Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
M
FLIIIEE"
Het Ulootoian-Dechers.
il, Roti
Eiectr. Kronen en Kaplampen
N.V. R. S. STOKVIS ZONEN
IN HOC SIGNO VINCES
4,9 suiKer
koekjes
No. 3676
ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1930
45STE JAARGANG
m.
ren
Idelharnis
EERSTE BLAD,
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
stukken voor de Redactie bestemd, Adverteotlën en verdere Administratie, franco toe te senden aan de Uitgevers
"TV^||
i£
Wageningen
iti het kantoor»
aatschappij
orstraatlf>a
GRATIS
Groote keuze in
Bezoekt onze monsterzalen
Toegang vrij, ook voor particulieren
AMER. UNIVERSAL STOFZUIGERS F 110.-
Westzeedijk (hoek. IJzerstr lijnen 10 en 18)
ROTTERDAM
8 Sept. Kaas. Aanvoer 118
5310 stuks, wegende 26550
joudsche met rijksmerk 41—
j f 36—39. Zonder rijksmerk
flauw.
Meel, Oliën, enz.
8 Sept. Fijne zaden. (Boe«
iwmaanzaad f 29-31, karwij»
olzaad f 13—14"/2. geel mos.
voerlijnzaad 15 16.
8 Sept. Binnenl. granen.
|er markt verkocht van f7—
partijen en zaai daarboven
|ievalier f 6-6,50, Haver van
kleine groene van 8—11,
II-I5V2. uitgezochte partijen
i. Alles per 100 kg.
8 Sept. Binnenl granen.
Nieuwe tarwe f 7,50—9,
wintergerst'f 5—5,50, Cheva.
-6, haver f 5,50-6, duiven.
'4,50, groene erwten f 9—11,
.7,50, alles per 100 kg., kar.
,50, blauwaanzaad f 15—16
ruit en Aardappelen.
8 Sept. Heden waren de
tppelen als volgt: Brielsche
3—3,40, Zeeuwsche blauwe
eigenheimers f 2,50—3, dito
h blauwe eigenheimers f 3—
Westl. schoolmeesters zand
eine ronde 5-6 ct. per kg,,
0-0 per H.L. Met redelijken
traag.
.eer, Wol, dlveraen.
8 Sept. Aanvoer van vlas.
narktmeester). 5000 kg. Holl.
Deze Coura it veischijat eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per reeel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zi beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
y
SM
J'*
1<
e
Hi
I? i»
lil
40
ui.
Ten slotte komt men van socialisti
sche zijde met het bekende defaitis
tische argument: „Alle uitgaven ten
behoeve van leger én vloot zijn weg
gegooid geld, want we künnen ons toch
niet verdedigen". Men schimpt op ons
„prutsvlootje", dat voor de handhaving
van de zelfstandigheid van ons land
I van geen beteekenis zou zijn.
Doch nadat men aldus voor de ooren
van binnen- en buitenland minachting
^an eigen weermacht heeft doen blij-
^Pen' begint men plotseling uit een ander
vaatje te tappen. Men verwijt de Re
geering, dat ze door instandhouding
van dit „prutsvlootje" internationale
wedijver in bewapening bevordert en
derhalve mede verantwoordelijk is voor
het internationale oorlogsgevaar. Ja,
zelfs durft men de goê gemeente wijs
maken, dat afschaffing van dit „pruts
vlootje" voor de groote mogendheden
een uitnoodiging zal zijn om ook hare
vloten af te schaffen'!
Gelijk bekend, gevoelen de buiten-
landsche partijgenooten der Nederland-
sche socialisten niets voor eenzijdige
nationale ontwapening. Duitsche socia
listen gaven hun stem aan den verderen
bouw van een pantserschip; vooraan
staande Belgische en Fransche socia
listen gaven meermalen onomwonden te
verstaan niets voor eenzijdige nationale
ontwapening van hun land te gevoelen;
w de Engelsche Labour-regeering stak
I geen hand uit naar de ontwapening van
het Engelsche rijk. En „Het Volk" van
26 Aug. 1930 moest dan ook spijtig
erkennen
,Laat ons beginnen met te consta-
teeren, dat in alle groote landen alle
politieke partijen, ook de socialistische,
het beginsel van de landsverdeiging
aanvaarden. De communisten ook in
Rusland. Ontwapening aanvaarden de
socialisten van groote landen alleen, als
zij wordt doorgevoerd internationaal."
En verder
„Wij willen wel onze Nederlandsche
partijgenooten er tegen waarschuwen,
de Fransche, Duitsche, Britsche arbei-
rders, die over dit vraagstuk anders den
ken dan zij, te beschouwen als minder-
waardige socialisten. Als wij er aan
herinneren, dat de twee groote profeten
van het socialisme, Bebel in Duitsch-
land, en Jaurès in Frankrijk, met heel
hun hart het beginsel der landsverde
diging waren toegedaan, dan is hier
mede wel bewezen, dat er aan dit
vraagstuk meer vast zit dan wij in een
artikel in de krant kunnen uiteenzet
ten."
Ja zelfs het beruchte voorstel tot „af
schaffing van de vloot in Denemar
ken, waarop de S.D.A.P. ten onzent
zich zoo gaarne beroept, beteekent niet
een verzwakking doch een versterking
van Denemarken s weerwacht. De so
cialistische minister Rasmussen ver
klaarde bij de indiening van de Deen-
sche „vlootwet" op 3 Oct. 1924 in het
Folketing: „De thans van kracht zijnde
wet van 1922 heeft het leger en spe
ciaal de vloot op de grens van het
verval gebracht. In 1930 zal de marine
slechts 2 oorlogsschepen tellen en 11
kleine schepen, terwij] het ingediende
wetsontwerp deze getallen doet zijn
respectievelijk 6 en 18 tot 24."
Trouwens ook onze nationale ont-
wapenaars hebben er vroeger wel eens
anders over gedacht. Hunne kromme
redeneeringen zijn nog maar enkele
jaren oud.
In 1915 sprak het socialistisch Ka
merlid Hugenholtz van wien de
schoone uitdrukking „prutsvlootje" af
komstig is „Nadrukkelijk heb ik
ook nog eens in het debat verklaard,
dat ik de technische kritiek op onze
„notedoppen" enz. volkomen hand
haafde. Ik heb niets herroepen en het
woord is niet over mijne lippen ge
komen. Maar ik heb die kritiek goed
koop genoemd, omdat zij louter nega
tief was. En zonder ook maar in één
opzicht mij positief uit te laten, heb ik
gezegd, dat de geschiedenis van België
mij heeft geleerd (niet dat ik niét zoo
minachtend had moeten spreken over
ons leger), dat bij de huidige machts
verhoudingen ook de weermacht van
een klein land groot gewicht in de
schaal kan leggen." 1)
Mr. Troelstra schreef in zijn bro
chure „De wereldoorlog en de demo
cratie" o.a.„Wanneer een staat zoo
danig is gelegen tusschen twee oorlog
voerenden, zijn gebied, zijn kusten, zijn
havens zoodanige strategische beteeke
nis hebben in een uitgebroken oorlog,
dat het onverdedigd zijn van dit gebied
dezen in de noodzakelijkheid brengt
om, elk voor zich het tegen den ander
in staat van tegenweer te brengen, dan
dwingt hij hen feitelijk zijn land te be
zetten en het als oorlogsterrein te ge
bruiken."
Het boek van Mr. Oud „Om de de
mocratie" 1922 bevat soortgelijke ver
klaringen. Daar leest men o.a.„Ont
wapening door ons land alleen zou ons
slachtoffer kunnen maken van een po
litieke werkelijkheid, waarin de alge-
heele ontwapening nog niet is verwe
zenlijkt."
Deze uitlatingen worden ook vol
komen bevestigd door de historie.
Tijdens den Russisch-Japanschen
oorlog ontving onze Regeering van een
der oorlogvoerende mogendheden een
nota, waarin nadrukkelijk de verwach
ting werd uitgesproken, dat Nederland
niet zou toelaten, dat de tegenpartij van
Indië's havens of reeden zou gebruik
maken voor aanvulling van haar kolen-
voorraden, voor uitvoeringen van her
stellingen enz. Aan die mededeeling
werd kracht bijgezet door de toevoe
ging, dat bij verzuim aan de betrokken
Regeering geen andere weg zou open
staan dan zich het recht -voor te be
houden in onze havens en wateren, die
daartoe gebruikt werden, zoodanige
maatregelen voor de eigen veiligheid
te nemen als de omstandigheden zouden
vereischen.
Deze waarschuwing was toen over
bodig, omdat Nederland reeds van den
aanvang van den strijd alle maatrege
len genomen had tot handhaving van
Indië's onzijdigheid. Dank zij het feit,
dat Nederland over de middelen be
schikt om die onzijdigheid te hand
haven, is onze onzijdigheid toen vol
komen geëerbiedigd.
En wat den wereldoorlog aangaat,
blijkt de beteekenis van Nederlands
kleine weermacht duidelijk genoeg uit
de bekende gedenkschriften van den
vroegeren Duitschen bevelhebber
Graaf H. von Moltke, waarin deze
mededeelt„Graaf Schlieffen (von
Moltke's voorganger als chef van den
Duitschen Generalen Staf) wilde zelfs
met den rechtervleugel van het Duit
sche leger door Holland marcheeren.
Ik heb dit gewijzigd om niet ook Ne
derland te dwingen de zijde onzer vij
anden te kiezen en liever de groote
technische moeilijkheden op mij geno
men, die daardoor veroorzaakt werden,
dat de rechtervleugel van ons leger
zich door een enge ruimte tusschen
Aken en de zuidgrens van de provincie
Limburg moest dringen." En als de
reden voor deze verandering van het
plan-von Schlieffen noemt hij elders
„Ik was en ben nog heden overtuigd,
dat de veldtocht in het Westen moest
mislukken, wanneer wij Holland niet
ontzien hadden."
De gansche geschiedenis leert, dat de
omvang van de bewapening in den oor
log niet de alleenbeheerschende factor
is. De krijgskans is altijd onzeker. En
de verhoudingen, waarin ons land en
waarin Indië bij het uitbreken van een
conflict kunnen verkeeren zijn zoo
danig, dat wij in het meest waarschijn
lijk geval niet alleen zullen staan tegen
over den vijand, doch dat wij betrokken
zullen worden in den strijd tusschen
andere mogendheden en onze weer
macht ter aanvulling van die van an
dere mogendheden wellicht van door
slag gevende beteekenis zal blijken te
zijn.
Zoo oordeelde ook de bekende Duit
sche socialist Bebel toen hij in 1911 aan
de Zweedsche partijgenooten advi
seerde
„Zoolang de groote mogendheden
tot aan de tanden zijn gewapend, kun
nen de kleinere staten onmogelijk on
gewapend zijn. Weliswaar zal geen
kleine staat een groote mogendheid met
succes weerstand kunnen bieden. Maar
dat is hier niet de vraag, die den door
slag geeft.
„Als n.Dde neutraliteit van een klei
nen staat bij een oorlog tusschen de
groote mogendheden door een dezer
mogendheden geschonden wordt en de
tegenstander van deze mogendheid
springt voor dien kleinen staat in de
bres, dan zal het niet onverschillig zijn
of deze groote mogendheid zijn macht
kan versterken met de 100.000 man
van den kleinen staat. Gij hebt het
geheel aan het rechte eind bij de be
wering, dat Zweden tegenover het
Tsarenrijk niet zal kunnen stand hou
den. Andere groote mogendheden zul
len zich echter bij den aanval van Rus
land op Zweden aan de zijde van het
laatstgenoemde land scharen. Er zal
echter natuurlijk verlangd worden, dat
Zweden medehelpt om zichzelf te ver
dedigen. Of wil Zweden zonder ver
dediging zijn en den onverwinnaar als
buit in handen vallen
„Zoolang de tegenwoordige natio
nale tegenstellingen bestaan, is het
onmogelijk, dat een land ontwapend is.
„Zoo iets wordt dan ook in de be
sluiten van de internationale Congres
sen niet verlangd. In alle staten wordt
voor de zelfverdediging een organisatie
van een militie verlangd, voor het ge
val de tegenstander den weg van ar
bitrage niet wil betreden. Gij kunt daar
om krachtig op de organisatie van de
militie aandringen, die tegen de laagste
kosten de grootste kracht ter verdedi
ging zal leveren. De eigenlijke ontwa
pening moet van de groote mogend
heden uitgaande taak van de kleine
staten is echter iedere, dat doel be-
'oogende gedachte te steunen."
1) Aangehaald door Mr. Rutgers bij de vloot
wetdebatten in de Tweede Kamer in 1923.
Van onbekende hand ontving ik het Maand
blad van de Federatie van Diaconiën in de
Ned, Herv. Kerk.
Hierin zijn belangrijke gegevens te vinden
aangaande de armenzorg.
Interessant is een artikel, dat handelt over de
armenverzorging in de Ommelanden in de 17e
-en 18e eeuw.
Die armenzorg droeg een recht „moederlijk"
karakter, want de diakenen lieten zich in eigen
persoon met de kleinste aangelegenheden in.
Het volgende is aan dit artikel ontleend
De geldelijke ondersteuning was bitter klein;
slechts enkele stuivers werden aan de bedeelden
wekelijks uitgekeerd. De feedere zorg van de
diakenen strekte zich zelfs tot de kleeding van
hunne armen uit. Zoo verhaalt dr. Wumkes,
dat in een rekenboek te Eenum te lezen staat:
A° 1751. „voor een paer hosen anbreyden van
Focke Derck, 4 st„" Helium, 1765; „an Klaaske
voor 4 oude hembden uit stukken en lappen
voor Hiltje, 11 st„" Lellens 4748; „een slaap
muts voor Pieterke, 4 st."
Verder ontvingen de armën brood, turf en
winkelwaren; in geval van ziekte versterkende
middelen en geneeskundige behandeling; bij over
lijden: een eerlijke begrafenis, waarbij den
„Nabers" (Buren) een „Vorrel" kluunbier en
aan de familie een behoorlijk uitvaartsmaal ten
deel viel.
Kwam een bedeelde te overlijden dan had
den de diakenen op de kleine nalatenschap i
112
recht, meestal slechts uit eenig huisraad, e'en
stukje grond of een huisje bestaande.
Soms r.am de diaconie iemands onderhoud
geheel voor haar rekening, maar dan werd er
een acte van accoord of overgave
geschreven, waarbij de bedeelde het huis, waarin
hij woonde en al zijn bezittingen aan de diaconie
vermaakte, terwijl deze dan de geheele verzor
ging van den behoeftige op zich nam.
De diakenen besteedden de arme kinderen en
weezen uit en zagen nauwkeurig toe op hun
kleeding en voeding, hun onderwijs op school
en hun ambacht, dat zij gingen leeren.
Zij gedoogden niet de inmënging der ouders
bij het besteden der kinderen, die onder de dia
conie stonden. Het verdiende loon vloeide in de
diaconiekas, terwijl de ouders er niets van kre
gen.
Zoo luidde het bestedelinglijstje van de dia
conie te Eenum in 1781 als volgt:
„Gritie Jans is bij Nanne Hindriks totGarst-
huizen bestelt voor de kost.
Klaas Jans in Zeerijp bestelt en zal verteren
5 gl. 5 st.
Anje Jans is bestelt bij Roelf Jans tot Garst-
huizen en zal verdienen 20 gld."
De Meester ontving jaarlijks een zekere som
voor „het leeren der armenkinderen" ook kwa
men de leermiddelen en de school turf de kin
deren moesten zelf voor brandstof zorgen
voor rekening van de diaconie.
Kwam een jongen van school af, dan zochten
de diakenen een baas voor hem. Zoo trok een
diaken van Lellens den 9den Jan. 1726 met Af-
dert, een jong bestedeling, naar Thesinge „om
hem voor een jaar an de Kuper te besteden."
Hij ontving van de diaconie een nieuw
schootszeil 'en een paar nieuwe laarzen."
De bestedelingen kregen zelf het loon niet in
handen, zelfs den handpenning niet. De diake
nen inden het loon en stortten het in de diakonie-
kas. Alleen kregen de bestedelingen een weinig
zakgeld.
De meeste Ommelander gemeenten bezaten
een gasthuis, dat uit een rij van 4 of meer
kamers onder één dak, bestond. Daarhe'en wer
den oude mannen en vrouwen verwezen, die zich
niet meer konden redden. Maar alleen door den
bittersten nood gedwongen, ging men er toe
over. De gasthuizen zagen er ook zoo bekrom
pen en onaanzienlijk uit. Kleine raampjes, lage
deuren, weinig licht, in één woord zoo ongezel
lig mogelijk.
Men' besefte blijkbaar toen nog niet, dat de
Kerk ook inzake de huisvesting van ouden van
dagen e'en dure roeping te vervullen heeft.
Niet altijd heeft de Kerk de roeping ten aan
zien der armen goed verstaan. En vooral in de
dagen van het verval (de 18e en 19e eeuw) zag
het er ook in dit opzicht allertreurigst uit.
Eerst in het laatst der vorige eeuw toen Dr.
Kuyper ook in het diaconaat reformatiorisch op
trad, kwam er gaandeweg verbetering, maar lan
gen tijd was de diaconale armenzorg eigenlijk
een carricatuur van wat het wezen moest.
Op verscheidene plaatsen was het b.v. zoo
(en er zijn nóg kerk'en waar die onduldbare
toestand bestendigd wordt) dat de armen 's Zon
dags na afloop van den Kerkdienst hun bedee
ling kregen. Ze zaten daartoe in een afzonder
lijk hoekje van de kerk, zoodat ieder wist wie
er bedeeld werd en wie niet in de kerk ver
scheen kreeg niets. Dat was dan zeker om de
menschen op te wekken tot trouw kerkbezoek.
Was zoo'n predikant modern, dan moesten de
armen toch zorgen onder zijn gehoor te zijn,
anders misging hen de bete broods.
Inderdaad wel vreeselijke toestanden
Op andere plaatsen ging het er zoo naar toe
Op e'en bepaalden avond in de week hielden
de diakenen zitting. De arme menschen gingen
dien avond naar het gebouw waar de bedeeling
plaats had, wachtten gezamenlijk in een groote
wachtkamer (die 's winters vaak niet eens ge
stookt werd) en wachtte kalm hun beurt af.
Door een bode werden ze op hun beurt binnen
geroepen en verschenen daar voor de heefen dia
kenen, die in een goed verwarmd vertrek, met
hun „natje en droogje" en dampende pijpen ge
zeten achter een breede' tafel als rechters tegen
over de verschenenen 'zaten.
Zóó waren de toestanden in de vorige eeuw.
Natuurlijk werd het diaconaat op die manier
tot een carricatuur gemaakt.
Daar de lichamelijke verzorging al zoo veel
te wenschen overliet, sprak het vanzelf dat er
van geestelijke verzorging heelemaal geen sprake
was.
En dat niettegenstaande het formulier hunner
bevestiging in het ambt duidelijke taal spreekt
en uitdrukkelijk zegt„WaartQe het zeer goed
is, dat zij niet alleen met de uiterlijke gifte, maar
ook met troostelijke redenen uit het Woord
Gods aan de armen en ellendigen hulp bewij
zen."
Van waarachtige Christelijke barmhartig
heid is bij zulke bediening van het ambt ge'en
sprake meer, het diaconaat is gelijk geworden
aan de bedeeling van een burgerlijk armbestuur.
De kerk wordt aan de wereld gelijkvormig.
Verschrikkelijke toestanden
Het is de deformatie in de kerk, waarover Dr.
Kuyper op zoo roerend juiste en ernstige wijze
gesproken heeft in zijn boekske „Tractaat van
de Reformatie der kerken".'Geschreven in 1883.
Het is wel waard dat we daaruit een stukske
overnemen, omdat niet ieder in de gelegenheid
is dat boekske dat moeilijk te verkrijgen is, zelf
te lezen.
Dr. Kuyper schrijft daar in het hoofdstuk
„Van de deformatie in het werk der liefde en
der barmhartigheid"
In de kerk van Christus welt de liefde voor
den ellendige onder de broederen 'en de ontfer
ming voor de ellendigen onder die buiten staan,
even vanzelf en onweerstaanbaar naar boven,
als het water opborrelt uit de sleuven en spie-