Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
Eerste Hulp
PUROL
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3675
WOENSDAG 10 SEPTEMBER 1930
45ste JAARGANG
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
A He stukken voor de Redactie bestemd» Adverfentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers
Brieven uit Amerika.
Van een arm dorp
dat rijk werd
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 1,™ bl vooruitbetaling.
B J1TENLAND bl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die xl beslaan.
Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
ii.
Het tweede propagandamiddel der
ontwapenaars is de leuze de vlootwet
kost 120 millioen.
Inderdaad kan men ten naaste bij
tot dit bedrag komen door bij elkander
te tellen de bedragen die volgens het
plan gedurende elf jaar n.l. van 1930-
1940 door de regeering voor vlootbouw
ten behoeve van Nederland en Oost- en
West-Indië zou moeten worden uitge
geven. Doch de minderwaardige pro
pagandamethode, die in het aanheffen
van deze leuze steekt, heeft ,,De Stan
daard'' (van 24 Juni j.l.) aldus aan de
kaak gesteld
„Overigens kan men wel zeggen, dat
t™wij ten behoeve van het op peil houden
van onze vloot jaarlijks ongeveer tien
a twaalf millioen uitgeven. Hierin komt
nu geen verandering. Het laat zich zelf
berekenen, dat er iets minder wordt
aangevraagd dan in andere jaren. Na
tuurlijk is een uitgave van een tiental
millioenen over tien jaar honderd mil
lioen .Men spreekt echter de waarheid
niet, als men beweert, dat de Regeering
thans honderd en twintig millioen wil
besteden voor een groot vlootplan.
Wij geven per jaar 150 millioen uit
voor het lager onderwijs.
Dat is in tien jaar 1500 milioen. Wat
zou men nu moeten zeggen van een man
die het onderwijs te duur vindend, na
de verschijning der jaarlijksche begroo
ting een pamflet liet drukken, en daarin
in schreeuwende letters vertelde r»1500
millioen voor het onderwijs, om dan in
^kleine letter te vervolgen; over een tijd
vak van tien jaar. Of als een socialis
tisch strijder tegen het verschil in sa
laris en tegen hooge inkomsten voor
sommige partijgenooten een pamflet zoo
voor een congres zou verspreiden met
reusachtige letters: tachtig duizend gul
den aan salaris voor den wethouder
Wibaut en dan met kleine letters:
over tien jaar.
Het woord „demagogie zou wel de
zwakste uitdrukking zijn, die de partij
liet hooren".
De volledige uitvoering van het plan-
Deckers zal 119.24 millioen kosten,
van welk bedrag 73.5 millioen komt
ten laste van de Nederlandsche en
45.74 millioen ten'laste van de Ne-
derlandsch-Indische schatkist. Doch
per jaar zal gelijk wij reeds meldden
bij aanvaarding van dit vlootplan
gemiddeld niet meer voor vlootbouw
worden uitgegeven dan totaal 10.8
millioen, waarvan 6.7 millioen door
Nederland en 4,1 millioen door Ne-
derlandsdh-Indië, dat is nog minder
dan de vlootbouw gedurende de laatste
jaren kostte.
Verder verneemt men de klacht, dat
de Regeering het snoode voornemen
koestert de vlootsterkte met 50 uit
te breiden, waarbij men dan doelt op
het door Minister Deckers noodzakelijk
geoordeelde reservemateriaal, bestaan
de uit 1 kruiser, 4 jagers en 6 onderzee
booten.
Wij wijzen er echter op, dat volgens
het Regeeringsplan alleen voor Neder-
landsch-Indië reservemateriaal zal wor
den aangebouwd. En de bedoeling is
niet van de gansche Nederlandsch-In-
dische vloot, doch slechts van belang
rijke scheepstypen, n.l. van de kruisers,
de jagers en de onderzeebooten een
aantal reserveschepen aan te schaffen.
Een vloot, gelijk de Nederlandsche,
die uit kleine schepen bestaat en toch
in verband met de groote uitgestrekt
heid van den Indischen Archipel, met
name wat de snelheid betreft aan hooge
eischen moet voldoen, vergt een regel
matig en nauwkeurig onderhoud. Pe
riodiek moeten dus de schepen voor
langeren of korteren tijd voor reparatie
aan den dienst worden onttrokken en
dan zou zonder reserve-materiaal het
vereischte minimum niet meer voor den
dienst beschikbaar zijn. Gesteld, dat bij
het uitbreken van een gewapend con
flict in het Oosten één der beide krui
sers voor reparatie in het dok zou lig
gen, dan zouden wij bij afwezigheid
van een reserve-kruiser nog maar één
kruiser ter beschikking hebben en dus
het belangrijkste deel van onze strijd
macht tot de helft zien gereduceerd.
Nu kan men vragen: maar kan dan
niet dit regelmatig onderhoud der sche
pen beperkt worden, door ze in vredes
tijd op te leggen en ze gereed te hou
den voor het geval de nood aan den
man komt. Dat dit onmogelijk is, ge
voelt ieder, die bedenkt, dat een vloot-
macht zonder geoefende bemanning
niets te beteekenen heeft. Ook in vre
destijd kunnen de schepen ter oefening
van het personeel afgezien nog van
het z.g. vlagvertoon voor den dienst
niet worden gemist.
Het is daarbij niet ondienstig te ver
melden, dat uit den kring dergenen,
die zoo krachtig protesteeren tegen het
vlootplan der Regeering, ook de klacht
rijst over de ontoereikendheid van
's Ministers bouwplan, wijl de levens
duur van het vlootmateriaal korter zou
zijn dan de Minister aanneemt. „In
1928 zal pas voor een nieuwen kruiser
ter vervanging van den kruiser „Java"
een eerste termijn worden aangevraagd.
In 1940 zal dit „scheepje" aldus liet
kort geleden de „Marinedeskundige"
van de S.D.A.P., de heer Joh. Brauti-
gam, zich uit „nog niet gereed zijn
en de „Java" zal dan 19 jaar te water
liggen. Op vervanging der „Sumatra",
die nog een jaartje vroeger te water is
gelaten, is tot en met 1940 niet gere
kend. In 1940 zijn de oudste torpedo
jagers veertien jaar oud; aan de ver
vanging wordt dan nog niet gedacht."
Inderdaad. Onze beperkte financieele
middelen veroorloven de Regeering niet
onze weermiddelen te houden op het
peil, dat een behoorlijke defensie van
Nederland en zijne koloniën vordert.
Doch juist daarom te meer valt de wijs
heid der Regeering te prijzen, dat zij
door voorziening van onze vloot met
eenig reservemateriaal in deze leemte
tracht te voorzien.
Beste Vriend
Onze tijd is niet zoo zeer een van dogmatiek.
De roep is: geef ons leven en geen leer. In
sommige kringen wil men alle leergeschillen
maar wegdoezelen. Vooral ons groote land is
in zijn Godsdienstopvatting breed en oppervlak
kig. Een gevaar, waar wij als ouders de oogen
goed voor open moeten hebben. Zullen wij
onze kinderen in de gereformeerde richting lei
den, dan moet dit hun dagelijks voorgehouden
worden. Ja, 't is eerbaar als men Zondags ter
kerk gaaten lid is van een half dozijn ker
kelijke vereenigingen. Maar of dat nu een Geref.
Kerk of een Doopsgezinde of Luthersche is, dat
komt er niet zoo zeer op aan. De hoofdzaak
is, dat men Church member is. Een man ver
huisde van het eene eind van de stad naar het
andere. Hij was lid van een Doopsgezinde ge
meente. Mijn dochter zei tegen hem: nu kom je
ook ver van de kerk af te wonen. Ja maar, zei
hij, ik ga ook van kerk veranderen, ik ga daar
naar de free Methodiste kerk. Zonder over
drijving kan men dit echt Amerikaansch noe
men. Ik behoef je niet te schrijven, dat deze
schromelijke oppervlakkigheid een beginsellooze
Godsdienst is. Wij houden dit onz'en kinderen
dan ook voor en zeggen hun hoe het in Neder
land is, dat daar in Geref. kringen alles door
het beginsel beheerscht wordt. Wij vertellen
hun van de beginselpolitiek. Meer dan eens
repeteeren wij de dagen van 19011905, die
wij daar doorgemaakt hebben met de opkomst
en de val van het ministerie-Kuyper. En dan
zitten vooral de grooteren met aandacht te
luisteren. Wij vertellen van de actie der Chris
telijke arbeidersorganisaties, van den strijd op
schoolgebied, en de overwinning dienaangaande
enz. Wij vertellen hun wat wij gelezen hebben
over de bescherming van den troon in 1918.
Hoe flinke jonge menschen, meest oud-leden
van de Jongelingsvereenigingen en leden der
Chr. Vakvereenigingen, dadelijk klaar stonden
om het socialisme deze poging onmogelijk te
maken. En dan gevoelen zij met ons: er is een
leemte in ons groote land. Een leemte, waarin
voorzien moet worden, zullen wij straks niet in
de macht van het socialisme en bolsjewisme
terecht komen.
Om in het gezin aan groot en klein, dadelijk
hulp te kunnen verleenen bij Brandwonden en
Snijwonden en alle andere Huidverwondingen
is het zoo veilig thuis altijd bij de hand te
hebben een doos of tube
Maar door deze voorbeelden uit het oude
vaderland te noemen, hebben wij bij onze kin
deren anderzijds weer een verkeerd begrip over
Nederland bewerktBijv. eenige maanden ge
leden zijn hier menschen uit Nederland komen
wonen. En een onzer kinderen stond verbaasd,
dat die man vloekte. Zij dachten, dat het in
Nederland allemaal goede Christenen waren
En verleden week hadden zij wat gehoord, dat
ging buiten alle perken. Hun vriend Henry had
hen verteld, dat zijn vader naar Nederland was
geweest. Hij was daar in geen 40 jaar geweest.
Toen hij op zijn geboorteplaats in de kerk
kwam, zag hij de drie letters van zijn naam nog,
die hij als jongen in een van de kerkbanken
gesneden had. „Dat is toch verschrikkelijk, pa",
zegt de kleinste, „als dit in Amerika gebeurde,
zoo'n jongen ging voor twee jaar naar een ver
beteringsgesticht". En ja, wat zal men zeggen
Het is ook erg vooral voor onze kinderen, die
in de Amerikaansche kerken zijn opgegroeid,
waar alles zoo eerbiedig en netjes naar toe gaat.
Zij kunn'en zich geen gedachten vormen van die
groote, oude, holle kerken met steenen vloeren
en bijna ongeverfde banken, zooals dit veertig
jaar geleden in vele plaatsen nog was. Hoe dat
toen de rijke menschen in een luifelbank achter
een .groen gordijntje voor in de kerk zaten, en
de meer gegoede stand in het midden, terwijl
de arme arbeiders achterin een plaats kreeg.
Als ik dit vertel, kleurt hun gezicht van ver
ontwaardiging. Zoo iets kan in Amerika niet.
Gelukkig zijn die toestanden in het oude vader
land veel verbeterd. En ik vertelde hun, dat
geheel achterin, waar die arme kinderen dan veel
zafen, zij den dominé dan toch niet konden
verstaan en geen ouderlijk toezicht hadden, en
daarom zulke slechtheden uithaalden.
Ik wil nog vertellen, dat er ook weer redenen
zijn om God te danken voor zijn bemoeienissen
ook met ons als Geref. Amerikanen. Rev. W.
Hendrikse, predikant in de derde gemeente te
Zeeland Mich., is begonnen met de Dogmatiek
van wijlen Dr. H. Bavinck te vertalen uit het
Nederlandsch in de Amerikaansche taal. Een
reuzentaak, waar zeer zeker veel moed voor
noodig is. Ik ken dezen broeder persoonlijk zeer
goed. En ah is het, dat hij nog zeer jong is, zal
dit géén' beletsel zijn om zijn taak te volbrengen.
Hij is onze Geref. beginselen goed machtig,
wat voor zulk een vertaling een eerste vereischte
is. Ten tweede kent hij het Hollandsch zoo
goed als het Engelsch.
Een prospectus van de uitgave is verzonden,
ook aan de redacteuren van dag- en weekbladen
natuurlijk. En nu is het de moeite waard om
die beoordeelingen te lezen, vooral van sommige
predikanten. Zonder dat ze nog iets van het
werk zelf gezien hebben, beginnen ze al te
critiseeren. Rev. Hendrikse heeft aan onze
Seminary zijn Th. B. gehaald, is in onze Chr.
Geref. Kerk goed bekend als een flink en ijverig
student, is een meester in het Grieksch. En toch
wordt hij door een van zijn ambtgenooten in een
kerkelijk weekblad te Chicago als een „vreem
deling" aangekondigd. Letterlijk zegt deze: heeft
de vertaler de theologische prestige, die noodig
is voor zulk een werk Is zijn theologische we
tenschappelijke opleiding en kweeking zoo, dat
hij daarvoor bekwaam is Enz.
Te weinig wordt het woord van Paulus be
tracht: Niemand verachte uwe jonkheid Calvijn
was nog maar 25 jaar oud toen hij zijn ma
gistrale werk schreef, „De Institutie". De his
torie leert, dat de grootste arbeid op geestelijk
terrein in de jeugd begonnen wordt. Het ziet
er maar treurig uit als er gewacht moet worden
tot men 40 of 50 jaar oud is De beste tijd is
dan voorbij.
Maar zou óók aan predikanten is niets
m'enschelijks vreemd óók de jalouzie niet een
rol spelen Hef zou wel diep treurig zijn als
dit waar was en hierdoor het werk in Christus'
Kerk werd lamgeslagen.
Er is dringend behoefte aan een vertaling van
het werk van Prof. Bavinck en niemand der
ouderen heeft het nog aangedurfd, waarom zou
men het dan niet warm toejuichen, dat er jon
geren onder ons opstaan, die het wel onder
nemen
Ook met de oprichting van ons eerste Chris
telijk dagblad hebben wij genoeg van die jalouzie
moeten lijden. En nu dit van de baan is, en de
oprichter Ds. J. Clover Monsma een goed heen
komen moest zoeken in de Presb. Church, nu
beginrien sommigen weer over een Chr. dag
blad. Maar als zij door zulk een streven geleid
worden, zullen zij er evenmin komen.
Laten wij den Koning der Kerk bidden, dat
onze jeugdige broeder slagen moge in zijn zeer
omvangrijk werk, tot de eere van Gods Naam
en tot welzijn van onze Geref. beginselen in
Amerika.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
door
H. KINGMANS.
42)
„Kind zeide hij op verbaasden toon, „ik
weet, wat je bedoelt. Ér is inderdaad verschil.
Maar ik denk er geen moment aan, het je lastig
te maken. Je kunt je gang gaan. Geloof je dat
niet van mij, Hertha
„Ik geloof het", antwoordde Hertha smartvol.
„Dat is je voornemen. Maar, hoe gaarne je
zoudt willen, je kunt dat voornemen niet hou
den. Onze leefwijzen zouden niet strooken. Er
kwamen botsingen. "Wij zouden geen leven
hebben.
„Kom, kom, je vat het veel te tragisch op"
suste hij, omdat hij met geen mogelijkheid in
haar bezwaren kon inkomen.
„Niet tragisch. Maar wel ernstig. In overeen
stemming met mijn belijdenis. Ik weet, wat ik
doe, Alfred. Ik heb er genoeg ondergeleden.
Maar: ik mag niet ik kan niet je vrouw worden.
Er is Eén, Die het mij verbiedt. God in den
hemel." -
„Maar, Hertha, dat grenst aan het krank
zinnige", zeide hij, nog steeds vol verbazing.
„Het is de realiteit", merkte zij op. „Die is
zwaar om te dragen. God geve mij de kracht
er toe."
„Kind smeekte hij, „doe niet zoo dwaas,
ergeef mij deze uitdrukking. Zou je dan den-
en; je 00it lastig zou vallen?"
„Je hebt dat voornemen niet, ik herhala het.
jUnt 4at voornemen niet houden. Je
u op den duur met mijn levensgewoonten
g en vrede hebben. En dan kwamen de bot-
mu9en' i r 9evaar 's "iet denkbeeldig, dat ik
yvloof zou gaan verliezen, dat het althans
krachtig meer werken zou. Het is niet
mogelijk, dat een man en vrouw, die zóó van
elkaar in diepe levensovertuiging verschillen,
een harmonieerend huwelijksleven kunnen leiden,
al denk je van wel."
„Je zoekt het te ver", zeide hij. „Ik wilde je
verstandiger hebben, Hertha. Wat ter wereld
zou ik je overlast aandoen
„Je wilt het niet, ik geloof het graag. Maar
het kan niet anders. Het is onmogelijk, dat
een geloovige een goed huwelijksleven hebben
kan met een ongeloovige. God verbiedt het mij,
zulk een huwelijk te sluiten. Ik zal gehoorzamen,
al heeft het mij strijd gekost. Laat ons dit on
derhoud beëindigen. Het leidt tot niets. Ik mag
niet en ik kan niet."
Dokter Alfred van Stralen sprong op.
„Je speelt met mij", riep hij verontwaardigd.
„Waarom zeg je dan niet ronduit, dat je mij
niet liefhebt
Hertha hijgde zwaar. Dan zag zij hem aan
met haar bruine oogen, die vol tranen stonden.
„Alfred", zeide zij op zachten toon, „word
niet boos, omdat ik je moet afwijzen. Slinger
mij geen beschuldigingen in het gelaat, die niet
waar zijn. Ik speel niet met je. Ik speel open
kaart. De zaak is waarlijk er waarlijk ernstig
genoeg voor. Er is slechts één man, dien ik
liefheb en met wien ik van ganscher harte het
leven zou willen doorgaan
„Dus tóch", zeide hij, haar verkeerd be
grijpend.
„En die ééne man is Alfred van Stralen",
vervolgde Hertha, moeilijk sprekend nu. Zij
VOe; ,e. haar geestkracht begeven.
"Méén je dat, Hertha?" vroeg hij juichend.
„Ik lieg niet zeide zij. „Er is er slechts één
in mijn leven geweest. En dat ben jij. O, Alfred,
,ik heb in het ziekenhuis in Rotterdam reeds een
v ermoeden gekregen. En dat vermoeden werd
steeds sterker. Totdat ik volkomen zekerheid
had. En mijn hart ging naar jou uit, terwijl ik
wist, dat het niet mocht. Ik heb gestreden,
maar ook overwonnen. En nu weet je meteen,
waarom ik jou ontweek. Ik was bang voor dit
onderhoud, dat eenmaal komen moest. Ik ver
zeker je, en ik bid God, dat je het gelooven
moogt, dat het mij pijn doet, je te moeten af
wijzen. Maar het moet. Nu weet je alles, letter
lijk alles. En ga nu heen. Dit gaat boven mijn
kracht."
„Kind, waarom zal ik heengaan Ik meende
daareven, dat ik geen wederliefde vond. Maar
het tegendeel is het geval, wat ik ook wel ver
moedde. Welk beletsel is er dan
„Het beletsel, dat ik genoemd heb, Alfred,
ik kan niet en ik mag niet. Hoe gaarne zou ik
willen, dat het anders was Maar ik mag hand
en hart niet geven aan een man, die den
Heere, mijn God niet vreest."
Verslagen, niet kunnende begrijpen dit stand
punt, zat Alfred van Stralen in de fauteuil, de
hand onder het hoofd. Hij voelde iets van het
grootsche van het offer, dat Hertha aan haar
geloof bracht. Zijns ondanks kreeg hij er be
wondering voor. Maar dan kon hij het zich
weer niet indenken.
„Kun je je woorden niet wat verzachten
vroeg hij, smeek'end als een kind. „Moet ik
nu zóó heengaan, Hertha Wil je er nog eens
kalm over nadenken
„Ik kan niet tot een ander inzicht komen,
Alfred. Mijn strijd is uitgestreden. De overwin
ning is behaald. Morgen en overmorgen zou ik
precies hetzelfde zeggen. Geloof mij toch. Laten
wij elkaar niet langer martelen. Ik heb er reeds
over gedacht, maar na dit onderhoud staat het
voor mij vast, dat ik mijn ontslag zal aanvragen
en Zeeduin verlaten."
„Je kunt het niet meenen riep hij smartvol
uit.
„Het is niet goed, dat wij samen naast elkaar
blijven voortwerk'en. Ik zou het ook niet kun
nen. Ik schaam mij niet, om je te zeggen, dat
ik je liefheb. En tóch kan en mag ik je niet
aanvaarden. In zulk een verhouding kunnen
dokter en verpleegster toch niet samenwerken
„Ik meende, dat je veel van Zeeduin hield."
„God alleen weet, wat het mij kost, te ver
trekken", zeide Hertha ontroerd. „Maar het
moet. Ik vrees, dat ik op den duur niet sterk
zou staan."
„Wel, dan werd je mijn vrouw Waarom kan
dat nu niet, Hertha Ik ben precies als mijn oom,
die niemand hinderde, onverschillig, welken
godsdienst hij beleed."
„Het gaat niet, Alfred. Man en vrouw moeten
gelijk denken. Zoo niet, dan is een huwelijk
ellende. Ik k a n niet anders handelen. Vaarwel.
Ik zal zoo spoedig mogelijk vertrekken."
Zij reikte hem de hand, die hij lang vasthield,
haar aanziende met een smartelijken blik, waar
in verwijt te lezen was.
„Maak het mij niet moeilijk, Alfred. Ga nu",
smeekte zij.
„Is dit je laatste woord
„Mijn laatste. Ik m o e t mijn hart het zwijgen
opleggen. Dat is strikte eisch van God."
„Ik geloof het niet. Je gaat te ver, Hertha."
„Op den weg Gods kunnen wij nooit ver ge
noeg gaan", zei Hertha met vaste stem.
Maar toen dokter Van Stralen het vertrek
verlaten had, snikte zij, alsof haar hart breken
zou
HOOFDSTUK XX.
Wie zich opofferde.
Dokter van Stralen verliet den volgenden
morgen „Het wapen van Zeeduin", waar hij
de schipbreukelingen bezocht had, die het allen
zeer wel maakten, tóen de schipper van de
reddingsboot kwam aangewandeld.
De storm was geheel bedaard. Door de nog
grauwe en jachtende wolken scheen zelfs de
najaarszon.
De dokter, die in een zeer neerslachtige stem
ming was na het onderhoud met Hertha, had
geen lust, een praatje te maken en wilde verder
gaan. Maar Krijn Vermeulen hield hem staande,
informeerend naar de Italianen.
„Zij maken het allen best", antwoordde Alfred
van Stralen kort.
„Dan zal ik eens met den kapitein gaan pra
ten. Er moet toch wat met het wrak gebeuren."
Nu eerst drong het tot den jongen dokter door,
dat hij niet erg beleefd en attent optrad, waar
hij stond te praten met hem, onder wiens leiding
knap reddingswerk was verricht.
„Ik maak je nog mijn compliment, Vermeulen.
Je hebt gisteravond een zware taak schitterend
volbracht."
Krijn weerde den lof af.
„Het was niets bijzonders, dokter, 'k Heb het
meermalen gedaan, al moet ik eerlijk zeggen,
dat ik het zóó erg nog niet heb meegemaakt.
Maar God heeft ons geholpen."
Alfred van Stralen gaf geen antwoord. Hij
kon het nog eemgszins begrijpen, dat een vrouw
als Hertha zóó sprak, maar een stoere schipper,
die gister met leeuwenmoed zee koos, de bran
ding in, neen, dat ging boven zijn bevatting.
„Dokter gelooft het niet, maar het is tóch
waar. God heeft ons geholpen."
„Behoor je ook tot den kring van zuster Van
Landen en die anderen
„Ik behoor tot de kerk, waar Gods Woord
zuiver gepredikt wordt", antwoordde de ander
eerbiedig. „Dat gebeurde hier niet. Wij hebben
aan de zuster, God zegene haarte danken,
dat er hier verandering gekomen is. En ik,
persoonlijk, heb ook zeer veel aan haar te
danken, dokter
„Hoe bedoel je dat
„Hoewel geloovig opgevoed, had ik God hee-
lemaal uit het oog verloren. De zuster heeft
mij weer op het goede pad gebracht. Zij heeft
hier zegenrijk werk verricht. En zij kan nog veel
meer doen. Er is hier op Zeeduin zeer veel ten
goede veranderd."
De stoere schipper sprak op een toon vol
geestdrift. En het deed, zijns ondanks, Alfred
van Stralen goed, zóó over Hertha te hooren
spreken.
„Ik geloof, dat zeer spoedig verandering zal
kom'en, Vermeulen. Het is wel zeker maar
ik vertel je dat strikt in vertrouwen, hoor
dat zuster Van Landen zeer binnenkort Zeeduin
gaat verlaten."
Krijn Vermuien zette een gezicht, alsof hij
het in Keulen hoorde donderen.
(Wordt vervolgd).