f Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. f IN HOC SIGNO VINCES No. 3664 ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1930 45STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. W. BOEKHOVEN ZONEN Uit „Slavernij worden opgericht Hooge Onderscheiding! irden. Ter veemarkt wa< 427 vette runderen, hapen of lammeren, t51—54 ct. en 57— 2 ct„ 57—61 ct.,69— 36 ct.varkens 30 V2 kilooverjarige nmeren f 22—26 per was iets ruimer, de e prijzen voor 1ste idhaafd, terwijl die r waren. Een prima >oven noteering. noemenswaard aan» n noteering. ren was ruim. Hier prijzen voorylsteen de soort bleef gelijk, nog tot 4 cent bo« net Hinken aanvoer, ar slechte berichten fde prijzen konden alijven. n aanvoer en tame» waren een tikje la» ropende markt, anvoer en vluggen ent besteed. Ter veemarkt wa< 6 vette koeien, waar» kwal. f 1.12-1.20, <wal. f 0.74—90, per melk» en kalf koeien t vette kalveren, le ral f 0.70—0 80 per jtere kalveren f 14— per stuk700 var» -110 Kg., 76-78 c., te varkens 70—73 c., 07 paarden, f 100— Eieren. Eieren. Aanvoer f 5 tot f 6.25, mid» ts. Handel vlug. Kaas. Aanvoer 91 iks, wegende 20.475 met rijksmerk f 42— zonder rijksmerk Oliën, enz. li. Binnenlandsche aanbod en de weers» :ht, van f 12-12,50 Fijna Zaden (Boe» f 9-15 per 100 Kg. en. li. Binnenlandsche 4— IIV4, roode tarwe t f 6V4—63/4, haver f 14—15, alles per Buitenlansche gra» de Amsterdamsche :a gele aangek, f 154, 1 f 152, 1 Aug. per >er Zeelandia f 143, pt/Dec. f140, Jan./ Galfox Bulgaarsche disp. f 113, Zuid» ïerik. loco f 10.10 aardappelen. Heden waren de volgt: eigenheimers 5 ct., Westl. school» ronde 5—7 ct., Westl. ct., Westl. school» -4 ct., per kin. Met ag- Aardappelenmarkt. )77 H.L. Prijzen on« JIJS, 21 Juli. Coöp. Berkel en Rodenrijs* f 6,70-11.90, id. 2e e s. f 1.90—6.20, id. mkool le s. f 9.20— 11.50. Sla le soort 30, perziken f 11—18, per 100 stuks. Stok :am»princesseboonen - snijboonen f 23— idem B f 8—19.20 30—1.60 per 100 bos. per kist. 1 en diversen. Vlas. (Opgaaf van aer 5000 K.G. Holl. 3ij na niets verkocht. eheele hoofdstuk uit. 'an hier gaan", zij niet meer lezen ir oogen met moeite haar lippen ié Misset. In de on- de woning had hij en hij had zich ge- leer", zeide hij. „De heeft hij niet meer calm ontslapen", ertha, niet wetende :eselijk". :er onder den indruk zin verbaasde, daar r meermalen had be- t iet misgunnen", zeide i nu geen wrak meer, ïods troon, volkomen narten. Hij was een k, dat het hem strijd geven". ïing behaald", snikte dies losgelaten", den doode de oogen mocht doen >en Hertha weer op de. ;rleden", zeide zij in en blik van juffrouw naar direct naar mijn •g wel. Neen, 'k heb at doet er niet toe lertha zich, moe naar fauteuil en sloot de (Wordt vervolgd). y0PZ00\^ Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bij vooruitbetaling. BUITENLAND vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Intere, No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. AH© st sskkea voor de Redactie besteand, Adv er ten tlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers a In ons j.l. Dinsdagnummer gaven we een schets van een redacteur van „Het Volk", die Flakkee bezocht heeft, om er studies te maken over de „land bouwcrisis". Deze week vervolgt de schrijver zijn verhaal en vertelt van een vergadering, die hij te Melissant bijwoonde. In dat verhaal zit voor boeren en arbeiders leering en daarom geven we het hier weer Bij oome Dirk bestaat nog de echt-Ger- .naansche gastvrijheid. Wie van „de rooie wortel des geloofs is" om met Jan Buis uit Vlaardingen te spreken en hier in Dirksland verzeild raakt, komt zijn beenen onder oome Dirks tafel steken, eet een hapje of drinkt een kopje thee mee, al naar gelang de tijdsomstandigheden en brengt zoo de nieuwtjes aan, die hij elders heeft opgestoken. Zoo vond ik vanmiddag lezende in een boek van rechter Lindsey dit kwaad dringt zelfs tot Flakkee door een jonge propagandist van den modernen Landarbeidersbond. Hij was op reis naar Meleissant om er een nieuwe afdeeling van zijn organisatie te stichten. Een vorige poging om in het dorp een vergadering te beleggen was mislukt, want de boeren zijn er mirakel vroom en kunnen dus niet be grijpen, dat er plaats zou zijn voor een mo derne landarbeidersorganisatie, al betalen die vromen dan ook een kwartje minder per dag dan de boeren van Dirksland. Een kwartje per dag, zullen de stadmenschen zeggen, is maar een geringe contributie aan de boersche godzaligheid, maar als het gaat om 2.25 of 2.50 is zoo'n armzalig kwartje toch meer dan tien procent van het loon en dus wel an beteekenis. Kameraad Bax had zijn tweede poging om in Melissant vaste voet te krijgen, dus zorgvuldiger voorbereid. Een veertigtal landarbeiders waren per gesloten brief aangeschreven om op de vergadering te komen en die zou denzelfden avond half acht („ouden tijd") gehouden worden. Het spreekt vanzelf, dat ik ook van de partij wilde zijn, al had ik dan geen aanschrijving ontvangen. En zoo tippelde ik dan 's avonds naar Melissant, een fijne wandeling van een kleine drie kwartier langs smalle grintwegen door rijke tarwe-, peul-vruchten-, suikerbiet en aardappelakkers. De trotsche vergaderzaal begrensde een dorpspleintje, ingesloten door een drietal boersch-deftige huizen, waarbij het postkan toor. Zij was gelegen (we bedoelen de zaal) op den zolder van den kastelein, d. w. z. boven zijn woning naast de herberg. Je be klom dus eerst een zoldertrap, stak je hoofd zegevierend boven den zoldervloer, zoodat je de aanwezigen het eerst tegen hun hielen keek en arriveerde met voorzichtig beleid „in de zaal Deze was riant en smaakvol gemaakt door het aanbrengen van zes bruin- vitrage behangen ramen in het schuine dak beschot. Midden op den vloer stonden een veertigtal proletarische stoelen in het gelid om drie eikenhouten salontafeltjes met ver wrongen pooten en verdere divertissementen. Langs de wanden waren houten banken zon der leuning en in een hoek deed een met bierglazen voorziene kist dienst als buffet. Deze vergadering te Melissant is officieel noch geopend noch gesloten. Het zou ook moeilijk gekund hebben, want om halfnegen hadden we vier bezoekers, om negen uur zes en om kwart over negen zeven. Dit moment bleek het spitsuur van de belangstelling te zijn. Telkens werden de kansen besproken of er nog meer zouden komen, maar we had den de geduchte concurrentie van de Melis- santsche fanfare, die repeteerde, en zoo bleef onze bijeenkomst zonder fanfare. Intusschen was er daardoor des te beter gelegenheid om de kerels op te nemen, die het durfden bestaan te Melissant een moderne landarbeidersorganisatie te stichten, want dat hebben ze ten slotte toch gedaan, al waren ze niet groot in aantal. Menigeen kent de landarbeidsfiguren van Kathe Kollwitz platen. Welnu, de kameraden van Melissant konden van die platen weggeloopen zijn. Ze hadden zich „opgeknapt" voor de ongewone bezig heden van een vergadering, maar ze waren er nawelijks minder sjofel door geworden dan ze er bij hun arbeid uitzien. Het zijn linksche, hoekige kerels, haast altijd gekromd en knoestig van gestalte, Hoewel er voor allen plaats was op de voorste rij stoelen kropen ze liefst her en der verspreid op de banken langs den wand, waar de sche mering het eerst inviel. Bax opende ge'en vergadering, hij repte er 2e s niet van. Hij praatte gemoedelijk-weg over alles en nog wat en probeerde zoo on gemerkt om zijn bezoekers aan het woord te brengen. Dat was geen gemakkelijke taak, want de landarbeiders hadden het liefst maar wat geluisterd, weggedoken in de schemering. Maar het lukte Bax toch om contact te krijgen. Een boer had hem verteld van een arbeider, die maar 500 in een jaar maakte. Dat kan nooit in Melissant wezen, werd er geprotesteerd. Daar verdiende een land arbeider 680 als hij 'n heel jaar werkte. En hoe kommen jullie daarvan Ja, dat weten we zelf niet. Maar bij Ouddorp verdienden de landarbeiders nog minder, maar 'n gulden of acht, negen per week en daar kwamen ze er óók van. Je mot alleen niet vragen, hoe Is er veel werkloosheid in den winter Dat gaat nogal. Maar aan de werkver schaffing werd niks gedaan. In Dirksland was dat beter. Maar de moderne bond heeft daar ook over de „fuftig" leden. En werd er nog wel is wat extra ver diend Nou, in den oogsttijd werd wel drie gul den per dag gegeven, maar dat zijn ook lange dagen en dan mot er hard gesjouwd worden. En een extraatje kan ook wel es aan de „jun" verdiend worden. Omdat die zooveel werk eischt van wieden, wordt dat wel es door een groepje arbeiders aangenomen met een derde van de opbrengst als vergoeding. Maar er is niks zoo speculatief als de uien: ze kunnen hooge prijzen opbrengen, maar even goed het transport naar de markt niet waard zijn. In het laatste geval zijn al de uren wieden weggegooid Dus het most er maar van kommen vroeg Bax eindelijk, Een zware stilte viel in. De arbeiders zatep bewegingloos in het halfduister. Het was duidelijk, dat een daad van moed van hun werd gevergd. Een daad, waarvoor ook heel wat steedsche arbeiders in soortgelijke om standigheden zouden terugdeinzen. In dit dorp, nog geen tiental jaren door echte wegen met de rest van het eiland verbonden, is het zich modern organiseeren nog een zonde, die met broodeloosheid kan worden geboet. Oud dorp met haar feodale verhoudingen tusschen schatrijke boeren en doodarme sjouwers, is niet ver en een groot aantal Öuddorpers komen iederen dag in een soort vrachtauto voor veevervoer geladen -naar het meer oostelijke deel van Flakkee om er landarbeid te verrichten. Een paar minuten van stilte gingen dus voorbij. Toen sprak de jongste kerel (tot mijn verbazing bleken ze allemaal' jonger dan ik) Ja, d'r mot 'n begin an kommen, hé Schrijf mij maar op. Volgde de naam. Gehuwd of ongehuwd Ongehuwd gelukkig. Anders zou ik nog wel even wachten Maar er kwamen ook gehuwden. Ze gaven zich op met een zekere stugge plechtigheid, die het gewicht van 't genomen besluit karak teriseerde. We kwamen tot vijf; twee hielden zich terug in het duister en gromden, dat ze de zaak eerst nog es wilden aanzien. Er was al eens meer 'n poging gedaan en die was op niks uitgeloopenEntwee kwartjes per week is een heele opbrengst, al konden ze dan ook in Januari steun gaan trekken bij werkloosheid Enfin, vijf was net genoeg voor het stichten van een afdeeling. De joviaaltste van het ge zelschap werd penningmeester en Bax be loofde, Zaterdag over 'n week terug te komen om op huisbezoek te gaan. Samen wandelden we terug naar Dirksland. Een teer plantje, je nieuwe afdeeling, zei ik. Ja, zei hij, daar mot ik nog heel wat keertjes terugkomen. Maar in Dirksland zijn we ook met zeven leden begonnen daar heb ben we er nou vijf en vijftig Zie hier hoe 't zaad der organisatie in West-Flakkee moet worden gestrooid. De menschen zijn moeilijker te kweeken dan de „sukkerpeen". Want d i e moeten niet uit een verleden van slavernij worden opgericht. ^Het zou dom zijn lachend de schou ders op te halen en te zeggen: „Zoo lang de S.D.A.P. nog maar een vijf a zes menschen uit een dorp in de orga nisatie krijgen, behoeven we ons niet ongerust te maken." Laat ons niet op het getal, maar op de daad zien. En dan kunnen we ongetwijfeld con- stateeren, dat in het stukje Volk-jour nalistiek de roode overdrijving er weer dik bovenop ligt. „Moed behoeft men op Flakkee niet te hebben om lid van een moderne organisatie te worden. Als het waar was dat dit op Flakkee als een zonde beschouwd werd, die „met broodeloos heid kan worden geboet", zou het in 't bij uitstek orthodoxe Dirksland nooit tot een bloeiende organisatie gekomen zijn van een vijftig leden. Om die reden wordt geen arbeider op Flakkee uit zijn brood gestooten. Wat dat betreft kunnen we het Volk-stukje als zuiver roode demagogie beschouwen. Ook met de „feodale verhoudingen tusschen de schatrijke boeren en de doodarme sjouwers in Ouddorp" loopt het wel los. We zouden juist zeggen, wanneer er één dorp op Flakkee is, waar de tegenstelling het zwakst is, dan is het Ouddorp. Maar dit alles laten we voor wat het is. Het gaat bij ons om het laatste zin netje üit het stuk. Het zaad der organisatie, der r o o- d e organisatie wordt op Flakkee ge strooid. En dan nog eens moeten we niet op het getal, maar op de d a a d letten. Het socialisme breekt op Flakkee baan, en er wordt hard gewerkt om die De koning van Siam was ontevreden over de kleur van zijn witte olifant, maar niemand wist raad. Een Siameesch matroos die met de Lloyd op Rotterdam had gevaren, hoorde van het geval en meldde zich ten paleize. Een telegram en de K.L M. deden wonderen. Binnen tien dagen was de witte olifant van Siam hagelwit. De matroos kreeg een jaar» geld en de Orde met de Zwaarden van den Witten Olifant, welke de koning hem persoon» lijk op de borst hechtte. Enkele pakjes zeep» poeder »Ozil« van slechts 10 ets. per pakje waren voldoende gebleken voor het karwei 15 (Adv.) baan zoo breed mogelijk uit te zetten. Het zjaad wordt gestrooid en we vreezen maar al te zeer, dat het in een wel toebereiden bodem wordt uitge worpen. De arbeidersklasse op Flakkee maakt zich los van de kerk en de oude traditie. Het zou struisvogelpolitiek zijn hier voor de oogen te sluiten. En het gevaar, dat hier dreigt, heeft niet slechts een maatschappelijk-socia- len kant, maar evenzeer een godsdien- stig-zedelijke zijde. En daartegen is maar één remedie. Dat het Christendom op Flakkee geen mondbelijdenis is, maar een gods dienst van de daad zij. Zondagschristenen zijn de ellendig ste aller menschen, zij bederven het voor zich zelve en voor velen, die zij het Christendom vijandig maken. Naar de kerk loopen en de „zwaarste preeken" beluisteren zal ons niet zalig maken, maar eer onzen last vertien- dubbelen wanneer we onzen godsdienst voor den Zondag alleen gereserveerd hebben gehouden. Niet die daar roepen: „Heere Hee- re maar die den wil des Vaders doen, worden gezegend met het eeuwige le ven en de propagandakracht voor het tijdelijke. Zou in dit opzicht op Flakkee mis schien iets mankeeren Laten leeraren, ambstdragers, pa troons, arbeiders, boeren, opvoeders zich het eens ernstig afvragen. Wie op Flakkee den Christus heeft willen belijden, in welk ambt of positie ook, zal eenmaal ook afgevraagd wor den: „Wat deed gij met de zielen, die onder uwe hoede waren gesteld Het socialisme werkt op Flakkee. Het zegt, dat het de arbeiders uit het „verleden van slavernij zal oprichten". Wij weten wat dit zeggen wil. Is het al een slavernij geweest dat verleden, de toekomst dier menschen zal worden een nog bangere slavernij van Revolutie en Ongeloof, waarvan we de consequenties in Rusland zien. Maar daarmee zijn wij, die den Christus willen belijden, niet klaar. Van ons zal geëischt worden, dat we de menschen, die God om ons heen bracht in welke verhouding dan ook gewezen hebben op de eenige ver lossing uit de slavernij der zonde. En dat men versta ons wel niet door goedkoop vroom geteem, maar door de kloeke daad der toepassing van het Evangelie. Heeft het aan die d a a d op Flakkee niet hier en daar gemankeerd Ik heb er reeds meer op geweien: er is groot verschil tusschen de 16e en de 18e eeuw, de eeuw der Reformatie en de eeuw van het verval. Niet ieder ziet dat. Er is ook eenige kennis der geschiedenis voor noodig. Maar tragisch is het toch, dat er in sommige streken van ons land nog altoos velen zijn, dié meenen geesteskinderen der 16e eeuw te zijn, terwijl ze hun geestelijk leven voeden met den geest der 18e> eeuw. - Die eeuw heeft zich vooral gekenmerkt door haar sentimentaliteit. Ge weet wel ongeveer wat dit woord zeggen wil. Sentiment beteekent gevoel en sentimentaliteit zou men overdreVen gevoeligheid kunnen noe men. Dat was veelszins de geest der 18e eeuw. De menschen, die zich tot de geestesrichting dier eeuw zoo zeer aangetrokken gevoelen, lezen bij voorkeur boeken van „oude schrijvers" uit dat tijdperk. B.v. Schortinghuis en dergelijke. Dr. A. A. van Schelven heeft eens een refe raat gehouden over het onderwerp: „De bewer king van een piëtistisch getinte gemeente". Een boekske, dat ieder, die zich gereformeerd noemt, wel eens lezen en bestudeerën mocht. Hij zegt daarin onder den titel: „Overschat ting van het gevoelsleven" „Waarlijk, overal was destijds (n.l. in de 18e eeuw) een ziekelijke hypertrophie van het gevoel op te merken. En zou dit nu de stichtelijke schrijvers van die dagen hebben gespaard Neen, stellig niet Trouwens, Schortinghuis spreekt het uitdrukke lijk uit: bevinding is voor hem identiek met ge voel. En zoo is dus ook wel die overvloed van lyrische ontboezemingen, van „o, o en „och, ochzoo zijn ook wel al die uitdrukkingen als: „wegje" en „zieltje" en dergelijke, die je aantreft bij hem, die door zijn en zijner geest verwante werken nog steeds worden gevoed, tot niets anders terug te voeren dan tot dat 18e eeuwsche overkoken van het sentiment." Terecht zegt Dr. van Schelven tegen predi kers, die op dat sentiment speculeeren: „Prik keling van het sentiment bouwt het geloof niet op, en onze taak is toch geen andere, dan onder Gods zegen dat vooral te doen. En daar om is naar mijn inzicht slechts dan die taak behoorlijk volbracht, als wat we zeggen niet gemoedelijk, maar g e e s t e 1 ij k is. Een echt kind van die sentimenteele acht tiende eeuw, de eeuw van het „och mocht" enz. en van de „zilte tranen" (opmerkelijk, de 16e eeuw kende niets van dat alles was de dichter Rhijnvis Feith, de man, die niet minder dan dertig liederen maakte van de „Evangelische Gezangen", Men behoeft dus niet te vragen uit welk een geest een groot gedeelte dier gezangen zijn op gebouwd Hij was ook de dichter van het bekende lied, dat we zoo gaarne op Oudejaars avond zingen: „Uren, dagen, maanden, jaren" enz. Wie zijn gedichten leest denkt met een diep ongelukkig schepsel te doen te hebben. Er is van hem geschreven: „Geen. andere voorwerpen kan hij bewonderen dan graftomben, grafzerken, urnen, treurwilgen, zandloopers, vlinders, wor men 'en maden, symbolen van dood en eeuwig heid." Prof. Jan ten Brink zegt van hem„De dichter van al deze jammervolle verzuchtingen over graf en eeuwigheid, was een opgeruimd huisvader van even 40 jaar, die aan zijn disch acht vroolijke kindergezichten begroette, die in zijn villa „Boschwijk" met de grootste gast vrijheid zijn uitgelezen wijn aan zijn talrijke vrienden schonk." En Postmus zegt van hem: „Op zijn zeven tiende jaar (1770) te Leiden gepromoveerd in de rechten. Op zijn negentiende jaar getrouwd. Wordt in een zeer gelukkig huwelijk-echtver bond van 41 jaren vader van zes zoons en twee dochters. E'en brandkast als een „kerk", een huis als een „kerk" en een buitenplaats als een „kerk". Nog geen 30 jaar oud (geb. 1753, in 't jaar 1780) en reeds burgemeester van de stad Zwolle. Later ontvanger van convooien en hicenten. „Door vriendschap verbonden" aan de eersten van zijn tijd. „Intiem" met niemand minder dan Klopstock, den grooten zanger van den M e s s i a s." En nu citeer ik Dr. van Schelven weer: „Kom in ons eigen vaderland in dén I'itterairen winkel van Rhijnvis Feith, en zie daar zijn opgeëeven- aarde tranensorteering: „verkwikkelijke tranen", „zilte tranen", „stille tranen", „kunstelooze tranen", „vreugdetranen" en wat er in die branche nog maar meer te bedenken is 1" O er was volop vroomheid in die achttiende eeuw. Overal waren er vrome gezelschappen, die het in de kerk niet meer konden vinden. Er was veel geween over ellendestaat, en treurig heid over dood, eeuwigheid en verdoemenis, er werd gezucht en soms gekermd. Maar alles bleef zooals het was 1 Er kwam bij al dat schreien en zuchten geen verandering. Verlangde men inderdaad ook wel verande ring 't Ging toch eigenlijk nog zoo goed Volle brandkasten, vette baantjes voor wie Gereformeerd was, mooie pruiken op vette koppen. Zie het maar eens aan de dichter van „Uren, dagen, maanden, jaren", al snellen ze als een schaduw heen, hij nochtans heeft niets van een schaduw weg 1 Dikke, papperige hangwangen, fijne krullen in zijn pruik, welgedaan buikje 1 Mein Liebchen, was willst du noch mehr Zijn die figuren uitgestorven Vette buiken en dikke koppen, die al zuchtend en klagend over „dood, eeuwigheid en verdoe menis" over 's Heefen aardrijk rondwandelen. Sentimentaliteit, anderS niet. Hieraan te kennen, dat het hun leven lang blijft, zooals het geweest is. Langs welk pad is Feith's leven gegaan Postmus zegt het zoo zuiver waar „Gods Woord zegt: „Het is goed, dat men hope en stille zij op het heil des Heeren. Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt". Feith heeft geen tijd gehad of zich den tijd niet gegund, om jong te wezen. Op 17-jarigen leeftijd gepromoveerd: als jonkman van nog geen 20 jaar gehuwd met een vrouw, eenige jaren ouder dan hij. Ingelijfd al spoedig bij de mannen-en-vaders. En geen zorg, geen moeite, geen verdriet. Niets om op te „hopen", om „stille" op te zijn. Geen bergtop, om in het zweet des aanschijns in volharding te bestijgen, in 't verdriet: een effen weg en gebaand spoor door de grazige vlakte, 't Is verwonderlijk, maar als het met ons Vaderland aan het eind der 18e eeuw door de diepte gaat, dan loopen de leiders des volks meest met een on- noozel builtje en schrammetje vrij." Terecht kon Postmus zeggen: „De vaalheid van een kleurlooze Novemberdag. Als een scha- dus „vlogen" de uren, dagen en jaren daarheen. Ze mochten vrij henen snellen met hun blijd schap en verdriet. Welke rampen er ook te beweenen mochten zijn, God, „hun God", ver anderde niet. Klonk het niet zoet niet be geerlijk Maar ik vind er den 90sten Psalm niet in met zijn machtig: „leer ons alzoo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen 1" Straks zou het zout van die sentimenteele eeuw van die „ochjes" en „mochtjes" 'en „o'tjes" zouteloos blijken te zijn. De Franschen kwamen in ons land, Oranje wordt weggestuurd en men danst om den vrijheidsboom Hoe het goud in die eeuw van tranen en zuchtjes verdonkerd was 01 er is zoo'n groot verschil tusschen de 16e en 18e eeuw Het scheelt dag en nacht. In de 16e eeuw was er een bidden en vasten voor God in de intimiteit van het bidvertrek, maar een wasschen 'en zalven van het aan gezicht als men voor de menschen verscheen. Dat gaf psalmen in den nacht, bij bloed en tranen, schavot en brandstapel, blijmoedigheid in verdrukking, een iets kennen van wat Paulus zegt: „Ik ellendig mensch 1" maar in één adem ook: „Ik dank God door Jezus Christus 1" De 18e eeuw? Toen was er een sentimenteel gedoe als men onder de menschen kwam in gezelschapjes en op onderonsjes. Weenen en zuchten en krom zitten, maar er was geen waken en vasten in de bidcel, geen God aanloopen als een waterstroom, geen vluchten tot Hem als een hijgend hert. 't Ging zoo goed. Geen brandstapel, geen schavot, vette baantjes, groote pruiken, dikke koppen, ronde buiken Had dat verdienste voor God In hun sentimentaliteit zongen ze soms van een „heimwee naar een beter vaderland", en als zé het zongen, pinkten ze theatraal een traantje uit het oog. Maar ze meenden er niets van 1 Postmus zegt: „Heimwee is geen droefgees tigheid Heimwee is een verterend verlangen: alleen bij slappe, oppervlakkige geesten wordt heimwee tot een zitten vermeien in kwijning. Als Prins Willem III in Londen, een Bilderdijk in Brunswijk, het niet uit kunnen houden buiten hun Vaderland; als ze roepen, neen schreeuwen om hun zoet Holland; een John Knox in heilige geestdrift, uitroept: „Heere, geef mij Schotland of ik verga dan klopt, dan bonst het hart in edele, krachtige zielen. Dat, dat is heimwee. En waar lijk „geen armer wees op aarde zwerP", dan hij, die zulk een heimwee niet kent. Want heimwee is niet iets jammerlijk. Heimwee brengt op de knieën voor God. Heimwee is niet meer kunnen staan. Heimwee, dat is niet een zuchten* in den nacht, dat is een snaren op de blauwe kusten der eeuwigheid. En iets zien met beide oogen van de heerlijkheid des hemels. Heimwee, dat is de zondelast voelen als een looden wicht, en toch voor een oogenblik de voorsmaak reeds genieten yan het eens-zul- "en-bevrijd-zijn van dien druk!" Dat heimwee hebben de geloofshelden der zestiende eeuw gekend en ze zijn toegevoegd aan de wolk der getuigen, die we rondom ons hebben liggende.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1