No. m we de opening van den duitschen rijksdag heeft aanleiding gegeven tot ernstige incidenten. Hierboven de openingszitting in de nieuwe samenstelling van den Rijksdag na de verkiezingen. j roeping te vervullen, daarbij in het oog houdend de genoemde omstandigheden. En wat zou dan de roeping zijn op Staatkundig gebied van hen, die den Christus in waarheid belijden Men zou zoo zeggen: „Eendrachtig zich te scharen rond het Woord des Heeren, de beginselen in dat Woord voor het Staatkundig leven neergelegd, na te speuren en die zoo goed en zoo veel mo gelijk in toepassing te brengen. Ik zeg: „een drachtelijk", omdat zoon noode krachten gemist kunnen worden, zal ons Protestantsch-Christelijk volksdeel tenminste nog eenige invloed kunnen uitoefenen op het Regeeringsbeleid. Maar wat zien we nu instede daarvan gebeuren Dat de tweedracht ook hier welig' tiert en men zijn kracht liever in een onschriftuurlijke onderlinge broedertwist verspilt, dan dat men de handen ineenslaat om in broederlijke liefde en eensge zindheid tegen de zich steeds uitbreidende vijan delijke machten zich te stellen. Allereerst is daar de scheiding van anti-revolutionair en christelijk- historisch. Dan is daar ook bijgekomen de herv.- geref. staatspartij en de staatkundig-gerefor- merde partij, om nu eenige andere groepeeringen maar te laten rusten. Wie gedurende de laatste jaren den strijd na gaat, die daar onderling gevoerd wordt en d a t dan in den Naam van Jehovah; wie acht ge geven heeft op het weinige, dat verdeeld en op het vele dat gemeenschappelijk bezeten wordt; wie let op den ernst der tijden, op den wassen- den stroom van ongeloof, bijgeloof en revolutie, ik zeg, wie op dat alles en nog meer let, moet het dien niet bedroeven, dat er zoover van het Woord Gods, dat den broederstrijd veroordeelt, is afgeweken en er zoo weinig de kracht van het Evangelie, dat toch een Evangelie der liefde is, gezien wordt En nu ga ik niet onderzoeken, waar of bij wien de schuld ligt. Alleen dit ga voorop: een iegelijk doorzoeke zichzelve nauw en zoeke niet allereerst en allermeest de schuld bij een ander. We zullen allen hierover in de schuld moefen' voor God en dan zal het moeten komen tot samenspreking. Dat is de weg en niet het gescheld en de verdachtmaking van wien dan ook. Of men dien weg zal betreden Zooveel jaren heeft men daar nu gelegenheid voor gehad en in dien tijd is er van samenbin ding nog niet veel gebleken. En dan denk ik aan het woord van den Spreukendichter, hetwelk hierboven werd afgeschreven: „Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de ge schillen zijn als een grendel van een paleis". Twistende broeders wederspanniger dan een sterke stad. Wederspanniger dan een stad, die versterkt is met wallen, voorzien is van geschut. Hoe sterk kan zulk een stad zijn. Hoe lang kan een groot leger, door zulk een stad belemmerd worden. En als ik dan verder lees, dat „de geschillen zijn als een grendel van een paleis", waardoor het paleis gesloten en verzekerd wordt, zoodat niemand toegelaten wordt en men zich veilig en geborgen gevoeld in z ij n paleis, zij het dan een paleis der hoogmoed, der eigen gerechtigheid. der dwaling of der nijdigheid, dan is weer de waarheid van het Godswoord door het leven bevestigd en dan blijft er niets anders over dan het gebed tot den Almachtige, opdat H ij de wederspannigheid der broederen breke en H ij ze samenbrenge, die samen hooren. Moge het spoedig zijn O. H. DE KOMENDE ZENDINGSWEEK, 29 November 1930. Spoedige organisatie is noodig. Het Zendingsbureau te Oegstgeest deelt mede, dat het aantal bestellingen voor Manifesten en Offerzakjes, welke in de van 29 November a.s. te houden Zendingsweek gebruikt zullen worden, nog niet beantwoordt aan de verwach tingen. Twee oorzaken kunnen aanleiding zijn: a. Men is met het vaststellen van het benoodigde aantal nog niet gereed of verzuimde het aantal te bestellen, b. Men besloot nog niet tot deel name aan de Zendingsweek. In beide gevallen verdient het aanbeveling spoed te betrachten. Waarom nog langer met inzending van de bestelling gewacht Men schept daarmee slechts moeilijkheden voor den drukker en voor het Zendingsbureau, dat gaarne tijdig alle bestellingen aflevert. Aan de besluiteloozen één vraag Waarom zoudt Gij Uzelf, Uw gemeenten, de bevolking van Oost- en West-Indië een rijken zegen ont houden Dit jaar doen immers alle Gemeenten in ons land mee Voor aanvragen en inlichtingen wende men zich tot het Zendingsbureau te Oegstgeest. CHESTERTON OVER DE GEBOORTE BEPERKING. De strijd tegen de kunstmatige geboortebe perking wordt door ons op eigen wijze, krachtens den eisch van ons Christelijk beginsel gevoerd. Toch is het van belang ook kennis te nemen van de argumenten, waarmee in anderen kring dit kwaad wordt bestookt. Zoo schijnt het ons gewénscht, over te nemen de origineele wijze, waarop de Engelsche libe raal Chesterton zich weert. Hij maakte deze puntige opmerkingen „Er zijn 10 kleine jongens, die men elk een hoed wil geven. Nu komt men echter tot de ontdekking, dat er slechts 8 hoeden ter be schikking zijn. Een gewoon mensch zou het niet als een onmogelijkheid beschouwen om er nog twee hoeden bij te krijgen. Een moderne geest vindt hier echter een andere uitkomst: wanneer wij twee jongetjes het hoofd afslaan, hebben wij niet meer hoeden noodig en het beschikbare aantal is voldoende. Dat de hoofden meer waard zijn dan de hoeden is een overweging van me- taphysischen aard, die verworpen wordt. De bewering, dat de hoeden voor de hoofden en niet de hoofden voor de hoeden gemaakt zijn, wordt als een verouderd dogma eveneens ver worpen. De moderne geest houdt er een mee- doogenlooze logica op na. De beul moet voor het gebrek aan hoedenmakers uitkomst brengen. Het staat met de logica der dingen precies eender of we van huizen spreken of van hoeden; de gronddwaling is dezelfde: wij beginnen bij het verkeerde einde, omdat wij nooit de moeite gedaan hebben om eens te onderzoeken waar wij beginnen moeten." Tegen het perverse, menschenmoordende neo- malthusianisme kunnen geen argumenten genoeg aangebracht worden. „Neemt dien aanstoot weg I" WAT DE MENSCH KAN EN WAT HIJ NIET KAN. De mensch kan de barien der hemellichamen berekenen; hij kan zons- en maansverduisteringen voorspellen jaren van te voren; hij kan tunnels boren door de hardste rotsen en bruggen slaan over de breedste stroomen; hij kan spreken op honderd uur afstands door de telefoon en schrijven op duizend uur afstands door de telegraaf, hij kan de landen doorreizen met een snelheid van 200 kilometers in het uur, hij kan zich opheffen in de lucht door middel van vlieg machines en nederdalen in de diepte der zee met onderzeesche bootenhij kan door elec- trische golven zonder draad telegrafeeren en telefoneeren tot aan het einde der wereld. Maar hij kan een spinneweb, dat hij ver scheurde, niet weder herstellen; hij kan den appel, dien hij van den boom sloeg, niet weer op zijn plaats brengen; hij kan de bloem, die hij op haar stengel deed knakken, niet weder oprichten; hij kan den vlindervleugel niet weder in orde brengen, waarop hij door onzachte aan raking de stofjes beschadigde; hij kan het ruwe woord, dat hij onbedacht uitsprak, niet on gezegd en de onvriendelijke daad, die hij pleeg de, niet ongedaan maken; hij kan zich van de kleinste zonde, die hij beging, niet weder rei nigen en zij zal hem blijven drukken tot in eeuwigheid, zoo hij niet tot Christus gaat en van Hem vergeving van zonden ontvangt. („Standaard"). HEER, ONS HART. Boos en schuldig is, o Heer, Ach wij weten 't wel ons harte Maar hoezeer het U ook smarte, 't Zoekt dan altijd toch U weer. Want al dwalen wij soms af, And'ren geven onze liefde, Zóó, dat óns hart 't Uwe griefde, Wijl 't Uw eer aan and'ren gaf Toch gaan w' altijd tot U weer, Wetend: Gij slechts kunt ons geven 't Zuiv're, schoone, ware leven, Gij verlaat ons nimmermeer. Ontrouw is bij ons alleen, Daar wij U zoo vaak verzaken, Om ons leven „schoon" te maken, Zoekend ons geluk beneên. Maar geluk, welks glans verstard' Als weer 't licht van Uwe liefde 't Duister van ons hart doorkliefde, Dat in strikken zat verward. Heere, wil Gij zelf voortaan 't Booze harte tot U trekken, En de zware schuld bedekken, Dat w' eens schuldloos voor U staan. HIRA. A. 11 TE SEDAN heeft de plechtige overbrenging plaats gehad van het stoffelijk overschot der vorsten van Sedan en Turenne, de voorvaderen van H. M. Koningin Wilhelmina, naar een nieuwen grafkelder. Een foto tijdens de rede van ds. Gounelle, die als ver tegenwoordiger van H. M. de Koningin daarbij tegenwoordig was. iHET PETITIONNEMENT TEGEN DE VLOOTWET is Dinsdag te Den Haag aangeboden. De leiders der S.D.A.P. onder wie de heeren Hermans en Wibaut en mevr. Suze Groeneweg torsen 1 de lijsten met handteekeningen. MR. S. VAN HOUTEN, oud-minister van Binnenlandsche Zaken in het ministerie Röell 18941897, is op 93-jarigen leef tijd te Den Haag overleden. VOOR DE GROOTE WARMWATERVOORZIENING VAN UTRECHT is men thans druk bezig met den «anleg der bulzen. De eerste zinker is Dinsdag in den Cathrijnensingei gelegd. Een groote aanvoerbuis t*- voor heet water en een afvoerbuis voor het afgekoelde water worden aangebracht. Of f helden vechtjas gevraag En onderwi nomen. Dus uitriep: volk ge alles w te verlii en die wijk, Ei die in gebed, werk v het slat den te Ruyter, vloot, die elk< schreve bij de c gever: het zoc het we Heere i tijd"; lem III den ma en doo me in die ma behout hun v< niet ar jassen' Scha dat dit den R vaardic „NOG NIET GEOPEND EN TOCH REEDS OPRUIMING". Dit geval doet zich voor bij den bouw van het nieuwe groote .warenhuis de Bijenkorf te Rotterdam, waar tusschen vuilnis en verpakkingsmateriaal gegadigden ijverig zoeken naar dingen van hun gading. j

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 10