f
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
f
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3664
ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1930
45STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Uit „Slavernij worden
opgericht
Hooge Onderscheiding!
irden.
Ter veemarkt wa<
427 vette runderen,
hapen of lammeren,
t51—54 ct. en 57—
2 ct„ 57—61 ct.,69—
36 ct.varkens 30
V2 kilooverjarige
nmeren f 22—26 per
was iets ruimer, de
e prijzen voor 1ste
idhaafd, terwijl die
r waren. Een prima
>oven noteering.
noemenswaard aan»
n noteering.
ren was ruim. Hier
prijzen voorylsteen
de soort bleef gelijk,
nog tot 4 cent bo«
net Hinken aanvoer,
ar slechte berichten
fde prijzen konden
alijven.
n aanvoer en tame»
waren een tikje la»
ropende markt,
anvoer en vluggen
ent besteed.
Ter veemarkt wa<
6 vette koeien, waar»
kwal. f 1.12-1.20,
<wal. f 0.74—90, per
melk» en kalf koeien
t vette kalveren, le
ral f 0.70—0 80 per
jtere kalveren f 14—
per stuk700 var»
-110 Kg., 76-78 c.,
te varkens 70—73 c.,
07 paarden, f 100—
Eieren.
Eieren. Aanvoer
f 5 tot f 6.25, mid»
ts. Handel vlug.
Kaas. Aanvoer 91
iks, wegende 20.475
met rijksmerk f 42—
zonder rijksmerk
Oliën, enz.
li. Binnenlandsche
aanbod en de weers»
:ht, van f 12-12,50
Fijna Zaden (Boe»
f 9-15 per 100 Kg.
en.
li. Binnenlandsche
4— IIV4, roode tarwe
t f 6V4—63/4, haver
f 14—15, alles per
Buitenlansche gra»
de Amsterdamsche
:a gele aangek, f 154,
1 f 152, 1 Aug. per
>er Zeelandia f 143,
pt/Dec. f140, Jan./
Galfox Bulgaarsche
disp. f 113, Zuid»
ïerik. loco f 10.10
aardappelen.
Heden waren de
volgt: eigenheimers
5 ct., Westl. school»
ronde 5—7 ct., Westl.
ct., Westl. school»
-4 ct., per kin. Met
ag-
Aardappelenmarkt.
)77 H.L. Prijzen on«
JIJS, 21 Juli. Coöp.
Berkel en Rodenrijs*
f 6,70-11.90, id. 2e
e s. f 1.90—6.20, id.
mkool le s. f 9.20—
11.50. Sla le soort
30, perziken f 11—18,
per 100 stuks. Stok
:am»princesseboonen
- snijboonen f 23—
idem B f 8—19.20
30—1.60 per 100 bos.
per kist.
1 en diversen.
Vlas. (Opgaaf van
aer 5000 K.G. Holl.
3ij na niets verkocht.
eheele hoofdstuk uit.
'an hier gaan",
zij niet meer lezen
ir oogen met moeite
haar lippen
ié Misset. In de on-
de woning had hij
en hij had zich ge-
leer", zeide hij. „De
heeft hij niet meer
calm ontslapen",
ertha, niet wetende
:eselijk".
:er onder den indruk
zin verbaasde, daar
r meermalen had be-
t
iet misgunnen", zeide
i nu geen wrak meer,
ïods troon, volkomen
narten. Hij was een
k, dat het hem strijd
geven".
ïing behaald", snikte
dies losgelaten",
den doode de oogen
mocht doen
>en Hertha weer op
de.
;rleden", zeide zij in
en blik van juffrouw
naar direct naar mijn
•g wel. Neen, 'k heb
at doet er niet toe
lertha zich, moe naar
fauteuil en sloot de
(Wordt vervolgd).
y0PZ00\^
Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bij vooruitbetaling.
BUITENLAND vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Intere, No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
AH© st sskkea voor de Redactie besteand, Adv er ten tlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
a
In ons j.l. Dinsdagnummer gaven we
een schets van een redacteur van „Het
Volk", die Flakkee bezocht heeft, om
er studies te maken over de „land
bouwcrisis".
Deze week vervolgt de schrijver zijn
verhaal en vertelt van een vergadering,
die hij te Melissant bijwoonde.
In dat verhaal zit voor boeren en
arbeiders leering en daarom geven we
het hier weer
Bij oome Dirk bestaat nog de echt-Ger-
.naansche gastvrijheid. Wie van „de rooie
wortel des geloofs is" om met Jan Buis
uit Vlaardingen te spreken en hier in
Dirksland verzeild raakt, komt zijn beenen
onder oome Dirks tafel steken, eet een hapje
of drinkt een kopje thee mee, al naar gelang
de tijdsomstandigheden en brengt zoo de
nieuwtjes aan, die hij elders heeft opgestoken.
Zoo vond ik vanmiddag lezende in een boek
van rechter Lindsey dit kwaad dringt zelfs
tot Flakkee door een jonge propagandist
van den modernen Landarbeidersbond. Hij
was op reis naar Meleissant om er een nieuwe
afdeeling van zijn organisatie te stichten. Een
vorige poging om in het dorp een vergadering
te beleggen was mislukt, want de boeren zijn
er mirakel vroom en kunnen dus niet be
grijpen, dat er plaats zou zijn voor een mo
derne landarbeidersorganisatie, al betalen die
vromen dan ook een kwartje minder per dag
dan de boeren van Dirksland. Een kwartje
per dag, zullen de stadmenschen zeggen, is
maar een geringe contributie aan de boersche
godzaligheid, maar als het gaat om 2.25
of 2.50 is zoo'n armzalig kwartje toch meer
dan tien procent van het loon en dus wel
an beteekenis. Kameraad Bax had zijn
tweede poging om in Melissant vaste voet
te krijgen, dus zorgvuldiger voorbereid. Een
veertigtal landarbeiders waren per gesloten
brief aangeschreven om op de vergadering
te komen en die zou denzelfden avond half
acht („ouden tijd") gehouden worden. Het
spreekt vanzelf, dat ik ook van de partij
wilde zijn, al had ik dan geen aanschrijving
ontvangen. En zoo tippelde ik dan 's avonds
naar Melissant, een fijne wandeling van een
kleine drie kwartier langs smalle grintwegen
door rijke tarwe-, peul-vruchten-, suikerbiet
en aardappelakkers.
De trotsche vergaderzaal begrensde een
dorpspleintje, ingesloten door een drietal
boersch-deftige huizen, waarbij het postkan
toor. Zij was gelegen (we bedoelen de zaal)
op den zolder van den kastelein, d. w. z.
boven zijn woning naast de herberg. Je be
klom dus eerst een zoldertrap, stak je hoofd
zegevierend boven den zoldervloer, zoodat je
de aanwezigen het eerst tegen hun hielen
keek en arriveerde met voorzichtig beleid
„in de zaal Deze was riant en smaakvol
gemaakt door het aanbrengen van zes bruin-
vitrage behangen ramen in het schuine dak
beschot. Midden op den vloer stonden een
veertigtal proletarische stoelen in het gelid
om drie eikenhouten salontafeltjes met ver
wrongen pooten en verdere divertissementen.
Langs de wanden waren houten banken zon
der leuning en in een hoek deed een met
bierglazen voorziene kist dienst als buffet.
Deze vergadering te Melissant is officieel
noch geopend noch gesloten. Het zou ook
moeilijk gekund hebben, want om halfnegen
hadden we vier bezoekers, om negen uur zes
en om kwart over negen zeven. Dit moment
bleek het spitsuur van de belangstelling te
zijn. Telkens werden de kansen besproken
of er nog meer zouden komen, maar we had
den de geduchte concurrentie van de Melis-
santsche fanfare, die repeteerde, en zoo bleef
onze bijeenkomst zonder fanfare.
Intusschen was er daardoor des te beter
gelegenheid om de kerels op te nemen, die het
durfden bestaan te Melissant een moderne
landarbeidersorganisatie te stichten, want dat
hebben ze ten slotte toch gedaan, al waren
ze niet groot in aantal. Menigeen kent de
landarbeidsfiguren van Kathe Kollwitz platen.
Welnu, de kameraden van Melissant konden
van die platen weggeloopen zijn. Ze hadden
zich „opgeknapt" voor de ongewone bezig
heden van een vergadering, maar ze waren
er nawelijks minder sjofel door geworden dan
ze er bij hun arbeid uitzien.
Het zijn linksche, hoekige kerels, haast altijd
gekromd en knoestig van gestalte, Hoewel er
voor allen plaats was op de voorste rij
stoelen kropen ze liefst her en der verspreid
op de banken langs den wand, waar de sche
mering het eerst inviel.
Bax opende ge'en vergadering, hij repte er
2e s niet van. Hij praatte gemoedelijk-weg
over alles en nog wat en probeerde zoo on
gemerkt om zijn bezoekers aan het woord
te brengen. Dat was geen gemakkelijke taak,
want de landarbeiders hadden het liefst maar
wat geluisterd, weggedoken in de schemering.
Maar het lukte Bax toch om contact te krijgen.
Een boer had hem verteld van een arbeider,
die maar 500 in een jaar maakte.
Dat kan nooit in Melissant wezen, werd
er geprotesteerd. Daar verdiende een land
arbeider 680 als hij 'n heel jaar werkte.
En hoe kommen jullie daarvan
Ja, dat weten we zelf niet. Maar bij
Ouddorp verdienden de landarbeiders nog
minder, maar 'n gulden of acht, negen per
week en daar kwamen ze er óók van. Je mot
alleen niet vragen, hoe
Is er veel werkloosheid in den winter
Dat gaat nogal. Maar aan de werkver
schaffing werd niks gedaan. In Dirksland
was dat beter. Maar de moderne bond heeft
daar ook over de „fuftig" leden.
En werd er nog wel is wat extra ver
diend
Nou, in den oogsttijd werd wel drie gul
den per dag gegeven, maar dat zijn ook lange
dagen en dan mot er hard gesjouwd worden.
En een extraatje kan ook wel es aan de
„jun" verdiend worden. Omdat die zooveel
werk eischt van wieden, wordt dat wel es
door een groepje arbeiders aangenomen met
een derde van de opbrengst als vergoeding.
Maar er is niks zoo speculatief als de uien:
ze kunnen hooge prijzen opbrengen, maar
even goed het transport naar de markt niet
waard zijn. In het laatste geval zijn al de
uren wieden weggegooid
Dus het most er maar van kommen
vroeg Bax eindelijk,
Een zware stilte viel in. De arbeiders zatep
bewegingloos in het halfduister. Het was
duidelijk, dat een daad van moed van hun
werd gevergd. Een daad, waarvoor ook heel
wat steedsche arbeiders in soortgelijke om
standigheden zouden terugdeinzen. In dit
dorp, nog geen tiental jaren door echte wegen
met de rest van het eiland verbonden, is het
zich modern organiseeren nog een zonde, die
met broodeloosheid kan worden geboet. Oud
dorp met haar feodale verhoudingen tusschen
schatrijke boeren en doodarme sjouwers, is
niet ver en een groot aantal Öuddorpers
komen iederen dag in een soort vrachtauto
voor veevervoer geladen -naar het meer
oostelijke deel van Flakkee om er landarbeid
te verrichten.
Een paar minuten van stilte gingen dus
voorbij. Toen sprak de jongste kerel (tot mijn
verbazing bleken ze allemaal' jonger dan
ik) Ja, d'r mot 'n begin an kommen, hé
Schrijf mij maar op. Volgde de naam.
Gehuwd of ongehuwd
Ongehuwd gelukkig. Anders zou ik nog
wel even wachten
Maar er kwamen ook gehuwden. Ze gaven
zich op met een zekere stugge plechtigheid,
die het gewicht van 't genomen besluit karak
teriseerde. We kwamen tot vijf; twee hielden
zich terug in het duister en gromden, dat ze
de zaak eerst nog es wilden aanzien. Er was
al eens meer 'n poging gedaan en die was op
niks uitgeloopenEntwee kwartjes
per week is een heele opbrengst, al konden
ze dan ook in Januari steun gaan trekken bij
werkloosheid
Enfin, vijf was net genoeg voor het stichten
van een afdeeling. De joviaaltste van het ge
zelschap werd penningmeester en Bax be
loofde, Zaterdag over 'n week terug te komen
om op huisbezoek te gaan.
Samen wandelden we terug naar Dirksland.
Een teer plantje, je nieuwe afdeeling,
zei ik.
Ja, zei hij, daar mot ik nog heel wat
keertjes terugkomen. Maar in Dirksland zijn
we ook met zeven leden begonnen daar heb
ben we er nou vijf en vijftig
Zie hier hoe 't zaad der organisatie in
West-Flakkee moet worden gestrooid. De
menschen zijn moeilijker te kweeken dan de
„sukkerpeen". Want d i e moeten niet uit
een verleden van slavernij worden opgericht.
^Het zou dom zijn lachend de schou
ders op te halen en te zeggen: „Zoo
lang de S.D.A.P. nog maar een vijf a
zes menschen uit een dorp in de orga
nisatie krijgen, behoeven we ons niet
ongerust te maken."
Laat ons niet op het getal, maar
op de daad zien.
En dan kunnen we ongetwijfeld con-
stateeren, dat in het stukje Volk-jour
nalistiek de roode overdrijving er weer
dik bovenop ligt.
„Moed behoeft men op Flakkee
niet te hebben om lid van een moderne
organisatie te worden. Als het waar
was dat dit op Flakkee als een zonde
beschouwd werd, die „met broodeloos
heid kan worden geboet", zou het in
't bij uitstek orthodoxe Dirksland nooit
tot een bloeiende organisatie gekomen
zijn van een vijftig leden.
Om die reden wordt geen arbeider
op Flakkee uit zijn brood gestooten.
Wat dat betreft kunnen we het
Volk-stukje als zuiver roode demagogie
beschouwen.
Ook met de „feodale verhoudingen
tusschen de schatrijke boeren en de
doodarme sjouwers in Ouddorp" loopt
het wel los. We zouden juist zeggen,
wanneer er één dorp op Flakkee is,
waar de tegenstelling het zwakst is, dan
is het Ouddorp.
Maar dit alles laten we voor wat
het is.
Het gaat bij ons om het laatste zin
netje üit het stuk.
Het zaad der organisatie, der r o o-
d e organisatie wordt op Flakkee ge
strooid.
En dan nog eens moeten we
niet op het getal, maar op de d a a d
letten.
Het socialisme breekt op Flakkee
baan, en er wordt hard gewerkt om die
De koning van Siam was ontevreden over
de kleur van zijn witte olifant, maar niemand
wist raad. Een Siameesch matroos die met de
Lloyd op Rotterdam had gevaren, hoorde
van het geval en meldde zich ten paleize.
Een telegram en de K.L M. deden wonderen.
Binnen tien dagen was de witte olifant van
Siam hagelwit. De matroos kreeg een jaar»
geld en de Orde met de Zwaarden van den
Witten Olifant, welke de koning hem persoon»
lijk op de borst hechtte. Enkele pakjes zeep»
poeder »Ozil« van slechts 10 ets. per pakje
waren voldoende gebleken voor het karwei
15 (Adv.)
baan zoo breed mogelijk uit te zetten.
Het zjaad wordt gestrooid en we
vreezen maar al te zeer, dat het in een
wel toebereiden bodem wordt uitge
worpen.
De arbeidersklasse op Flakkee maakt
zich los van de kerk en de oude traditie.
Het zou struisvogelpolitiek zijn hier
voor de oogen te sluiten.
En het gevaar, dat hier dreigt, heeft
niet slechts een maatschappelijk-socia-
len kant, maar evenzeer een godsdien-
stig-zedelijke zijde.
En daartegen is maar één remedie.
Dat het Christendom op Flakkee
geen mondbelijdenis is, maar een gods
dienst van de daad zij.
Zondagschristenen zijn de ellendig
ste aller menschen, zij bederven het
voor zich zelve en voor velen, die zij
het Christendom vijandig maken.
Naar de kerk loopen en de „zwaarste
preeken" beluisteren zal ons niet zalig
maken, maar eer onzen last vertien-
dubbelen wanneer we onzen godsdienst
voor den Zondag alleen gereserveerd
hebben gehouden.
Niet die daar roepen: „Heere Hee-
re maar die den wil des Vaders doen,
worden gezegend met het eeuwige le
ven en de propagandakracht voor het
tijdelijke.
Zou in dit opzicht op Flakkee mis
schien iets mankeeren
Laten leeraren, ambstdragers, pa
troons, arbeiders, boeren, opvoeders
zich het eens ernstig afvragen.
Wie op Flakkee den Christus heeft
willen belijden, in welk ambt of positie
ook, zal eenmaal ook afgevraagd wor
den: „Wat deed gij met de zielen, die
onder uwe hoede waren gesteld
Het socialisme werkt op Flakkee.
Het zegt, dat het de arbeiders uit het
„verleden van slavernij zal oprichten".
Wij weten wat dit zeggen wil.
Is het al een slavernij geweest dat
verleden, de toekomst dier menschen
zal worden een nog bangere slavernij
van Revolutie en Ongeloof, waarvan
we de consequenties in Rusland zien.
Maar daarmee zijn wij, die den
Christus willen belijden, niet klaar.
Van ons zal geëischt worden, dat
we de menschen, die God om ons heen
bracht in welke verhouding dan ook
gewezen hebben op de eenige ver
lossing uit de slavernij der zonde.
En dat men versta ons wel niet
door goedkoop vroom geteem, maar
door de kloeke daad der toepassing
van het Evangelie.
Heeft het aan die d a a d op Flakkee
niet hier en daar gemankeerd
Ik heb er reeds meer op geweien: er is groot
verschil tusschen de 16e en de 18e eeuw, de
eeuw der Reformatie en de eeuw van het verval.
Niet ieder ziet dat.
Er is ook eenige kennis der geschiedenis voor
noodig.
Maar tragisch is het toch, dat er in sommige
streken van ons land nog altoos velen zijn,
dié meenen geesteskinderen der 16e eeuw te
zijn, terwijl ze hun geestelijk leven voeden met
den geest der 18e> eeuw. -
Die eeuw heeft zich vooral gekenmerkt door
haar sentimentaliteit.
Ge weet wel ongeveer wat dit woord zeggen
wil.
Sentiment beteekent gevoel en sentimentaliteit
zou men overdreVen gevoeligheid kunnen noe
men.
Dat was veelszins de geest der 18e eeuw.
De menschen, die zich tot de geestesrichting
dier eeuw zoo zeer aangetrokken gevoelen, lezen
bij voorkeur boeken van „oude schrijvers" uit
dat tijdperk. B.v. Schortinghuis en dergelijke.
Dr. A. A. van Schelven heeft eens een refe
raat gehouden over het onderwerp: „De bewer
king van een piëtistisch getinte gemeente". Een
boekske, dat ieder, die zich gereformeerd noemt,
wel eens lezen en bestudeerën mocht.
Hij zegt daarin onder den titel: „Overschat
ting van het gevoelsleven" „Waarlijk, overal
was destijds (n.l. in de 18e eeuw) een ziekelijke
hypertrophie van het gevoel op te merken. En
zou dit nu de stichtelijke schrijvers van die
dagen hebben gespaard Neen, stellig niet
Trouwens, Schortinghuis spreekt het uitdrukke
lijk uit: bevinding is voor hem identiek met ge
voel. En zoo is dus ook wel die overvloed van
lyrische ontboezemingen, van „o, o en „och,
ochzoo zijn ook wel al die uitdrukkingen
als: „wegje" en „zieltje" en dergelijke, die je
aantreft bij hem, die door zijn en zijner geest
verwante werken nog steeds worden gevoed,
tot niets anders terug te voeren dan tot dat
18e eeuwsche overkoken van het sentiment."
Terecht zegt Dr. van Schelven tegen predi
kers, die op dat sentiment speculeeren: „Prik
keling van het sentiment bouwt het geloof niet
op, en onze taak is toch geen andere, dan
onder Gods zegen dat vooral te doen. En daar
om is naar mijn inzicht slechts dan die taak
behoorlijk volbracht, als wat we zeggen niet
gemoedelijk, maar g e e s t e 1 ij k is.
Een echt kind van die sentimenteele acht
tiende eeuw, de eeuw van het „och mocht" enz.
en van de „zilte tranen" (opmerkelijk, de 16e
eeuw kende niets van dat alles was de dichter
Rhijnvis Feith, de man, die niet minder dan
dertig liederen maakte van de „Evangelische
Gezangen",
Men behoeft dus niet te vragen uit welk een
geest een groot gedeelte dier gezangen zijn op
gebouwd Hij was ook de dichter van het
bekende lied, dat we zoo gaarne op Oudejaars
avond zingen: „Uren, dagen, maanden, jaren"
enz.
Wie zijn gedichten leest denkt met een diep
ongelukkig schepsel te doen te hebben. Er is
van hem geschreven: „Geen. andere voorwerpen
kan hij bewonderen dan graftomben, grafzerken,
urnen, treurwilgen, zandloopers, vlinders, wor
men 'en maden, symbolen van dood en eeuwig
heid."
Prof. Jan ten Brink zegt van hem„De
dichter van al deze jammervolle verzuchtingen
over graf en eeuwigheid, was een opgeruimd
huisvader van even 40 jaar, die aan zijn disch
acht vroolijke kindergezichten begroette, die in
zijn villa „Boschwijk" met de grootste gast
vrijheid zijn uitgelezen wijn aan zijn talrijke
vrienden schonk."
En Postmus zegt van hem: „Op zijn zeven
tiende jaar (1770) te Leiden gepromoveerd in
de rechten. Op zijn negentiende jaar getrouwd.
Wordt in een zeer gelukkig huwelijk-echtver
bond van 41 jaren vader van zes zoons en twee
dochters. E'en brandkast als een „kerk", een
huis als een „kerk" en een buitenplaats als een
„kerk". Nog geen 30 jaar oud (geb. 1753, in
't jaar 1780) en reeds burgemeester van
de stad Zwolle. Later ontvanger van convooien
en hicenten. „Door vriendschap verbonden" aan
de eersten van zijn tijd. „Intiem" met niemand
minder dan Klopstock, den grooten zanger van
den M e s s i a s."
En nu citeer ik Dr. van Schelven weer: „Kom
in ons eigen vaderland in dén I'itterairen winkel
van Rhijnvis Feith, en zie daar zijn opgeëeven-
aarde tranensorteering: „verkwikkelijke tranen",
„zilte tranen", „stille tranen", „kunstelooze
tranen", „vreugdetranen" en wat er in die
branche nog maar meer te bedenken is 1"
O er was volop vroomheid in die achttiende
eeuw.
Overal waren er vrome gezelschappen, die
het in de kerk niet meer konden vinden. Er
was veel geween over ellendestaat, en treurig
heid over dood, eeuwigheid en verdoemenis, er
werd gezucht en soms gekermd.
Maar alles bleef zooals het was 1 Er kwam
bij al dat schreien en zuchten geen verandering.
Verlangde men inderdaad ook wel verande
ring
't Ging toch eigenlijk nog zoo goed
Volle brandkasten, vette baantjes voor wie
Gereformeerd was, mooie pruiken op vette
koppen. Zie het maar eens aan de dichter van
„Uren, dagen, maanden, jaren", al snellen ze
als een schaduw heen, hij nochtans heeft niets
van een schaduw weg 1
Dikke, papperige hangwangen, fijne krullen
in zijn pruik, welgedaan buikje 1
Mein Liebchen, was willst du noch mehr
Zijn die figuren uitgestorven
Vette buiken en dikke koppen, die al zuchtend
en klagend over „dood, eeuwigheid en verdoe
menis" over 's Heefen aardrijk rondwandelen.
Sentimentaliteit, anderS niet.
Hieraan te kennen, dat het hun leven lang
blijft, zooals het geweest is.
Langs welk pad is Feith's leven gegaan
Postmus zegt het zoo zuiver waar
„Gods Woord zegt: „Het is goed, dat men
hope en stille zij op het heil des Heeren. Het
is goed voor een man, dat hij het juk in zijn
jeugd draagt". Feith heeft geen tijd gehad of
zich den tijd niet gegund, om jong te wezen. Op
17-jarigen leeftijd gepromoveerd: als jonkman
van nog geen 20 jaar gehuwd met een vrouw,
eenige jaren ouder dan hij. Ingelijfd al spoedig
bij de mannen-en-vaders. En geen zorg, geen
moeite, geen verdriet. Niets om op te „hopen",
om „stille" op te zijn. Geen bergtop, om in het
zweet des aanschijns in volharding te bestijgen,
in 't verdriet: een effen weg en gebaand spoor
door de grazige vlakte, 't Is verwonderlijk, maar
als het met ons Vaderland aan het eind der
18e eeuw door de diepte gaat, dan
loopen de leiders des volks meest met een on-
noozel builtje en schrammetje vrij."
Terecht kon Postmus zeggen: „De vaalheid
van een kleurlooze Novemberdag. Als een scha-
dus „vlogen" de uren, dagen en jaren daarheen.
Ze mochten vrij henen snellen met hun blijd
schap en verdriet. Welke rampen er ook te
beweenen mochten zijn, God, „hun God", ver
anderde niet. Klonk het niet zoet niet be
geerlijk Maar ik vind er den 90sten Psalm
niet in met zijn machtig: „leer ons alzoo onze
dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen 1"
Straks zou het zout van die sentimenteele
eeuw van die „ochjes" en „mochtjes" 'en „o'tjes"
zouteloos blijken te zijn. De Franschen kwamen
in ons land, Oranje wordt weggestuurd en men
danst om den vrijheidsboom
Hoe het goud in die eeuw van tranen en
zuchtjes verdonkerd was
01 er is zoo'n groot verschil tusschen de
16e en 18e eeuw
Het scheelt dag en nacht.
In de 16e eeuw was er een bidden en vasten
voor God in de intimiteit van het bidvertrek,
maar een wasschen 'en zalven van het aan
gezicht als men voor de menschen verscheen.
Dat gaf psalmen in den nacht, bij bloed en
tranen, schavot en brandstapel, blijmoedigheid
in verdrukking, een iets kennen van wat Paulus
zegt: „Ik ellendig mensch 1" maar in één
adem ook: „Ik dank God door Jezus Christus 1"
De 18e eeuw?
Toen was er een sentimenteel gedoe als men
onder de menschen kwam in gezelschapjes en
op onderonsjes. Weenen en zuchten en krom
zitten, maar er was geen waken en vasten in de
bidcel, geen God aanloopen als een waterstroom,
geen vluchten tot Hem als een hijgend hert.
't Ging zoo goed. Geen brandstapel, geen
schavot, vette baantjes, groote pruiken, dikke
koppen, ronde buiken
Had dat verdienste voor God
In hun sentimentaliteit zongen ze soms van
een „heimwee naar een beter vaderland", en
als zé het zongen, pinkten ze theatraal een
traantje uit het oog.
Maar ze meenden er niets van 1
Postmus zegt: „Heimwee is geen droefgees
tigheid Heimwee is een verterend verlangen:
alleen bij slappe, oppervlakkige geesten wordt
heimwee tot een zitten vermeien in kwijning.
Als Prins Willem III in Londen, een Bilderdijk
in Brunswijk, het niet uit kunnen
houden buiten hun Vaderland; als ze roepen,
neen schreeuwen om hun zoet Holland;
een John Knox in heilige geestdrift, uitroept:
„Heere, geef mij Schotland of ik verga dan
klopt, dan bonst het hart in edele, krachtige
zielen. Dat, dat is heimwee. En waar
lijk „geen armer wees op aarde zwerP", dan
hij, die zulk een heimwee niet kent. Want
heimwee is niet iets jammerlijk. Heimwee brengt
op de knieën voor God. Heimwee is niet meer
kunnen staan. Heimwee, dat is niet een zuchten*
in den nacht, dat is een snaren op de blauwe
kusten der eeuwigheid. En iets zien met
beide oogen van de heerlijkheid des hemels.
Heimwee, dat is de zondelast voelen als een
looden wicht, en toch voor een oogenblik de
voorsmaak reeds genieten yan het eens-zul-
"en-bevrijd-zijn van dien druk!"
Dat heimwee hebben de geloofshelden der
zestiende eeuw gekend en ze zijn toegevoegd
aan de wolk der getuigen, die we rondom ons
hebben liggende.