MM
mum
e
JARE8
zn.
e
predikbeurten
ba allerlei
fisine
UIT HET WOORD
itien.
fbuizen
Dr. J. SEVERIJN, Dordrecht; Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland; C. WARNAER, Dirksland, en Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld
Cz.
)OIJENAd.
jllTTEN,
liging
Irensman.
liging
IZER
e vogel,
iuwers I
UNE
EN
Winkeliers
rt
880—1930)
A-ALBUM
foto's uit het
in Wilhelmina.
RIJS 90 CT.
ommelsdijk
ONDER REDACTIE VAN
aa
a
aa
fl
Jsche familie,
|r de vele be»
bij hun hu»
32819
1930.
sH
den Heere
ia een lang»
zijde weg
|e geliefde
Dochter,
an ruim 49
bij gekend
en wat wij
'lAN Hz.
930. 32816
k mijn harte»
oosthoek
■handeling van
:ns haar lang»
32817
Aug. 1930.
ijken van deel»
ijdens de ziekte
;eliefde Moeder,
leder
prtelijken^ dank.
Behuwd» en
Kinderen.
32818
verlaagde
Ruiters enz.
ID-Telef. 162
>EN te dragen
:hoenwerk
n Apotheker
in warme voeten
|nd,
Middelharnis
OPï
DISKSTAND.
penpad. October
bur, v. d. Blad
r VOOR DEN ZONDAG ~l
OP ZONDAG 17 AUG. 1930
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 uur leesdienst en nam.
3 uur Ds. Dekker van Nieuwe Tonge.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de
heer van Ginkel van Bilthoven. (collecte)
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 u. Ds. Dekker
van Nieuwe Tonge en n.m. 2 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en s av.
6 uur Ds, Koolhaas van Charlois,
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees-
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Dekker.
Herkingen, v.m. 9.30 en s av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, n.m. 2 uur Ds. Vlasblom van Oude
Tonge en 's av. 6 uur leesdienst.
Stellendam, v.m. 'en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, v.m. Ds. van Ameide van Ouddorp.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van
Ameide.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
Zijlstra van Sliedrecht.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, n.m. 2 uur Ds. Zijlstra van Sliedrecht.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Mobach,
candidaat te 's-Gravenhage.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Donderdag 21 Aug., 's av. 7 uur, Ds. Heijkoop
van Utrecht.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 'en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp. v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.-
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
HET GERUISCH IN DE TOPPEN.
En het geschiede, als gij hoort het
geruisclVvan een gang in de toppen
der moerbeziënboomen, dan rep u,
want alsdan is de Heere voor uw
aangezicht uitgegaan, om het heirleger
der Filistijnen te slaan.
2 Samuël 5 24.
Het woord, hierboven geschreven, is allereerst
een woord des Heeren tot David, die pas door
alle stammen Israels te Hebron als koning was
gehuldigd. Nauwelijks had hij de regeering over
Israel aanvaard, of de Filistijnen maakten zich
op, om hun krachten met die van Israël te
meten en alzoo David in het begin van zijn
regeering een gevoeligen slag toe te brengen of
een gevoeligen nederlaag te bezorgen. In het
dal van Refaim had David slag geleverd met
de Filistijnen en ze zulk een nederlaag toege
bracht, dat ze gevlucht waren met achterlating
van hun afgoden, die door David en de zijnen
met vuur verbrand werden.
Nadat echter de uiteengescheurde legerbenden
zich weder vereenigd hadden, kwam het in het
dal Refaim ten tweeden male tot een verzamelen
en maken de Filistijnen hun slagorden gereed,
om Israël bij vernieuwing aan te vallen.
Evenals de eerste maal, toen David ten strijde
toog, zoo vraagt hij ook nu den Heere, wat hij
doen zou. Daaruit mogen we reeds opmaken,
dat de oorlogen des Heeren alleen te voeren
zijn in diepe afhankelijkheid van Gods gena-
digen bijstand. Tevens kunnen we uit het ant
woord des Heeren zien, dat er meer dan één
methode is in het voeren van de oorlogen des
Heeren. De raad is nu geheel anders dan de
eerste maal.
David mag den vijand niet in het front aan
tasten, maar moet door een omtrekkende be
weging tot achter hem komen, tegenover een
groep moerbezieboomen, die zich bij de heer-
schende windstilte met onbewogen kruin in de
vlakte verhieven.
Daar moest hij zich met zijn mann'en in
hinderlaag op stellen en dan scherp acht geven
op de toppen der boomen. In die toppen zou
hij het teeken ontvangen voor den aanval. Als
die toppen door den opstekenden wind begonnen
te ritselen, dan moest hij zich reppen en toe
slaan, want, zoo luidt de belofte: „Alsdan is
de Heere voor uw aangezicht uitgegaan, om
het heirleger der Filistijnen te slaan."
In dit Woord des Heeren ligt ook voor ons
rijke leering. Het komt er in dén strijd met
de machten der duisternis op aan, te letten op
de wenken des Heeren, en te wachten totdat
de Haere de gelegenheid opent. Maar en
vergeet dat niet het komt er dan ook op aan
op dat tijdstip des Heeren toe te tasten en niet
te verzuimen. Er is voor alles een bestemde
tijd. De landbouwer wacht het juiste oogenblik
af, om zijn koren te bergen in de schuur, maar
is dat ook gekomen, dan rept hij zich met all'en
man, om de rijpe garven binnen te brengen.
De schipper wacht rustig op het getij, maar is
het getij hem gunstig, dan rept hij zich met
alle kracht, om de haven te verlaten. Zoo is
het ook in Gods Koninkrijk. Ook daar moeten
we onder biddend opzien tot God bet juiste
ïjdstip weten af te wachten, maar dan moeten
we ons reppen.
Van nature is het bij den zondaar dood en
koud van binnen met betrekking tot de dingen
van het Koninkrijk der hemelen. Dikwijls zién
we een opgaan naar Gods huis uit gewoonte
en niet uit hartelijke belangstelling naar de
geestelijke goederen. Maarnu komt er een
keer. We hebben een woord Gods gehoord
dat we niet kwijt kunnen. We krijgen met God
te doen. Dat is een gang in de toppen. Er komt
gebed. Laat niemand zulke oogenblikken voorbij
laten gaan. Zulk een zondaar reppe zich naar
Golgotha's kruis; hij valle den Heere te voet,
want nu is het de welaangename tijd 'en de dag
der zaligheid.
Zoo hebben we ook nauwkeurig acht te geven
op onze kinderen. Maar al te dikwerf maakt
men er zich af door te zeggen: God moet ze
bekeeren. Zeker, dat is zoo. De Heere alleen
kan vernieuwing des harten en verandering des
levens schenken. Toch komen er wel van die
oogenblikken in het kinderleven, dat het ge
moed teeder is, en het kwaad van de zonde
wordt gevoeld; soms wel een traan geschreid.
Rept u dan, ouders, om met uw kind neer te
knielen voor dén troon der genade; 't is een
gang in de toppen. Misschien keert zulk een
oogenblik niet meer terug. Want als bet ge-
ruisch in de toppen wordt vernomen, dan gaat
de Heere voor uw aangezicht uit, om den vijand
te verslaan.
In het Koninkrijk Gods hebben we te leeren:
bidden, wachten, reppen. Vele men-
schen willen nog wel bidden en wachten,
maar van 't reppen verstaan zij niets.
Zij laten in hun lijdelijkheid zoogenaamd
alles aan den Heere over. Maar God de Heere
blijft ons toeroepen: „Zoo rep u, want alsdan
is de Heere voor uw aangezicht uitgegaan".
BELIJDENIS DES GELOOFS.
III.
„Er zal niet gevraagd worden waar je
gekerkt hebt".
Belijdenis des geloofs doet ge dus in 't midden
der ware kerk. In onze dagen is het goed
te herinneren aan Art. 29 der Geloofsbelijdsnis.
„Wij gelooven, dat men wel naarstig-
1 ij k en met goede voorzichtigheid
uit den Woorde Gods, behoort te onderscheiden
welke de ware Kerke is; aangezien dat alle
sekten, die heden ten dage in de wereld zijn,
zich met den naam der Kerk bedekken...
Wij zeggen, dat men het lichaam en de ge
meenschap der ware Kerk onderscheid'en zal
van alle sekten, welke zeggen dat zij
de Kerk zijn."
We zullen in deze rubriek niet uitweiden over
het kerkelijk standpunt. We willen alleen enkele
opmerkingen maken over de onverschil
ligheid van velen ten opzichte van de
zuiverheid der kerk.
Dagelijks kan men op ons eiland het praatje
hooren „Och, die strijd voor een zuiver
heid der kerk behoort toch maar tot het u i t-
wendige van 't leven des geloofs. Je hebt
van die menschen, die altijd maar uit willen
maken wat de meest zuivere openbaring van 't
lichaam van Christus is, en als ze dan eenmaal
lid'van een bepaalde kerk zijn, zitten ze altijd
maar te speuren: wat zou er nu nog aan man-
keeren, wat is er nu nog in mijn kerk wat
niet deugt. En dat strijden over de zuiverheid
der kerk is toch maar uitwendig, 't is
toch de hoofdzaak niet. In ieder kerk zul
len wel kinderen Gods zitten en in iedere kerk
zal de waarheid wel gepreekt worden, en iedere
kerk zal zijn gebreken wel hebben. Per slot van
rekening is 't overal weinig gedaan. Waarom
je druk gemaakt over die kerk, of ze wel zuiver
is, of ze wel de w a r e is. Ieder heeft zijn mee
ning daarover 'en wie zal 't uitmaken wie er
gelijk heeft."
Zulke praatjes getuigen van vreeselijke
oppervlakkigheid en groote onver
schilligheid.
Er zijn volgens onze belijdenis kerken: „die
zich en hare ordinantiën meer macht en auto
riteit toekennen dan den Woorde Gods", m.a.w.
er zijn kerken waar Christus' Koningschap niet
geëerbiedigd wordt, en waar de regels van
menschen heerscben boven Gods Woord.
Zou dat een echt kind van God niet voelen
Is het een „uitwendige zaak" als zijn Heere niet
alom als Koning Zijner Kerk erkend wordt
Mag een geloovige tevreden zijn als hij in de
kerk maar „wat voor z'n hart genieten mag"
Moet hij niet veeleer strijden voor verbetering,
voor reformatie van die Kerk.
De strijd voor Kerkherstel is een strijd voor
Gods eer. 't Gaat niet om „eigen genot" onder
een preek, 't Gaat om God alleen en ieder die
bidt: „Uw Koninkrijk kome", moeten bidden
en werken en strijden met alle macht,
opdat God in de Kerk tot Zijn e e r e komt.
Wie onverschillig is ten opzichte van de
heerschende kerkelijke toestanden, kan géén
waarachtig geloovige zijn.
Ieder geloovige moet werken aan den opbouw
en stichting der gemeente, opdat die gemeente
zij de zuiverste openbaring van 't lichaam
van Christus.
Er zijn kerken volgens onze belijdenis, die:
„zich aan het juk van Christus niet onderwerpen,
die de Sacramenten niet bedienen, gelijk Chris
tus in Zijn Woord verordend heeft, die zich
meer gronden op de menschen dan op Christus.
En tegen die zonden in 't kerkelijk leven
móét gestreden. Ieder, die lid wordt van de
kerk móét de hand aan den ploeg slaan in den
kerkelijken strijd. „God zal in den dag des
oordeels", zegt men, „niet vracjen waar je ge
kerkt hebt".
'k Antwoord: hoe weet je dat God zal alle
onze werken in 't gericht brengen.
Oók ons gaan naar e'en bepaalde kerk. Oók
zal God oordeelen of we een zuiver kerkelijk
standpunt hebben ingenomen. Want God is
jaloersch op Zijn eer. God zal onze daden, die
we in 't kerkelijk leven gedaan hebben, in 't
gericht brengen.
God zal er wè! naar vragen.
Want de Kerk is het Lichaam van
Christus en Hij zal niet ongestraft laten,
dat Zijn Kerk, het Lichaam Zijns Zoons, ge
schonden wordt.
Als ge belijdenis doen zult in de ware kerk,
weet dan welke die ware kerk is.
Breng het voor God, opdat Hij u door Zijn
Woord en Geest doe zien welke kerk de meest
zuivere openbaring van 't Lichaam van Chris
tus is.
Scherp belijnd moet ge zijn, ook in uw kerke
lijk standpunt. Er is maar één standpunt goed.
Maar één standpunt heeft recht van bestaan.
Ieder ander ingenomen standpunt is dan zonde,
zonde voor God, en ge zult anderén dan ook
van die k e r k e I ij k e zonde moeten pro-
beeren af te brengen, door de voorlichting van
Gods Woord en uw gebed.
Ik weet wel, men zegt dan: over kerkjes praat
ik met hem niet. Hij is nu eenmaal van een
andere kerk. Daar zoek ik geen ruzie over.
'k Laat ieder in z'n geheel.
Maar dat is een zondig zeggen.
Ge moet niet ieder in „z'n geheel" laten.
Als gij b.v. Hervormd zijt.
Als gij dus meent, dat God U roept, dat ge
in de Hervormde kerk blijven moet. Als gij dat
voor Gods aangezicht gebracht hebt. Als gij
overtuigd zijt, dat de Heere in den dag der
dagen uw werken in 't gericht bréngen zal,
dus ook uw levenswerk: lid zijn der Hervormde
kerk. Als ge zóó Hervormd zijt, en meent
alzóó in Gods weg te zijn, dan móógt ge een
ander niet in z'n geheel laten. Dan moet ge
een ander, die b.v. Gereformeerd is, trachten
te bewijzen, dat hij zonde doet met lid te
zijn eener Geref. Kerk.
Immers één van beiden kan slechts goed zijn.
We moeten een beslist standpunt innemen
overeenkomstig onze Geref. Belijdenis.
En daarom, b e z i n u bij uw belijdenis doen
op de vraag:
In welke kerk doe ik belijdenis
Waarom ben ik Hervormd
Waarom ben ik Gereformeerd
Want: God vraagt u persoonlijk naar dat
waar om.
Ge moet kunnen zeggen: Ik ben lid van
deze bepaalde kerk, omdat God het wil.
Meent niet bij u zeiven te zeggen: er zal
niet gevraagd worden tot welke kerk je be
hoorde.
God zal uw daden, uw woorden, uw ge
dachten brengén in 't gericht, a 1 uw daden,
woorden en gedachten, ook uw Hervormd-zijn,
uw Gereformeerd-zijn, uwkortom uw ker
kelijk standpunt en wee u, zoo ge Zijn eere,
in Zijn kerk niet gezocht hebt.
(Wordt vervolgd).
*)l Mijn Geref. lezers gelieven te lezen in
plaats van 't woord Hervormd, 't woordje
Gereformeerd.
»B
SOMMELSDIJK. L.l. Dinsdagavond trad
voor de Ned. Herv. Gem. alhier op de„beroepen
leeraar, Ds. A. G. Oosterhuis van Ëmst. Als
tekst nam spr. Ps. 89 17 en bepaalde zijn
gehoor bij: De verhooging van Gods volk, de
verheuging van Gods volk en de oorzaak daar
van.
Wijziging predikbeurten Ned. Herv. Gem.
De Kerkeraad der Ned. Herv. Gem. alhier
ontving heden bericht, dat Ds. Leenmans van
Delft Zondag niet voor de gemeente zal op
treden. Alsnu zal er 's morgens 10 uur leesdienst
worden gehouden, terwijl des nam. 3 uur hoopt
voor te gaan Ds. Dekker van Nieuwe Tonge.
Woensdagavond 1.1. had de verkooping
plaats van 19 plaatsen in de Ned. Herv. Kerk
alhier. In totaal brachten zij 285.50 op. De
duurste plaats ging voor 40.—.
MIDDELHARNIS. De heer K. M. Pool,
onderwijzer aan de Chr. U.L.O. school alhier,
slaagde dezer dagen te 's-Gravenhage voor de
akte Duitsch L.O.
De aanklacht, welke door de heeren Van
't Hof en Dorsman bij de Kroon was ingediend
tegen de te bouwen Chr. U.L.O. school alhier,
is door de Kroon niet ontvankelijk verklaard,
en is alzoo de bouw dezer school door de
Kroon goedgekeurd.
OOLTGENSPLAAT. Donderdagavond trad
in de Ned. Herv. Kerk alhier voor een flinke
schare op de beroepen predikant Ds. W. Rijns
burger van Polsbroek.
DIRKSLAND. De heer M. H. Meijer alhier
slaagde dezer dagen te Rotterdam voor de
hoofdakte.
MELISSANT. In de Ned. Herv. Kerk zal
a.s. Zondag des morgens Zondagsschool wor
den gehouden.
Door Mej. W. A. Goedegebuur is alhier
de eerste steen gelegd voor de in aanbouw
zijnde Chr. Bewaarschool.
OUDDORP. Mej. A. v. d. Voorde, korten
tijd geleden alhier als onderwijzeres aan de
Chr. School werkzaam, is geslaagd voor de
akte Engelsch, na het vorige jaar de akte
Fransch te hebben behaald.
DE ZENDING IN DE MAAND AUGUSTUS.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest meldt ons:
Reeds deelden ^wij mede, dat de inkomsten in
de maand Juli, in tegensteling met vele andere
jaren, buitengewoon hoog geweest zijn. Daar
door is een gedeelte van den in den aanvang
van dit jaar ontstanen achterstand ingehaald.
Dat velen van het hunne afstonden voor den
Zendingsarbeid stemt tot groote dankbaarheid en
doet met vertrouwen de toekomst tegengaan.
De maand Augustus is een vacantiemaand bij
uitnemendheid. Zulks wordt iederen dag er
varen. Helaas bleven de inkomsten in de nu
verscheen dagen van deze maand zéér verre
beneden het per dag benoodigde. Zou daar
door de oude achterstand nu weer grooter wor
den 7
De gelegenheid om zulks te voorkomen be
staat nog. Allen, die belang in den Zendings
arbeid stellen en daartoe mede willen werken
dat ook dit jaar het benoodigde bijeengebracht
wordt, worden er vriendelijk en dringend aan
herinnerd, dat „vacantie" bij de Zending niet
bestaat. Iedere dag heeft zijn groote zorgen en
vraagt om het telkens weer benoodigde. Hulp
wordt ook in dezemaand gaarne aanvaard.
ZE HAD LIEFGEHAD
Ze had d'r kind liefgehad, als 't licht van
haar oogen; ze had zich als een moeder opge
offerd; ze had geleefd voor haar kind alleen
Ze zei het zelf, alle m'enschen zeiden het
ook.
Maar toen ze oud was geworden, toen ze zoo
dicht bij de eeuwigheid kwam, en toen ze, i n
dat licht van de eeuwigheid, haar levensweg
achter zich liggen zag
„Voor Je kind moet je alles over hebben, zeg
ik maar", gromde de jonge moeder tegen haar
man, die zijn schouders ophaalde en erg be
denkelijk keek; „Kijk dan nou 'es Wat zèg
je er van 7"
Ze had op afbetaling een prachtig witte
vacht gekocht voor den kinderwagen. En weken
en weken lang zouden ze 't schaarsche stukje
vleesch, en 't dunne schijfje kaas moeten missen,
om de schuld te voldoen
„Nou Ligt de lieverd nou niet als 'n prin
ses En ze hebben in de heele buurt zoo'n vacht
niet, nergensEn j ij mag dan leelijk kijken,
maar i k heb voor m'n kind wel wat over,
hoor I En 'n moeder voelt dat veel beter dan
'n vader, hoor
't Vroolijke, kleine ding was wel erg speelsch
van aard. Ravotten buiten met de kinders van
de straat was wel 't mooiste spel, dat ze kende.
Moeder vond dat heelemaal niet goed: 't stond
niks netjes en d'r meisje was wel eens met een
onbehoorlijk woord thuis gekomen ook
Moeder was in dien tijd veel met Lena uitge
gaan naar tantes en ooms en kennissen, en als
die dan vonden dat Lena zulke keurige kleer
tjes aan had altijd, en dat 't zoo'n net, stil
kind wasnou, dan streelde dat toch 'n
moederhart, 'en dan vond je het heelemaal niet
erg, dat je huishouden onder al dat uitgaan
erg leed„Je moet je toch geven voor
je kind, niet waar".
Ja, dat vreemde verlangen in die kinder
oogjes naar iets anders, naar kinderjool en dartel
spel, die trek van verveling op 't bleeke
gezichtjeoch, daar moest je niet naar
kijken, 'n ouder moet het beste kiezen voor
z'n kind. Dat is z'n plicht.
Weet je, ze had het doorgedreven, dat ze
verhuizen gingen naar nog netter buurt, waar
je haast nooit kinderen zoo maar op de straat
spelen zag. De huur ging wel wat boven hun
kracht, maar voor de opvoeding van je kind;
zie je
Lena kon niet leeren. Lena moest toch.
,,'n Ouder moet toch wat meemaken", klaagde
moeder in diep medelijden met zichzelf, toen
Lena na eindelooze marteling de H.B.S. wel
bereikte, maar na een, twee jaar hopeloos mis
lukte, en weggezonden moest.
,,'t Is toch bitter voor 'n moeder als ik, die
zóóveel van haar kind houd. En wat 'n schande
voor de buurt
De onmacht van Lena was, door al die ver
drietigheden van haar schoollev'en, tegenzin ge
worden, En die tegenzin onwil, felle ongehoor
zaamheid.
„O, die ondankbaarheid voor alles wat je
doetdat is nog 't ergste. Die kinderen
begrijpen niet, wat 'n moeder lijdt, als ze d'r
kind zoo graag vooruit ziet komen in de wereld,
en 't misluktDie kinderen Je hebt er alles,
alles voor over, en
Lena werd winkeljuffrouw.
Ze kon bij nette, christelijke menschen komen,
maar moeder vond zoo'n eenvoudig manufac-
tuur-zaakje toch niets voor 'n meisje als Lena.
Een eerste klas heerenmodemagazijn gaf toch
een veel fijner betrekking, al was 't een beetje
erg aan den wereldschen kant. 't Betaalde wel
minder ook en Lena's dure en verzorgde klee-
ren slokten haar heele verdiensten wel op, maar
moeder bracht ook dat offer graag„Je kind
is je toch maar alles
Toen Lena trouwen ging met zes rijtuigen,
en geen eigen familie, maar echte palfreniers
op den bok was 't met géén machinist, zoo
als haar vader. Ze trouwde met iemand, die
in den handel was, een reuze-nette vent
Ja, ze had vroeger wel wat gescharreld met een
timmermansknecht, heelemaal tegen den zin van
haar moeder, die maar niet begrijpen kon, dat
't meisje van zoo'n heel gewonen jongen nou
zóóveel hieldMoeder had 't uit gemaakt.
Wat dacht je wel Je kon toch niet toelaten,
dat je kind zich vergooide Lena kon wel wat
beters krijgen.
't Had moeder weken en maanden van hard
nekkig volhouden gekost; maar 't was gelukt.
Lena had den timmerman laten loopenJa,
ja, 't kost 'n ouder wat om voor zijn kind het
beste te krijgen.
Maar toen Lena kort daarna trouwde met
zes rijtuigen en echte palfreniers, had moeder
toch stille voldoening. En zoo'n reuze-nétte man,
zoo'n echte heerD'r kennissen keken hun
oogen uit.
Hij was vroeger Roomsch geweest, nou was-
tie niets meerOch ja, wat zal 'k je zeg
gen: zoo eiken dag in den handel, héen
een massa geld verdienen
't Was moeder toch wel aan 't hart gegaan:
ze had d'r kind altijd zoo netjes en fatsoenlijk en
christelijk opgevoed. En nou,Ja, een ouder
staat dikwijls voor 'n moeilijke keus, maar als
je nou een rijke toekomst ziet voor je kind, en
als je nou zoo merkt, dat de menschen je eigen
lijk b e n ij d e n, omdat 't je dochter zoo goed
gaatnou, wat doe je dan 7"
Jaren van u i t e r 1 ij k e weelde en welvaren;
van innerlijke triestheid en leed, zorg
zaam voor de wereld verborgen.
Moeder had mee helpen verbergen.
Tóén 't faillissement, dat niet heelemaal
pluis was, en de schande. D'r schoonzoon er
vandoor, en d'r dochter verbitterd door 't leven,
en gebroken.
Moeder had mee helpen redden; ze had d'r
krachten, d'r spaarpot, ji'r levensrust geofferd
om de eer van haar kind nog maar hoog te
houden.
,,'t Leven van een moeder, die veel van haar
kind houd, die alles offeren wil voor het heil
van haar kind, ik zeg je, het is eigenlijk
één lang lijden."
„En dankbaarheid 7Och, dankbaarheid
die zie je bij een kind niet gauw."
Toen, later, is Lena begraven.
Eerste klas, met twee bidders. En mbeder's
laatste spaarduitjes waren er aan opgegaan.
,,'t Is toch het laatste, wat je doen kunt voor
je kind, nie-waar 7Je moet ook het laatste
voor je kind over hebben, daar ben je nou
eenmaal moeder voorO, maar 't leven is
zoo bitter; en je hebt zoo weinig, zoo ziels-
weinig voldoening van al je moederliefde
Bitter medelijden met jezelf, dat is het eind,
ja!"
Ze had d'r kind liefgehad, als 't licht van
haar oogen; ze had zich opgeofferd als een
moeder; ze had geleefd voor haar kind alleen
Ze zei het zelf, en alle menschen zeiden
het ook.
Maar toen ze oud was geworden, toen ze
zoo dicht bij de eeuwigheid kwam, en toen ze,
i n dat licht van de eeuwigheid, haar levens
weg achter zich liggen zag, toen werden de
groote dingen van dat leven zoo klein en de
kleine zoo groot.
Toen zag ze weer de oogen van haar kind
met het eindelooze verlangen; het verlangen
naar het andere, het innerlijke ware, het eeuwi
ge; het verlangen, dat z ij nooit gestild had.
Toen hoorde ze de stem, die soms wel eens
als droef gefluister in haar leven geweest was,
maar die ze immer smoorde, die nu niet meer
te smoren was
„Moeder, waaróm heb je me dan nooit lief
gehad 7 Moeder, waaróm heb je dan altijd
jezelf gezocht in mij, en je eigen eer 7
Waarom heb je altijd jezelf liefgehad? en
waarom heb je mij laten verkommeren midden
in al je liefdesbetoon 7Moeder 7"
Toen voor het eerst zag die moeder
haar kind, en zag ze ook zichzelf. Maar toen
was het te laat.
„Lena O, ik ben zoo'n slechte moeder
voor je geweestLena, vergeef 't me
(Onze Kinderen),
W. G. v. d. H.
GEMAKKELIJKE LIEFDE.
Een ouder, dte van God toch is gegeven
Gezag over het hun geschonken kind
En niet van deze taak kan zijn ontheven,
Zijn roeping voelt, wanneer hij 't werklijk mint,
Kan toch uit liefde zich zijn plicht onttrekken,
Omdat geen liefde ooit kastijden doet,
En liefde nooit geen toorn kan doen verwekken,
Maar liefde steeds met liefde moet gevoed.
En dat men dwaalt, dat wil men niet gelooven,
Omdat die liefde zoo gemak'lijk is.
Die dan geen vreugde aan 't kind kan ontrooven
Maar soms e'en vreugde ten verderfenis.
Maar daar zijn dan de oogen voor gesloten,
't Is gemak voor 't vleesch, dat daartoe leidt.
Maar straks dan wordt de wrange vrucht
genoten,
Gelijk ons 't van een Eli wordt gezeid.
Uit liefde, zegt men, dan tot 't kind te hand'len,
Maar weet niet, dat met zoo te doen, het leidt,
Door 't kind maar eigen weg te laten wand'len,
Naar 't eind, dat voor den Satan is bereid.
Want 't kind, dat wordt geleid met mooie
woorden
Of met beloften, toont 't verdorven hart
Door straks te doen alsof ze dat niet hoorden
En dan zijn oorzaak van een oudersmart.
Want zulk een liefde uit gemak geboren,
Baart niets dan smart voor kind 'en ouders saam,
Omdat 't gezag den zegen heeft verloren,
Wijl men in dezen niet Gods wil beaam,
Maar 't vleesch en de begeerte slechts wil voeden
Gods Woord, 't erkennend richtsnoer, heeft...
miskent,
Omdat men nooit in dezen kon vermoeden
De wrange vrucht, bestaande in ellend'.
Vooral in 't nu, het heden onzer dagen,
Nu alles pleegt een aanslag op het kind,
Komt 't Woord van God in allen ernst ons
vragen
Of m'en het kind, om zielsbehoud, wel mint.
Want 't Woord van God, dat heeft voor 't
ouderleven
Gesteld een eisch, die zwaar en moeilijk is.
Men moet door tucht het kind de liefde geven,
Door tucht 't doen leven bij 't Getuigenis.
Want in dien weg wil God het pand bewaren,
Dat dragen mag Zijn eeuwig Godd'lijk beeld,
En in dien weg zal Hij dan openbaren,
Dat 't lijkelijk met Zijn zegen is bedeeld.
Want tot 't behoud zal Hij Zijn volk kastijden,
Door druk hen voeren naar Zijn Kanaan,
Daar wordt gezien als vrucht van tucht:
verblijden.
Want dan roemt m'en Gods groote liefde, dan.
O. A. P.
GEEN ANGSTIGE ZORG.
Rust mijn zielWat zou u kwellen,
Of ontstellen 7
Leeft uw Jezus Christus niet 7
Zou Hij uw belang niet weten,
U vergeten,
Niet verzachten uw verdriet 7
Moogt ge uw wenschen niet verkrijgen,
Leert toch zwijgen
Wordt eens al dat zorgen moe
Hij zal zorgen Bid maar vurig
Bid gedurig
En vertrouw uw lot Hem toe
Heeft Hij niet in angst en nooden
Hulp geboden 7
Wie is goed, dan Hij alleen 7
Nimmer is Zijn trouw bezweken
Ze is gebleken
Als het u onmoog'lijk scheen.
't Zorgen doet met Hem u twisten
't Voegt geen Christen,
Dien 't gebied ten hemel leidt,
Hem te danken zij uw leven
Hem te geven,
't Geen Hij eischt, uw zaligheid
PROF. DR. J. A. C. VAN LEEUWEN
OVERLEDEN.
In den nacht van Dinsdag op Woens'dag is
in den leeftijd van 60 jaren te Utrecht overleden
prof. dr. J. A. C. van Leeuwen, hoogleeraar
in de theologie te Utrecht.
Prof. van Leeuwen werd 9 Februari 1870 te
Vlaardingen geboren. Hij studeerde te Utrecht,
waar hij in 1894- promoveerde op een proef
schrift, getiteld: „De Joodsche achtergrond van
den brief aan de Romeinen". Vervolgens was
hij predikant te Avereest en Alkmaar, waarna
hij in 1908 te Utrecht tot hoogleeraar werd
benoemd. Op 7 December 1908 aanvaardde hij
zijn ambt met een rede, getiteld: „Literatuur en
Schriftuur".
Prof. van Leeuwen was een der voormanrfen
van de Geref. richting in de Ned. Herv. Kerk.
'1