Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. Eerste Hulp PUROL IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3675 WOENSDAG 10 SEPTEMBER 1930 45ste JAARGANG Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN A He stukken voor de Redactie bestemd» Adverfentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers Brieven uit Amerika. Van een arm dorp dat rijk werd Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 1,™ bl vooruitbetaling. B J1TENLAND bl vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die xl beslaan. Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. ii. Het tweede propagandamiddel der ontwapenaars is de leuze de vlootwet kost 120 millioen. Inderdaad kan men ten naaste bij tot dit bedrag komen door bij elkander te tellen de bedragen die volgens het plan gedurende elf jaar n.l. van 1930- 1940 door de regeering voor vlootbouw ten behoeve van Nederland en Oost- en West-Indië zou moeten worden uitge geven. Doch de minderwaardige pro pagandamethode, die in het aanheffen van deze leuze steekt, heeft ,,De Stan daard'' (van 24 Juni j.l.) aldus aan de kaak gesteld „Overigens kan men wel zeggen, dat t™wij ten behoeve van het op peil houden van onze vloot jaarlijks ongeveer tien a twaalf millioen uitgeven. Hierin komt nu geen verandering. Het laat zich zelf berekenen, dat er iets minder wordt aangevraagd dan in andere jaren. Na tuurlijk is een uitgave van een tiental millioenen over tien jaar honderd mil lioen .Men spreekt echter de waarheid niet, als men beweert, dat de Regeering thans honderd en twintig millioen wil besteden voor een groot vlootplan. Wij geven per jaar 150 millioen uit voor het lager onderwijs. Dat is in tien jaar 1500 milioen. Wat zou men nu moeten zeggen van een man die het onderwijs te duur vindend, na de verschijning der jaarlijksche begroo ting een pamflet liet drukken, en daarin in schreeuwende letters vertelde r»1500 millioen voor het onderwijs, om dan in ^kleine letter te vervolgen; over een tijd vak van tien jaar. Of als een socialis tisch strijder tegen het verschil in sa laris en tegen hooge inkomsten voor sommige partijgenooten een pamflet zoo voor een congres zou verspreiden met reusachtige letters: tachtig duizend gul den aan salaris voor den wethouder Wibaut en dan met kleine letters: over tien jaar. Het woord „demagogie zou wel de zwakste uitdrukking zijn, die de partij liet hooren". De volledige uitvoering van het plan- Deckers zal 119.24 millioen kosten, van welk bedrag 73.5 millioen komt ten laste van de Nederlandsche en 45.74 millioen ten'laste van de Ne- derlandsch-Indische schatkist. Doch per jaar zal gelijk wij reeds meldden bij aanvaarding van dit vlootplan gemiddeld niet meer voor vlootbouw worden uitgegeven dan totaal 10.8 millioen, waarvan 6.7 millioen door Nederland en 4,1 millioen door Ne- derlandsdh-Indië, dat is nog minder dan de vlootbouw gedurende de laatste jaren kostte. Verder verneemt men de klacht, dat de Regeering het snoode voornemen koestert de vlootsterkte met 50 uit te breiden, waarbij men dan doelt op het door Minister Deckers noodzakelijk geoordeelde reservemateriaal, bestaan de uit 1 kruiser, 4 jagers en 6 onderzee booten. Wij wijzen er echter op, dat volgens het Regeeringsplan alleen voor Neder- landsch-Indië reservemateriaal zal wor den aangebouwd. En de bedoeling is niet van de gansche Nederlandsch-In- dische vloot, doch slechts van belang rijke scheepstypen, n.l. van de kruisers, de jagers en de onderzeebooten een aantal reserveschepen aan te schaffen. Een vloot, gelijk de Nederlandsche, die uit kleine schepen bestaat en toch in verband met de groote uitgestrekt heid van den Indischen Archipel, met name wat de snelheid betreft aan hooge eischen moet voldoen, vergt een regel matig en nauwkeurig onderhoud. Pe riodiek moeten dus de schepen voor langeren of korteren tijd voor reparatie aan den dienst worden onttrokken en dan zou zonder reserve-materiaal het vereischte minimum niet meer voor den dienst beschikbaar zijn. Gesteld, dat bij het uitbreken van een gewapend con flict in het Oosten één der beide krui sers voor reparatie in het dok zou lig gen, dan zouden wij bij afwezigheid van een reserve-kruiser nog maar één kruiser ter beschikking hebben en dus het belangrijkste deel van onze strijd macht tot de helft zien gereduceerd. Nu kan men vragen: maar kan dan niet dit regelmatig onderhoud der sche pen beperkt worden, door ze in vredes tijd op te leggen en ze gereed te hou den voor het geval de nood aan den man komt. Dat dit onmogelijk is, ge voelt ieder, die bedenkt, dat een vloot- macht zonder geoefende bemanning niets te beteekenen heeft. Ook in vre destijd kunnen de schepen ter oefening van het personeel afgezien nog van het z.g. vlagvertoon voor den dienst niet worden gemist. Het is daarbij niet ondienstig te ver melden, dat uit den kring dergenen, die zoo krachtig protesteeren tegen het vlootplan der Regeering, ook de klacht rijst over de ontoereikendheid van 's Ministers bouwplan, wijl de levens duur van het vlootmateriaal korter zou zijn dan de Minister aanneemt. „In 1928 zal pas voor een nieuwen kruiser ter vervanging van den kruiser „Java" een eerste termijn worden aangevraagd. In 1940 zal dit „scheepje" aldus liet kort geleden de „Marinedeskundige" van de S.D.A.P., de heer Joh. Brauti- gam, zich uit „nog niet gereed zijn en de „Java" zal dan 19 jaar te water liggen. Op vervanging der „Sumatra", die nog een jaartje vroeger te water is gelaten, is tot en met 1940 niet gere kend. In 1940 zijn de oudste torpedo jagers veertien jaar oud; aan de ver vanging wordt dan nog niet gedacht." Inderdaad. Onze beperkte financieele middelen veroorloven de Regeering niet onze weermiddelen te houden op het peil, dat een behoorlijke defensie van Nederland en zijne koloniën vordert. Doch juist daarom te meer valt de wijs heid der Regeering te prijzen, dat zij door voorziening van onze vloot met eenig reservemateriaal in deze leemte tracht te voorzien. Beste Vriend Onze tijd is niet zoo zeer een van dogmatiek. De roep is: geef ons leven en geen leer. In sommige kringen wil men alle leergeschillen maar wegdoezelen. Vooral ons groote land is in zijn Godsdienstopvatting breed en oppervlak kig. Een gevaar, waar wij als ouders de oogen goed voor open moeten hebben. Zullen wij onze kinderen in de gereformeerde richting lei den, dan moet dit hun dagelijks voorgehouden worden. Ja, 't is eerbaar als men Zondags ter kerk gaaten lid is van een half dozijn ker kelijke vereenigingen. Maar of dat nu een Geref. Kerk of een Doopsgezinde of Luthersche is, dat komt er niet zoo zeer op aan. De hoofdzaak is, dat men Church member is. Een man ver huisde van het eene eind van de stad naar het andere. Hij was lid van een Doopsgezinde ge meente. Mijn dochter zei tegen hem: nu kom je ook ver van de kerk af te wonen. Ja maar, zei hij, ik ga ook van kerk veranderen, ik ga daar naar de free Methodiste kerk. Zonder over drijving kan men dit echt Amerikaansch noe men. Ik behoef je niet te schrijven, dat deze schromelijke oppervlakkigheid een beginsellooze Godsdienst is. Wij houden dit onz'en kinderen dan ook voor en zeggen hun hoe het in Neder land is, dat daar in Geref. kringen alles door het beginsel beheerscht wordt. Wij vertellen hun van de beginselpolitiek. Meer dan eens repeteeren wij de dagen van 19011905, die wij daar doorgemaakt hebben met de opkomst en de val van het ministerie-Kuyper. En dan zitten vooral de grooteren met aandacht te luisteren. Wij vertellen van de actie der Chris telijke arbeidersorganisaties, van den strijd op schoolgebied, en de overwinning dienaangaande enz. Wij vertellen hun wat wij gelezen hebben over de bescherming van den troon in 1918. Hoe flinke jonge menschen, meest oud-leden van de Jongelingsvereenigingen en leden der Chr. Vakvereenigingen, dadelijk klaar stonden om het socialisme deze poging onmogelijk te maken. En dan gevoelen zij met ons: er is een leemte in ons groote land. Een leemte, waarin voorzien moet worden, zullen wij straks niet in de macht van het socialisme en bolsjewisme terecht komen. Om in het gezin aan groot en klein, dadelijk hulp te kunnen verleenen bij Brandwonden en Snijwonden en alle andere Huidverwondingen is het zoo veilig thuis altijd bij de hand te hebben een doos of tube Maar door deze voorbeelden uit het oude vaderland te noemen, hebben wij bij onze kin deren anderzijds weer een verkeerd begrip over Nederland bewerktBijv. eenige maanden ge leden zijn hier menschen uit Nederland komen wonen. En een onzer kinderen stond verbaasd, dat die man vloekte. Zij dachten, dat het in Nederland allemaal goede Christenen waren En verleden week hadden zij wat gehoord, dat ging buiten alle perken. Hun vriend Henry had hen verteld, dat zijn vader naar Nederland was geweest. Hij was daar in geen 40 jaar geweest. Toen hij op zijn geboorteplaats in de kerk kwam, zag hij de drie letters van zijn naam nog, die hij als jongen in een van de kerkbanken gesneden had. „Dat is toch verschrikkelijk, pa", zegt de kleinste, „als dit in Amerika gebeurde, zoo'n jongen ging voor twee jaar naar een ver beteringsgesticht". En ja, wat zal men zeggen Het is ook erg vooral voor onze kinderen, die in de Amerikaansche kerken zijn opgegroeid, waar alles zoo eerbiedig en netjes naar toe gaat. Zij kunn'en zich geen gedachten vormen van die groote, oude, holle kerken met steenen vloeren en bijna ongeverfde banken, zooals dit veertig jaar geleden in vele plaatsen nog was. Hoe dat toen de rijke menschen in een luifelbank achter een .groen gordijntje voor in de kerk zaten, en de meer gegoede stand in het midden, terwijl de arme arbeiders achterin een plaats kreeg. Als ik dit vertel, kleurt hun gezicht van ver ontwaardiging. Zoo iets kan in Amerika niet. Gelukkig zijn die toestanden in het oude vader land veel verbeterd. En ik vertelde hun, dat geheel achterin, waar die arme kinderen dan veel zafen, zij den dominé dan toch niet konden verstaan en geen ouderlijk toezicht hadden, en daarom zulke slechtheden uithaalden. Ik wil nog vertellen, dat er ook weer redenen zijn om God te danken voor zijn bemoeienissen ook met ons als Geref. Amerikanen. Rev. W. Hendrikse, predikant in de derde gemeente te Zeeland Mich., is begonnen met de Dogmatiek van wijlen Dr. H. Bavinck te vertalen uit het Nederlandsch in de Amerikaansche taal. Een reuzentaak, waar zeer zeker veel moed voor noodig is. Ik ken dezen broeder persoonlijk zeer goed. En ah is het, dat hij nog zeer jong is, zal dit géén' beletsel zijn om zijn taak te volbrengen. Hij is onze Geref. beginselen goed machtig, wat voor zulk een vertaling een eerste vereischte is. Ten tweede kent hij het Hollandsch zoo goed als het Engelsch. Een prospectus van de uitgave is verzonden, ook aan de redacteuren van dag- en weekbladen natuurlijk. En nu is het de moeite waard om die beoordeelingen te lezen, vooral van sommige predikanten. Zonder dat ze nog iets van het werk zelf gezien hebben, beginnen ze al te critiseeren. Rev. Hendrikse heeft aan onze Seminary zijn Th. B. gehaald, is in onze Chr. Geref. Kerk goed bekend als een flink en ijverig student, is een meester in het Grieksch. En toch wordt hij door een van zijn ambtgenooten in een kerkelijk weekblad te Chicago als een „vreem deling" aangekondigd. Letterlijk zegt deze: heeft de vertaler de theologische prestige, die noodig is voor zulk een werk Is zijn theologische we tenschappelijke opleiding en kweeking zoo, dat hij daarvoor bekwaam is Enz. Te weinig wordt het woord van Paulus be tracht: Niemand verachte uwe jonkheid Calvijn was nog maar 25 jaar oud toen hij zijn ma gistrale werk schreef, „De Institutie". De his torie leert, dat de grootste arbeid op geestelijk terrein in de jeugd begonnen wordt. Het ziet er maar treurig uit als er gewacht moet worden tot men 40 of 50 jaar oud is De beste tijd is dan voorbij. Maar zou óók aan predikanten is niets m'enschelijks vreemd óók de jalouzie niet een rol spelen Hef zou wel diep treurig zijn als dit waar was en hierdoor het werk in Christus' Kerk werd lamgeslagen. Er is dringend behoefte aan een vertaling van het werk van Prof. Bavinck en niemand der ouderen heeft het nog aangedurfd, waarom zou men het dan niet warm toejuichen, dat er jon geren onder ons opstaan, die het wel onder nemen Ook met de oprichting van ons eerste Chris telijk dagblad hebben wij genoeg van die jalouzie moeten lijden. En nu dit van de baan is, en de oprichter Ds. J. Clover Monsma een goed heen komen moest zoeken in de Presb. Church, nu beginrien sommigen weer over een Chr. dag blad. Maar als zij door zulk een streven geleid worden, zullen zij er evenmin komen. Laten wij den Koning der Kerk bidden, dat onze jeugdige broeder slagen moge in zijn zeer omvangrijk werk, tot de eere van Gods Naam en tot welzijn van onze Geref. beginselen in Amerika. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. door H. KINGMANS. 42) „Kind zeide hij op verbaasden toon, „ik weet, wat je bedoelt. Ér is inderdaad verschil. Maar ik denk er geen moment aan, het je lastig te maken. Je kunt je gang gaan. Geloof je dat niet van mij, Hertha „Ik geloof het", antwoordde Hertha smartvol. „Dat is je voornemen. Maar, hoe gaarne je zoudt willen, je kunt dat voornemen niet hou den. Onze leefwijzen zouden niet strooken. Er kwamen botsingen. "Wij zouden geen leven hebben. „Kom, kom, je vat het veel te tragisch op" suste hij, omdat hij met geen mogelijkheid in haar bezwaren kon inkomen. „Niet tragisch. Maar wel ernstig. In overeen stemming met mijn belijdenis. Ik weet, wat ik doe, Alfred. Ik heb er genoeg ondergeleden. Maar: ik mag niet ik kan niet je vrouw worden. Er is Eén, Die het mij verbiedt. God in den hemel." - „Maar, Hertha, dat grenst aan het krank zinnige", zeide hij, nog steeds vol verbazing. „Het is de realiteit", merkte zij op. „Die is zwaar om te dragen. God geve mij de kracht er toe." „Kind smeekte hij, „doe niet zoo dwaas, ergeef mij deze uitdrukking. Zou je dan den- en; je 00it lastig zou vallen?" „Je hebt dat voornemen niet, ik herhala het. jUnt 4at voornemen niet houden. Je u op den duur met mijn levensgewoonten g en vrede hebben. En dan kwamen de bot- mu9en' i r 9evaar 's "iet denkbeeldig, dat ik yvloof zou gaan verliezen, dat het althans krachtig meer werken zou. Het is niet mogelijk, dat een man en vrouw, die zóó van elkaar in diepe levensovertuiging verschillen, een harmonieerend huwelijksleven kunnen leiden, al denk je van wel." „Je zoekt het te ver", zeide hij. „Ik wilde je verstandiger hebben, Hertha. Wat ter wereld zou ik je overlast aandoen „Je wilt het niet, ik geloof het graag. Maar het kan niet anders. Het is onmogelijk, dat een geloovige een goed huwelijksleven hebben kan met een ongeloovige. God verbiedt het mij, zulk een huwelijk te sluiten. Ik zal gehoorzamen, al heeft het mij strijd gekost. Laat ons dit on derhoud beëindigen. Het leidt tot niets. Ik mag niet en ik kan niet." Dokter Alfred van Stralen sprong op. „Je speelt met mij", riep hij verontwaardigd. „Waarom zeg je dan niet ronduit, dat je mij niet liefhebt Hertha hijgde zwaar. Dan zag zij hem aan met haar bruine oogen, die vol tranen stonden. „Alfred", zeide zij op zachten toon, „word niet boos, omdat ik je moet afwijzen. Slinger mij geen beschuldigingen in het gelaat, die niet waar zijn. Ik speel niet met je. Ik speel open kaart. De zaak is waarlijk er waarlijk ernstig genoeg voor. Er is slechts één man, dien ik liefheb en met wien ik van ganscher harte het leven zou willen doorgaan „Dus tóch", zeide hij, haar verkeerd be grijpend. „En die ééne man is Alfred van Stralen", vervolgde Hertha, moeilijk sprekend nu. Zij VOe; ,e. haar geestkracht begeven. "Méén je dat, Hertha?" vroeg hij juichend. „Ik lieg niet zeide zij. „Er is er slechts één in mijn leven geweest. En dat ben jij. O, Alfred, ,ik heb in het ziekenhuis in Rotterdam reeds een v ermoeden gekregen. En dat vermoeden werd steeds sterker. Totdat ik volkomen zekerheid had. En mijn hart ging naar jou uit, terwijl ik wist, dat het niet mocht. Ik heb gestreden, maar ook overwonnen. En nu weet je meteen, waarom ik jou ontweek. Ik was bang voor dit onderhoud, dat eenmaal komen moest. Ik ver zeker je, en ik bid God, dat je het gelooven moogt, dat het mij pijn doet, je te moeten af wijzen. Maar het moet. Nu weet je alles, letter lijk alles. En ga nu heen. Dit gaat boven mijn kracht." „Kind, waarom zal ik heengaan Ik meende daareven, dat ik geen wederliefde vond. Maar het tegendeel is het geval, wat ik ook wel ver moedde. Welk beletsel is er dan „Het beletsel, dat ik genoemd heb, Alfred, ik kan niet en ik mag niet. Hoe gaarne zou ik willen, dat het anders was Maar ik mag hand en hart niet geven aan een man, die den Heere, mijn God niet vreest." Verslagen, niet kunnende begrijpen dit stand punt, zat Alfred van Stralen in de fauteuil, de hand onder het hoofd. Hij voelde iets van het grootsche van het offer, dat Hertha aan haar geloof bracht. Zijns ondanks kreeg hij er be wondering voor. Maar dan kon hij het zich weer niet indenken. „Kun je je woorden niet wat verzachten vroeg hij, smeek'end als een kind. „Moet ik nu zóó heengaan, Hertha Wil je er nog eens kalm over nadenken „Ik kan niet tot een ander inzicht komen, Alfred. Mijn strijd is uitgestreden. De overwin ning is behaald. Morgen en overmorgen zou ik precies hetzelfde zeggen. Geloof mij toch. Laten wij elkaar niet langer martelen. Ik heb er reeds over gedacht, maar na dit onderhoud staat het voor mij vast, dat ik mijn ontslag zal aanvragen en Zeeduin verlaten." „Je kunt het niet meenen riep hij smartvol uit. „Het is niet goed, dat wij samen naast elkaar blijven voortwerk'en. Ik zou het ook niet kun nen. Ik schaam mij niet, om je te zeggen, dat ik je liefheb. En tóch kan en mag ik je niet aanvaarden. In zulk een verhouding kunnen dokter en verpleegster toch niet samenwerken „Ik meende, dat je veel van Zeeduin hield." „God alleen weet, wat het mij kost, te ver trekken", zeide Hertha ontroerd. „Maar het moet. Ik vrees, dat ik op den duur niet sterk zou staan." „Wel, dan werd je mijn vrouw Waarom kan dat nu niet, Hertha Ik ben precies als mijn oom, die niemand hinderde, onverschillig, welken godsdienst hij beleed." „Het gaat niet, Alfred. Man en vrouw moeten gelijk denken. Zoo niet, dan is een huwelijk ellende. Ik k a n niet anders handelen. Vaarwel. Ik zal zoo spoedig mogelijk vertrekken." Zij reikte hem de hand, die hij lang vasthield, haar aanziende met een smartelijken blik, waar in verwijt te lezen was. „Maak het mij niet moeilijk, Alfred. Ga nu", smeekte zij. „Is dit je laatste woord „Mijn laatste. Ik m o e t mijn hart het zwijgen opleggen. Dat is strikte eisch van God." „Ik geloof het niet. Je gaat te ver, Hertha." „Op den weg Gods kunnen wij nooit ver ge noeg gaan", zei Hertha met vaste stem. Maar toen dokter Van Stralen het vertrek verlaten had, snikte zij, alsof haar hart breken zou HOOFDSTUK XX. Wie zich opofferde. Dokter van Stralen verliet den volgenden morgen „Het wapen van Zeeduin", waar hij de schipbreukelingen bezocht had, die het allen zeer wel maakten, tóen de schipper van de reddingsboot kwam aangewandeld. De storm was geheel bedaard. Door de nog grauwe en jachtende wolken scheen zelfs de najaarszon. De dokter, die in een zeer neerslachtige stem ming was na het onderhoud met Hertha, had geen lust, een praatje te maken en wilde verder gaan. Maar Krijn Vermeulen hield hem staande, informeerend naar de Italianen. „Zij maken het allen best", antwoordde Alfred van Stralen kort. „Dan zal ik eens met den kapitein gaan pra ten. Er moet toch wat met het wrak gebeuren." Nu eerst drong het tot den jongen dokter door, dat hij niet erg beleefd en attent optrad, waar hij stond te praten met hem, onder wiens leiding knap reddingswerk was verricht. „Ik maak je nog mijn compliment, Vermeulen. Je hebt gisteravond een zware taak schitterend volbracht." Krijn weerde den lof af. „Het was niets bijzonders, dokter, 'k Heb het meermalen gedaan, al moet ik eerlijk zeggen, dat ik het zóó erg nog niet heb meegemaakt. Maar God heeft ons geholpen." Alfred van Stralen gaf geen antwoord. Hij kon het nog eemgszins begrijpen, dat een vrouw als Hertha zóó sprak, maar een stoere schipper, die gister met leeuwenmoed zee koos, de bran ding in, neen, dat ging boven zijn bevatting. „Dokter gelooft het niet, maar het is tóch waar. God heeft ons geholpen." „Behoor je ook tot den kring van zuster Van Landen en die anderen „Ik behoor tot de kerk, waar Gods Woord zuiver gepredikt wordt", antwoordde de ander eerbiedig. „Dat gebeurde hier niet. Wij hebben aan de zuster, God zegene haarte danken, dat er hier verandering gekomen is. En ik, persoonlijk, heb ook zeer veel aan haar te danken, dokter „Hoe bedoel je dat „Hoewel geloovig opgevoed, had ik God hee- lemaal uit het oog verloren. De zuster heeft mij weer op het goede pad gebracht. Zij heeft hier zegenrijk werk verricht. En zij kan nog veel meer doen. Er is hier op Zeeduin zeer veel ten goede veranderd." De stoere schipper sprak op een toon vol geestdrift. En het deed, zijns ondanks, Alfred van Stralen goed, zóó over Hertha te hooren spreken. „Ik geloof, dat zeer spoedig verandering zal kom'en, Vermeulen. Het is wel zeker maar ik vertel je dat strikt in vertrouwen, hoor dat zuster Van Landen zeer binnenkort Zeeduin gaat verlaten." Krijn Vermuien zette een gezicht, alsof hij het in Keulen hoorde donderen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1