I
I
1858 - 2
I
I
j -I
K
Ij
Jj!
I
Ui!
Economisch iMoverzichL
EE1T lïOEHTE VOOR VEOUW =B
Dit numi
u
l!-r
!j
J i
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Zat<
t I
n
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
UW HUID GENEEST VLUGGER MET
ÊT B MM WONDBALSEM
Cl a® B 25 en 50 GENT
HEERLIJK EH GEZOND
NATUURLIJK BRQHUIATER
SCI
ol
a
H HIER IS HET JJ
il|
f~'
r
i 4>
i
;J
I
1
4
H u
l'
■ft:! -
ii La-
J
Door het geloof
Dat heeft de sentimenteele achttiende eeuw
niet gekend. Toen was er e'en zuchten öm te
zuchten, een tranen schreien öm te schreien,
en men at zich vet en rond er bij. Maar ze
kend'en het geloof niet, ze wilden het niet eens
kennen, al zuchtten ze er om. Want als er
heimwee in hun ziel naar een beter Vader
land geweest was, hadden ze het geloof ont
vangen.
De achttiende eeuw heeft de negentiende eeuw
van Ongeloof en Revolutie gebaand.
Kón het anders
De weinige Calvinisten werden door di)e
vrome „och en „mochtroepende sentimen
talisten het land uitgebannen.
Vrome orthodoxe predikanten dankten den
Heere, dat hij de rivieren deed bevriezen, waar
door de Franschen ons land konden binnen
komen
Bilderdijk zong: „In het heden ligt 't ver
leden 1"
Ja maar zijn de kinderen der 18e eeuw uit
gestorven
Ook de achttiende eeuwsche vromen bouwden
de profetengraven der Dordtsche vader'en, hiel
den zich bij de „dierbare, oude waarheid"
Maar de reinigende, zuiverende, uitbrandende
Geest Gods voer niet meer door hen heen.
Bij al hun zuchten hadden ze de tegenwoor
dige wereld te lief. Bij al hun zuchten kenden
ze geen zondeschuld, geen waarachtige ellende
kennis.
Nog eens is die geest in Nederland uit
gestorven
Ik vreeze met groote vreeze
UITKIJK.
De (Staatk. Geref.) Banier, der gewoonte
getrouw, ziet weer kans via een oogenschijnlijk
objectieve artikelenreeks, ditmaal handelend
over „Het Feminisme", een Antirevolutionair
aan den schandpaal te nagelen. Het is thans
wijten Prof. Bavinck, van wien in het Staatk.
Geref. orgaan, dd. 29 Juli j.l„ gezegd wordt
„In 1917 voerde een antirevolutionair Eerste-
Kamerlid als wijlen Prof. Bavinck, professor
aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een
warm pleidooi voor dit kiesrecht (het vrou
wenkiesrecht n.l.)
Dat Prof. Bavinck voor het vrouwenkiesrecht
een warm pleidooi voerde, is weer een
aparte onwaarheid. Wie de rede, door dit Ka
merlid destijds uitgesproken, naleest, zal dat
moeten erkennen. Ik kan die rede niet in haar
geheel laten afdrukken en volsta dus met een
resumtie, die ik in Nederland en Oran-
j e van November des vorigen jaars ervan gaf.
Ik merkte toen reeds op
't is niet juist daarvan een voorstel
ling te geven, alsof de heer Bavinck met pak
en zak naar de voorstanders van het „revolu
tionaire" vrouwenkiesrecht was overgeloop'en.
't Stond slechts zóó, dat hij, ziende op de om
standigheden, het verzet opgaf.
Immers stelde de hoogleeraar reeds dit op
den voorgrond
„Wat het vrouwenkiesrecht aangaat, dit moet
men m.i. om het goed te kunnen beoordeelen
historisch beschouwen en dan wil ik wel zeg
gen, dat wanneer het vrouwenkiesrecht nu nog
werd begeerd als bij het opkomen van de vrou
wenbeweging, ik geen oogenblik zou aarzelen
om daartegen mijn stem te verheffen 'en het ar
tikel in dit opzicht beslist te bestrijden." De
begeerte naar het stembiljet in die beweging,
noemde de spreker het uitgaan van een „door
en door niet alleen onschriftuurlijke, maar ook
onwetenschappelijke theorie." Er was echter
„een merkwaardige verandering gekomen in de
vrouwenbeweging"er wordt niet meer voor
het stemrecht geijverd „op grond van de leuze
van gelijkstelling van man en vrouw", maar
juist omgekeerd, „op grond van de ongelijkheid
en het verschil tusschen mannen en vrouwen".
Vervolgens verklaarde de heer Bavinck, al
wist hij, gelijk hij zei, dat hij hierin niet door
al zijn partij genoot en gesteund werd, van over
tuiging te zijn, „dat de Heilige Schrift er zich
niet tegen verzet."
Nu pleitten volgens den spreker de volgende
argumenten voor het toegeven aan deze begeerte
die niet meer „in valschen zin en krachtens
valsche principe" geuit werd
,1e. de verandering in de positie der vrouw
2e. de verandering in de ontwikkeling der
maatschappij
3e. de verandering in de werkzaamheden van
den Staat.
En op grond dezer overwegingen luidde het
slot der rede
„Zoo kom ik tot de conclusie, dat wanneer
hier op het oogenblik aan de orde was het ver-
leenen van het algemeen kiesrecht aan de vrou
wen, ik misschien nog zou aarzelen, hoewel ik
weet, dat er vele voorstanders van zijn. Maar
daar staan wij op het oogenblik niet voor. Wij
hebben alleen te dóen met de vraagzullen
wij het goedkeuren, dat de Grondwet de gele
genheid en de mogelijkheid opent voor de vrouw
om later het stemrecht te verkrijgen Wanneer
de vraag zoo wordt gesteld, dan komt zij ge
formuleerd hierop neer zal in de toekomst de
vrouw van het stemrecht zijn uitgesloten enkel
en alleen omdaï zij vrouw is Dat is de vraag
waarvoor wij staan. En daarop durf ik, ook met
de Schrift in de hand, niet anders dan een be
vestigend antwoord geven die mogelijkheid is
inderdaad voor de vrouw open te stellen."
Geeft „De Banier" nu de waarheid getuige
nis, als zij deze beschouwingen karakteriseert
als „een warm pleidooi" voor het vrouwen
kiesrecht
Prof. Bavinck was daar niet „warm" voor.
Dat bleek ook uit wat hij in zijn bek'end werkje
„De vrouw in de hedendaagsche Maatschappij"
een uitbouw zijner hierbjecjoelde Kamerredje,
scheef
„Deze brochure heeft niet ten doel een vurig
pleidooi te leveren voor het passieve en actieve
vrouwenkiesrecht. Er zou daartoe een grooter
geloof aan de heilrijke gevolgen van dit of van
eenig ander kiesstelsel vereischt worden, dan ik
mijzelve toekennen mag. Toch ben ik van mee
ning dat het vrouwenkiesrecht indien het door
een steeds grooter deel der bevolking en met
klimmenden ernst wordt begeert, door de man
nen in den tegenwoordigen tijd en bij het vi-
geerende kiesstelsel niet behoort, en ook niet
op afdoende gronden kan geweigerd worden."
Blijkbaar bedoelt de hoogleeraarons kies
stelsel is nu eenmaal individualistisch. Als dit
stelsel gehandhaafd blijft, zal men op den duur
niet kunnen ontkomen aan de invoering van het
Vrouwenkiesrecht, dat noodzakelijke conse
quentie van het individualistische kiesstelsel is.
Voor Prof. Bavinck is ons kiesstelsel niet het
laatste, doch een overgangs-stadium naar een
beter (organisch.)
In verband daarmede schreef hij in evenge-
meld werk
„Met dit al wordt niet ontkend, dat de vrou
wenbeweging, die voorloopig in het kiesrecht
een zeker eindpunt heeft bereikt, in de toe
komst nog niet allerlei verrassingen kan berei
den. Als de valsche beginselen van vrije liefde,
economische zelfstandigheid der vrouw en op
voeding der kinderen door den Staat de over
hand in het feminisme verkregen, zou het zelfs
het Christelijk huisgezin en de christelijke maat-
chappij met den ondergang bedreigen. Maar wij
kunnen niet vooruit zien en zijn ook niet in
staat, om uit de tallooze, ingewikkelde gegevens,
die het heden biedt, met zekerheid aangaande de
toekomst iets vast te stellen. Wel schijnt echter
de verwachting niet gewaagd, dat ook het al-
gemeene Mannen- en Vrouwenkiesrecht niet de
laatste, definitieve regeling van het kiesstelsel
zal zijn. Immers verliest het parlementarisme
allerwege zijn crediethet algemeen kiesrecht
verhaast zijn val, omdat het bij de Kamerleden
zetelvrees en kiezersvrees een steeds grootere
rol doet spelen, de volksvertegenwoordiging van
hare zelfstandigheid berooft, en de Regeering
over het Parlement heen en buiten het Parle
ment om doet grijpen naar het steunpunt van
den volkswil. In de anarchie, die wij langs de
zen weg tegemoet gaan, zal alleen een despoot
orde kunnen scheppen, tenzij geleidelijke ont
wikkeling der maatschappij ons brenge tot een
ander, organisch kiesrecht.
Ook daarvoor ontbreken echter de gegevens
niet. De maatschappij, die door de Fransche
Revolutie ontbonden en uiteen geslagen werd,
zoekt overal weer naar organisatiede enke
ling streeft naar vereeniging het individualisme
roept uit reactie het socialisme te hulp. Alle
bedrijven, beroepen en ambten zoeken zich door
aaneensluiting eene bepaalde plaats en een wel
omschreven recht in de maatschappij te verwer
ven op het gebied van landbouw, nijverheid,
verkeer en handel is er een streven naar as
sociatie en samenwerking. Zoo schijnt er grond
te bestaan voor de meening, dat we in een
toestand van overgang naar een beteren vorm
van vertegenwoordiging verkeeren, en dat het
individualistische beginsel te zijner tijd voor
een meer organisch kiesrecht plaats zal maken."
Tot zoover Prof. Bavinck.
Mij dunkt, „De Banier" had over „Het Femi
nisme" schrijvend, anders en beter uit Bavinck's
nalatenschap kunnen putten dan het blad nu
deed.
Maarhet is er immers steeds op uit spij
kers op laag water te zoeken om de A.R.Partij
aan den schandpaal te nagelen, het laat daartoe
geen gelegenheid, geen onderwerp onbenut.
We nemen dit niet al te kwalijk de S. G.
P. moet nu eenmaal haar standje zien op te
houden. Indien zij dan echter slechts indachtig
ware aan de vernianing des H. SchriftHeb
dan de waarheid en den vrede lief. Misschien
zou zij ten aanzien van den vrede met Jehu
willen zeggen Wat vrede, zoolang de hoere
rijen van uwe moeder Izebel 'en hare tooverijerv
zoo vele zijn.
Maarder waarheid moet toch ook de
S. G. P. onvoorwaardelijk getrouw zijn.
R. A. d. O.
opvoeding en geluk zij zich met zooveel liefde
en oordeel heeft gewijd. Ook als vrouw een
voorbeeld bij de verpleging van Haar gemaal,
"van wiens sponde zij niet week, kreeg de nog
jonge vorstin spoedig gelegenheid te toonen,
dat zij ook de vermogens had, zonder speciale
voorbereiding, de belangen van staat en volk
te dienen en te behartigen.
Reeds enkele dagen voordat Koning Willem
III ontsliep, was Koningin Emma beëedigd als
Regentes van het Koninkrijk. De wijsheid, waar
mede het Koninklijk gezag met zijn rechten en
zijn plichten door haar is uitgeoefend, mag zeker
bij den luister, die Haar als vrouw en moeder
omringt, niet vergeten worden. Had Willem III
zich in de laatste moeilijke jaren van zijn leven
ook uit de staatszaken meer en meer terugge
trokken, de Koningin-Regentes nam Haar con-
stitutioneele plichten, behalve met nauwgezet
heid, ook met groote toewijding waar. Van de
rol, die de Grondwet aan het boven den partij
strijd. staande Koninklijk gezag heeft toegedacht,
kweet zij zich met inzicht en tact, ook bij
politieke constellaties, welke daaraan bijzondere
eischen' stelden. Bovendien is er mede door Haar
toedoen weer een medeleven ontstaan van het
volk met zijn Koninklijk Huis, dat onder Haar
leiding belangstelling toonde in de verschillende
Er ruischt thans over onze lage landen aan
de zee de zang der dankbre vreugd.
En niet slechts één groep of kring stemt met
dat feestlied in. Héél ons volk, voor zoover 't
aan de nationale bezieling niet geheel ont
zonken is, jubelt mee.
Dat is in Nederland alleen maar mogelijk
wanneer 't Oranje geldt.
En 't geldt heden Oranje
Hare Majesteit Emma, Koningin-Moeder' der
Nederlanden, viert Haar twee en zeventigsten
jaardag.
Deze dag is een dag van ons volk.
Van ons volk, door vele en soms felle partij
schappen verdeeld.
Maar dat in Oranje altijd weer zijn eenheid
vindt.
Zouden we dan niet blijde zijn
En dankbaar tevens
Men moge aan haar terugdenken als gemalin
van Koning Willem III, dan wel als Regentes
en Voogdes na diens overlijden, of ten slotte
als Koningin-Moeder in haar laatsten levens
staat, in elk van die drie phasen heeft zij op
een degelijke wijze haar roeping vervuld en
verrijst zij als een zoo achtenswaardige en be
minnelijke persoonlijkheid met haar gaven van
gemoed en verstand voor ons, dat er groote
warmte zal zijn in den eerbied, dien men aan
haar verleden en hooge maatschappelijke positie
verschuldigd is.
Het was waarlijk niet louter zonneschijn, dat
over het pad der Prinses van Waldeck-Pyrmont
bij en tijdens haar huwelijk met Willem III is
gevallen.
Reeds bij haar intocht in Den Haag, op 22
Januari 1879, droeg men rouw over den popu-
l'airen broeder des Konings, Prins Hendrik; die
binnenkomst van een jonge Koningin in haar
Residentie is welhaast onopgemerkt geschied.
Eenige maanden later werd over het Koninklijk
Huis de sombere schaduw geworpen van den
dood van Kroonprins Willem, in 1884 gevolgd
door dien van prins Alexander. De Koning zelf
is in den laatsten tijd van zijn leven herhaal
delijk door ziekte bezocht. Mede door zijn lang
durige verblijven in het buitenland had hij de
levende aanraking met het volk verloren. Een
groot lichtpunt is er echter ook toen voor de
vrouw geweest, die zich door het lot in menig
opzicht zelfverloochening opgelegd zag: de ge
boorte en de jeugd van een dochter, aan wier
VICTORIA.WATER wordt met zeer goed gevolg aangewend by maagstoringen, zenuw,
achfige overspanning en ongeregelde stofwisseling
1PF* Voor huishoudelijk gebruik zeer voordeelig en gemakkelijk, in heele Ilter.schroef»
flesschen, inboudsnrijs 52 ct.
uitingen van nationale bedrijvigheid en bescha
ving. Nog op andere wijze heeft de Regentes
Haar dochter voor de taak, die deze wachtte,
met zorg voorbereid.
En toen de Koningin-Regentes na de troons
bestijging van Koningin Wilhelmina van den
voorgrond terugtrad en als Koningin-Moeder het
Paleis aan het Lange Voorhout betrok, waar
Zij ook grootmoeder is geworden, heeft zij
zich op deze meer bescheiden plaats afgevraagd,
welke maatschappelijke plichten er voor Haar
nog weggelegd waren.
Met jeugdige onvermoeidheid beweegt Zij
zich nog steeds, omaan menige gebeurtenis
relief te geven. Niet alleen bij min of meer
in het oog springende manifestaties, als b.v. de
I.T.A., de Nenijto of de Haagsche Veetentoon
stelling waren, maar ook op minder opvallende
oogenblikken verschijnt Zij nu eens in een wel
dadigheidsinstelling, een ziekenhuis of een
Haagsch gymnasium, dan weer op een lezing
of bij een muziek- of zanguitvoering. Dan hier,
dan daar; men kan de lange lijst zelf aanvullen.
Zoo kunnen wij zeggen, dat deze hooge vrouw
onder ons als een onzer heeft willen zijn, met
het volle begrip van onzen volksaard, welken
Zij zich heeft eicjen gemaakt. Zij heeft den bloei
van Haar jeugd en een nieuw leven gebracht
in een verduisterend, afstervend Koninklijk Huis.
Zij heeft het later ook als draagster van het
Koninklijk gezag nieuwen glans verleend. Zij
is er nóg, om Zich slechts van een steeds
grootere plaats in het hart van het Nederland-
sche volk te verzekeren.
Dit is een bestaan geweest, dat, dank zij
edele persoonlijke eigen schappen, is opgebouwd
in arbeid en plichtsbetrachting. Wij mogen het
met diepe erkentelijkheid uitspreken, omdat ons
volk er de rijke vruchten van heeft geplukt en
omdat wij er aan ontkenen den trots op Haar,
die heden den gedenkwaardigen dag als een
gelukkig feest met de Haren moge vieren, als
op een nationaal bezit.
Deze „koningsvrouwe" is inderdaad een heer
lijke verschijning in onze geschiedenis geworden;
we kunnen het gerust zeggen zonder eenige
vrees voor tegenspraak. Zij bracht, in al haar
eenvoud als prinses uit een klein Vorstenhuis,
de schoonste eigenschappen mee, die een vrouw
kan bezitten, in de eerste plaats de groote
Liefde, het „ewig-weibliche", en verder een bui
tengewonen tact, een onuitputtelijk gedud, een
ruim verstand en een warme belangstelling voor
alles en allen. Het is waarlijk te verwonderen,
dat er in al den tijd, dat ze onder ons gewoond
heeft, geen onzer eerste dichters roeping ge
voeld heeft, deze edele vrouw te verheerlijken;
hadden wij een Vondel gehad, hij zou aan Haar
een zijner schoonste oden gewijd hebben. Voor
zoover mij bekend heeft alleen een Boele van
Hensbroek Hare deugden bezongen, en, hoewel
niet onverdienstelijk, zoo heeft zijn lofdicht toch
niet den waren toon getroffen, alzegt het de
zuivere waarheid
„Die koningsvrouwe zoo fier en zoo rein,
Ze heeft er gevangen ons hart
En de melodie van Arnold Spoel, hoewel
verre van leelljk, Is fe Kunstig, om het lied tot
algemeen eigendom te maken.
Wanneer zal eens een dichter de woorden
vinden, om Haar naar waarde te bezingen, en
wanneer zal dan de toonkunstenaar komen, die
die woorden in den volkszang brengt
D. B. P. B.
E'enigen tijd geleden kreeg ik ter recensie toe
gezonden het boek: „Het Huwelijksprobleem in
leven en literatuur", door Dr. J, C. Honig en
Dr. C. Tazelaar.
Dr. Honig en Dr. Tazelaar kregen beiden
het verzoek om op de Najaarsconferentie van
Geref. studenten een referaat te houden over
het Huwelijksprobleem. In samenwerking met
elkander hebben zij dit gedaan, en later zijn
deze referaten in boek verschenen.
Dr. Honig behandelt in het eerste gedeelte het
Huwelijksprobleem als arts, doch daarover wil ik
het nu niet hebben, hoe waard het ook is om
gelezen te worden.
Dr. Tazelaar behandelt het Huwelijksprobleem
in onze literatuur en daar wilde ik over praten
in ons hoekje.
Dr. Tazelaar zegt in het tweede gedeelte van
't boek, dat er geen vraagstuk is, dat zoo veel
vuldige behandeling vindt in den roman als het
huwelijksvraagstuk.
En dan weten we helaas wel hoe dat in de
moderne romans behandeld wordt. Ik zag net
vandaag wat J. Ubink er van zegt. Korter en
krachtiger kan het al niet
„De groote meerderheid van onze romans
zijn kilometer-lange moerassen van broeierig
gezwijmel, eindeloos gewurm naar het donkere
einde. Het Nederlandsche volk, dat in die
romans leeft, is een volk zonder ervaring,
het heeft geen geschiedenis, geen wetenschap,
geen kunst, handel noch nijverheid schijnen
die mannetjes en vrouwtjes bezig te houden.
Zij hebben maar één doel in het leven: hoe
kom ik aan e'en individu van het andere
geslacht en hoe kom ik er weer af. Dit heele
armzalig gedoe wordt overgoten met een slap
sausje van zinnelijke natuurfilosofie, van ethi
sche leugens en schijnheilig gemoraliseer."
Dr. Tazelaar behandelt in zijn studie, heel
in 't kort verschillende huwelijksromans, en ja,
dan is het net zooals J. Ubink schreef; „Hoe
kom ik er aan en vooral hoe kom ik er weer
af."
Moet ge de moderne romans gelooven, dan
is trouwen de zekerste manier om ongelukkig
te worden. Je zou trouwen, almaar die romans
geloovende, een soort zelfmoord kunnen noemen.
Het schijnt, dat mén met de man of vrouw met
wie(n) men getrouwd is, niet gelukkig kan
worden. Dat „geluk" moet „de derde" brengen.
En dan krijgt men de zondige verhouding.
Je wordt er wee van als je enkele van die
dingen lezen moet.
Die „gelukgevende derde" is in de romans
van tegenwoordig zoozeer regel, dat men er
een aparte term voor gevonden heeft, n.l. de
„driehoeks-constellatie". „Hij, zij en de derde".
Dat is in 't kort wat men in de meeste mo
derne romans vinden kan. De een is literair
beter, mooier dan de andere, doch het thema
blijft hetzelfde.
Maar waarom schrijf ik er over in ons hoekje.
De meeste onzer vrouwen hebben geen tijd om
moderne romans te verslinden. De kranten bij
houden, dat is vaak al net genoeg.
Dat is waar, maar al leest moeder of vader
ze niet, weten die precies wat de grootere kin
deren lezen
Zelf geef je ze zulke kost niet in handen.
Dat spreekt vanzelf.
Maar wat wordt er onder elkaar geruild, of
geleend in bibliotheken, of op welke manier dan
ook, maar al te vaak vinden we dit soort lectuur
bij de grootere jongens en meisjes. Ze lezen
rijp en groen door elkaar. Ze lezen eenvoudig
wat ze krijgen kunnen. En dat is een gevaar.
Ik denk hierbij aan de woorden, waarmede Dr.
Tazelaar zijn studie besluit. Die noemt het e'en
heel gevaarlijke besmetting voor het moderne
denken.
Het gevaar is te grooter, doordat we niet
direct cle gevolgen er van kunnen gewaar
worden.
Met enkele mooie phrasen over kunst en wat
dies meer zij wordt vaak het lezen van dergelijke
boeken vergoelijkt. De stijl kan zoo mooi zijn,
de beschrijving zoo prachtig.
Dat kan allemaal waar zijn, doch dit alles
wordt dan steeds gebruikt, om in den breede
te teekenen, wat nietg eoorloofd is, wat ingaat
tegen Gods gebod. In het eene boek meer dan
in het andere wordt er getornd aan het huwelijk,
Zooals God dat instelde. Argumenten geen ge
brek. En het kan zoo mooi schijnen, zoo ratio
neel, en Gods inzetting zoo dom, zoo dwaas,
'k Zal al de argumenten maar niet opnoemen,
die Dr. Tazelaar dan hier of daar in de romans
vond. We weten het wel.
En dat is een gevaar voor zoovele jongeren.
De boeken die gelezen worden, hebben onge
merkt invloed op ons. Als het kwaad in schoo-
nen vorm geschilderd wordt, lijkt het vaak geen
kwaad meer.
'k Herinner mij hoe ik eens een al bejaard
iemand over een moderne roman hoorde ver
tellen.
„Ja", zei hij, „als dan eindelijk hij en de
derde elkaar gevonden hebben, dan is het zoo
beschreven, dan is het een oogenblik voor je
gevoel zoo, dat je denkt, nu is het goed ge
worden.
Maar toen was het juist uiet goed geworden.
De huwelijkstrouw was geschonden, Gods ge
bod met voeten getreden, en de eigen vrouw,
een eenzame, gemartelde vrouw geworden."
Dat is juist het gevaar, het lijkt of het goed
komt, als juist de zonde hoogtij viert.
En onbewust ondergaan de jongeren daarvan
den invloed. Ze krijgen een geheel scheeve
voorstelling. Wie handelt naar Gods gebod,
wordt niet ongelukkig, maar wie leeft naar Zijn
wet vindt daarin loon.
We moeten er daarom voor waken, dat der
gelijke lectuur niet in ons huis komt. Dat de
kinderen en ook de grooteren graag lezen is best,
maar wees kieskeurig op wat er gelezen wordt.
Wie er moeite voor wil doen, kan wel frissche,
boeiende lectuur bekomen.
M'n beste nichtjes en neefjes
Het valt me gelukkig mee in onze raadsel-
vacantie. Toen ik jullie vacantie gaf, dacht ik,
wat zal ik mijn brieven van mijn neefjes en
nichtjes missen, als ik zoo heelemaal niets van
ze hoor of zie. Maar 't valt mee. Ondanks de
vacantie kreeg ik toch nog post van jullie. Zelfs
nog beter, een uit onze raadselfamilie kwam
me zelf bloemen brengen. Dat is nog beter dan
een brief. Daar was ik echt blij mee.
Het is nu niets geen prettig vacantieweer,
hé Maar klagen helpt niets hoor. Probeer het
dan thuis maar gezellig te maken. Lees e'en mooi
boek, of maak een aardig handwerkje, of werk
voor onzen wedstrijd. Daar kun je prachtig deze
regendagen voor gebruiken.
Ik ben wel nieuwsgierig of jullie het mij erg
moeilijk zullen maken met dezen wedstrijd. Ik
kan er wel tegen hoor, al moet ik door een
flink stapeltje opstellen en teekeningen heen-
werken.
Nu, allemaal heel veel groeten van
jullie TANTE TRUUS.
Jaap L. te Den Bommel. Je teekening en ook
die van zus ontvangen. Je bent er gauw bij.
Maar je denkt zeker: na gedaan werk is het
goed rusten. Je bloemen staan nog frisch en
fleurig. Ik was er toch zoo blij mee. Heb je
op den terugweg nog regen gehad 'k Hoop
maar van niet
Cor van den H. te Ooltgensplaat. Wat fijn,
dat je mee uit mag. Heb je al vacantie Zeker
wel, anders kun je toch moeilijk uitgaan. Dat
teekeningetje vond ik verbazend aardig. Kun
je goed teekenen DoeVader en Moeder de
groeten terug. Ik vind het echt aardig, dat je
mij in onze raadselvacantie toch een brief stuurt.
Joop van den H. te Ooltgensplaat. Ja Joop,
nu was die letter verkeerd in de krant, maar
ik had het heusch goed gezet op mijn papier.
Maar ik wil graag doen wat je vraagt. Tante
in Indië, heel veel hartelijke groeten van Cor
'en Joop van den H. in Ooltgensplaat. Als
Tante aan jullie schrijft, dat ze het gelezen
heeft, moet je het mij maar eens vertellen.
Riek P. ite Numansdorp, Ik vermoed, dat er
een misverstand is, maar toch mag je dat boekje
houden, hoor. Lees er dan maar om beurten
in met Gerrit. Dan zullen we het maar houden
voor dat mooie gedicht. Ga je nog uit met de
vacantie
EEN BOEKENLEGGER.
Door een van onze nichtjes werd me ge
vraagd om eens te vertellen hoe ze heel ge
Het betere aspect, hetwelk de Amerikaansche
markt onlangs vertoonde, en waarvan wij in
onze overzichten gewag maakten, heeft zich
niet lang kunnen handhaven tegenover de be
richten, dat de slapheid in zaken haar diepste
punt heeft bereikt. Hiervoor kan een tweele
dige uitlegging gegeven worden. In de eerste
plaats zou men kunnen zeggen, dat deze slap
heid verder is gegaan dan sinds langen tijd,
maar ook zou het een teeken kunnen zijn, dat
de bodem bereikt is. Het spreekt vanzelf, dat
men liever het laatste aanneemtindien dit
inderdaad het geval was, zou men allengs ver
betering kunnen verwachten Vooralsnog is
echter nog niets met zekerheid te zeggen, en
de belanghebbenden moeten het voorloopig
blijven doen met allerlei tegenstrijdige berichten
en voorspellingen.
Ook ter beurze te Amsterdam heeft een zekere
moedeloosheid de overhand gekregen. Een fer
me klap naar beneden hebb'en Aku's en haar
bij-waarden gekregen. Ongeveer in hetzelfde
tempo waarin zij verleden week haar koersver-
betering konden boeken, ging het thans weer in
tegenovergestelde richting. Het is wel duidelijk,
dat voor deze fondsen Duitschland toonaange
vend isde berichten uit dat land zijn thans
weder tamelijk pessimistisch gestemd. Het schijnt
dat de groote ondernemingen niet tot overeen
stemming konden geraken. Verdere inkrimping
van productie is, naar men zegt, noodig, en de
Bemberg heeft haar prijzen verlaagd. Op ge
ruchten, dat geen divid'end zal worden uitge
keerd, maakten aandeelen van Berkel een flinke
duikeling. Deze geruchten zijn niet onwaar
schijnlijk, doch ze vallen voorloopig niet te
controleeren, aangezien het jaarverslag eerst in
November gepubliceerd wordt. De hoofdsom
van den industrieelen hoek, n.l, Philips en Mar
garine-Unie, waren eveneens aan den flauwen
kantde belangstelling blijft voor Philips ge
vestigd op het conflict met Duitschland.
In weerwil van de gunstige weersgesteldheid
en de over het algemeen gunstige maalresultaten,
konden Suiker-aandeelen zich evenmin op de
vorige koersen handhaven. Tegenover de zoo
juist genoemde goede dingen staat namelijk, dat
van den oogst bij de S.I.S.P. aangesloten fa
brieken nog slechts 5 a 6 tegen gemiddeld
12.70 per quintal is verkocht, terwijl de laat
ste afdoeningen voor superieur niet hooger kon
den bedingen dan 9.per quintal. In verband
met de weinig gunstige vooruitzichten voor het
loopende jaar ging in tabaksaandeel'en slechts
zeer weinig om, 'en de enkele transacties, die nog
werden afgedaan, konden slechts op lagere prij
zen plaats vinden. Ofschoon de berichten uit
de Vereenigde Staten op verdere inkrimping
der productie schijnen te wijzen, en ongeveer
alle producenten in Roemenië tot het plan Astra
Romana--Romana Americana zijn toegetreden,
waren aandeelen Koninklijke ook al luier.
Het behoeft ge'eü verwondering te wekken,
dat ook de rubberafdeeling geen betere tendenz
te zien gaf. De prijs van het product gaaf steeds
verder naar beneden, en er bestaat nog slechts
weinig vertrouwen, dat de verlossing uit de nog
steeds niet gepubliceerde plannen zal voort
komen. Het ligt in de bedoeling, de productie
een jaar lang te beperken tot 75 met dien
verstande, dat op de overige 25 een prohi
bitief uitvoerrecht zal worden geheven. Hiervoor
is echter de medewerking der regeeringen noo
dig en het zal wel moeilijk blijk'en deze over
te halen, voornamelijk het Indische Gouverne
ment. Gedurende den laatsten tijd gaat de toe
name van de Engelsche voorraden in wat lang
zamer tempo. Gedurende de afgeloopen week
was deze "toename slechts 213 ton. Dit is
moedgevend, doch de berichten over het ge-,
bruik in Amerika blijven slecht. Scheepvaart-
aandeelen brokkelden iets af. Amerikaansche
waarden eveneens lager, vooral koper- en utility
aandeelen, doch later werd de stemming iets
beter.
Gedurende de afgeloopen week was de toe
stand op de wisselmarkt niet onbevredigend
New-York werd tegen onveranderde koersen
afgedaan, terwijl het pond iets hooger noteerde.
De Fransche franc eveneens hoog genoteerd.
De iets vastere geldnoteeringen hebben weer
voor lagere plaats gemaakt.
ML
Corresponded
Probleem I
geheel foutil
de verbetej
anders doen
laten verval
De standi
over Augusl
Men kan
toetreden,
zet telt voo
oplossing
(minimum
delijksche pl
punten heblj
Heeft men
ingezonden,
mee te doen
voor den
Oj
1
Zie verder I
1.
makkelijk een boekenlegger kon maken, 'k Zal
probeeren te helpen, hoor.
Koop dan eerst in een handwerkwinkel een
stukje stramienpapier. Je kunt dat meestal koo-
p'en in elke grootte, die je noodig hebt, dat is
dus heel gemakkelijk.
Voor een boekenlegger heb je noodig een
stukje, dat 18 c.M. lang en 6 c.M. breed is.
Dan ga je eerst 1 c.M. van den rand met
stiksteekjes van gekleurde zijde een randje wer
ken. Kijk zoo
Dat is heel gemakkelijk, hé
Als je dat gedaan hebt, meet je eens precies
uit hoeveel c.M. je noodig hebt om deze letters
HIER IS HET in drukletters met stiksteekjes
te werken. Als je daarvoor met tusschenruimfe
tusschen de woorden 8 c.M. noodig hebt, moet
je 3 c.M. van den kant af beginnen.
Zoo dit alles goed afgewerkt is met mooie
steekjes, moet het laatste nog gebeuren. Dan
moet je heel voorzichtig met een scherp schaartje
de rand van het stramienpapier uitknippen. Dat
moeten net zulke schuine puntjes worden als
je eerst met Stiksteekjes gewerkt hebt. Kijk
zoo wordt het
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦•♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦O
Het laatste neem je een eindje lint, dat net
.zoo breed is als je boekenlegger, maar 6 c.M.
langer. Je moet de kleur hebben van de zijde,
waarmede je de stiksteekjes gewerkt hebt.
Dat lint naai je aan de langste einden met
een paar stukjes achter 't stramienpapier vast.
't Moet er aan de beide uiteinden 3 c.M. uit
steken. 1 c.M. daarvan wordt uitgerafeld, en
de boekenlegger is kant en klaar om aan Vader
of Moeder gegeven te worden.
Niet 2.
door: 3. Tcj
6. Tel: ma
1. f7, Tf|
tegen te hc
2.
5. Kb7, Tbl
Wit: Kd6|
Zwart:
Zwart aal
Wit: Kg5l
Zwart: KJ
f3. g3 en h|
- Wit speel|
EI
In de looi
blemen gecoa
Een heel er
een nieuwigll
voorbeeld 't
componist
Dit behield
pareeren dol
tende, dat wf
zou moeten
cle pointe vl
men in prol
De sleutel
dreigt door
pareeren dol
D. of L. Sp|
het zwarte
Dit probleen
mann.
Mat in twl
De thema-f^
1Dl
ip|
Natuurlijk
van 't zwartl
De Belgiscj
iets nieuws
te vervangen
een groote
elastischer idl
't aantal tot I
Zoo iets d|
d'en gaande