Orgaan
Iers
O"
Antirevolutionair
IN HOC SIGNO VINCES
omf zien
No. 3672
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1930
45STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
schappij
straat 16a
Op den Uitki|k.
FEP
W. BOEKHOVEN ét ZONEN
A4B© stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
VOEDSTERHEEREN.
ERDAM
In Haarden
oedkoopsten
iet kantoor.
A TI S
i
nds de
42, zonder rijksmerk
ustus. Eieren. Aan»
eneieren f 5.60-6.70,
ideneieren f 5.50- 6,
ter f 1,95—2 per kg
00 stuks. Aanvoer
Aardappelen.
g. Heden waren de
Jals volgt: Brielsche
3,30, Zeeuwsche bl.
enheimers f 2,75 tot
0 tot f 4,20, blauwe
3,20, alles per H.L.
id 8 tot 9 cent, dito
ent, beide per K.G.
per H L. Met re»
jke vraag,
'ol, Diversen»
g. Vlas. (Opgaaf van
v g. Hollandsch geel
153
Deze Courait vet schijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bSj vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zfl beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
G WAARBORG
AP
RDAM, SINGEL
IN 1922.
OORWAARDEN
ICO. BILLIJKE
KUNNEN ALS
N T WORDEN
HAMSTERDAM
III.
Wanneer men het voorgaande ge
lezen heeft, wordt men huiverig de we
reldlijke Overheid in Kerkelijke zaken
te halen.
In het bloeitijdperk der Reformatie
durfde de Overheid alles aan tegenover
de Kerk.
En geen wonder: algemeen werd de
stelling gehuldigd, dat de Overheid als
Voedsterheer" der Kerke Christi voor
haar welzijn te zorgen had.
Dat volgde zoo uit art. 36.
Maar hetj liep uit op tyrannie. De
JJ^^Overheid had macht, de Kerk geen we
reldlijk wapen en was dus het slacht
offer.
De bij het volk geliefde en getrouwe
Gereformeerde predikanten hadden
meermalen alles van de Overheid te
verduren, niettegenstaande die Over
heid zelf bestond uit mannen, die open
bare belijdenis in de Gereformeerde
Kerk hadden afgelegd.
Ds. Gunst memoreert nog meer tref
fende feiten, die heel leerzaam zijn.
Het volgende geven we nog weer
Hoe men in Utrecht zoo hardhandig
mogelijk tegen Kerkeraad en predikan
ten optrad, is gebleken in de quaestie,
die zich daar voordeed over de gees
telijke goederen en het zitting nemen
van commissarissen van de vroedschap
in de Kerkeraadsvergaderingen. Trou
we en bij het volk geliefde predikanten
werden kort en goed buiten de stad en
provincie verbannen, gelijk wij nu heb
ben vernomen.
En nu zegge niemand, dat het hier
een plaatselijk geschil gold en dat toch
de Hoogmogende Heeren Staten-Gene-
raal der Vereenigde Nederlanden zich
wel andere Voedsterheeren zouden be-
toonen, en als er eens een verschil was,
zeker met meerdere teederheid en meer
deren eerbied voor godvruchtige en
ijverige predikanten zich zouden ge
dragen.
Er kon nauwelijks een predikant ge
noemd worden, die met meerderen ijver
en nauwgezetheid arbeidde dan Ds.
Jakobus Koelman te Sluis. Niet slechts
was hij een geleerde van groote kunde,
(hij was ook doctor in de philosophic),
maar hij was zeldzaam getrouw in zijn
prediking, zijn huis- en zijn ziekenbe
zoek. Vele werken zijn door hem in het
Hollandsch vertaald uit het Engelsch,
zooals van Love, Hugo Binning, Brown,
Cuthrie, terwijl hij ook krachtig optrad
tegen mannen als Cartesius, Labadie en
anderen.
Maar noch zijn godsvrucht, noch zijn
ijver, noch zijn geleerdheid, konden ook
maar eenig gewicht in de schaal leggen
bij de Voedsterheeren van zijn tijd om
hem ook maar eenigszins te ontzien,
toen zij meenden, dat zij hem onschade
lijk moesten maken.
Had hij zich aan een ergerlijk misdrijf
schuldig gemaakt In de verste verte
niet.
Het zat zoo
De Gereformeerden van echten bloe
de, zoo zegt ergens een hoogleeraar in
de Kerkgeschiedenis, wijlen Prof. Wie-
lenga van Kampen, werden in de twee
de helft der zeventiende eeuw gedwars
boomd, en de Kerk in knechtelijke, ja
slaafsche onderdanigheid gehouden.
Tot in hun gebed op den kansel werd
den leeraar een vaste formule voorge
schreven' van de Heeren politieken. De
Kerkeraden zagen zich van alle kanten
belemmerd in de uitoefening der Kerke
lijke tucht.
Hiertegen nu kwam Koelman over
eenkomstig zijn roeping naar de Schrift
in verzet.
In het jaar 1662 was hij tot herder en
leeraar te Sluis beroepen. Hij kwam
toen uit Brussel, waar hij den dienst des
Woords had waargenomen bij den Re
sident der H. M. Staten-Generaal.
In Sluis was hij niet het minst ook
bemind door zijn herderlijken arbeid.
Trouw in „huisbezoek" en krankenbe-
diening, zelfs te midden van een hevige
pestziekte, verwierf hij zich al spoedig
een plaats in veler hart.
Een zwaren strijd heeft hij gevoerd
tegenover de overheid om de woeker
aars, houders van den „lombard" te
weren, In dit alles werd hij getrouw
door zijn collega's en den Kerkeraad
van Sluis bijgestaan, en werd hij gedra
gen door het gebed en gesteund door
de liefde der gemeente.
De Magistraat had in zijn meerder
heid op Koelman tegen. Blijkbaar
vreesde men hem in zijn pogingen tot
Reformatie, bij name inzake de zeden
en het leven. De censure van-voorname
personen en inzonderheid van Burge
meester Sluijmer was hun ondragelijk.
En nu moest hij onschadelijk worden
gemaakt. Koelman was niet ingenomen
met het houden van feestdagen en hij
wilde ook de formulieren van Doop en
Avondmaal niet gebruiken, gelijk ze
daar lagen.
De treurvolle toestand van de Kerk
dier dagen was van dien aard, dat hij
meende de formulieren op zulke men-
schen, als tot de Kerk behoorden, niet
te mogen toepassen. Hij bracht bij het
voorlezen der formulieren wijzigingen
aan. Dit was zeker niet goed. Immers
de formulieren moeten niet in overeen
stemming gebracht worden met een in
gezonken en verkeerd kerkelijk leven,
maar de Kerk moet in overeenstemming
met de op Gods Woord gegronde for
mulieren worden ingericht. Maar nu
Koelman hierin machteloos stond door
de tegenwerking van de overheid,
waagde hij de formulieren er aan.
En toen hij eindelijk ook weigerde,
op de feestdagen, als menschelijke in
zettingen, te prediken, was de maat vol
en hadden de vijanden een stok om den
hond te slaan.
Kerkeraad en classis, door de over
heid van Sluis met Koelman's handelin
gen in kennis gesteld, wilden den overi
gens ijverigen en getrouwen predikant
in zijn consciëntie-bezwaar dragen. De
collega's van Koelman zouden voor
hem de diensten waarnemen, wanneer
hij geen vrijmoedigheid had om die te
vervullen. Maar de Magistraat liet het
er niet bij zitten.
Het ging nu te Sluis, gelijk het later
ging in 1834 en 1886. Terwijl het in '34
ging om de handhaving van de waar
heid Gods naar de Schrift en om het
Koningschap van Christus in zijn Kerk,
wisten de kerkbesturen er wel den
schijn aan te geven, alsof het een bloote
Reglement-overtreding gold of niets
anders dan een ijdele gezangen-quaes-
tie. Zoo wist men De Cock, van Vel-
zen, Brummelkamp e.a. af te maken.
Terwijl het in 1886 te Amsterdam in
de aangelegenheid der lidmaten-attes
ten om niets minder ging dan om de
souvereiniteit Gods op het erf der Kerk,
wisten de mannen der Synodale Hiër
archie er de Beheersquaestie voor te
schuiven.
Zoo ging het ook te Sluis.
De Magistraat wendde zich eindelijk
tot de Hoogmogende Heeren der Sta
ten-Generaal. Koelman werd aange
klaagd, dat hij sedert Kerstfeest 1672
zich vergrepen had aan de Kerkenorde
van Zeeland, door niet te prediken op
de feestdagen en de Formulieren niet
had gebruikt.
En ofschoon in de Kerk van Sluis
alles toch geregeld doorging door het
waarnemen van enkele van Koelman's
werkzaamheden door andere predikan
ten, werd vanwege de Staten van Zee
land de resolutie uitgevaardigd, waarbij
Koelman, zooveel hun aanging, van zijn
ambt werd ontzet, tot hij terugkeerde
tot gehoorzaamheid.
En toen na het verstrijken van den
termijn Koelman aan den daartoe tot
hem gezonden Magistraat verklaarde
„Ik kan, ik mag, ik durf de Resolutiën
van H. M. H. omtrent mijn suspentie en
de oorzake van die, niet opvolgen noch
gehoorzamen", werd hij vanwege de
Staten-Generaal van zijn ambt ontzet,
en uit de Generaliteitslanden gebannen,
tot groote droefheid van Gemeente en
Classis.
Later heeft Ds. Wilhelmus a Brakel
verklaard, dat hij de afzetting van
Koelman niet wilde erkennen, maar
hem bleef beschouwen als wettig leer
aar. Het scheelde maar heel weinig, of
om deze uitspraak is ook Brakel door
de overheid geschorst.
In den derden druk van Dr. Reits-
ma's „Geschiedenis van de Hervor
ming" enz. wordt terecht gezegd De
Staten-Generaal hebben aan de hande
lingen en de leerregels der nationale
Synode hun goedkeuring geschonken
en dit voorbeeld werd in alle andere
gewesten gevolgd. Doch het beginsel
van Kerkelijke zelfregeering, uitgedrukt
in de Synodale wetten, moest wachten
tot betere tijden de overheid wilde de
macht niet uit handen geven, de Kerk
onder voogdij houden. Alle pogingen,
die toen en vervolgens werden aange
wend, hebben niet gebaatzoolang de
oude republiek'bestond, bleef de staat
zich met Kerkelijke aangelegenheden
bemoeien en was tot geen concessie te
bewegen. Bovendien was de toepassing
van art. 13 der Unie van Utrecht, dat
elk der Vereenigde Gewesten heer en
meester binnen eigene grenzen maakte,
de voornaamste oorzaak, die een prin-
cipieele en afdoende regeling van dit
algemeene belang keerde. Het gevolg
van dezen toestand was onregelmatig
heid en velerlei willekeur zelfs ook
daar, waar de overheid met landsva-
derlijke zorg Kerkelijke aangelegenhe
den behartigde en zich geroepen achtte
gerezen moeilijkheden te beslechten.
Ons dunkt dat de geschiedenis óók
voor dezen tijd wel leerzaam is.
De St. Geref. partij stelt het altijd
voor alsof in de dagen der z.g. Gere
formeerde Republiek de toestand zuiver
was en het godsdienstig leven onder de
voedsterheeren gezond opbloeide.
Dat is volkomen in strijd met de wer
kelijkheid.
Wat we hierboven weergaven is nog
maar iets.
Er zou veel meer te vertellen zijn.
Iedere keer bleek dat de wereldlijke
overheid misgreep en juist die richtin
gen de handen boven het hoofd hield,
die met de Gereformeerde waarheid in
strijd kwamen.
Trouwens de geschiedenis tijdens het
twaalfjarig bestand is in dit opzicht ook
leerzaam.
Was tenslotte Prins Maurits niet
krachtig tegen de „voedsterheeren" op
getreden dan zou reeds toen het re
monstrantisme tegenover de zuivere
waarheid, in ons goede landje gezege
vierd hebben.
De bekende woorden uit art. 36 zijn
in strijd met Gods Woord,
Maar ook de practijk heeft geleerd
dat waar men het toepaste het altoos
op schade voor de Kerke Christi uit
liep.
En waar dat reeds het geval was
toen de Overheid nog de Gereformeer
de belijdenis beleed, hoe zou het dan
in onze dagen wel gaan, wanneer men
de Overheid weer eens tot „voedster
heeren" over de kerk ging aanstellen
Het zou héél spoedig met de gezonde
gereformeerde waarheid in ons landje
gedaan zijn.
Want Gods Woord zegt het zoo dui
delijk „Laat het onkruid met de tarwe
opgroeien, opdat ge in plaats van het
onkruid de tarwe niet uittrekt
Laat ons niet wijzer willen zijn dan
het Woord
Gaan we vooruit
Deze vraag werd onlangs door een paeda-
gogisch tijdschrift gesteld enontkennend
beantwoord.
Helaas Er is weinig van geestelijke „Evo
lutie'' te bespeuren.
Dat ligt niet aan het onderwijs.
Scholen en onderwijzers, leerplannen en les
roosters, theoritici en practici hebben we ge
noeg.
De Staat werkt voor de jeugd.
De kerk behartigt de belangen van het op
komend geslacht, er worden congressen ge
houden met zware paedagogische studies, tijd
schriften staan vol over het „Jeugdvraagstuk".
En desniettemin
Hoe het komt
De vraag lijkt moeilijk.
Een schrijfster, oud 13 jaar het is een feit,
lezer! eert-Amerikaansche -- daar kan alles
gaf een boek uit, waarvan intusschen al een
Duitsche vertaling verschenen is.
Dat boek heet: „Tusschen zeventien en twin
tig."
Het kind is wijs boven hetgeen het behoort
wijs te zijn en verkeert op school tusschen
17- tot 20-jarige sexe-genooten.
Daar schrijft ze over.
Ze heet Elizabeth Benson, en lucht als volgt
haar wijsheid.
Den oorlog acht Elisabeth Benson verant
woordelijk voor de ontdekking, door de jeugd
gedaan, „dat onze ouders geen hoog boven alle
goed en kwaad staande menschen zijn", en dat
de regeering geen goddelijke, onoverwinnelijke
instelling is. Het was voorts de oorlog, die mede
aanleiding was tot het ontstaan van nieuwe ver
houdingen tusschen de geslachten. Ook het fe
minisme heeft daaraan zijn deel gehad: „de
Amerikaansche vrouwenwereld begon om ge
lijkheid der seksen te roepenNiet wij ver
wierpen en verstoorden het tijdperk van konin
gin Victoria, maar het geslacht, dat ons voor
afging". (Hierbij zij opgemerkt, dat het tijdperk
van Koningin Victoria niet in de eerste plaats
om frischheid en oorspronkelijkheid bekend
staat).
Toen in denzelfden tijd de psycho-analyse
haar intrede deed, interesseerde de jeugd zich
ook daarvoor en deed er haar voordeel mee.
„Maar ook deze wetenschap werd niet door
ons uitgevonden". De jeugdige schrijfster gaat
vervolgens de haars inziens slechte werking van
het drankverbod op de jeugd na, opmerkende,
dat de drankwet in tegenstelling met wat
er van verwacht werd „de kwaliteit ver
boden, maar de kwantiteit gegeven heeft. Zij
ontnam ons de achting voor de wet en gaf
ons in de plaats daarvan een handvol entrée-
kaarteh voor clandestiene kroegen."
Overgaande tot den godsdienst, zegt Eliza
beth, „dat onze ouders tegemoetkomend de
Bijbelsche hel voor ons vernietigen. En wij,
altijd bereid een stapje verder te gaan dan onze
9 D© „Witte"
Het bestuur van deze beroemde sociteit heeft
onlangs last gegeven dat al het linnengoed
van de club door de haar bedienende Wassche»
rijen behandeld moet worden met 10 ets.
Zeeppoeder »Ozil« van Wigleven, Rotterdam,
omdat alleen door die behandeling het lin»
nengoed den naam van de club eer aan doet.
leeraren, begonnen nu ook de marmeren zuilen
van den Bijbelschen hemel te ondermijnen en'
de echtheid van zijn gouden straten op de
proef te stellen."
De geweldige ontdekkingen, de wetenschap
van natuurkundigen en geologen, kortom krach
ten sterker dan wij zelf, zoo vervolgt de schrijf
ster, hebben ons tot een houding tegenover den
godsdienst gedwongen, die oorzaak is, dat wij
door de pers en van den kansel godslasteraars
genoemd worden. Het is niet onze schuld. De
auto ook alweer geen uitvinding van de
jonge generatie heeft de mogelijkheid ge
opend om niet-begrijpende ouders en den fa
miliekring te ontvluchten. (Ter oriënteering
dient hierbij gewezen te worden op de ont
zaggelijke populariteit van den auto juist onder
de Amerikaansche jeugd, die daarvan een zoo
danig gebruik maakt, dat haar „goede naam"
daardoor in sommige kringen, en misschien te
recht wordt geschaad. Feit is in ieder geval,
dat in Amerika auto's veelvuldig voor het
minnekoozen worden benut)De radio zorgt
er voor, dat er ook op het platteland bijna geen
oud-modische meisjes meer zijn.
„Men noemt ons" zegt Elisabeth Benson
„de bedorven, onopgevoede kinderen van den
Jazz-tijd; in werkelijkheid zijn wij de producten
van den machine-tijd. De machine spuwt dollars
uit en geriefelijkheid en Fords 'en radio en
het jonge geslacht, kunt u dat tegenhouden, of
Wij De ouders hebben het geprobeerd met
de allernieuwste opvoedingsmethoden, waarvan
vrijheid de grondslag is. Het eenige resultaat
is geweest, dat de kinderen in de gaten kregen
belangrijk te zijn en al zelfzuchtig werden vóór
ze nog naar school gingen. Later gaven de
ouders hun kinderen auto's, smokings en veel
zakgeld
Ten slotte heeft de zorg voor en de weten
schap omtrent het lichaam de jeugd kennis ge
bracht en vrijmoedigheid gegeven om open en
eerlijk de tot nog toe verborgen dingen des
levens te bespreken.
Aldus sprak de dertienjarige.
En de mondaine wereld ligt in aanbidding
voor het kind terneer 1
Toch ligt er een kern van waarheid in het
betoog.
Ze zegt: het is niet onze schuld, maar de
schuld onzer ouders.
Dat is volkomen waar.
We zijn niet de meening toegedaan, dat het
kind als een blad onbeschreven papier ter we
reld komt en dat de kinderziel zich goed of
slecht ontwikkelt al naar mate we er goed of
slecht op schrijven.
Toch is de opvoeding een voorname factor.
„The child is what men makes of it", zegt
een Engelsch spreekwoord, d, w. z. het kind
is wat men er van maakt.
Oók is waar, dat het kind den modernen
tijd niet mee heeft.
Alles schijnt er op gebaseerd het los te ruk
ken uit het gezinsleven.
Een geweldige factor hierbij is de Pers.
Deze heeft maar al te veel verderf gezaaid
in de kinderziel.
Menig ouder zou versteld staan als hij wist
welke lectuur zijn kind? dat hij voor zoo „naief"
houdt, verslindt.
Er is een voortdurende ondermijning van het
zedelijke leven.
Een paedagogisch blad schreef eens
„Voor mij ligt een dagblad, waarvan ik mij
veroorloof de onderwerpen, die ik aantrof en
die ik meen, dat wegens hun uitvoerige
beschrijving der misdaden slecht werken
op het denken der menschen en der kinderen,
op te teekenen. De titels, die ik noem, zijn haast
alle met zware letters aan den kop geplaatst.
Ze zijn ontleend aan éénzelfde nummer.
„Wetsontduiking, Het Dusseldorfsche myste
rie, De moord aan het Bezuidenhout, Beest-
mensch voor het Gerecht, Een gevaarlijke ban
diet, Arsenicumvergiftiging, Een spoorwegaan
slag, De Balkanroover, Een leugen-ontdekker,
Aanslag op werkwilligen, In het land van Be
lofte, Steeds meer bloed geëischt, Roover-
overvallen, Ontploffing op een Tankschip,
Moordenaar van ,5 jaar, Portugees doodge
schoten, Handig oplichter, Winkeldief gepakt,
Brandstichter gearresteerd, Sabotage op een on
derneming. Nog eens: Het Dusseldorfsche mys-
terie, Gerechtshof te 's-Gravenhage, Een veld
wachter gestoken, Drankzuchtig boekhouder
staat terecht, Het misdadigersgilde, Waanzin
nige jalouzie (zijn jonge vróuw met dolksteken
gedood en in een koffer geperst)".
Ik liet nu weg alle „ongelukken", alle sport
berichten, alle feuilletons, alle tooneel- en bios-
coopberichten, waarover veel te uitvoerig m.i.
gehandeld wordt.
En dat is nu de lectuur, die dagelijks bij velen
ter tafel komt.
Al die moordpartijen, al die diefstallen, al
die gruwelen vormen het onderwerp van het
gesprek aan menige koffietafel, in de gezinnen,
in de treinen.
Het denken wordt vervuld met wreedheden.
Voor hoogere gedachten is schier geen plaats
meer.
Hier ligt, dunkt ons, een machtig uitgebreid
terrein voor de opvoeding.
We hopen, dat onze pers, onze christelijke
pers in t bijzonder, in dit opzicht een voorbeeld
mag blijven geven, al meenen we, dat de in
houd van sommige onzer dagbladen o.i. zich
niet altijd vrij houden van deze kwaal voor
zoover het betreft te uitvoerige beschrijvinq."
Aldus het blad.
Een zeer ernstige toon valt hier te beluisteren.
Helaas storen de meeste bladen er zich bitter
weinig aan.
Algemeen wordt gegeven, wat de mensch
graag heeft. En zelftucht is er niet.
Wel zijn er bladen, die „kwasi"-ernstig doen,
b.v. „Het Leven", dat het nachtleven te Parijs
beschrijft, kwasie om de ellende bloot te leggen,
maar inderdaad om prikkellectuur te geven, tot
verderf van velen, die er door ondergaan.
Die tactiek past ook „Het Volk" wel eens toe.
De jeugd _wordt er afgetrokken van het ge
zinsleven en de vrije opvoeding wordt gepropa
geerd.
Alles tot verheffing van het zedelijk peil.
Maar in hetzelfde blad worde de nu af
gezette Amerikaansche kinderrechter Lindsey
verheerlijkt, de schrijver van dat beruchte, vuile
boek.
En tevens wordt sterk geprotesteerd tegen
ieder, die zich opmaakt om de publieke on
zedelijkheid in bioscoop en dancing tegen, te
gaan.
Het leven moet vrij blijven
Maar bedoelt wordt losbandigheid.
Al dergelijke „kwasie paedagogen zijn het
bederf van het kind onzer eeuw.
We zijn misschien wat ouderwetsch, maar
we vertrouwen nog maar op het goed, degelijke
Hollandsche gezin, waar vader en moeder baas
zijn en het kind onder de tucht leeft.
Gods Woord geeft heilzame wenken.
Lees Spreuken maar eens.
We zijn zoo angstvallig in het bewaken van
de physieke gesteldheid van het kind, laten we
ook wat meer zorg besteden aan de kinder-
z i e 1.
Weer de z.g. neutrale Pers en alles wat vuil
is; controleer uw kind, leef er met mede, win
zijn vertrouwen, en leer zelfverloochening in
het stuk der opvoeding.
En boven alles: bid met het kind en voor
het kind.