voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, li Antirevolutionair Orgaan IN HOG SIGNO YINCES FEUILLETON No. 3665 WOENSDAG 6 AUGUSTUS 1930 K I 45ste JAARGANG W. BOEKHOVEN A ZONEN Ille stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën ett verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Brieven uit Amerika. I Van een arm dorp dat rijk werd 1 olland of Holtland den bodem bedek- drukken de ver- den inhoud van li-Revolutionair. paak over tot „ver- dichters, zangers, rd der vereeniging.' tiand aan gedacht of „Calvina" in bnzen grooten her- |ouden doen. Wars en roem, zou hij den richtingsnaam doch zijn groote |cht van den Duit- aald door P. H. het in zijn geheel I maar deze enkele [grafzuil gesticht Calvijn ^d verdwijnen [voor 't licht, fenster zijn. [en praalziek [gesteent', lijn lof. pdat zij gebeent' stof. Is uwe leus fëerd". dat was uwe keus, verteerd, laflen der wet Ite weerstaan Ttreders gezet, pntgaan. ais van den Heer, hij aan vriend'lijk en teer Blaan. |g verbreiden [uw faam, Calvijn, den roem van [Gods Naam, lijn alvijn een „naam- lamhouder". n naam moet eten Immanuel". ps dat is een noet een doel in- pn groote plannen, Inlijk zelf al weten lillen naam maken, vorden overschre- [ij alles te kunnen veel wijzer dan pnijn. ■onijn, Ig zijn en tuin te loopen", 1 ik mijn geld leid, Ie dier te koopen. pt harte gaat, dan leeren, nsch) geen dingen I moet begeeren, Iniet krijgen kan Ik bereikbaar zijn pok. Belijden staat el als onzen God, e 1 ij d e n wij dat n geeft ons weer belijden moeten en werken. evenals wij dat Heere Jezus ons t is dus ook een >ns werken door astenliefde, moed, s wil toonen, dat s gelooven en nanuel ons voort in alles met ons SCRIPSIT. NG. sor Gunning ge- /an Volnay. Aan ;de Evangelisatie- ■den en had een tgel van achttien ,Jij met je rooien at jij je vetmest." unning, een voor liet beneden zich, ,Mijn vriend, ik h gegeten." onent. Dr. Gildemeester, Gunning gezegd goed voor zoo'n hem maar eens ferkbl. v. Ov, en Dr. Gildemeester gegeven, weinig, ei tot dien hoog- lieve jongen, ik neneer een toontje fatsoenlijk gezel- je een beetje be is, zou je inzien, m in de schaduw en te staan eten." de vergadering [S. aardigd. lursleden hem in in bracht, vroeg oorzitter aan die k^Opi00^ Deze Courait veisch|at eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDEKLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z% beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. H. N. BASOSKI. J De vorige week is te Driebergen het stoffelijk overschot van Moerdijk's emeritus-predikant ten grave gebracht. Aan de groeve werd door afgevaardigden van Moerdijk gewag gemaakt van den gezegenden arbeid, die door dezen ijverigen predikant op het terrein van kerk en school was verricht. Maar ook in ons gewest was Ds. Basoski geen onbekende. Te Ouddorp heeft hij het Woord bediend en nam hij met groote belangstelling deel aan het politieke leven van Flakkee. Hij behoorde tot de oude garde van voor trekkers, die in de kerk, op de school en in de politiek uitkomen voor de eere van Gods heiligen Naam. Meermalen memoreerde wijlen H. de Wilde den arbeid, die door Ds. Basoski op Flakkee voor de antirev. beginselen was verricht. Ook wij willen de nagedachtenis van den af gestorvene huldigen. Zulke trouwe werkers laten een lichtend spoor na. In moeite en strijd stonden ze pal voor de zake des Heeren en ze mochten genade en eere ontvangen. Laat het jonge geslacht het vaandel, dat zij zakken lieten, overnem'en en onbezoedeld op heffen. Pro Rege DE UNIE-COLLECTE. Deze maand wordt de 52e Unie-collecte ge houden. In ons nummer van 26 Juli namen we in het Zondagsblad een desbetreffend artikel op. Het lijkt schier overbodig nogmaals op deze collecte de aandacht te vestigen. ,,De Standaard" schreef er over Willen we de vrije school, dan moeten we haar uitnemend verzorgen en op alle manier toonen haar te willen dienen. Er is geen beter middel, om de Overheidsinmenging terug te dringen, dan door zelf te zorgen, dat alles perfect in orde is. En één der middelen daartoe wordt ons geboden in de collecte, die straks weer rondgaat. Ze is geen gedwongen heffing, maar een uiting der liefde van het hart, omgezet in een daad der milde hand. Ze is niet alleen een herinnering aan een schoon verleden, maar ook een waar- deeringsbewijs voor het verblijdend hed'en doch ze heeft vooral beteekenis voor de toekomst. Ze steunt en sterkt ons tot den strijd, die voor die toekomst wordt gestreden, en ze stijft de fondsen die noodig zijn om het ideaal te kunnen bereiken. Moge daarom ook dit jaar weer de offervaar digheid van ons Christenvolk op verrassende wijze blijkenDe collecte bedroeg in 1929 ruim 107.000, dat is 4000 minder dan in het Jubileumjaar. Laat ons nu zorgen, dat ze niet beneden dit bedrag daalt, maar er weer boven uitkomt. Van harte sluiten we ons bij dien wensch aan. Laten óók de Zuid-Holl. eilanden door milde bijdrag'en toonen, dat het haar een behoefte des harten is, dat die wensch vervuld worde DE „NUCHTERE OOGEN" DER ONGELOOVIGE WETENSCHAP. P. L. Couchoud, die door zijn lijfarts, Anatole France, eens als den intelligensten mensch die hij kende werd aangewezen, gaf een studie over de „Openbaring van Johannes". De N. R. Ct. geeft een recensie van dit werk en begint aldus Mogen de oorlogsjaren en hun bittere na sleep menig gemoed alweer ontvankelijk heb ben gemaakt voor de grillige tafereelen en geheimzinnige uitspraken van bovengenoemd geschrift (de Openbaring van Johannes), de „ongeloovige" wetenschap beziet het boekje met nuchterder oogen en houdt haar onder zoek volkomen los van eenigerlei persoon lijke toekomstverwachtingen. In de vaste over tuiging, dat geen werk uit de oudheid onze hedendaagsche problemen kan oplossen, tracht zij den inhoud te verstaan uit den geest des tijds, waarin het werd geschreven. Volgens de N. R. Ct. heeft de ongeloovige wetenschap „nuchterder oogen" en is zij der halve in staat om dat „geschrift" geheel los te zien van onze hedendaagsche problemen. Hoe oordeelt men over den blinde, die pocht op zijn nuchteren kijk op de kleurenpracht der bloemenwereld Men haalt meewarig de schouders op en zucht„Arme man, konden we je het gezicht maar eens een oogenblik geven DE OVERGANG VAN ERKELENZ. „Het Volk" haalt breed uit over den over gang van den Duitschen liberaal Erkelenz naar de Sociaal-Democratische partij. Waarom toch Er is ook hier niets nieuws onder de zon. Ook in Nederland zijn er meerdere sociaal democraten aan te wijzen, wier vader volbloed liberaal was. De stap is zoo groot niet. Groen van Prinsterer heeft de familierelatie duidelijk aangewezen. Ze deelen één stamboom, die in de Fransche Revolutie ontsproot. De lijn: „gematigd" liberaal, „vooruitstrevend" liberaal, sociaal-democraat, communist, bolsje wist, is zoo consequent mogelijk. Prof. Diepenhorst zegt van Groen's profetie: „Toen alles bij het liberalisme schitterde van zonnige kracht, zag Groen reeds het „Mene, mene, tekèl upharsin" op de wanden van het liberalistisch gebouw. Toen voor het socialisme alle voeling met het volksleven uitgesloten scheen, zag Groen reeds de verwoestende ont binding die het brengen moest." Evenmin als het ons verwondert, dat de kinderen der liberalen socialist worden, zal het ons verwonderen als straks de kleinkinderen weer overgaan tot het communisme. Het is één hellend vlak, dat in de zwarte diepte van Ongeloof en Revolutie eindigt. BLIJF IN HOLLAND! Een „eigen bericht" in „Het Volk" meldt, dat de toestanden in Amerika voor de arbeiders klasse allerongunstigst zijn. De roode scribent zegt aan het slot Er zijn zonder twijfel nog steeds menschen, die, hier komen én het goed maken. Maar de brieven, die men ontvangt van vrienden, waarin zij schrijven, dat zij hier zoo veel geld verdienen, moeten vooral met een korreltje zout genutigd worden. Het gaat ons nu een maal makkelijker af, te bluffen dan te klagen. Wanneer ik in beschouwing neem de zeer slechte toestanden hier en de groote werk loosheid, dan kan ik de Hollanders niet genoeg waarschuwen om te blijven waar ze zijn. Wanneer m'en „Het Volk" geregeld leest over de toestanden in Nederland, dan krijgt men den indruk, dat de arbeiders in geen enkel land het zoo slecht hebben als hier. Maar komen de berichten uit het buitenland los, dan hoort men weer het tegenovergestelde en blijkt, dat er geen land ter wereld is waar het juist met de arbeidersklasse zoo goed gaat als in Holland. Moest een leider in de S. D. A. P. het niet zelf uitspreken op een internationale conferen tie, dat toch wel blijkt, dat er in Holland meer voor de arbeidersklasse is gebeurd dan in eenig ander land Inderdaad het heeft toch wel wat te zeggen als de roode heeren zélf gaan roep'en: „blijf in Holland EEN SOCIALIST, DIE NIET NAAR DEN „HEILSTAAT" VERLANGT, Henri Polak verzorgt na eenige strubbeling met het partijbestuur weer de Kroniek in „Het Volk". Henri Polak neemt geen blad voor den mond. Oók niet als hij schrijft over den toekomstigen „heilstaat", waar de sociaal-democratie voor vecht. Hij schrijft O ja, bewonderaars van deze gezegende mechanisatie en rationalisatie geven ons een wissel op de toekomst: als de voortbrengst zal gesocialiseerd zijn, de wereld ontrukt zal zijn aan de kapitalistische exploitatie, dan zullen al deze machines en methoden ont zaglijk veel m'enschelijken arbeid overbodig maken. Alsof dit een geluk wareWat zullen de menschen in 's hemelsnaam moeten doen in de maatschappij der toekomst, als machines zoowat allen arbeid zullen verrichten Hoe zullen zij hun tijd moeten zoek brengen, hunne dagen besteden Moeten zij allemaal ge leerden, wijsgeeren en ingenieurs worden Of de dagen vullen met zang en dans Het grootste geluk van den mensch is ge legen in den arbeid, in het voortbrengen van- nuttige en schoone dingen, het dienen zijner medemensch'en, het verheffen en veraange namen van hun leven. De nieuwe maatschappij, de socialistische, moge er eene worden zooals William Morris haar aanschouwde in zijn droomgezicht, dat hij „News from Nowherre" (Tijding uit Ner- gensland) noemde. Zoo ongeveer althans. Eene, waarin de mensch in vrijheid zijn taak verricht, zijn werk doet met hart en ziel, vol liefde tot zijn arbeid scheppende goede en schoone dingen, aan welke hij al zijn kunnen, al zijn kunstvaardigheid geven kan. Maar als het een wereld moet worden, waarin de machine de menschen overstelpt met onschoone, ziel- en dus waardelooze goe deren, waarin de menschen zelf slechts slaven der machine zijn en in hunne vrije uren ge perfectioneerde „talkies", mechanische „mu ziek" en dergelijke afschuwelijkheden te „ge nieten" zullen krijgen, dan verheug ik mij in de wetenschap, dat ik reeds lang dood zal zijn vóór de menschhheid dat gemechaniseerde en gerationaliseerde, grondig ontgonnen en in cul tuur gebrachte paradijs zal binnengaan. Pas hebben we in „Het Volk" een pennestrijd gehad over de vraag wie in den heilstaat meer verdienen moesteen putjesschepper of een professor. Nauwelijks is het eene kwaad bezworen of het andere doemt weer op Henri Polak moet niets van een heilstaat met machines hebben. Dat gaat natuurlijk niet. En de redactie van „Het Volk" is er dan ook als de kippen bij om onder de kroniek te schrij ven: „Wij stellen ons voor, tegenover deze be schouwingen van onzen gewaardeerden mede werker dezer dagen de onze te plaatsen." Dat zal weer nieuw geharrewar geven over de verdeeling van de dikke pels van den socia- listischen beer, dienog geschoten moet worden. We zullen rustig toezien Beste Vriend 1 Mijn buurman, een oude Schotlander, woont een halve mijl achter ons, aan een zijweg. Daar ik meer tuinder dan boer ben, moet ik nu en dan naar hem toe om inlichtingen over het een of ander. Hij is in zijn bedrijf thuis. Een echte Amerikaansche Farmer, weet raad voor ziekten onder het vee, zoowel als voor eenig ander ding wat zijn bedrijf aangaat. Hij is een levend christen, zoo ook zijn vrouw. Een paar lieve kinderen Gods. Maar ze zijn Methodisten. En daarom komen wij als wij over God en Zijn dienst spreken niet overeen. In zijn talrijk gezin met groote kinderen, zijn dan ook de schromelijkste afwijkingen. Van zijn ge huwde, zoowel als ongehuwde kinderen, gaat er niet een op den dag des Heeren naar de kerk. Sommigen van zijn kinderen gaan eens per jaar naar de kampmeetings, die telken jare bij ons twee weken achtereen gehouden worden, waar dan sprekers van andere plaatsen optreden met het doel zielen voor Gods Koninkrijk te winnen. Mijn buurman gelooft, dat alle menschen, die niet kunnen spreken van een dag, dat God hun uit de klauwen des Satans gerukt heeft, dood zijn in zonden en misdaden en geen deel aan God hebben, en daarom verloren gaan. Nog niet lang geleden heeft hij nog gezegd: als er maar één van mijn gezin bekeerd mocht worden, dan ben ik gelukkig, want de bijbel zegt: één uit een stad 'en één uit een geslacht. Ontzettend zóó vader en moeder te moeten zijn. De ge dachte, dat negen van de tien kinderen verloren gaan, moet een liefhebbend vader en moeder wel alle genot in dit leven doen derven. Wat zijn wij, Gereformeerden dan rijk Nooit kunnen wij God daar dankbaar genoeg voor zijn. Hoe veel' rijker is de Gereformeerde levensbeschou wing dan de Methodistische Zij hebben geen houvast aan Gods Woord, als het ons leert: Onderwijst den jongeling de eerste beginselen zijns weg, als hij ook oud geworden is zal hij daarvan niet afwijken Zij vragen dan ook geen christelijk onderwijs voor hun kinderen. Al wat zij voor kun kin deren doen is bidden of God ze bekeeren wil. Maar het was niet mijn bedoeling te schrijven over den godsdienst van mijn buurman, doch over het Farmersbedrijf, zooals dit bij hem ge organiseerd is. Toen ik verleden week bij mijn buurman op de werf kwam, was hij aan 't hooi inhalen. Ik heb hem wel een half uur gadegeslagen en zijn systeem en werkwijze bewonderd. Hij heeft een groote schuur, zooals alle boeren bij ons hebben, groot in omvang en hoog. Midden in de schuur zijn twee groote deuren, waar men met een hooiwagen hoog opgeladen met hooi kan in rijden. Boven in den nok van de schuur zijn twee rails. Daar over heen loopt een blok van het eene einde naar het andere. In dit blok is een touw bevestigd met een groote vork aan het eind, onder aan de twee punten van de vork zijn twee haken, die met e'en dun touwtje uit en in getrokken kunnen worden. Aan het andere einde van het touw staat een paard, dat stil het commanda afwacht van zijn baas. Mijn buurman staat boven op zijn voer hooi, door H. KINGMANS. 33) Hertha gaf geen bescheid op deze opmerking, maar liep vlug naar het ziekenvertrek, waar zij weldra in gesprek was met moeder en dochter, die elk in een ledikant lagen. De boerin had vrij heftig koorts. Haar toestand was niet roos kleurig, bemerkte Hertha. Met de dochter ging het vrij goed, hoewel de dokter dat ook 'niet vertrouwde, naar hij gezegd had. Hertha vroeg verschilende dingen, waarna zij concludeerde, dat hier iets moest gebeuren. De boerin en haar dochter luisterden gretig naar haar, als bij intuïtie gevoelend niet alleen, dat Hertha haar meerdere was en gezag wist uit te oefenen, maar ook, dat zij met haar meeleefde en meevoelde. Opeens verscheen de boer in het vertrek, juist, toen Hertha de hand der boerin vast had, om den polsslag op te nem'en. Zijn gelaat stond nog even norsch, maar toch bespeurde Hertha er eenige verbazing op, toen hij zag, dat zij zoo gemakkelijk met de patiënten omging. „Van Dalen", zei Hertha, die ging begrijpen, waarom de dokter haar naar de boerderij had gezonden, „er moet hier wat gebeuren. Zóó kan het niet langer. Allereerst moet in dit ver trek warmte komen. Het is hier veel te koud. Is de dienstbode zéér ziek k Weet het niet. Ik ben geen dokter", bromde hij. ..Niet erg, zuster", zeide de dochter. „De dokter dacht, dat zij over enkele dagen weer klaar zou zijn." ■A dat is veel waard. Vindt u het goed, Van Dalen, dat ik haar ledikant naar hier sjouw Dan kan zij, als het vertrek flink warm is, zoo nu en dan uit bed komen en voor uw vrouw en dochter zoo'n weinig zorgen." ,,'k Heb daar zóó nog niet aan gedacht", zeide hij met onmiskenbare verbazing en be wondering in zijn stem. „U kunt ook niet aan alles denken", glim lachte Hertha. „Ik heb die zaakjes tegenwoordig dagelijks aan de hand. In verschillende wonin gen liggen allen ziek. Zoo goed en zoo kwaad het gaat, helpen ze elkaar. En voor de rest kom ik zoo nu en dan eens kijken." ,,'k Weet niet, of mijn vrouwaarzelde de boer, nog vol verbazing. „Doe het maar, man. Ik geloof, dat het goed is", zeide de boerin. „Laat de zuster maar doen. Die weet wel, hoe het moet." „Vooruit dan maar", besliste Van Dalen, vriendelijker gestemd. „Wat moet er gebeuren „Niets", zeide Hertha vroolijk. „U mag niets dden. Ik geef u den welgemeenden raad, straks naar bed te gaan. Dan is u over een paar dagen weer het heertje." „Dat gaat niet", zeide hij. „O best. Enfin, daar praten wij straks nog wel eens over. Vertel u mij nu maar even, waar ik hout en anthraciet kan vinden, om dezen haard aan te maken." „Maar dat mag u niet doen", zeide de boer, wien het te kras werd en die de oogen neer sloeg, toen de heldere kijkers van Hertha er in blikten. „Mijn lieve man lachte Hertha. „Tegen woordig maak ik zooveel kachels aan. 'k Heb zelfs een paar gezinnen, waar ik voor het eten zorg. Laat mij mijn gang maar gaan. U zult eens zien, hoe het bevalt." „Waarom doet u dat alles vroeg hij. „Dat behoort toch niet tot uw werk .Och wat, tot mijn werk behaoren", zei Hertha ietwat ongeduldig. „Wat doet dat er toe De menschen moeten elkaar helpen, als zij in moeilijkheden zitten. Waar kan ik hout en brandstof vinden „Achter in de groote schuur", zeide hij. „Maar ik zal het halen." „LI moogt niet buiten komen", besliste Her tha. „U is ziek. Leg eens een thermometer aan. U hebt koorts." Zij verliet haastig het vertrek, keerde spoedig met het gevondene terug en knielde bij den haard. „Daar buiten kwam een knecht van u", zeide zij tot den boer. „Hij schrok geweldig, toen hij mij zag. Zóó afschrikwekkend zie ik er toch niet uit Dié man is ook al ziek, maar hij kwam de koeien melken, zei hij. O, daar is hij zeker." Er werd buiten het vertrek gestommel ver nomen. De boer ging er heen, terwijl Hertha vaardig en vlug den haard aanlegde en vuur ontstak. „Ziezoo", zei zij vroolijk. „Over een uurtje is het hier lekker warm. Dat is veel gezelliger. Nu kan daar, bij het raam nog wel een ledikant staan. Ik zal zien, dat ik de dienstbode naar hier transporteer. Waar kan ik haar vinden De dochter legde het haar uit en een kwar tier later sjouwde Hertha den boer zag zij nergens, zij vermoedde hem in de stallen met de stukken van een uit elkaar genomen ledikant, dat zij vlug in elkaar zette, tot verbazing van de twee patiënten, vooral van de dochter. Want de boerin had genoeg met zichzelf te doen. Het bed was spoedig opgemaakt. En toen de boer, rillend van de koude, weerkeerde, vond hij hij kon van stomme verbazing geen woor den vinden in het vertrek drie vrouwelijke patiënten, terwijl Hertha aan de dienstbode ver schillende orders gaf. „Als het hier flink warm wordt, kun je zoo nu en dan wel uit bed gaan en de patiënten verzorgen. Anthraciet staat er voldoende bij den haard. Stook den ganschen nacht maar door. Vanavond kom ik nog evén kijken. Goe den middag." „Dag, zuster", klonken drie stemmen tegelijk. Hertha verliet het vertrek, niet half beseffend welk een zonnestraal zij er geweest was. De boer, geheel verbouwereerd, volgde haar. Het was hem aan te zien, dat hij ziek was. „En nu moet ik met u een appeltje schillen, Van Dalen", zeide Hertha, ernstig. „Wilt u volgende week met een longontsteking te bed liggen, evenals uw vrouw Neen, niet waar Dan moet u zoo gauw mogelijk naar bed. Het is voor uw eigen bestwil." „Hoe kan dat vroeg hij klagend. Zijn norschheid was geheel voorbij. Hij leek hulpe loos als een klein kind. En het kwam Hertha voor, dat hij haar ietwat schichtig aanstaarde. „Hoe kan dat Ik kan toch niet „Alles alleen laten Natuurlijk niet. Als u het goed vindt, rijd ik straks even langs vrouw Hoogeboom. Zij heeft niets te doen en kan hier over een uurtje wel zijn. Dan komt alles te recht. Vindt u dat goed Met kracht kwam zijn verbazing terug: wist dit slanke ding dan overal raad op en wat had zij een overwicht ook op hem „Vrouw Hoogeboom doet het natuurlijk niet. Wij hebben haar als werkvrouw bedankt, om dat „Dat weet ik wel", viel Hertha hem haastig in de rede. „Maar vrouw Hoogeboom zal geen kwaad met kwaad vergelden. Ik sta er u borg voor. LI vindt het dus goed 7" „Het is misschien het beste", weifelde hij. „Dan zal ik er voor zorgen. Van Dalen, tot ziens." Hertha stak den boer de hand toe en hij greep de slanke hand. „Zuster, u is goed", bekende hij. „Niets beter dan u", lachte Hertha, ijlings het vertrek verlatend. „Wat 'n toestand op zoo'n groote boerderij", mompelde zij, over den weg naar Zeeduin snor rend. „Nu vrouw Hoogeboom nog bewerkt. Voor Kees zal ik wel een plaatsje vinden. Jaap (dat was iemand, die des avonds voor haar chauffeerde) moet haar maar onmiddellijk in mijn auto naar de boerderij brengen." Hertha had n u zekerheid: de half-zieke knecht dien zij in de schuur ontmoet had en die zoo geducht van haar was geschrokken, had haar dien avond aangevallen Het was precies de houding van één der mannen van dien avond. En dat boer Van Dalen zoo schichtig haar had aangezien, was nu ook verklaarbaar. Hij wist van dien aanval wel meer 1 Maar zij zou niets laten blijken. Het gezin op de boerderij zou evengoed geholpen worden, als de andere gezinnen in het dorp. Als de boerin de crisis maar doorkwam. Haar toestan^ was niet vrij van zorg HOOFDSTUK XVI. „En hij stierf". „Het is heel verstandig van den dokter om hulp te nemen", verzekerde juffrouw Saaman. „Je moest hetzelfde doen, Hertha. Je houdt het ook niet vol'. Je bent des avonds doodmoe, 'k heb het al lang gemerkt." Hertha glimlachte flauw. „Ik ben precies zoo verstandig als dokter Van Leeuwen", zeide zij. „Hij heeft in het zie kenhuis te Rotterdam ook hulp voor mij ge vraagd. En er komt een zuster. Men kon er moeilijk een missen, maar men begrijpt er na tuurlijk, dat force majeur in het spel is. Van avond laat komt dokter Van Stralen en morgen middag arriveert mijn hulp. Zeg nu e'ens, dat alles niet goed voor elkaar is." „Ik ben blij, het te hooren. Het werd werkelijk te veel voor je. Een mensch kan ook te veel' van zichzelf vergen. Je blijft zeker in Zeeduin „Ja, dat is de beste oplossing. De zuster uit Rotterdam komt voorloopig twee weken in Landdorp. Ik was vanmiddag bij dominé Misset. Hij en mevrouw waren, geheel ongevraagd, zoo bereidwillig, voor de zuster een kamer af te staan. Wij willen dus maar hopen, dat over een paar weken het ergste geleden is, hoewel ik bang ben van niet, want er komen steeds ge vallen bij." Hertha dronk smakelijk haar thee met cake op. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1