voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
li
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOG SIGNO YINCES
FEUILLETON
No. 3665
WOENSDAG 6 AUGUSTUS 1930
K
I
45ste JAARGANG
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Ille stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën ett verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Brieven uit Amerika.
I
Van een arm dorp
dat rijk werd
1
olland of Holtland
den bodem bedek-
drukken de ver-
den inhoud van
li-Revolutionair.
paak over tot „ver-
dichters, zangers,
rd der vereeniging.'
tiand aan gedacht
of „Calvina" in
bnzen grooten her-
|ouden doen. Wars
en roem, zou hij
den richtingsnaam
doch zijn groote
|cht van den Duit-
aald door P. H.
het in zijn geheel
I maar deze enkele
[grafzuil gesticht
Calvijn
^d verdwijnen
[voor 't licht,
fenster zijn.
[en praalziek
[gesteent',
lijn lof.
pdat zij gebeent'
stof.
Is uwe leus
fëerd".
dat was uwe keus,
verteerd,
laflen der wet
Ite weerstaan
Ttreders gezet,
pntgaan.
ais van den Heer,
hij aan
vriend'lijk en teer
Blaan.
|g verbreiden
[uw faam,
Calvijn,
den roem van
[Gods Naam,
lijn
alvijn een „naam-
lamhouder".
n naam moet
eten Immanuel".
ps dat is een
noet een doel in-
pn groote plannen,
Inlijk zelf al weten
lillen naam maken,
vorden overschre-
[ij alles te kunnen
veel wijzer dan
pnijn.
■onijn,
Ig zijn
en tuin te loopen",
1 ik mijn geld
leid,
Ie dier te koopen.
pt harte gaat,
dan leeren,
nsch) geen dingen
I moet begeeren,
Iniet krijgen kan
Ik bereikbaar zijn
pok. Belijden staat
el als onzen God,
e 1 ij d e n wij dat
n geeft ons weer
belijden moeten
en werken.
evenals wij dat
Heere Jezus ons
t is dus ook een
>ns werken door
astenliefde, moed,
s wil toonen, dat
s gelooven en
nanuel ons voort
in alles met ons
SCRIPSIT.
NG.
sor Gunning ge-
/an Volnay. Aan
;de Evangelisatie-
■den en had een
tgel van achttien
,Jij met je rooien
at jij je vetmest."
unning, een voor
liet beneden zich,
,Mijn vriend, ik
h gegeten."
onent.
Dr. Gildemeester,
Gunning gezegd
goed voor zoo'n
hem maar eens
ferkbl. v. Ov, en
Dr. Gildemeester
gegeven, weinig,
ei tot dien hoog-
lieve jongen, ik
neneer een toontje
fatsoenlijk gezel-
je een beetje be
is, zou je inzien,
m in de schaduw
en te staan eten."
de vergadering
[S.
aardigd.
lursleden hem in
in bracht, vroeg
oorzitter aan die
k^Opi00^
Deze Courait veisch|at eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDEKLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z% beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
H. N. BASOSKI. J
De vorige week is te Driebergen het stoffelijk
overschot van Moerdijk's emeritus-predikant ten
grave gebracht.
Aan de groeve werd door afgevaardigden van
Moerdijk gewag gemaakt van den gezegenden
arbeid, die door dezen ijverigen predikant op
het terrein van kerk en school was verricht.
Maar ook in ons gewest was Ds. Basoski
geen onbekende.
Te Ouddorp heeft hij het Woord bediend en
nam hij met groote belangstelling deel aan het
politieke leven van Flakkee.
Hij behoorde tot de oude garde van voor
trekkers, die in de kerk, op de school en in de
politiek uitkomen voor de eere van Gods
heiligen Naam.
Meermalen memoreerde wijlen H. de Wilde
den arbeid, die door Ds. Basoski op Flakkee
voor de antirev. beginselen was verricht.
Ook wij willen de nagedachtenis van den af
gestorvene huldigen.
Zulke trouwe werkers laten een lichtend spoor
na. In moeite en strijd stonden ze pal voor de
zake des Heeren en ze mochten genade en eere
ontvangen.
Laat het jonge geslacht het vaandel, dat
zij zakken lieten, overnem'en en onbezoedeld op
heffen.
Pro Rege
DE UNIE-COLLECTE.
Deze maand wordt de 52e Unie-collecte ge
houden.
In ons nummer van 26 Juli namen we in het
Zondagsblad een desbetreffend artikel op.
Het lijkt schier overbodig nogmaals op deze
collecte de aandacht te vestigen.
,,De Standaard" schreef er over
Willen we de vrije school, dan moeten
we haar uitnemend verzorgen en op alle
manier toonen haar te willen dienen. Er is
geen beter middel, om de Overheidsinmenging
terug te dringen, dan door zelf te zorgen,
dat alles perfect in orde is. En één der
middelen daartoe wordt ons geboden in de
collecte, die straks weer rondgaat. Ze is geen
gedwongen heffing, maar een uiting der liefde
van het hart, omgezet in een daad der milde
hand. Ze is niet alleen een herinnering aan
een schoon verleden, maar ook een waar-
deeringsbewijs voor het verblijdend hed'en
doch ze heeft vooral beteekenis voor de
toekomst. Ze steunt en sterkt ons tot den
strijd, die voor die toekomst wordt gestreden,
en ze stijft de fondsen die noodig zijn om
het ideaal te kunnen bereiken.
Moge daarom ook dit jaar weer de offervaar
digheid van ons Christenvolk op verrassende
wijze blijkenDe collecte bedroeg in 1929
ruim 107.000, dat is 4000 minder dan
in het Jubileumjaar. Laat ons nu zorgen, dat
ze niet beneden dit bedrag daalt, maar er
weer boven uitkomt.
Van harte sluiten we ons bij dien wensch aan.
Laten óók de Zuid-Holl. eilanden door milde
bijdrag'en toonen, dat het haar een behoefte des
harten is, dat die wensch vervuld worde
DE „NUCHTERE OOGEN" DER
ONGELOOVIGE WETENSCHAP.
P. L. Couchoud, die door zijn lijfarts, Anatole
France, eens als den intelligensten mensch die
hij kende werd aangewezen, gaf een studie over
de „Openbaring van Johannes".
De N. R. Ct. geeft een recensie van dit werk
en begint aldus
Mogen de oorlogsjaren en hun bittere na
sleep menig gemoed alweer ontvankelijk heb
ben gemaakt voor de grillige tafereelen en
geheimzinnige uitspraken van bovengenoemd
geschrift (de Openbaring van Johannes), de
„ongeloovige" wetenschap beziet het boekje
met nuchterder oogen en houdt haar onder
zoek volkomen los van eenigerlei persoon
lijke toekomstverwachtingen. In de vaste over
tuiging, dat geen werk uit de oudheid onze
hedendaagsche problemen kan oplossen, tracht
zij den inhoud te verstaan uit den geest des
tijds, waarin het werd geschreven.
Volgens de N. R. Ct. heeft de ongeloovige
wetenschap „nuchterder oogen" en is zij der
halve in staat om dat „geschrift" geheel los
te zien van onze hedendaagsche problemen.
Hoe oordeelt men over den blinde, die pocht
op zijn nuchteren kijk op de kleurenpracht der
bloemenwereld
Men haalt meewarig de schouders op en
zucht„Arme man, konden we je het gezicht
maar eens een oogenblik geven
DE OVERGANG VAN ERKELENZ.
„Het Volk" haalt breed uit over den over
gang van den Duitschen liberaal Erkelenz naar
de Sociaal-Democratische partij.
Waarom toch
Er is ook hier niets nieuws onder de zon.
Ook in Nederland zijn er meerdere sociaal
democraten aan te wijzen, wier vader volbloed
liberaal was.
De stap is zoo groot niet.
Groen van Prinsterer heeft de familierelatie
duidelijk aangewezen.
Ze deelen één stamboom, die in de Fransche
Revolutie ontsproot.
De lijn: „gematigd" liberaal, „vooruitstrevend"
liberaal, sociaal-democraat, communist, bolsje
wist, is zoo consequent mogelijk.
Prof. Diepenhorst zegt van Groen's profetie:
„Toen alles bij het liberalisme schitterde van
zonnige kracht, zag Groen reeds het „Mene,
mene, tekèl upharsin" op de wanden van het
liberalistisch gebouw. Toen voor het socialisme
alle voeling met het volksleven uitgesloten
scheen, zag Groen reeds de verwoestende ont
binding die het brengen moest."
Evenmin als het ons verwondert, dat de
kinderen der liberalen socialist worden, zal het
ons verwonderen als straks de kleinkinderen
weer overgaan tot het communisme.
Het is één hellend vlak, dat in de zwarte
diepte van Ongeloof en Revolutie eindigt.
BLIJF IN HOLLAND!
Een „eigen bericht" in „Het Volk" meldt,
dat de toestanden in Amerika voor de arbeiders
klasse allerongunstigst zijn.
De roode scribent zegt aan het slot
Er zijn zonder twijfel nog steeds menschen,
die, hier komen én het goed maken. Maar de
brieven, die men ontvangt van vrienden,
waarin zij schrijven, dat zij hier zoo veel geld
verdienen, moeten vooral met een korreltje
zout genutigd worden. Het gaat ons nu een
maal makkelijker af, te bluffen dan te klagen.
Wanneer ik in beschouwing neem de zeer
slechte toestanden hier en de groote werk
loosheid, dan kan ik de Hollanders niet genoeg
waarschuwen om te blijven waar ze zijn.
Wanneer m'en „Het Volk" geregeld leest over
de toestanden in Nederland, dan krijgt men den
indruk, dat de arbeiders in geen enkel land het
zoo slecht hebben als hier.
Maar komen de berichten uit het buitenland
los, dan hoort men weer het tegenovergestelde
en blijkt, dat er geen land ter wereld is waar
het juist met de arbeidersklasse zoo goed gaat
als in Holland.
Moest een leider in de S. D. A. P. het niet
zelf uitspreken op een internationale conferen
tie, dat toch wel blijkt, dat er in Holland meer
voor de arbeidersklasse is gebeurd dan in eenig
ander land
Inderdaad het heeft toch wel wat te zeggen
als de roode heeren zélf gaan roep'en: „blijf
in Holland
EEN SOCIALIST, DIE NIET NAAR
DEN „HEILSTAAT" VERLANGT,
Henri Polak verzorgt na eenige strubbeling
met het partijbestuur weer de Kroniek in „Het
Volk".
Henri Polak neemt geen blad voor den mond.
Oók niet als hij schrijft over den toekomstigen
„heilstaat", waar de sociaal-democratie voor
vecht. Hij schrijft
O ja, bewonderaars van deze gezegende
mechanisatie en rationalisatie geven ons een
wissel op de toekomst: als de voortbrengst
zal gesocialiseerd zijn, de wereld ontrukt zal
zijn aan de kapitalistische exploitatie, dan
zullen al deze machines en methoden ont
zaglijk veel m'enschelijken arbeid overbodig
maken.
Alsof dit een geluk wareWat zullen de
menschen in 's hemelsnaam moeten doen in
de maatschappij der toekomst, als machines
zoowat allen arbeid zullen verrichten Hoe
zullen zij hun tijd moeten zoek brengen, hunne
dagen besteden Moeten zij allemaal ge
leerden, wijsgeeren en ingenieurs worden Of
de dagen vullen met zang en dans
Het grootste geluk van den mensch is ge
legen in den arbeid, in het voortbrengen van-
nuttige en schoone dingen, het dienen zijner
medemensch'en, het verheffen en veraange
namen van hun leven.
De nieuwe maatschappij, de socialistische,
moge er eene worden zooals William Morris
haar aanschouwde in zijn droomgezicht, dat
hij „News from Nowherre" (Tijding uit Ner-
gensland) noemde. Zoo ongeveer althans.
Eene, waarin de mensch in vrijheid zijn taak
verricht, zijn werk doet met hart en ziel, vol
liefde tot zijn arbeid scheppende goede en
schoone dingen, aan welke hij al zijn kunnen,
al zijn kunstvaardigheid geven kan.
Maar als het een wereld moet worden,
waarin de machine de menschen overstelpt
met onschoone, ziel- en dus waardelooze goe
deren, waarin de menschen zelf slechts slaven
der machine zijn en in hunne vrije uren ge
perfectioneerde „talkies", mechanische „mu
ziek" en dergelijke afschuwelijkheden te „ge
nieten" zullen krijgen, dan verheug ik mij in
de wetenschap, dat ik reeds lang dood zal zijn
vóór de menschhheid dat gemechaniseerde en
gerationaliseerde, grondig ontgonnen en in cul
tuur gebrachte paradijs zal binnengaan.
Pas hebben we in „Het Volk" een pennestrijd
gehad over de vraag wie in den heilstaat meer
verdienen moesteen putjesschepper of een
professor.
Nauwelijks is het eene kwaad bezworen of
het andere doemt weer op
Henri Polak moet niets van een heilstaat
met machines hebben. Dat gaat natuurlijk niet.
En de redactie van „Het Volk" is er dan ook
als de kippen bij om onder de kroniek te schrij
ven: „Wij stellen ons voor, tegenover deze be
schouwingen van onzen gewaardeerden mede
werker dezer dagen de onze te plaatsen."
Dat zal weer nieuw geharrewar geven over
de verdeeling van de dikke pels van den socia-
listischen beer, dienog geschoten moet
worden.
We zullen rustig toezien
Beste Vriend 1
Mijn buurman, een oude Schotlander, woont
een halve mijl achter ons, aan een zijweg. Daar
ik meer tuinder dan boer ben, moet ik nu en
dan naar hem toe om inlichtingen over het een
of ander. Hij is in zijn bedrijf thuis. Een echte
Amerikaansche Farmer, weet raad voor ziekten
onder het vee, zoowel als voor eenig ander ding
wat zijn bedrijf aangaat.
Hij is een levend christen, zoo ook zijn vrouw.
Een paar lieve kinderen Gods. Maar ze zijn
Methodisten. En daarom komen wij als wij over
God en Zijn dienst spreken niet overeen. In
zijn talrijk gezin met groote kinderen, zijn dan
ook de schromelijkste afwijkingen. Van zijn ge
huwde, zoowel als ongehuwde kinderen, gaat
er niet een op den dag des Heeren naar de
kerk. Sommigen van zijn kinderen gaan eens
per jaar naar de kampmeetings, die telken jare
bij ons twee weken achtereen gehouden worden,
waar dan sprekers van andere plaatsen optreden
met het doel zielen voor Gods Koninkrijk te
winnen.
Mijn buurman gelooft, dat alle menschen, die
niet kunnen spreken van een dag, dat God hun
uit de klauwen des Satans gerukt heeft, dood
zijn in zonden en misdaden en geen deel aan
God hebben, en daarom verloren gaan. Nog niet
lang geleden heeft hij nog gezegd: als er maar
één van mijn gezin bekeerd mocht worden, dan
ben ik gelukkig, want de bijbel zegt: één uit
een stad 'en één uit een geslacht. Ontzettend
zóó vader en moeder te moeten zijn. De ge
dachte, dat negen van de tien kinderen verloren
gaan, moet een liefhebbend vader en moeder
wel alle genot in dit leven doen derven. Wat
zijn wij, Gereformeerden dan rijk Nooit kunnen
wij God daar dankbaar genoeg voor zijn. Hoe
veel' rijker is de Gereformeerde levensbeschou
wing dan de Methodistische Zij hebben geen
houvast aan Gods Woord, als het ons leert:
Onderwijst den jongeling de eerste beginselen
zijns weg, als hij ook oud geworden is zal
hij daarvan niet afwijken
Zij vragen dan ook geen christelijk onderwijs
voor hun kinderen. Al wat zij voor kun kin
deren doen is bidden of God ze bekeeren wil.
Maar het was niet mijn bedoeling te schrijven
over den godsdienst van mijn buurman, doch
over het Farmersbedrijf, zooals dit bij hem ge
organiseerd is.
Toen ik verleden week bij mijn buurman op
de werf kwam, was hij aan 't hooi inhalen. Ik
heb hem wel een half uur gadegeslagen en zijn
systeem en werkwijze bewonderd. Hij heeft een
groote schuur, zooals alle boeren bij ons hebben,
groot in omvang en hoog. Midden in de schuur
zijn twee groote deuren, waar men met een
hooiwagen hoog opgeladen met hooi kan in
rijden. Boven in den nok van de schuur zijn
twee rails. Daar over heen loopt een blok van
het eene einde naar het andere. In dit blok is
een touw bevestigd met een groote vork aan
het eind, onder aan de twee punten van de
vork zijn twee haken, die met e'en dun touwtje
uit en in getrokken kunnen worden. Aan het
andere einde van het touw staat een paard,
dat stil het commanda afwacht van zijn baas.
Mijn buurman staat boven op zijn voer hooi,
door
H. KINGMANS.
33)
Hertha gaf geen bescheid op deze opmerking,
maar liep vlug naar het ziekenvertrek, waar zij
weldra in gesprek was met moeder en dochter,
die elk in een ledikant lagen. De boerin had
vrij heftig koorts. Haar toestand was niet roos
kleurig, bemerkte Hertha. Met de dochter ging
het vrij goed, hoewel de dokter dat ook 'niet
vertrouwde, naar hij gezegd had.
Hertha vroeg verschilende dingen, waarna zij
concludeerde, dat hier iets moest gebeuren. De
boerin en haar dochter luisterden gretig naar
haar, als bij intuïtie gevoelend niet alleen, dat
Hertha haar meerdere was en gezag wist uit
te oefenen, maar ook, dat zij met haar meeleefde
en meevoelde.
Opeens verscheen de boer in het vertrek, juist,
toen Hertha de hand der boerin vast had, om
den polsslag op te nem'en. Zijn gelaat stond
nog even norsch, maar toch bespeurde Hertha
er eenige verbazing op, toen hij zag, dat zij
zoo gemakkelijk met de patiënten omging.
„Van Dalen", zei Hertha, die ging begrijpen,
waarom de dokter haar naar de boerderij had
gezonden, „er moet hier wat gebeuren. Zóó
kan het niet langer. Allereerst moet in dit ver
trek warmte komen. Het is hier veel te koud.
Is de dienstbode zéér ziek
k Weet het niet. Ik ben geen dokter",
bromde hij.
..Niet erg, zuster", zeide de dochter. „De
dokter dacht, dat zij over enkele dagen weer
klaar zou zijn."
■A dat is veel waard. Vindt u het goed,
Van Dalen, dat ik haar ledikant naar hier
sjouw Dan kan zij, als het vertrek flink warm
is, zoo nu en dan uit bed komen en voor uw
vrouw en dochter zoo'n weinig zorgen."
,,'k Heb daar zóó nog niet aan gedacht",
zeide hij met onmiskenbare verbazing en be
wondering in zijn stem.
„U kunt ook niet aan alles denken", glim
lachte Hertha. „Ik heb die zaakjes tegenwoordig
dagelijks aan de hand. In verschillende wonin
gen liggen allen ziek. Zoo goed en zoo kwaad
het gaat, helpen ze elkaar. En voor de rest
kom ik zoo nu en dan eens kijken."
,,'k Weet niet, of mijn vrouwaarzelde
de boer, nog vol verbazing.
„Doe het maar, man. Ik geloof, dat het goed
is", zeide de boerin. „Laat de zuster maar doen.
Die weet wel, hoe het moet."
„Vooruit dan maar", besliste Van Dalen,
vriendelijker gestemd. „Wat moet er gebeuren
„Niets", zeide Hertha vroolijk. „U mag niets
dden. Ik geef u den welgemeenden raad, straks
naar bed te gaan. Dan is u over een paar dagen
weer het heertje."
„Dat gaat niet", zeide hij.
„O best. Enfin, daar praten wij straks nog
wel eens over. Vertel u mij nu maar even, waar
ik hout en anthraciet kan vinden, om dezen
haard aan te maken."
„Maar dat mag u niet doen", zeide de boer,
wien het te kras werd en die de oogen neer
sloeg, toen de heldere kijkers van Hertha er
in blikten.
„Mijn lieve man lachte Hertha. „Tegen
woordig maak ik zooveel kachels aan. 'k Heb
zelfs een paar gezinnen, waar ik voor het eten
zorg. Laat mij mijn gang maar gaan. U zult
eens zien, hoe het bevalt."
„Waarom doet u dat alles vroeg hij. „Dat
behoort toch niet tot uw werk
.Och wat, tot mijn werk behaoren", zei
Hertha ietwat ongeduldig. „Wat doet dat er
toe De menschen moeten elkaar helpen, als
zij in moeilijkheden zitten. Waar kan ik hout en
brandstof vinden
„Achter in de groote schuur", zeide hij.
„Maar ik zal het halen."
„LI moogt niet buiten komen", besliste Her
tha. „U is ziek. Leg eens een thermometer aan.
U hebt koorts."
Zij verliet haastig het vertrek, keerde spoedig
met het gevondene terug en knielde bij den
haard.
„Daar buiten kwam een knecht van u", zeide
zij tot den boer. „Hij schrok geweldig, toen hij
mij zag. Zóó afschrikwekkend zie ik er toch
niet uit Dié man is ook al ziek, maar hij
kwam de koeien melken, zei hij. O, daar is
hij zeker."
Er werd buiten het vertrek gestommel ver
nomen. De boer ging er heen, terwijl Hertha
vaardig en vlug den haard aanlegde en vuur
ontstak.
„Ziezoo", zei zij vroolijk. „Over een uurtje
is het hier lekker warm. Dat is veel gezelliger.
Nu kan daar, bij het raam nog wel een ledikant
staan. Ik zal zien, dat ik de dienstbode naar
hier transporteer. Waar kan ik haar vinden
De dochter legde het haar uit en een kwar
tier later sjouwde Hertha den boer zag zij
nergens, zij vermoedde hem in de stallen met
de stukken van een uit elkaar genomen ledikant,
dat zij vlug in elkaar zette, tot verbazing van
de twee patiënten, vooral van de dochter. Want
de boerin had genoeg met zichzelf te doen.
Het bed was spoedig opgemaakt. En toen
de boer, rillend van de koude, weerkeerde, vond
hij hij kon van stomme verbazing geen woor
den vinden in het vertrek drie vrouwelijke
patiënten, terwijl Hertha aan de dienstbode ver
schillende orders gaf.
„Als het hier flink warm wordt, kun je zoo
nu en dan wel uit bed gaan en de patiënten
verzorgen. Anthraciet staat er voldoende bij
den haard. Stook den ganschen nacht maar
door. Vanavond kom ik nog evén kijken. Goe
den middag."
„Dag, zuster", klonken drie stemmen tegelijk.
Hertha verliet het vertrek, niet half beseffend
welk een zonnestraal zij er geweest was.
De boer, geheel verbouwereerd, volgde haar.
Het was hem aan te zien, dat hij ziek was.
„En nu moet ik met u een appeltje schillen,
Van Dalen", zeide Hertha, ernstig. „Wilt u
volgende week met een longontsteking te bed
liggen, evenals uw vrouw Neen, niet waar
Dan moet u zoo gauw mogelijk naar bed. Het
is voor uw eigen bestwil."
„Hoe kan dat vroeg hij klagend. Zijn
norschheid was geheel voorbij. Hij leek hulpe
loos als een klein kind. En het kwam Hertha
voor, dat hij haar ietwat schichtig aanstaarde.
„Hoe kan dat Ik kan toch niet
„Alles alleen laten Natuurlijk niet. Als u
het goed vindt, rijd ik straks even langs vrouw
Hoogeboom. Zij heeft niets te doen en kan hier
over een uurtje wel zijn. Dan komt alles te
recht. Vindt u dat goed
Met kracht kwam zijn verbazing terug: wist
dit slanke ding dan overal raad op en wat
had zij een overwicht ook op hem
„Vrouw Hoogeboom doet het natuurlijk niet.
Wij hebben haar als werkvrouw bedankt, om
dat
„Dat weet ik wel", viel Hertha hem haastig
in de rede. „Maar vrouw Hoogeboom zal geen
kwaad met kwaad vergelden. Ik sta er u borg
voor. LI vindt het dus goed 7"
„Het is misschien het beste", weifelde hij.
„Dan zal ik er voor zorgen. Van Dalen,
tot ziens."
Hertha stak den boer de hand toe en hij
greep de slanke hand.
„Zuster, u is goed", bekende hij.
„Niets beter dan u", lachte Hertha, ijlings
het vertrek verlatend.
„Wat 'n toestand op zoo'n groote boerderij",
mompelde zij, over den weg naar Zeeduin snor
rend. „Nu vrouw Hoogeboom nog bewerkt.
Voor Kees zal ik wel een plaatsje vinden. Jaap
(dat was iemand, die des avonds voor haar
chauffeerde) moet haar maar onmiddellijk in
mijn auto naar de boerderij brengen."
Hertha had n u zekerheid: de half-zieke knecht
dien zij in de schuur ontmoet had en die zoo
geducht van haar was geschrokken, had haar
dien avond aangevallen Het was precies de
houding van één der mannen van dien avond.
En dat boer Van Dalen zoo schichtig haar had
aangezien, was nu ook verklaarbaar. Hij wist
van dien aanval wel meer 1
Maar zij zou niets laten blijken. Het
gezin op de boerderij zou evengoed geholpen
worden, als de andere gezinnen in het dorp.
Als de boerin de crisis maar doorkwam. Haar
toestan^ was niet vrij van zorg
HOOFDSTUK XVI.
„En hij stierf".
„Het is heel verstandig van den dokter om
hulp te nemen", verzekerde juffrouw Saaman.
„Je moest hetzelfde doen, Hertha. Je houdt het
ook niet vol'. Je bent des avonds doodmoe, 'k
heb het al lang gemerkt."
Hertha glimlachte flauw.
„Ik ben precies zoo verstandig als dokter
Van Leeuwen", zeide zij. „Hij heeft in het zie
kenhuis te Rotterdam ook hulp voor mij ge
vraagd. En er komt een zuster. Men kon er
moeilijk een missen, maar men begrijpt er na
tuurlijk, dat force majeur in het spel is. Van
avond laat komt dokter Van Stralen en morgen
middag arriveert mijn hulp. Zeg nu e'ens, dat
alles niet goed voor elkaar is."
„Ik ben blij, het te hooren. Het werd werkelijk
te veel voor je. Een mensch kan ook te veel'
van zichzelf vergen. Je blijft zeker in Zeeduin
„Ja, dat is de beste oplossing. De zuster uit
Rotterdam komt voorloopig twee weken in
Landdorp. Ik was vanmiddag bij dominé Misset.
Hij en mevrouw waren, geheel ongevraagd, zoo
bereidwillig, voor de zuster een kamer af te
staan. Wij willen dus maar hopen, dat over
een paar weken het ergste geleden is, hoewel
ik bang ben van niet, want er komen steeds ge
vallen bij."
Hertha dronk smakelijk haar thee met cake op.
(Wordt vervolgd).