I I 1858 - 2 I I j -I K Ij Jj! I Ui! Economisch iMoverzichL EE1T lïOEHTE VOOR VEOUW =B Dit numi u l!-r !j J i Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. Zat< t I n Hoe men de Kiezers voorlicht. UW HUID GENEEST VLUGGER MET ÊT B MM WONDBALSEM Cl a® B 25 en 50 GENT HEERLIJK EH GEZOND NATUURLIJK BRQHUIATER SCI ol a H HIER IS HET JJ il| f~' r i 4> i ;J I 1 4 H u l' ■ft:! - ii La- J Door het geloof Dat heeft de sentimenteele achttiende eeuw niet gekend. Toen was er e'en zuchten öm te zuchten, een tranen schreien öm te schreien, en men at zich vet en rond er bij. Maar ze kend'en het geloof niet, ze wilden het niet eens kennen, al zuchtten ze er om. Want als er heimwee in hun ziel naar een beter Vader land geweest was, hadden ze het geloof ont vangen. De achttiende eeuw heeft de negentiende eeuw van Ongeloof en Revolutie gebaand. Kón het anders De weinige Calvinisten werden door di)e vrome „och en „mochtroepende sentimen talisten het land uitgebannen. Vrome orthodoxe predikanten dankten den Heere, dat hij de rivieren deed bevriezen, waar door de Franschen ons land konden binnen komen Bilderdijk zong: „In het heden ligt 't ver leden 1" Ja maar zijn de kinderen der 18e eeuw uit gestorven Ook de achttiende eeuwsche vromen bouwden de profetengraven der Dordtsche vader'en, hiel den zich bij de „dierbare, oude waarheid" Maar de reinigende, zuiverende, uitbrandende Geest Gods voer niet meer door hen heen. Bij al hun zuchten hadden ze de tegenwoor dige wereld te lief. Bij al hun zuchten kenden ze geen zondeschuld, geen waarachtige ellende kennis. Nog eens is die geest in Nederland uit gestorven Ik vreeze met groote vreeze UITKIJK. De (Staatk. Geref.) Banier, der gewoonte getrouw, ziet weer kans via een oogenschijnlijk objectieve artikelenreeks, ditmaal handelend over „Het Feminisme", een Antirevolutionair aan den schandpaal te nagelen. Het is thans wijten Prof. Bavinck, van wien in het Staatk. Geref. orgaan, dd. 29 Juli j.l„ gezegd wordt „In 1917 voerde een antirevolutionair Eerste- Kamerlid als wijlen Prof. Bavinck, professor aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een warm pleidooi voor dit kiesrecht (het vrou wenkiesrecht n.l.) Dat Prof. Bavinck voor het vrouwenkiesrecht een warm pleidooi voerde, is weer een aparte onwaarheid. Wie de rede, door dit Ka merlid destijds uitgesproken, naleest, zal dat moeten erkennen. Ik kan die rede niet in haar geheel laten afdrukken en volsta dus met een resumtie, die ik in Nederland en Oran- j e van November des vorigen jaars ervan gaf. Ik merkte toen reeds op 't is niet juist daarvan een voorstel ling te geven, alsof de heer Bavinck met pak en zak naar de voorstanders van het „revolu tionaire" vrouwenkiesrecht was overgeloop'en. 't Stond slechts zóó, dat hij, ziende op de om standigheden, het verzet opgaf. Immers stelde de hoogleeraar reeds dit op den voorgrond „Wat het vrouwenkiesrecht aangaat, dit moet men m.i. om het goed te kunnen beoordeelen historisch beschouwen en dan wil ik wel zeg gen, dat wanneer het vrouwenkiesrecht nu nog werd begeerd als bij het opkomen van de vrou wenbeweging, ik geen oogenblik zou aarzelen om daartegen mijn stem te verheffen 'en het ar tikel in dit opzicht beslist te bestrijden." De begeerte naar het stembiljet in die beweging, noemde de spreker het uitgaan van een „door en door niet alleen onschriftuurlijke, maar ook onwetenschappelijke theorie." Er was echter „een merkwaardige verandering gekomen in de vrouwenbeweging"er wordt niet meer voor het stemrecht geijverd „op grond van de leuze van gelijkstelling van man en vrouw", maar juist omgekeerd, „op grond van de ongelijkheid en het verschil tusschen mannen en vrouwen". Vervolgens verklaarde de heer Bavinck, al wist hij, gelijk hij zei, dat hij hierin niet door al zijn partij genoot en gesteund werd, van over tuiging te zijn, „dat de Heilige Schrift er zich niet tegen verzet." Nu pleitten volgens den spreker de volgende argumenten voor het toegeven aan deze begeerte die niet meer „in valschen zin en krachtens valsche principe" geuit werd ,1e. de verandering in de positie der vrouw 2e. de verandering in de ontwikkeling der maatschappij 3e. de verandering in de werkzaamheden van den Staat. En op grond dezer overwegingen luidde het slot der rede „Zoo kom ik tot de conclusie, dat wanneer hier op het oogenblik aan de orde was het ver- leenen van het algemeen kiesrecht aan de vrou wen, ik misschien nog zou aarzelen, hoewel ik weet, dat er vele voorstanders van zijn. Maar daar staan wij op het oogenblik niet voor. Wij hebben alleen te dóen met de vraagzullen wij het goedkeuren, dat de Grondwet de gele genheid en de mogelijkheid opent voor de vrouw om later het stemrecht te verkrijgen Wanneer de vraag zoo wordt gesteld, dan komt zij ge formuleerd hierop neer zal in de toekomst de vrouw van het stemrecht zijn uitgesloten enkel en alleen omdaï zij vrouw is Dat is de vraag waarvoor wij staan. En daarop durf ik, ook met de Schrift in de hand, niet anders dan een be vestigend antwoord geven die mogelijkheid is inderdaad voor de vrouw open te stellen." Geeft „De Banier" nu de waarheid getuige nis, als zij deze beschouwingen karakteriseert als „een warm pleidooi" voor het vrouwen kiesrecht Prof. Bavinck was daar niet „warm" voor. Dat bleek ook uit wat hij in zijn bek'end werkje „De vrouw in de hedendaagsche Maatschappij" een uitbouw zijner hierbjecjoelde Kamerredje, scheef „Deze brochure heeft niet ten doel een vurig pleidooi te leveren voor het passieve en actieve vrouwenkiesrecht. Er zou daartoe een grooter geloof aan de heilrijke gevolgen van dit of van eenig ander kiesstelsel vereischt worden, dan ik mijzelve toekennen mag. Toch ben ik van mee ning dat het vrouwenkiesrecht indien het door een steeds grooter deel der bevolking en met klimmenden ernst wordt begeert, door de man nen in den tegenwoordigen tijd en bij het vi- geerende kiesstelsel niet behoort, en ook niet op afdoende gronden kan geweigerd worden." Blijkbaar bedoelt de hoogleeraarons kies stelsel is nu eenmaal individualistisch. Als dit stelsel gehandhaafd blijft, zal men op den duur niet kunnen ontkomen aan de invoering van het Vrouwenkiesrecht, dat noodzakelijke conse quentie van het individualistische kiesstelsel is. Voor Prof. Bavinck is ons kiesstelsel niet het laatste, doch een overgangs-stadium naar een beter (organisch.) In verband daarmede schreef hij in evenge- meld werk „Met dit al wordt niet ontkend, dat de vrou wenbeweging, die voorloopig in het kiesrecht een zeker eindpunt heeft bereikt, in de toe komst nog niet allerlei verrassingen kan berei den. Als de valsche beginselen van vrije liefde, economische zelfstandigheid der vrouw en op voeding der kinderen door den Staat de over hand in het feminisme verkregen, zou het zelfs het Christelijk huisgezin en de christelijke maat- chappij met den ondergang bedreigen. Maar wij kunnen niet vooruit zien en zijn ook niet in staat, om uit de tallooze, ingewikkelde gegevens, die het heden biedt, met zekerheid aangaande de toekomst iets vast te stellen. Wel schijnt echter de verwachting niet gewaagd, dat ook het al- gemeene Mannen- en Vrouwenkiesrecht niet de laatste, definitieve regeling van het kiesstelsel zal zijn. Immers verliest het parlementarisme allerwege zijn crediethet algemeen kiesrecht verhaast zijn val, omdat het bij de Kamerleden zetelvrees en kiezersvrees een steeds grootere rol doet spelen, de volksvertegenwoordiging van hare zelfstandigheid berooft, en de Regeering over het Parlement heen en buiten het Parle ment om doet grijpen naar het steunpunt van den volkswil. In de anarchie, die wij langs de zen weg tegemoet gaan, zal alleen een despoot orde kunnen scheppen, tenzij geleidelijke ont wikkeling der maatschappij ons brenge tot een ander, organisch kiesrecht. Ook daarvoor ontbreken echter de gegevens niet. De maatschappij, die door de Fransche Revolutie ontbonden en uiteen geslagen werd, zoekt overal weer naar organisatiede enke ling streeft naar vereeniging het individualisme roept uit reactie het socialisme te hulp. Alle bedrijven, beroepen en ambten zoeken zich door aaneensluiting eene bepaalde plaats en een wel omschreven recht in de maatschappij te verwer ven op het gebied van landbouw, nijverheid, verkeer en handel is er een streven naar as sociatie en samenwerking. Zoo schijnt er grond te bestaan voor de meening, dat we in een toestand van overgang naar een beteren vorm van vertegenwoordiging verkeeren, en dat het individualistische beginsel te zijner tijd voor een meer organisch kiesrecht plaats zal maken." Tot zoover Prof. Bavinck. Mij dunkt, „De Banier" had over „Het Femi nisme" schrijvend, anders en beter uit Bavinck's nalatenschap kunnen putten dan het blad nu deed. Maarhet is er immers steeds op uit spij kers op laag water te zoeken om de A.R.Partij aan den schandpaal te nagelen, het laat daartoe geen gelegenheid, geen onderwerp onbenut. We nemen dit niet al te kwalijk de S. G. P. moet nu eenmaal haar standje zien op te houden. Indien zij dan echter slechts indachtig ware aan de vernianing des H. SchriftHeb dan de waarheid en den vrede lief. Misschien zou zij ten aanzien van den vrede met Jehu willen zeggen Wat vrede, zoolang de hoere rijen van uwe moeder Izebel 'en hare tooverijerv zoo vele zijn. Maarder waarheid moet toch ook de S. G. P. onvoorwaardelijk getrouw zijn. R. A. d. O. opvoeding en geluk zij zich met zooveel liefde en oordeel heeft gewijd. Ook als vrouw een voorbeeld bij de verpleging van Haar gemaal, "van wiens sponde zij niet week, kreeg de nog jonge vorstin spoedig gelegenheid te toonen, dat zij ook de vermogens had, zonder speciale voorbereiding, de belangen van staat en volk te dienen en te behartigen. Reeds enkele dagen voordat Koning Willem III ontsliep, was Koningin Emma beëedigd als Regentes van het Koninkrijk. De wijsheid, waar mede het Koninklijk gezag met zijn rechten en zijn plichten door haar is uitgeoefend, mag zeker bij den luister, die Haar als vrouw en moeder omringt, niet vergeten worden. Had Willem III zich in de laatste moeilijke jaren van zijn leven ook uit de staatszaken meer en meer terugge trokken, de Koningin-Regentes nam Haar con- stitutioneele plichten, behalve met nauwgezet heid, ook met groote toewijding waar. Van de rol, die de Grondwet aan het boven den partij strijd. staande Koninklijk gezag heeft toegedacht, kweet zij zich met inzicht en tact, ook bij politieke constellaties, welke daaraan bijzondere eischen' stelden. Bovendien is er mede door Haar toedoen weer een medeleven ontstaan van het volk met zijn Koninklijk Huis, dat onder Haar leiding belangstelling toonde in de verschillende Er ruischt thans over onze lage landen aan de zee de zang der dankbre vreugd. En niet slechts één groep of kring stemt met dat feestlied in. Héél ons volk, voor zoover 't aan de nationale bezieling niet geheel ont zonken is, jubelt mee. Dat is in Nederland alleen maar mogelijk wanneer 't Oranje geldt. En 't geldt heden Oranje Hare Majesteit Emma, Koningin-Moeder' der Nederlanden, viert Haar twee en zeventigsten jaardag. Deze dag is een dag van ons volk. Van ons volk, door vele en soms felle partij schappen verdeeld. Maar dat in Oranje altijd weer zijn eenheid vindt. Zouden we dan niet blijde zijn En dankbaar tevens Men moge aan haar terugdenken als gemalin van Koning Willem III, dan wel als Regentes en Voogdes na diens overlijden, of ten slotte als Koningin-Moeder in haar laatsten levens staat, in elk van die drie phasen heeft zij op een degelijke wijze haar roeping vervuld en verrijst zij als een zoo achtenswaardige en be minnelijke persoonlijkheid met haar gaven van gemoed en verstand voor ons, dat er groote warmte zal zijn in den eerbied, dien men aan haar verleden en hooge maatschappelijke positie verschuldigd is. Het was waarlijk niet louter zonneschijn, dat over het pad der Prinses van Waldeck-Pyrmont bij en tijdens haar huwelijk met Willem III is gevallen. Reeds bij haar intocht in Den Haag, op 22 Januari 1879, droeg men rouw over den popu- l'airen broeder des Konings, Prins Hendrik; die binnenkomst van een jonge Koningin in haar Residentie is welhaast onopgemerkt geschied. Eenige maanden later werd over het Koninklijk Huis de sombere schaduw geworpen van den dood van Kroonprins Willem, in 1884 gevolgd door dien van prins Alexander. De Koning zelf is in den laatsten tijd van zijn leven herhaal delijk door ziekte bezocht. Mede door zijn lang durige verblijven in het buitenland had hij de levende aanraking met het volk verloren. Een groot lichtpunt is er echter ook toen voor de vrouw geweest, die zich door het lot in menig opzicht zelfverloochening opgelegd zag: de ge boorte en de jeugd van een dochter, aan wier VICTORIA.WATER wordt met zeer goed gevolg aangewend by maagstoringen, zenuw, achfige overspanning en ongeregelde stofwisseling 1PF* Voor huishoudelijk gebruik zeer voordeelig en gemakkelijk, in heele Ilter.schroef» flesschen, inboudsnrijs 52 ct. uitingen van nationale bedrijvigheid en bescha ving. Nog op andere wijze heeft de Regentes Haar dochter voor de taak, die deze wachtte, met zorg voorbereid. En toen de Koningin-Regentes na de troons bestijging van Koningin Wilhelmina van den voorgrond terugtrad en als Koningin-Moeder het Paleis aan het Lange Voorhout betrok, waar Zij ook grootmoeder is geworden, heeft zij zich op deze meer bescheiden plaats afgevraagd, welke maatschappelijke plichten er voor Haar nog weggelegd waren. Met jeugdige onvermoeidheid beweegt Zij zich nog steeds, omaan menige gebeurtenis relief te geven. Niet alleen bij min of meer in het oog springende manifestaties, als b.v. de I.T.A., de Nenijto of de Haagsche Veetentoon stelling waren, maar ook op minder opvallende oogenblikken verschijnt Zij nu eens in een wel dadigheidsinstelling, een ziekenhuis of een Haagsch gymnasium, dan weer op een lezing of bij een muziek- of zanguitvoering. Dan hier, dan daar; men kan de lange lijst zelf aanvullen. Zoo kunnen wij zeggen, dat deze hooge vrouw onder ons als een onzer heeft willen zijn, met het volle begrip van onzen volksaard, welken Zij zich heeft eicjen gemaakt. Zij heeft den bloei van Haar jeugd en een nieuw leven gebracht in een verduisterend, afstervend Koninklijk Huis. Zij heeft het later ook als draagster van het Koninklijk gezag nieuwen glans verleend. Zij is er nóg, om Zich slechts van een steeds grootere plaats in het hart van het Nederland- sche volk te verzekeren. Dit is een bestaan geweest, dat, dank zij edele persoonlijke eigen schappen, is opgebouwd in arbeid en plichtsbetrachting. Wij mogen het met diepe erkentelijkheid uitspreken, omdat ons volk er de rijke vruchten van heeft geplukt en omdat wij er aan ontkenen den trots op Haar, die heden den gedenkwaardigen dag als een gelukkig feest met de Haren moge vieren, als op een nationaal bezit. Deze „koningsvrouwe" is inderdaad een heer lijke verschijning in onze geschiedenis geworden; we kunnen het gerust zeggen zonder eenige vrees voor tegenspraak. Zij bracht, in al haar eenvoud als prinses uit een klein Vorstenhuis, de schoonste eigenschappen mee, die een vrouw kan bezitten, in de eerste plaats de groote Liefde, het „ewig-weibliche", en verder een bui tengewonen tact, een onuitputtelijk gedud, een ruim verstand en een warme belangstelling voor alles en allen. Het is waarlijk te verwonderen, dat er in al den tijd, dat ze onder ons gewoond heeft, geen onzer eerste dichters roeping ge voeld heeft, deze edele vrouw te verheerlijken; hadden wij een Vondel gehad, hij zou aan Haar een zijner schoonste oden gewijd hebben. Voor zoover mij bekend heeft alleen een Boele van Hensbroek Hare deugden bezongen, en, hoewel niet onverdienstelijk, zoo heeft zijn lofdicht toch niet den waren toon getroffen, alzegt het de zuivere waarheid „Die koningsvrouwe zoo fier en zoo rein, Ze heeft er gevangen ons hart En de melodie van Arnold Spoel, hoewel verre van leelljk, Is fe Kunstig, om het lied tot algemeen eigendom te maken. Wanneer zal eens een dichter de woorden vinden, om Haar naar waarde te bezingen, en wanneer zal dan de toonkunstenaar komen, die die woorden in den volkszang brengt D. B. P. B. E'enigen tijd geleden kreeg ik ter recensie toe gezonden het boek: „Het Huwelijksprobleem in leven en literatuur", door Dr. J, C. Honig en Dr. C. Tazelaar. Dr. Honig en Dr. Tazelaar kregen beiden het verzoek om op de Najaarsconferentie van Geref. studenten een referaat te houden over het Huwelijksprobleem. In samenwerking met elkander hebben zij dit gedaan, en later zijn deze referaten in boek verschenen. Dr. Honig behandelt in het eerste gedeelte het Huwelijksprobleem als arts, doch daarover wil ik het nu niet hebben, hoe waard het ook is om gelezen te worden. Dr. Tazelaar behandelt het Huwelijksprobleem in onze literatuur en daar wilde ik over praten in ons hoekje. Dr. Tazelaar zegt in het tweede gedeelte van 't boek, dat er geen vraagstuk is, dat zoo veel vuldige behandeling vindt in den roman als het huwelijksvraagstuk. En dan weten we helaas wel hoe dat in de moderne romans behandeld wordt. Ik zag net vandaag wat J. Ubink er van zegt. Korter en krachtiger kan het al niet „De groote meerderheid van onze romans zijn kilometer-lange moerassen van broeierig gezwijmel, eindeloos gewurm naar het donkere einde. Het Nederlandsche volk, dat in die romans leeft, is een volk zonder ervaring, het heeft geen geschiedenis, geen wetenschap, geen kunst, handel noch nijverheid schijnen die mannetjes en vrouwtjes bezig te houden. Zij hebben maar één doel in het leven: hoe kom ik aan e'en individu van het andere geslacht en hoe kom ik er weer af. Dit heele armzalig gedoe wordt overgoten met een slap sausje van zinnelijke natuurfilosofie, van ethi sche leugens en schijnheilig gemoraliseer." Dr. Tazelaar behandelt in zijn studie, heel in 't kort verschillende huwelijksromans, en ja, dan is het net zooals J. Ubink schreef; „Hoe kom ik er aan en vooral hoe kom ik er weer af." Moet ge de moderne romans gelooven, dan is trouwen de zekerste manier om ongelukkig te worden. Je zou trouwen, almaar die romans geloovende, een soort zelfmoord kunnen noemen. Het schijnt, dat mén met de man of vrouw met wie(n) men getrouwd is, niet gelukkig kan worden. Dat „geluk" moet „de derde" brengen. En dan krijgt men de zondige verhouding. Je wordt er wee van als je enkele van die dingen lezen moet. Die „gelukgevende derde" is in de romans van tegenwoordig zoozeer regel, dat men er een aparte term voor gevonden heeft, n.l. de „driehoeks-constellatie". „Hij, zij en de derde". Dat is in 't kort wat men in de meeste mo derne romans vinden kan. De een is literair beter, mooier dan de andere, doch het thema blijft hetzelfde. Maar waarom schrijf ik er over in ons hoekje. De meeste onzer vrouwen hebben geen tijd om moderne romans te verslinden. De kranten bij houden, dat is vaak al net genoeg. Dat is waar, maar al leest moeder of vader ze niet, weten die precies wat de grootere kin deren lezen Zelf geef je ze zulke kost niet in handen. Dat spreekt vanzelf. Maar wat wordt er onder elkaar geruild, of geleend in bibliotheken, of op welke manier dan ook, maar al te vaak vinden we dit soort lectuur bij de grootere jongens en meisjes. Ze lezen rijp en groen door elkaar. Ze lezen eenvoudig wat ze krijgen kunnen. En dat is een gevaar. Ik denk hierbij aan de woorden, waarmede Dr. Tazelaar zijn studie besluit. Die noemt het e'en heel gevaarlijke besmetting voor het moderne denken. Het gevaar is te grooter, doordat we niet direct cle gevolgen er van kunnen gewaar worden. Met enkele mooie phrasen over kunst en wat dies meer zij wordt vaak het lezen van dergelijke boeken vergoelijkt. De stijl kan zoo mooi zijn, de beschrijving zoo prachtig. Dat kan allemaal waar zijn, doch dit alles wordt dan steeds gebruikt, om in den breede te teekenen, wat nietg eoorloofd is, wat ingaat tegen Gods gebod. In het eene boek meer dan in het andere wordt er getornd aan het huwelijk, Zooals God dat instelde. Argumenten geen ge brek. En het kan zoo mooi schijnen, zoo ratio neel, en Gods inzetting zoo dom, zoo dwaas, 'k Zal al de argumenten maar niet opnoemen, die Dr. Tazelaar dan hier of daar in de romans vond. We weten het wel. En dat is een gevaar voor zoovele jongeren. De boeken die gelezen worden, hebben onge merkt invloed op ons. Als het kwaad in schoo- nen vorm geschilderd wordt, lijkt het vaak geen kwaad meer. 'k Herinner mij hoe ik eens een al bejaard iemand over een moderne roman hoorde ver tellen. „Ja", zei hij, „als dan eindelijk hij en de derde elkaar gevonden hebben, dan is het zoo beschreven, dan is het een oogenblik voor je gevoel zoo, dat je denkt, nu is het goed ge worden. Maar toen was het juist uiet goed geworden. De huwelijkstrouw was geschonden, Gods ge bod met voeten getreden, en de eigen vrouw, een eenzame, gemartelde vrouw geworden." Dat is juist het gevaar, het lijkt of het goed komt, als juist de zonde hoogtij viert. En onbewust ondergaan de jongeren daarvan den invloed. Ze krijgen een geheel scheeve voorstelling. Wie handelt naar Gods gebod, wordt niet ongelukkig, maar wie leeft naar Zijn wet vindt daarin loon. We moeten er daarom voor waken, dat der gelijke lectuur niet in ons huis komt. Dat de kinderen en ook de grooteren graag lezen is best, maar wees kieskeurig op wat er gelezen wordt. Wie er moeite voor wil doen, kan wel frissche, boeiende lectuur bekomen. M'n beste nichtjes en neefjes Het valt me gelukkig mee in onze raadsel- vacantie. Toen ik jullie vacantie gaf, dacht ik, wat zal ik mijn brieven van mijn neefjes en nichtjes missen, als ik zoo heelemaal niets van ze hoor of zie. Maar 't valt mee. Ondanks de vacantie kreeg ik toch nog post van jullie. Zelfs nog beter, een uit onze raadselfamilie kwam me zelf bloemen brengen. Dat is nog beter dan een brief. Daar was ik echt blij mee. Het is nu niets geen prettig vacantieweer, hé Maar klagen helpt niets hoor. Probeer het dan thuis maar gezellig te maken. Lees e'en mooi boek, of maak een aardig handwerkje, of werk voor onzen wedstrijd. Daar kun je prachtig deze regendagen voor gebruiken. Ik ben wel nieuwsgierig of jullie het mij erg moeilijk zullen maken met dezen wedstrijd. Ik kan er wel tegen hoor, al moet ik door een flink stapeltje opstellen en teekeningen heen- werken. Nu, allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Jaap L. te Den Bommel. Je teekening en ook die van zus ontvangen. Je bent er gauw bij. Maar je denkt zeker: na gedaan werk is het goed rusten. Je bloemen staan nog frisch en fleurig. Ik was er toch zoo blij mee. Heb je op den terugweg nog regen gehad 'k Hoop maar van niet Cor van den H. te Ooltgensplaat. Wat fijn, dat je mee uit mag. Heb je al vacantie Zeker wel, anders kun je toch moeilijk uitgaan. Dat teekeningetje vond ik verbazend aardig. Kun je goed teekenen DoeVader en Moeder de groeten terug. Ik vind het echt aardig, dat je mij in onze raadselvacantie toch een brief stuurt. Joop van den H. te Ooltgensplaat. Ja Joop, nu was die letter verkeerd in de krant, maar ik had het heusch goed gezet op mijn papier. Maar ik wil graag doen wat je vraagt. Tante in Indië, heel veel hartelijke groeten van Cor 'en Joop van den H. in Ooltgensplaat. Als Tante aan jullie schrijft, dat ze het gelezen heeft, moet je het mij maar eens vertellen. Riek P. ite Numansdorp, Ik vermoed, dat er een misverstand is, maar toch mag je dat boekje houden, hoor. Lees er dan maar om beurten in met Gerrit. Dan zullen we het maar houden voor dat mooie gedicht. Ga je nog uit met de vacantie EEN BOEKENLEGGER. Door een van onze nichtjes werd me ge vraagd om eens te vertellen hoe ze heel ge Het betere aspect, hetwelk de Amerikaansche markt onlangs vertoonde, en waarvan wij in onze overzichten gewag maakten, heeft zich niet lang kunnen handhaven tegenover de be richten, dat de slapheid in zaken haar diepste punt heeft bereikt. Hiervoor kan een tweele dige uitlegging gegeven worden. In de eerste plaats zou men kunnen zeggen, dat deze slap heid verder is gegaan dan sinds langen tijd, maar ook zou het een teeken kunnen zijn, dat de bodem bereikt is. Het spreekt vanzelf, dat men liever het laatste aanneemtindien dit inderdaad het geval was, zou men allengs ver betering kunnen verwachten Vooralsnog is echter nog niets met zekerheid te zeggen, en de belanghebbenden moeten het voorloopig blijven doen met allerlei tegenstrijdige berichten en voorspellingen. Ook ter beurze te Amsterdam heeft een zekere moedeloosheid de overhand gekregen. Een fer me klap naar beneden hebb'en Aku's en haar bij-waarden gekregen. Ongeveer in hetzelfde tempo waarin zij verleden week haar koersver- betering konden boeken, ging het thans weer in tegenovergestelde richting. Het is wel duidelijk, dat voor deze fondsen Duitschland toonaange vend isde berichten uit dat land zijn thans weder tamelijk pessimistisch gestemd. Het schijnt dat de groote ondernemingen niet tot overeen stemming konden geraken. Verdere inkrimping van productie is, naar men zegt, noodig, en de Bemberg heeft haar prijzen verlaagd. Op ge ruchten, dat geen divid'end zal worden uitge keerd, maakten aandeelen van Berkel een flinke duikeling. Deze geruchten zijn niet onwaar schijnlijk, doch ze vallen voorloopig niet te controleeren, aangezien het jaarverslag eerst in November gepubliceerd wordt. De hoofdsom van den industrieelen hoek, n.l, Philips en Mar garine-Unie, waren eveneens aan den flauwen kantde belangstelling blijft voor Philips ge vestigd op het conflict met Duitschland. In weerwil van de gunstige weersgesteldheid en de over het algemeen gunstige maalresultaten, konden Suiker-aandeelen zich evenmin op de vorige koersen handhaven. Tegenover de zoo juist genoemde goede dingen staat namelijk, dat van den oogst bij de S.I.S.P. aangesloten fa brieken nog slechts 5 a 6 tegen gemiddeld 12.70 per quintal is verkocht, terwijl de laat ste afdoeningen voor superieur niet hooger kon den bedingen dan 9.per quintal. In verband met de weinig gunstige vooruitzichten voor het loopende jaar ging in tabaksaandeel'en slechts zeer weinig om, 'en de enkele transacties, die nog werden afgedaan, konden slechts op lagere prij zen plaats vinden. Ofschoon de berichten uit de Vereenigde Staten op verdere inkrimping der productie schijnen te wijzen, en ongeveer alle producenten in Roemenië tot het plan Astra Romana--Romana Americana zijn toegetreden, waren aandeelen Koninklijke ook al luier. Het behoeft ge'eü verwondering te wekken, dat ook de rubberafdeeling geen betere tendenz te zien gaf. De prijs van het product gaaf steeds verder naar beneden, en er bestaat nog slechts weinig vertrouwen, dat de verlossing uit de nog steeds niet gepubliceerde plannen zal voort komen. Het ligt in de bedoeling, de productie een jaar lang te beperken tot 75 met dien verstande, dat op de overige 25 een prohi bitief uitvoerrecht zal worden geheven. Hiervoor is echter de medewerking der regeeringen noo dig en het zal wel moeilijk blijk'en deze over te halen, voornamelijk het Indische Gouverne ment. Gedurende den laatsten tijd gaat de toe name van de Engelsche voorraden in wat lang zamer tempo. Gedurende de afgeloopen week was deze "toename slechts 213 ton. Dit is moedgevend, doch de berichten over het ge-, bruik in Amerika blijven slecht. Scheepvaart- aandeelen brokkelden iets af. Amerikaansche waarden eveneens lager, vooral koper- en utility aandeelen, doch later werd de stemming iets beter. Gedurende de afgeloopen week was de toe stand op de wisselmarkt niet onbevredigend New-York werd tegen onveranderde koersen afgedaan, terwijl het pond iets hooger noteerde. De Fransche franc eveneens hoog genoteerd. De iets vastere geldnoteeringen hebben weer voor lagere plaats gemaakt. ML Corresponded Probleem I geheel foutil de verbetej anders doen laten verval De standi over Augusl Men kan toetreden, zet telt voo oplossing (minimum delijksche pl punten heblj Heeft men ingezonden, mee te doen voor den Oj 1 Zie verder I 1. makkelijk een boekenlegger kon maken, 'k Zal probeeren te helpen, hoor. Koop dan eerst in een handwerkwinkel een stukje stramienpapier. Je kunt dat meestal koo- p'en in elke grootte, die je noodig hebt, dat is dus heel gemakkelijk. Voor een boekenlegger heb je noodig een stukje, dat 18 c.M. lang en 6 c.M. breed is. Dan ga je eerst 1 c.M. van den rand met stiksteekjes van gekleurde zijde een randje wer ken. Kijk zoo Dat is heel gemakkelijk, hé Als je dat gedaan hebt, meet je eens precies uit hoeveel c.M. je noodig hebt om deze letters HIER IS HET in drukletters met stiksteekjes te werken. Als je daarvoor met tusschenruimfe tusschen de woorden 8 c.M. noodig hebt, moet je 3 c.M. van den kant af beginnen. Zoo dit alles goed afgewerkt is met mooie steekjes, moet het laatste nog gebeuren. Dan moet je heel voorzichtig met een scherp schaartje de rand van het stramienpapier uitknippen. Dat moeten net zulke schuine puntjes worden als je eerst met Stiksteekjes gewerkt hebt. Kijk zoo wordt het ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦•♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦O Het laatste neem je een eindje lint, dat net .zoo breed is als je boekenlegger, maar 6 c.M. langer. Je moet de kleur hebben van de zijde, waarmede je de stiksteekjes gewerkt hebt. Dat lint naai je aan de langste einden met een paar stukjes achter 't stramienpapier vast. 't Moet er aan de beide uiteinden 3 c.M. uit steken. 1 c.M. daarvan wordt uitgerafeld, en de boekenlegger is kant en klaar om aan Vader of Moeder gegeven te worden. Niet 2. door: 3. Tcj 6. Tel: ma 1. f7, Tf| tegen te hc 2. 5. Kb7, Tbl Wit: Kd6| Zwart: Zwart aal Wit: Kg5l Zwart: KJ f3. g3 en h| - Wit speel| EI In de looi blemen gecoa Een heel er een nieuwigll voorbeeld 't componist Dit behield pareeren dol tende, dat wf zou moeten cle pointe vl men in prol De sleutel dreigt door pareeren dol D. of L. Sp| het zwarte Dit probleen mann. Mat in twl De thema-f^ 1Dl ip| Natuurlijk van 't zwartl De Belgiscj iets nieuws te vervangen een groote elastischer idl 't aantal tot I Zoo iets d| d'en gaande

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2