reeds in de laatste helft der acht
tiende eeuw was het goud verdonkerd.
En al dieper zonk zij in het moeras
-van het ongeloof.
Als eenmaal de Filistijnen over het
volk Israël, heerschte het liberalisme
over ons volk.
Er mocht zelfs naar het woord
van een historicus zelfs geen wapen
smid in het Israel der vorige eeuw
meer gevonden worden: „opdat de He
breeën geen zwaard noch spies zouden
maken".
Ook de Universiteiten stonden onder
de verkillende ademtocht van de libe
rale overmacht.
Reeds van den aanvang der vorige
eeuw af waren de mannen, die het nog
voor de oude belijdenis der vaderen
durfden opnemen, van benoemingen
aan de academiën uitgesloten.
- Denk slechts aan Bilderdijk, aan Da
Costa en niet het minst ook aan Groen
van Prinster, die reeds als student van
20 jaar voor professor bestemd heette,
werd, toen hij het voor de oude be
proefde waarheid opnam, overal buiten
gelaten.
Daarom werd ook niet eerst in de
zeventiger jaren, maar al veel vroeger
de noodzakelijkheid van een vrije Hoo
geschool voor Gereformeerd onderwijs
door deze mannen ingezien.
Bilderdijk gaf in Leiden al op zijn
eigen houtje onderwijs aan studenten
En in 1844 spraken Da Costa en Groen
al over een zelfstandige inrichting voor
Hooger Onderwijs.
De gedachte leefde dus al langen tijd.
En hoe kón het ook anders
Want die mannen begrepen, dat als
de liberale toeleg gelukte, de oude be
lijdenis spoedig voor goed afgedaan
zou zijn.
Wanneer de leeraars gemoderniseerd
waren, waar zou het volk dan blijven
Hoe zullen ze gelooven zonder die
hen predikt
Dat woord uit de H. Schrift verston
den de liberale heeren uitnemend best
In 1876 kwam er een wijziging in de
H. O. wet, waarbij de theologische fa
culteit in een faculteit voor godsdienst
wetenschap veranderd en daardoor be
roofd was van alles wat de Christelijke
godsdienst kenmerkends heeft.
Toen meende men den toestand te
kunnen redden door de leemte met ker
kelijk onderwijs te doen aanvullen
maar door partijdige benoemingen tot
kerkelijke Hoogleeraren bewees de Sy
node der Ned. Herv. Kerk in 1878, dat
zij nog minder dan de Staat het voor de
oude belijdenis der vaderen opnam.
Het scheen dus, dat het op den fi
nalen ondergang van het Gereformeer
de leven moest uitloopen.
En dat zou het ook, indien God de
Heere niet met ontferming op onze erve
had neergezien en mannen verwekt had,
die het nog weer voor de Gereformeer
de Waarheid durfden opnemen.
Toen werd als uit der tijden nood de
vereen, voor Geref. Hooger Onderwijs
geboren.
Ds. Rullmann, een uitnemend kenner
van de landsgeschiedenis der vorige
eeuw, zegt van dat geboorteuur het
volgende
Op 22 October 1878 constitueerde zich te
Utrecht een voorloopig Comité, waarin het
gewichtig besluit viel om een Vereeniging
voor Hooger Onderwijs te stichten op den
grondslag der Gereformeerde beginselen. En
op 5 December d.a.v. werd in diezelfde stad
definitief overgegaan tot de oprichting der
geprojecteerde Vereeniging en tot de vast
stelling van hare statuten.
Van deze eerste vergadering ging nu een
bezielende circulaire uit, waarin de Gere
formeerden in den lande tot medewerking aan
zoo grootsche taak werden opgeroepen.
Dit waardevolle document eindigde aldus
„Dat nu tegen zulk een ondernemen zich
het drievoudig bezwaar opdoetvan waar
ons het goud en zilver, vanwaar de mannen
van talent ons komen zullen, en hoe we de
jonge mannen, na volbrachte studie, in kerk
en staat inbreng'en, in trouwe, broeders en
zusters, dit ontveinzen we ons zeiven niet,
noch verhelen het voor u.
Maar hebben onze vaderen dan, omdat
Spanje zoo machtig en het geuzenvolk zoo
arm en de rijksplakkaten zoo onverbiddelijk
scherp waren, zich soms ontslagen gerekend
van den hun opgelegden plicht? En zouden
wij dan aarzelen, wij terugdeinzen mogen,
nu er van schavot of kerker zelfs ge'en sprake
is, en het alleen aankomt op een stil ver
trouwen, dat de God en Vader van onzen
Heere Jezus Christus machtig is, om ons,, ook
nu, èn dat goud èn die mannen èn die ge
opende deur uit genade te schenken
Slechts één ding zou dan ook naar onze
vaste overtuiging dit werk verstoren kunnen,
indien namelijk de zonde van hoovaardij of
ontrouw of eigen eerbedoeling, bij ons insloop,
en we aldus den twist weer tegen ons op
wekten van dat Heilige Wezen, door Wi'ens
zegen alleen het gedijen komt en Die alleen
machtig is om ook deze stichting te dragen
door het Woord Zijner kracht.
U mitsdezen tot medewerking aan zoo
grootsche taak oproepende, ligt het ons dan
ook op het hart, u allereerst in den Naam
des Heeren te bidden, dat ge elk in uw kring
deze stichting van een Gereformeerde Hooge
school tot een onderwerp van bespreking en
gebed wilt maken, opdat ons volk wete wat
er omga: van den ernst dezer zaak door
drongen zij; 'en. zich alzóó voor God ver-
ootmoedige, dat deze school niet door ons
aan God geofferd, maar ons van Hem uit
genade gegund worde. Ten andere, U te
verzoeken, dat ge, bij volle beslistheid van
keuze, toch de vrijheid blijft eerbiedigen van
andere broederen, die voorshands nog oor-
deelen, dat met minder principieelen en minder
doortastenden maatregel kan worden volstaan,
En eerst daarna U, niet slechts om uw goud
of uw penningske als vrijwillige offerande
te vragen, maar bovenal om den moed van
uw hart tot onbewimpeld belijden van onze
beginselen. Want dit, broeders en zusters,
mogen wij u niet verzwijgen: tot eën werk
als hier onder opzien tot Gods genadige hulp
ondernomen wordt, is geen Nicodemusnatuur
bekwaam.
En hiermede deze, naar menschelijke be
rekening schijnbaar onmogelijke, maar daarom
juist in het geloof aanvaarde, onderneming in
het midden der gemeente nederleggend, roepen
we eerbiediglijk de gunst en de genade onzes
Gods over de kleine aanvangen van deze
afgebeden stichting in.
Ze zij Hem tot eere, of Hij verhindere
haar opkomen
Alleen in den Naam des Heeren mag ook
nu onze hulp staan 1"
Aldus werd in een publieke acte de ge
boorte van de Vereeniging voor Hooger On
derwijs den volke kond gedaan. En als wij
nu, na ruim 'n halve eeuw, dit historische
document nog eens overlezen, ontroert ons
nog het heilig enthousiasme, waarmee dit
stoute plan werd aangegrepen, en moeten wij
in diepe zielsontroering getuigen Ja waarlijk,
onze Vereeniging is uit het geloof geboren,
Inderdaad wel een stuk des geloofs
En dat geloof beschaamt niet.
Er mocht op het gouden feest der
Vrije Universiteit gedankt worden voor
den rijkdom van geestelijk goed, dat
God de Heere door haar aan ons gan-
sche Nederlandsche volk heeft willen
schenken.
Aan ons gansche volk.
Er zijn er, die meenen, dat de V. U.
een kerkelijke vereeniging is.
Dat is onjuist.
Alleen de theologische faculteit leidt
op voor den dienst des Woords in de
Gereformeerde kerken, maar zooals
Prof. Fabius zeer terecht op het gouden
feest opmerkte, dat ligt niet aan de
V. U„ maar aan de Synode der Ned.
Herv. Kerk, die haar poorten voor de
studenten der V. U. gesloten houdt.
Doch de andere faculteiten leveren
mannen voor allerlei kerkelijke richting.
Want het onderwijs in de letteren,
de rechten en de medicijnen, is wel
Gereformeerd, maar niet kerkelijk.
En bovendien zoo niet direct, indirect
is ons geheele volk, dat leven wil bij het
Woord Gods, van deze stichting ge
diend.
Het Anti-Rev. partijleven wordt door
de geestelijke voeding der V. U. in
stand gehouden.
Onze leiders en voormannen ontvan
gen daar hun opleiding.
Maar al staat de theologische facul
teit in nauw verband tot de Gerefor
meerde kerken, toch profiteeren indirect
ook de Gereformeerden in andere kerk
genootschappen van het werk dezer
school.
Denk slechts aan de magistrale wer
ken van een Kuyper, Rutgers en Ba-
vinck. Welk predikant kan er buiten
En dan, al de redevoeringen, die aan
de V. U. worden gehouden, zijn in
Wetenschappelijke geschriften verwerkt
en trekken in breeden kring ook buiten
de kerkelijke grenzen de aandacht.
De opwekking van het. Gereformeer
de leven, dat we met groote blijdschap
in de Ned. Herv. Kerk mogen begroe
ten, vindt haar indirecte oorzaak in den
arbeid der Vrije Universiteit.
Een Hervormde, die dan ook zegt:
ik geef niet aan de Vrije Universiteit,
maar aan het leerstoelfonds van den
Geref. Bond, maakt een verkeerde te
genstelling.
Even goed kan een kerkelijk Gerefor
meerde zeggenik geef niet aan de
V. U„ maar aan de Theologische
School te Kampen.
Men moet het eene doen en het an
dere niet nalaten.
De Vrije Universiteit beheerscht het
geheele Gereformeerde leven in Neder-
and zonder kerkelijk onderscheid.
Zij is verrezen als een bolwerk van
het Calvinisme.
In tranen gezaaid, mocht er met ge
juich gemaaid worden.
Als we den tijd der zeventiger jaren
vergelijken met wat we nu zien, lijkt
het een opstanding als uit de dooden.
Het liberalisme is verbroken.
Het Gereformeerde leven kreeg ruim
te om adem te halen. Onze Gerefor
meerde mannen mochten plaatsen be-
kleeden in de hoogste zetels des lands.
Er kwam weer vraag naar de Gere
formeerde belijdenis in breeden kring.
Wat de mensch ten kwade gedacht
had, heeft God ten goede gedacht.
En nu mogen we danken.
Maar toch ook weer bidden en wa
ken en werken.
Want de vijand der zeventiger jaren
is wel verslagen, maar de geest uit den
afgrond leeft nog.
En de toekomst is donker.
En het werk der V.U. is niet af.
Veel zal er in de komende jaren ge
offerd moeten worden, door ons volk.
Maar wat voor vijftig jaren kon, kan
nog.
Indien er maar geloof is.
Is er dat geloof, óók op Flakkee
Zooeven heb ik de breedvoerige berichten
zitten lezen over de ontzettende mijnramp bij
Aken.
Met huivering wordt men bewogen, wanneer
men de details er van leest.
Ik wil ditmaal hier eens oververtellén, wat
een ooggetuige, iemand die door zijn dagblad
er op uitgestuurd werd om de ramp van nabij
in oogenschouw te nemen, er over schreef
En aanstonds midden in de tragische stem
ming Want het laatste eind in de electrische
tram waren het overal Limburgsche mijnwerkers
zelf, die er in hun verduitscht dialect heel be
drukt en ook wel bedwongen opstandig spraken
over de kameraden, die „het lot" had getroffen,
zoo, als het daar in het ingewand van de aarde
ook hen telkens kan bespringen. In een exploisie
daar, een donderende slag, de luchtdruk die het
alles vernielt in puin stort over hun arme lijf,
een' helle vlam en ook de bovengrondsche
huizen, waar hun gezinnen in wonen, worden
gekneusd, ontwricht, zoo hevig, dat zelfs de
kinderen in den voorzienigen schut van de Kerk,
gewond worden door steengruis en scherven.
De morgenploeg is de sterkste -vertellen ze
elkaar. Hier voor het heele bedrijf zeshonderd
man van wie er stipt tusschen zes en half zeven
vanmorgen een vierhonderd in de vijf schachten
waren afgedaald. Zij waren er in den schafttijd
allemaal heengeloopen. Ze weten het nu precies
op de 440 meter is de onderaardsche dynamiet-
bergplaats in de lucht gevlogen. En de luchtdruk
heeft door de Wilhelmschacht een uitweg ge
zocht alles daarin en daarom vernielend, en
hoevelen er in waren, en hoevelen er gered zijn,
hoevelen dood, hoevelen nog in leven, die toch
nooit, nooit meer bevrijd kunnen worden -
niemand kan het nog precies narekenen. En door
de enorme exploisie stortte de schachttoren op
het administratiegebouw neer, dat ten deele to
taal werd vernield, ook de controle-afdeeling,
waar de mannen berusten, en de opzichterska-
mer, met de bazen en hun chefs, die er allemaal
omkwamen.
Wie kan in dien chaos nog namen noemen,
nog tellen Wie weet of er ook bij zijn van de
heel enkele Ne'derlanders, die er te werk gingen
van langs de grens Het ligt alles door elkaar
geschud, gebroken en vernield.
Zoo spreken ze in een stemming van stille
verbijstering, van rouw. En een mijnwerker, die
met zijn kindje op den arm inkoopen is wezen
doen, -- hij lacht zoo diep ernstig zijn jongske
eens toe en streelt het over zijn vlossige haren.
En wat mijnbouwkundig-technisch mengt zijn
jonge vrouwtje zich in het gesprek van de mans.