Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, I Het UHpian-DecRers. Antirevolutionair IN HOC SIGNO YINCES FEUILLETON No. 3677 WOENSDAG 17 SEPTEMBER 1930 45STE JAARGANG Fa. A He stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Brieven uit Amerika. Van een arm dorp dat rijk werd f 44) Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- h| vooruitbetaling, B iITENLAND bi vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER W. BOEKHOVEN ék ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatslag, Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die x| beslaan* Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, WIJ IV. (Slot), nu ten slotte op het a.r. Letten standpunt met betrekking tot de mari tieme defensie, dan zouden we daarbij als uitgangspunt willen nemen de reeds boven aangehaalde grondslagen voor de verdediging van Nederlandsch- Indië, waarin het doel der vloot aldus wordt aangegeven a. handhaving van het Nederlandsch gezag in den Archipel tegen onrust of verzet binnen de grenzen; verzekering van rust en orde; b. vervulling van den militairen plicht u^jls lid van de Volkengemeenschap te- e^'enover andere volken. Het eerste punt betreft dus de interne politietaak der Regeerlng tot handha ving van orde en rust; een taak, zoo gewichtig, dat zelfs de vurigste ont- wapenaar (met uitzondering wellicht van de Russisch-Hollandsche commu nisten) toch ter vervulling van dezen Regeeringsplicht een politievloot in stand wenscht te houden. Over dit punt bestaat dus voorhands geen verschil van meening, al mag de vraag gesteld, of de vervulling van deze politietaak in handen van de voorstanders van de eenzijdige ontwapening wel de noodige waarborg voor orde en rust geven zou. Verschil van meening blijkt vooral aanwezig ten aanzien van de vervulling van onzen plicht als lid der Volken gemeenschap. Wat omvat die plicht? Allereerst den plicht tot handhaving 'an onze neutraliteit in geval van een gewapend conflict tusschen andere mo gendheden. Alle schrijvers (wij noemen: de Lou ter i), von Liszt2), Fauchille3), Des- pagnet4), Oppenheim 5) erkennen dien plicht. En bovendien is die plicht uitdrukke lijk neergelegd in de conventie betref fende de rechten en verplichtingen van de neutrale mogendheden in geval van zeeoorlog van 1907, tot welke conven tie ook Nederland is toegetreden. Art. 8 dier conventie bepaalt, dat de Regeering gehouden is de middelen te gebruiken, waarover zij beschikt, om te beletten, dat in haar rechtsgebied schepen worden uitgerust of bewapend, waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld, dat zij bestemd zijn voor hulpverleening aan de vijandelijke ope raties van een mogendheid, waarmede zij in vrede is, welke woorden volgens de verklaring van den oud-minister van Buitenlandsche Zaken, Mr. W. H. de Beaufort, in de Tweede Kamer de be- teekenis hebben, dat de Mogendheid .middelen" moet hebben en dus iets moet doen en niet de geheele zaak a l'abandon mag laten en bij voorbeeld geen enkel schip in zijn territoriale zee leggen. Een verklaring, die zelfs door Mr. Troelstra in dezelfde vergadering der Tweede Kamer niet werd weer sproken (Hand. lie Kamer 1912/13 pp. 3067 v.v.). En art. 25 van die conventie bepaalt dat een onzijdige mogendheid gebonden is het toezicht uit te oefenen, dat bin nen het bereik der middelen ligt, waar over zij beschikt, om in hare havens of reeden en in hare wateren elke schen ding der voorafgaande bepalingen te beletten. - Wel heeft men van de zijde der ont- wapenaars (prof. van Embden) een poging gedaan om deze bepalingen hare kracht te ontnemen. Men heeft zich beroepen op de woorden „waar over zij beschikt" en daaruit afgeleid, dat dit verdrag zou veroorloven, dat de Regeering zich van al hare weer middelen ontdeed. Doch deze spits vondige redeneering, die ware zij juist de neutraliteitsplicht tot een wassen neus zou maken, is in het licht der geschiedenis onhoudbaar. De woor den „waarover zij beschikt" bedoelen rekening te houden met de bijzondere omstandigheden in Nederlandsch-Indië. Ze zijn op verzoek van Nederland in het tractaat opgenomen, omdat het in een Archipel als Indië feitelijk onmoge lijk is om op elk punt er voor in te staan, dat niet door een der oorlog voerenden in strijd met onze neutrali teit gehandeld wordt, aangezien men niet overal gelijktijdig kan zijn. De be- teekenis der toegevoegde woorden is dan ook, dat men niets moet verzuimen, maar dit doende dan ook eventueel vrij uit gaat. De verplichting tot gewapende neu- traliteitshandhaving bestaat dus ook ten aanzien van Indië. En die neutraliteits- handhaving is niet alleen rechtsplicht, doch ook uit politiek oogpunt wensche- lijk. Prof. Struycken sprak indertijd als zijn meening uit, dat ook ten aanzien van de koloniën de oude beproefde politiek der afzijdigheid de beste is, waaruit z. i. in de eerste plaats volgt de plicht van een „krachtige verdedi ging onzer koloniën", want, aldus zijn betoog: „De eisch, dien wij aan de politiek van andere volken stellen, dat ons koloniaal gebied met al zijn rijk dommen en ontwikkelingsmogelijkhe den zal blijven buiten den strijd hunner belangen en inzichten, brengt met zich, dat wij zeiven in de eerste plaats ons in staat stellen, om, zooveel in ons ver mogen ligt, het daar buiten te hou den" 6). Het voeren van een neutrali teitspolitiek zonder eerbiediging van neutraliteitsplichten is uitgesloten Deze neutraliteitsplicht nu kan niet door middel van een politievloot wor den vervuld. Een politievloot is ge richt op het optreden naar binnen en hare bewapening is niet zwaarder dan noodig is om de orde te handhaven tegenover niet ofweinig bewapende te genstanders. Doch de handhaving van de neutraliteit en zelfstandigheid is naar buiten gericht en de wijze waarop men dit doet, wordt beoordeeld door andere volken en afgemeten naar de machtsmiddelen waarover wederzijds wordt beschikt. Tegenover de machts middelen van hen, die onze rechten aantasten, zou een politievloot voor onze positie onder de volken geen ge wicht in de schaal leggen. Behalve de neutraliteitsplicht behoort tot Nederlands roeping als lid der vol kengemeenschap buitendien de ver plichting tot het onderhouden van een weermacht ingevolge het beginsel van het volkenbondsverdrag, dat bij rechts krenking op internationaal gebied een gemeenschappelijke actie der volken bondsleden voorschrijft. Een Staat, die zijn weermacht prijs geeft en die daardoor blijk geeft zich om zijn volkenrechtelijke verplichtingen niet te bekommeren, verspeelt het recht op gemeenschappelijken steun der vol kenbondsleden, in geval hij bescher ming noodig heeft tegen een vijande lijken aanval van een anderen staat. En zoo zou Nederland door afschaffing van leger en vloot niet slechts zijn plicht ingevolge het volkenbondspact schen den, doch reeds bij voorbaat - afstand doen van internationalen steun ingeval van een gewapend conflict met een an dere mogendheid. De a. r. partij staat op het standpunt, dat de Regeering binnen de grens van ons financieel kunnen deze internatio nale plichten nauwgezet behoort te vervullen. Zulks omdat zij wenscht te eerbiedigen het internationale recht. Doch bovenal wijl zij belijdt, dat God de Overheid roeping en plicht gegeven heeft om land en volk zoowel tegen van binnen als van buiten dreigend gevaar voor rechtskrenking te beschermen. Wij erkennen, aldus omschreef de oud-minister J. J. C. van Dijk ons stand punt inzake de defensie 7) dat Staat en Overheid instellingen zijn van Gods algemeene genade voor het natuurlijke leven; dat God de Overheden met macht heeft bekleed en dat zij alleen bij de „Gratie Gods" regeeren; dat aan de Overheden is opgedragen formulee ring en handhaving van het recht, het recht in de natiën en het recht tusschen de natiën en daartoe draagt de Over heid het zwaard niet tevergeefs. Zij is daarin Gods dienaresse (Rom. 13 4) zooals art. 4 van ons program van be ginselen het uit Gods Woord heeft overgenomen. De dwingende macht tot handhaving van het recht kan niet wor den gemist vanwege de zonde en de Overheid zal de middelen hebben toe te passen, die daartoe moeten dienen, het middel van justitie en politie, het middel ook van den krijgsdienst. Het staat niet zoo, dat de Overheid de keuze heeft om dat te doen of te laten; het is de roeping van de Overheid, haar van Godswege opgelegd en die roeping heeft zij te vervullen, op straffe van ontrouw te worden bevonden. 1Het stellig volkenrecht II. -) Völkerrecht. ;i) Traité de droit international public II (Guerre et Neutralité) 1921. 4) Cours de droit intern, public 1920. 5) International Law. (i) De hoofdtrekken van Nederlands buiten- ■landsch beleid, pag. 41. 7) Zie zijn artikel in „Schrift en Historie". DE TROONREDE. Ditmaal is de Troonrede wèl in den mineur gesteld. En wie zou het ook anders verwacht hebben Op elk gebied leven we in een donkeren tijd. Niet slechts onze land- en tuinbouw, maar ook de handel en industrie ondervinden den terugslag van de internationale inzinking. Vooral op die inzinking zal de Regeering haar wijs beleid en krachten te concentreeren hebben, en vele wenschen, die er leven mochten, zullen hierom moeten worden uitgesteld ofaf gesteld. En in onze Koloniën is het al precies als in het moederland gesteld. Te meer is het daarom te betreuren, dat de Troonrede ditmaal met geen enkel woord wijst op den troost, die er ligt in de belijdenis, dat ook deze tijd is in Gods Hand. Een vorig jaar werd de Troonrede althans nog aangevangen met de van dankbaarheid getuigende woorden: „Te midden van U voel ik mij gedrongen uiting te geven aan ootmoedige erkentelijkheid voor den zegen( dien de Almachtige ook dit jaar over mijn dierbaar volk heeft verspreid." Over dien zegen thans geen woord van dank baarheid. Trouwens heel de Troonrede is in een mate- rialistischen toon gesteld. Over de roeping der Overheid op het terrein van het zedelijke en geestelijke leven wordt met geen woord gerept. Wie denkt aan de moderne opvattingen over het huwelijk, wie denkt aan de toenemende on zedelijkheid, zich openbarend in pornografische lectuur, zedendelicten en de tooneelen langs onze kusten en badplaatsen enz., had toch ook gaarne in dit officieele stuk een kloek getuigenis tegen den geest dezer eeuw vernomen. Het is nu al te materialistisch. Nu laten we nog rusten', dat er een volkomen stilzwijgen bewaard wordt over de wenschen, die ons Antirev. volk na aan het hart liggen. We hebben een „rechtsch" kabinet. Zeker, maar men versta hier niet onder een positief beginselkabinet, het heeft zijn eenige verdienste in het feit, dat het negatief staat tegenover linksche begeerten. Het heeft wellicht een be warend element, maar wie bouwen wil op posi tief christelijke grondslagen wordt teleurgesteld. Wie er aan meegewerkt hebben het positieve beginselkabinet-Colijn uiteen te slaan, onder- zoeke zichzelve of zij vrij uitgaan aan de zeer ernstige gevolgen, die dezen politieken misslag na zich sleepte. Beste Vriend Het graan dorschen is in vollen gang. De dorschmachine gaat bij den een de werf op, en even verder ziet men bij een ander, dat zij klaar is en de werf verlaat. Dit brengt een aar dige levendigheid teweeg. De buren helpen el kander. Bij den een duurt het een halven dag en bij den ander één dag of meer dagen. In de omgeving waar ik woon en de bevolking bijna uitsluitend Hollandsch is, gaat dit dorschen zeer ordelijk, maar er zijn ook plaatsen waar het onordelijk en ruw toegaat. Vooral toen Ame rika nog niet droog was. Maar bij ons, waar dit alles onderling ge schiedt, gaat het zeer gepast en broederlijk. Het is een aloude gewoonte, dat waar men dorscht ook aanschikt aan tafel als het etenstijd is. Veel werk wordt er dan van die maaltijden gemaakt. Ook onze vrouwen helpen hierin el kander. Onze boerenhuizen zijn over 't algemeen groot. De meesten hebben een eetkamer, die vooral bij zulke gelegenheden tot haar recht komt. Onze diningroom b.v. is 18 bij 16 voet, maar er zijn er nog grooter. Een daarbij pas sende tafel, die tot 14 of 16 voet uitgetrokken kan worden, versierd met bloemen (dit laatste beschouwen de Amerikanen als een noodzake lijkheid). Onze vrouwen zorgen, dat er van alles op de tafel is. Dat elkeen naar smaak kan eten. Zelfs taart en roomijs ontbreken niet. Arbeider en baas, alles zit aan dezelfde tafel zonder onderscheid. Nooit heb ik of de kinderen in onze omgeving helpen dorschen of er werd aan tafel voorgegaan in 't gebed en bij de meest'eri wordt ook Gods Woord gelezen. Er wonen hier ook Engelsche Amerikanen, maar ook zij maken in deze goede oude gewoonten geen uitzondering. Het is wel gebeurd, dat zoon Engelsche Amerikaan een Hollander vroeg om de tafel te sluiten. Dat deed hij in 't Hollandsch, waar natuurlijk onze Engelsche buurman niets van verstond, maar hij nam hem dit ook niet kwalijk. Hij kon zich wel indenken hoe moeilijk het is in een andere taal te bidden of te danken. Het is ook werkelijk zeer moeilijk. Het Ame- rikaansch spreken en lezen gaat gemakkelijk, maar bidden is zoo moeilijk, dat zelfs predikan ten, die vroeger altijd Hollandsch preekten, en nu door de veramerikaniseering Amerikaansch preken, het meest opzagen tegen het gebed. Het gebed is iets persoonlijks en daarom zoo moei lijk. Men kan wel spreken zooals een ander spreekt en ook lezen en schrijven, maar niet bidden. Daarom is het ook te verklaren, dat door I H. KINGMANS. L „Het is juist, dominé. Dokter Van Stralen R heeft de praktijlk overgedaan aan een arts in ff Vreeswijk. Hij vertelde het mij gister, toen wij bij een patiënt waren. Over enkele weken ver- trekt hij." „Naar Vreeswijk. Heeft hij van praktijk ge- ruild „Neen, neen, de dokter gaat terug naar het ziekenhuis in Rotterdam." „Het spijt mij. Hij ging zijn oom achterop en zou hier een gezin arts geworden zijn. Boven- men is hij zeer bekwaam. Dus is het tóch waar. on 9een mogelijkheid gelooven. Het is? nauwelijks een maand geleden, dat hij mij verzekerde het hier best te kunnen vinden. En nu ait plotselinge vretrek 1" LVminé Misset, die in Zeeduin op huisbezoek was en even op „Repos ailleurs" was binnen- geloopen, om bij Hertha te informeeren naar de juistheid van het gerucht, keek haar aan, op- merkend, dat zij bleek zag. „Heit is voor jou ook vervelend, Hertha Je waart nu zoowat aan hem gewoon en nu kun je met den nieuwen dokter weer van voren aan beginnen." „Ja, maar daaraan valt niets te veranderen." Hertha's lippen trilden: er sprongen tranen in haar oogen; zij zag zeer bleek. „Wat is er, Hertha vroeg de predikant, deelnemend en ongerust, „Is er zwarigheid Vertel me dan." Hij had het volle recht, het te vragen, niet alleen als predikant, maar ook omdat Hertha in de pastorie van Landdorp kind in huis was. ,,'k Zal het u zeggen, dominé", stamelde Hertha. ,,'t Zou kunnen gebeuren, al is het niet zeker, dat er iets van uitlekt. Dokter Van Stralen gaat om mij weg." „Om jou vroeg dominé Misset verbaasd, om dan in eenen een vaag vermoeden te krijgen. „Hebb'en jullie ongenoegen gehad Of „Wij scheidden als goede vrienden, gelukkig. LI behoeft van dokter Van Stralen niet in het minst kwaad te denken. Maar er heeft zich wel iets tusschen ons afgespeeld Hij vroeg mij ten huwelijk „Ik ging het vermoeden", zei de predikant, toen Hertha zweeg. „Je behoeft het mij niet verder te vertellen, Hertha, als je het niet wilt. „Laat mij spreken, 'k Heb zoo'n behoefte aan een troostvol woord", kreet Hertha. „Arm kind. Ik begrijp het al. Het viel je zwaar, om hem af te wijzen." „Ik heb tot bloedens toe gestreden", zeide Hertha schreiend. „Maar de Heere heeft mij bijgestaan. Ik heb Zijn Naam niet verloochend." „Dat is heerlijk. Hertha. Arm kind, je hebt zware weken gehad. Dat je het niet vroeger gezegd hebt." „Dat ging toch moeilijk. Ik begreep, dat het aanzoek eenmaal komen moest en toch kwam het nog onverwachts. „Kind, kind, wat een moeilijken tijd heb je doorgemaakt. De Heere eischte een offer van ïe „Ik heb dokter Van Stralen lief, dominé", zeide Hertha op zachten toon. „Maar ik m o e s t hem afwijzen. Hij heeft geen geloof." „De Heere zegene je en Hij behoede je, Her tha". antwoordde dominé Misset met een stem vol ontroering. „Je moet wel door den smelt kroes gaan, maar Hij begeeft en verlaat niet, wie Zlijn bevelen opvolgt. Klem je vast aan Zijn beloften, die eeuwig zeker zijn. Het is nu nog moeilijk voor je, maar je zult eenmaal vollen vrede hebben." Er viel een lange stilte in. Daarna vertelde Hertha rustig, hoe zij Zeeduin verlaten wilde, welk besluit niet uitgevoerd behoefde te worden, nadat de brief van dokter Van Stralen ge komen was. „Ik heb diep respect voor die houding van dien dokter. Dat toont edele karaktertrekken. Het spijt mij ontzettend, dat hij vertrekt. Maar, je hebt gelijk, samenwerken zou niet gaan. Dat was voor geen van beiden jullie te dragen ge weest. Ik zou je dan ook ten sterkste hebben gesteund in je besluit, om te vertrekken, hoe moeilijk je hier kunt worden gemist. Ik ben verheugd, dat je blijven kunt. God doet groote dingen in Zeeduin. En Hij heeft je daarbij noo dig. Hij heeft den dokter in het hart gegeven, om te vertrekken. Hij verlaat ons niet, Hertha. Hij zal je zegerien, omdat je gehoorzaam bent geweest." Toen dominé Misset kort daarop de handen vouwde en een roerend smeekgebed omhoog zond, daalde er in Hertha's ziel een rust, die zij tot op dat oogenblik nog niet had gekend Twee jaar later was er in Zeeduin niet meer een Evangelisatielokaal te vinden. Er stond een klein kerkje, waarvoor de gelden waren bijeen gebracht door Zeeduiners en Landdorpers, ge steund door de omringende kerken en door de kerken in den lande. De ambten werden ingesteld. Krijn Vermeu len behoorde tot de ouderlingen. Én op dien gedenkwaardigen Zondagmorgen zag hij naar Hertha. Hij dacht aan het oogenblik, waarop dokter Van Stralen had aangekondigd, dat zij vertrekken zou. Het was niet geschied. De dokter was gegaan. Er was wat gemompeld. Maar niemand wist het rechte. Dominé Misset scheen alleen op de hoogte te zijn. Maar hij had het Krijn Vermeulen gezegd: „Je vertrouwt mij, niet waar Laat ik je dan alleen mogen verzekeren, dat dokter Van Stralen e'en man van hoogstaand karakter is en dat onze zuster heeft gehandeld, zooals een kind van God han delen moet. Laat de menschen verder maar kletsen. Overmorgen hebben ze weer iets anders te praten." En Krijn Vermeulen, de schipper van de reddingsboot, die, door Hertha, tot God gekomen was, keek dankbaar naar de zuster, die blijmoedig haar werk verrichtte in de huizen der dorpelingen en daar zegen verspreidde voor tijd en eeuwigheid. In Hertha juichte het op dezen gedenkwaar digen Zondag. God had groote dingen gedaan. Hij was in dit arme dorp met Zijn woord ge komen. En het Woord Gods wies. Hij was gaan werken in het hart van den lammen Kees Hoogeboom, die daar in zijn wa gentje de plechtigheid bijwoonde. En Hij had de stugge moeder omgezet. En Hij had Krijn Ver meulen gegrepen. En zoovele anderen. De tijd was komende, dat deze gemeente een eigen pre dikant zou hebben. Het Woord Gods werd ook in Zeeduin recht gesneden. „Je weet nu zeker wel, Hertha, waarom je in Rotterdam overspannen moest word'en en het ziekenhuis vaarwel zeggen had mijnheer Van Laansma, die met zijn vrouw voor de gewichtige ure uit Rotterdam gekomen was, gevraagd. En Hertha had sprakeloos geknikt. Zij wist het nu. Zij wist ook, waarom Alfred van Stralen in haar leven had moeten komen. Om haar dich ter bij God te brengen. In de twee afgeloopen jaren, na die dagen van zwaren strijd, had zij rustig kunnen voortwer- ken. En er was nog meer te doen. En zij wilde nog veel meer doen. Woonde zij niet in „Repos ailleurs De rust was elders. En voor die eeuwige rust had zij, onwaardige, velen in Zeeduin mogen toebereiden. Nog verleden week had zij een oude vrouw de oogen toegedrukt, die op haar sterfbed, had gezegd: „Zuster, ik dank God, dat je hier gekomen bent." Er was geen tijd meer voor overleggingen. Dominé Misset beklom het spreekgestoelte van het aardige, eenvoudige kerkje, dat vol was. En Hertha's hart vloeide over van dank. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1