GJARER In. voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antire volut Orgaan Roiierdam SooBmj, R'dam :au. IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3663 WOENSDAG 30 JULI 1930 45STE JAARGANG Gemeenteraad. n Varkens, nelle groei sn,verhoogt 40 >0 K.G. s begrooting Deter genre, n courante ering. 'ge - MPJES D OI WEER (1880—1930) INA-ALBUM iirige foto's uit het ningin Wilhelmina. PRIJS 90 Cf. - - SOMMELSDIJK OOTDIENST am ?ia Brieven uit Amerika. Van een arm dorp dat rijk werd A in TELEF. 10807 loot het Boekhoud» Ier officieel erkende in Nederland ndellog leun by reclames eau der _r REGELING e 15 MEI 1930. IARNIS i n Dinsdag V. Middel» A. Vlaardingen 7.00 dam 8.00 v.m. :h. Zon< 6. Feestdagen)* s 6.40 v.m. A. Vlaardin» Rotterdam 10.00 v.m. v.m.^ DAMi Dinsdag V. Rotterdam aardingen 3.00 n.m. t 5.30 n.m. h. Zon» 6. Feestdagen)* 5 n.m. V. Vlaardingen Brielle 2.25 n.m. 6.30 n.m. g op den trein van 7.21 van Vlaardingen. ing op den trein van v.m. van Vlaardingen. op den trein vani 14.40 14.51 (2.51 n.m.) te ting op den trein van en 15.51 (3.51 n.m.)te igen overstappen. 1.25 n.m. i zijn te beschouwen aaschdag, Hemelvaartsdag de beide Kerstdagen band met Kerstmis en kmarkt op een anderen wordt gehouden, zal dienst op dien dagge' GPLAATSVAN EMDE STOOM' DIENST TE ERDAM IS rer de Reederijstraet» INGZAKEH CHTING, BIJHOv^ EN CONTROLEE. DER BOEKEN ATIEKANTOOR Tel .78 fj:3 DELHARNIS Deze Courait veischljnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN A ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTJÈI;! 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan. AdvertentlËn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 41!® stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlëu en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers EEN VERLIES. Ons A.-R. Statenlid, de heer C. Warnaer, nam om gezondheidsredenen ontslag als Wet houder en Raadslid van Dirksland. We betreuren dit heengaan wegens het ver lies, dat de Dirkslandsche Raad hierdoor lijdt en om de reden waarom de heer Warnaer heengaat. Ongetwijfeld beschikt de heer Warnaer over de gaven, die een „public man" sieren. Hij weet steeds zaken van personen gescheiden te houden en bezag ook als raadslid de dingen uit zuiver Antirev. oogpunt en liet zich bij al zijn gedragingen steeds door dit beginsel leiden. Bijna dertig jaren heeft hij zijn gemeente als raadslid en langen tijd daarvan ook als wet houder mogen dienen. En hij mag op een schoonen staat van dienst terug zien. Zijn ad viezen waren altijd weloverwogen en het is voor een groot deel zeker ook aan zijn optreden te danken geweest, dat de Dirkslandsche raads- debatten zich immer door een hoog peil onder scheidden. Wij hopen, dat de gezondheidsredenen niet van dien aard zijn, dat de heer Warnaer zich ook uit zijn talrijke andere .functies moet terug trekken, doch dat het hem gegeven moge zijn op verschillend terrein de jaren, die God hem spaart, mag arbeiden tot welzijn van het ge meentebest en propageering onzer antirev. be ginselen, wier trouwe belijder hij immer ge weest is. ZONDAGSRUST EN SABBATHS- HEILIGING. In de Melissantschen Raad kwam het melk- venten op Zondag en het verbod hiervan door de plaatselijke overheid ter sprake. Wij kunnen het absolute standpunt van den S. G. afgevaardigde niet deelen. Ook weigeren we te gelooven, dat het melk- verkoop op Zondag in Melissant die afmetingen heeft aangenomen, dat Overheidsverbod ge- eischt wordt. Juist bij dit artikel, dat in ieder huisgezin tot de eerste levensbehoefte behoort, moet eenige souplesse in acht genomen worden. Zieken en kinderen zouden er door gedupeerd kunnen worden. Overigens valt ook hier weer op hoe licht vaardig van St. Geref. zijde steeds over „Sab- bathsheiiiging" gesproken wordt. Men blijkt in dien kring geen onderscheid te zien tusschen Zondagsrust en Sabbathsheiliging. Het valt telkens weer op hoe lichtvaardig men het tweede woord bezigt, waar het eerste be doeld wordt. Er is hier toch principieel onderscheid. Zondagsrust behoort tot het terrein der al- gemeene genade, Sabbathsheiliging tot het ter rein der bijzondere, zaligmakende genade. Op het eerste terrein heeft de wereldlijke Overheid een taak, op het laatste de Kerk van Christus. Men leze slechts den 38en Zondag van den Catechismus om te zien wat er onder Sabbathsheiliging verstaan moet worden en te begrijpen, dat de wereldlijke Overheid hier on mogelijk een taak kan hebben. Anders staat het met het breedere terrein van de Zondagsrust. Hier heeft de Overheid een roeping. Wil men dan nog verder gaan, dan zou men kunnen zeggen, dat er naast de posi tieve taak der kerk een negatieve taak der Overheid inzake Sabbathsrust bestaat. Door Zondagsrust te verzekeren heeft de Overheid te zorgen, dat de kerk tot Sabbathsheiliging kan komen. En wat nu den melkverkoop op Zondag be treft, zou de gemeenteraad in die gemeenten, waar de Zondagverkoop een publieke zonde wordt, het melkventen kunnen verbieden, doch dan bepaalde tijden moeten open stellen ge durende de zomermaanden, dat de melk bezorgd of gehaald kan worden, b.v. gedurende de morgenuren tot een half uur voor het aanvangen der godsdienstoefeningen, waarbij desnoods aan B. en W. een dispensatie-bevoegdheid ware te verleenen' met het oog op bijzondere gevallen. Men bedenke ook hierbij het woord van den Heiland: de Sabbath is er om den mensch en de mensch niet om den Sabbath. Het komt, ook bij deze dingen, vóór alles op de gesteldheid des harten aan EENZIJDIGE, DUS ONWARE VOORSTELLING. „De Banier" van de S. G. P. tracht steeds maar de oud-Geref. praktijken tegen de A.-R. partij uit te spelen. Voor eenige weken met haar artikelen over de vrijheid van drukpers en nu weer over het onderwijs. In een harer artikelen komt de volgende pas sage voor Zoo werkten Kerk en Overheid toen samen in het belang van de jeugd des volks. De Kerk erkende de Overheid in haar recht van zeggenschap ten opzichte der school en de Overheid van haar kant stond aan de Kerk het recht toe om op het godsdienstonderwijs en op leer, leven en bekwaamheid der onder wijzers toe te zien. Van een „gelijk recht voor allen", zooals men dat tegenwoordig hoort, wilde men niet weten. Alleen de school met Gods Woord werd geduld. Vooral dat laatste zinnetje is er vlak naast. Overigens zoekt „De Banier" ook hier weer haar kracht in de eenzijdige voorstelling, waar door zij aan de waarheid tekort doet. Er bestond bij de Geref. oud-vaders theorie en praktijk Dat moest „De Banier" niet steeds stelselmatig verzwijgen. Ook inzake het onderwijs was het er verre vandaan, dat zij weerden en uitroeiden alle valschen godsdienst, zooals art. 36 dat eischt Kinderen van niet-Gereformeerde ouders wa ren vrijgesteld van het leeren van den Catechis mus en het duurde niet lang of ook aan de Lutherschen en Roomschen werd toegestaan eigen scholen te stichten. Dat „alleen scholen met Gods Woord geduld werden", is een Staatk. Geref. leugentje. Mr. Terpstra wijst in „Schrift en Historie" er op, dat Dr. J. Woltjer in zijn brochure „Wat is het doel van het Chr. Nat. Onderwijs schreef, hoe de druk voor de tegenstanders der Geref. Staatsschool heel licht was, want in den regel werden tijdens de Republiek de kosten van het onderwijs gedragen door de ouders; de Over heid regelde wel het onderwijs en gaf vergunning tot het houden van scholen, maar zij bekos tigden niet de schoolgebouwen en betaalden niet de salarissen der onderwijzers. Wie een eigen school oprichtte, omdat hij met het Geref. ka rakter der bestaande Overheidsscholen geen vrede kon hebben, behoefde niet te concurreeren met een staatsschool, welke mede door zijn be lastingpenningen in stand gehouden en bevoor recht werd. De niet-Gerefromeerden hadden het dus ta melijk gemakkelijk met hun scholen Waarom verzwijgt „De Banier" toch zoo stelselmatig die keerzijde der medaille. Is zij bang voor de waarheid Beste Vriend 1 Verleden week kwam een van mijn kleinkin deren hardloopend mij tegemoet, met den uit roep .Grandpa a big snake in the barn I" (Grootvader er is een groote slang in de schuur) Ik ging met hem mede en ja een slang van zoowat drie voet lang, niet zoo heel groot dus, maar toch genoeg om een kind van drie jaar bang te maken. Het was ook geen vergiftigde slang. Wij noemen dat soort hier „garden- snake" of tuinslang. Maar het is opmerkelijk dat elk mensch van klein tot groot een ingeboren afkeer heeft van een slang. Als wij aan 't boo- nen of augurken plukken zijn, dan rusten de kin deren niet voor dat zoo'n dier onschadelijk ge maakt is. Ontegenzeggelijk staat dit in verband met den paradijsvloek. Want als men nu die kinderen zou afvragen „Waarom maak je je zelf zoo druk, omdat dier dood te maken, het is niet vergiftig, doet ook geen schade aan 't gewas, eer voordeel", dan zouden zij een ant woord schuldig moeten blijven. Maar ook zou den zij het tegen alles in vinden als ik hun zeide laat dat dier leven. Want het is een zaak, die vanzelf spreekteen slang moet dood. De grootere kinderen kunnen dat ook handig. Zij pakken hem bij den staart en slaan hem met den kop tegen een paal of boom. Toch hebben wij hier ook zwaar vergiftigde slangen. Gelukig niet zoo veel. En het schijnt elk jaar minder te worden. Een van de meest gevreesde is de ratelslang. Van drie tot zes voet lang en soms langer. Deze heeft aan den staart kleine klappertjes van hoorn. Die hij ter waarschuwing tegen elkander klapt. Hier voor is mensch en beest bang en niet zonder reden. Want, tenzij er onmiddellijk medische huip is, beeft een steek met uju angel zeker den dood tengevolge. Nog niet zoo lang geleden is een kind van acht jaar in onze onmiddellijke nabijheid gestorven, eer het in het hospitaal was, als gevolg van een steek van zoo'n ratel slang. Maar zoo ik reeds zeide, hun aantal wordt jaarlijks minder. Dan hebben we hier ook nog een ander soort, wat we hier noemen een „blue racer". Deze zijn sterker in aantal dan de ratelslangen. Voor al na een sterke regen of donderbui, komen zij voor den dag, verkeeren bij voorkeur in lang gras of dicht houtgewas. Ook deze zijn ge vaarlijk, ofschoon niet direct doodelijk als de ratelslang. Toen ik een 15 jaar geleden eens bij een boer was en deze de koeien melkte, zei hij „lk geloof dat er een melkslang in het bosch is, want deze koe is aan twee kwartieren van zijn uier leeg gezogen." Na eenige weken von den wij het dier. Hij was 8 of negen voet lang. Zij wachtte geduldig tot de koe in een schaduw plekje onder een boom ging liggen en gebruikte zoo op gemakkelijke manier haar maaltijd. Niet alle koeien laten dit toe, maar er zijn er, die blijkbaar behagen hebben, leeg gezogen te wor den. Deze slang is een prachtig dier, geheel harmless, met mooie strepen over haar rug. Die boer vertelde mij, dat hij eenige jaren geleden zoo'n exemplaar in zijn kelder had gehad. En t daar zijn melk of liever de room van zijn melk afdronk. Ook deze dieren zijn met het omhakken van de bosschen sterkverminderd, maar vol gens overlevering van oude setllers waren zij vroeger talrijk. Toen het deel, vooral waar ik woon, alles nog bosch was, wemelde het van verschillende wilde dieren; dieren van onbe grijpelijke afmeting. Mijn buurman heeft van 't voorjaar een geraamte opgeploegd. Dat moet een van de grootste dieren geweest zijn, die hier vroeger geleefd hebben. Hij had twee voor- pooten bewaard met de schouderbeenderen te gen elkander, gelegd in zijn graanschuur, die ongeveer 14 bij 16 voet groot was en dit been gestel besloeg den geheelen vloer. De oerwouden van Noord-Amerikazijn daar dan ook voor bekend. Maar de emigranten uit alle deelen der wereld hebben ook van Amerika een ander land gemaakt. Alles is weggevlucht en uitgestorven. Eigenlijk is van dat echte natuur schoon, zooals het nog maar enkele honderden jaren geleden was, niets meer te vinden. Er zijn hier dorpen, die naar een soort dier genoemd zijn, omdat zij vroeger in die omgeving zoo talrijk waren. Dicht bij ons is een dorp, dat heet Beverdam, genoemd naar den bever, een land en waterdier, dat een dikke boom van onder in de rondte afeet, zoodat hij valt en van de bast leeft het dan den geheelen winter. Hoogst zelden ziet men nu nog een bever. Zoo was het ook met beren en herten, ook die komen bij ons bijna niet meer voor, maar zijn naar het Noorden verhuisd, waar de staat nog on bewoond is. Wij kunnen ons moeilijk een denk beeld vormen hoe die beesten hier gekomen zijn. Amerkia ligt rondom in het water en was vóór 1480 voor den blanken mensch een onbekend oord. En toch was het bewoond door menschen en dieren. Niemand kan met zekerheid zeggen hoe de roodhuid, de buffel en de wolf, de beer en het hert hier zijn gekomen. Alles wat daar omtrent gezegd wordt is maar gissen. Doch er is zooveel in Gods schepping, dat wij niet kun nen begrijpen. Wij zijn van gisteren en weten niets. En als de mensch dit nu maar bekennen wilde, dan zou daaruit blijken, dat hij iets wist, maar met iekeren trotsch leert men óók aan onze Staatsuniversiteiten, hoe dit alles is gekomen. Maar natuurlijk wordt er geen reke ning gehouden met den Schepper van dit alles en zijn daarom al die hypothetische theoriën voor een geloovig Bijbellezer onaannemelijk. Tot de volgende week. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. Vergadering van den Raad der gemeente MELISSANT op Vrijdag 25 Juli, des nam. kwart over 3 uur. Afwezig met kennisgeving wethouder van Nieuwenhuijzen. De Voorzitter, burggemeester Visscher, opent de vergadering met gebed, waarna de notulen worden voorgelezen en onveranderd worden vastgesteld. Ingekomen zijn enkele goedkeuringen van Ged. Staten over genomen raadsbesluiten. Ken nisgeving van Ged. Staten, dat ingevolge de wet van 1897 aan deze gemeente naar ver houding van het zielental wordt uitgekeerd 3212.90. Het gemeentebestuur van Den Bom mel bericht, dat de heer Rosmolen in het bestuur der waterleiding is gekozen. De kas van den gemeente-ontvanger is nagezien en in orde be vonden. In kas was 1000.81. Goedgekeurd wordt de balans, winst- en verliesrekening van het vleeschkeuringsbedr'ijf. Ingekomen is de ba lans van den keuringsdienst van waren inspectie Dordrecht. Idem de raming van ontvangsten en uitgaven van de Gezondheidscommissie, waarin Melissant moet bijdragen 56.25. Vastgesteld wordt de overeenkomst tusschen de "'Provincie en het wegschap OuddorpSom- melsdijk, welke weg door de Provincie is over genomen. Deze gemeente moet jaarlijks bijdragen 1703.59 en ontvangt van den polders terug 170.95. De heer STRLIIJK vraagt of het bedrag op hetzelfde neerkomt wat het vroeger was. De VOORZITTER: Het is nu 95.— meer, maar daarvoor in de plaats heeft men nu een door H. KINGMANS, 31) De bekentenis van Van Binsbergen woog haar zwaar. Zij was de eenige vrouw geweest, die hij ooit had liefgehad. En hij had zich nooit verklaard, omdat hij haar niet wilde binden aan een wrak. Z ij was het geweest, die in hem een strijd ontwikkeld had. Z ij trok hem, onbe wust en onwetend, naar de aarde. En hij was er dankbaar voor geweest, omdat hij door haar had geleerd, het aardsche volkomen los te laten en alleen op het hemelsche het oog te richten. En terwijl h ij streed, dacht z ij aan dokter Van Stralen, die naar haar hand dong en zich reeds lang verklaard zou hebben, indien zij hem niet opzettelijk ontweken had, met de Kerst dagen en ook door met de Pinksterdagen eenige vacantie te nemen. Van Binsbergen dokter Van Stralen. Zij "ad nooit één oogenblik aan Van Binsbergen gedacht. Hij had ook nooit om wederliefde ge- vJa??.^- Ook dien middag had hij niet gepolst, "ij op wederliefde had mogen hopen. Zij ad voor hem afgedaan. Hij had immers alles, 3 d5 I ?s^e'aten Hij had het haar alleen mee gedeeld, om haar te danken voor wat zij voor lem .geweest was. Zij voor hem geweest Zij roeende van niets. Hij zeide van veel, van alles. 'j had hem geheel voorbereid voor den hemel. p1'J"0 e s t met hem in aanraking komen. Want dat 7^e 'lem ^oor hii liefhad- leeren, Zijn wil anders was en dat hij zich over geven moest. had jD ®inshergen dokter Van Stralen. Zij den dokter in Rotterdam lief. En in dit zelfde vertrek had Van Binsbergen meermalen vertoefd en zij had geluisterd naar zijn ietwat schorre stem, die over alles praatte, behalve over zijn matelooze liefde voor 'haar. Het duizelde Herthat Zij voelde zich door en door vermoeid Van Binsbergen dokter Van Stralen. O, zij had Van Binsbergen niet liefgehad. Zij had geen oogenblik aan hem gedacht. Haar hart ging uit naar den jongën, sympathieken dokter, diezich om God niet bekommerdeZij trok naar het vergankelijke aardsche. En terwijl zij dat deed, was zij het middel geweest, om Van Binsbergen's zieleoogen op het hemelsche te vestigen. Was 'het niet, om te duizelen Van Binsbergen -dokter Van Stralen. O, als het voor haar realiteit was, wat zij aan het sterbed had gehoord en gespeurd, dan mocht zij geen oogenblik meer aan dokter Van Stralen denken. Zij moest den doode van Landdorp volgen afstaan van alle eigen verlangens en begeerten. En alléén Gods wil doen. Nog steeds zat Hertha met gesloten, oogen. Toen vouwde zij ook de handen. En in den geest vertoefde zij bij Van Bins bergen, wien zij de oogen had toegedruktbij den man, die haar had liefgehad. En zij wist het niet. Dokter Alfred van Stralen gleed naar den achtergrond. In den geest voelde Hertha zich één met Fre- derik van Binsbergen, den doode van Landdorp. En in haar ziel daalde een rust, die zij in maanden niet gekend had HOOFDSTUK XV. Een griepepidemie. Hertha sloeg het portier dicht, nam plaats achter het stuurrad, zette de motor aan en wel dra gleed haar auto over d'en weg van Land dorp naar Zeeduin. In den nazomer was zij er toe overgegaan een kleine auto te koopen. Meermalen had zij er over gesproken tot zij tenslotte, mede op raad van dokter Van Leeuwen, er toe besloten was. En zij was dankbaar, dat zij er nu een bezat. In het gure najaar was zij droog geble ven, hoewel de regen was neergegutst. En toen de strenge koude kwam het werd een stren ge winter, wat, volgens de menschen, niet be hoefde te verwonderen, daar op heeten zomer een koude winter volgt zat zij rustig ach ter het stuurrad, flink ingepakt en bovendien eenige verwarming onder haar voeten. Het aanschaffen van den auto was natuurlijk onderwerp van gesprek geweest in Zeeduin en Landdorp. Er waren er enkelen, die vonden, dat het niet te pas kwam, dat een vrouw een auto bestuurde. Dat waren de menschen in Landdorp, met wie ook dominé Misset vaak last had. Hertha lachte h'en vriendelijk uit, toen men haar een aanmerking maakte over haar auto. „Waarom zou ik wel op een fiets mogen zit ten en niet in een auto had zij gevraagd. En men had er niet veel op kunnen antwoorden. Bepaald vermakelijk was het geworden, toen een van haar bedillers in Landdorp een onge luk had gekregen en men per telefoon haar hulp inriep. „Dank zij mijn auto, was ik gauw bij je, baas", zeide zij later ietwat ondeugend. „Anders had jij nog wel een half uurtje op mij kunnen wachten. En heelemaal had zij het pleit gewonnen, toen zij zulk een Landdorper, .die in Zeeduin was en die spoedig naar huis moest, eenvou dig drong in haar rijtuig te stappen en met hem naar huis reed. „Foei", zeide zij, „nu heb je je door een vrouw in een auto laten thuis brengen". Hertha kon een potje breken. En na een paar weken vond men het heel gewoon, dat zij over de wegen reed in haar gloednieuw vervoermiddel. Er waren nog andere bedillers geweest. Het kwam niet te pas, dat het bestuur van het „Groene Kruis", zonder de leden er in te ken nen, aan de verpleegster een auto gaf. De zus ter was jong en sterk genoeg, om te fietsen. Moest voor haar een auto aangschaft Ging daaraan de contributie weg Er werd heel wat over gemompeld. En op de jaarvergadering der vereeniging, die in October gehouden werd en waarop de belangstelling steeds miniem was de zaken gingen toch wel goed, beweerde men altijd waren nu in eenen velen opge komen. En zij hadden ditmaal heel scherp ge luisterd naar het jaarverslag van dén penning meester, dat evenwel heel niet sprak van de aanschaffing van een auto. En toen had er een de stoute schoenen aangetrokken, het woord gevraagd en om nadere inlichtingen verzocht. Hem was opgemerkt, dat aan het bestuur niets bekend was van de aanschaffing van een auto en dokter Van Leeuwen, die natuurlijk -den grootsten schik had' gehad, had gevraagd, of de vrager zich eens nader wilde verklaren, want het ging toch niet op, het bestuur maar klakke loos te beschuldigen. „De auto van de zuster dan was er geroepen. Toen was dan geble ken, dat de zuster de auto uit haar eigen mid delen had gekocht. „En daaraan kunnen wij niets doen, menschen", had de dokter op zulk een koddigen toon en- met zulke kwasi-wanho- pige gebaren gezegd, dat allen in lachen waren uitgebarsten. Hertha had nog dagenlang veel schik gehad om het dwaze gezicht, dat de ver bouwereerde vrager had gezet. Daarna was het praatje over onrechtmatige handelingen van het bestuur ook weggestorven en reed Hertha rustig en lustig in haar auto rond, dankbaar, dat zij tot de aanschaffing was overgegaan. Het voertuig kwam haar in dezen streng'en winter goed te stade. En zij verwachtte er nog veel meer gemak van, daar als een sombere dreiging over de streek lag een grièpepidemie. Sluipend kwam de ziekte aanzetten, greep iemand van een gezin, die met een lamlendig gevoel te bed ging, huiverend van de kou, hoe wel de koortsgloed hem of haar de aderen door trok. Dan werd dokter Van Leeuwen gehaald. Er waren er onder de patiënten, die nog nooit een dokter hadden gehad, maar nu hadden zij hem noodig, omdat zi] machteloos ter neer lagen. „Griep. De kwaal van den dag", zeide hij. „In bed blijven. Trouw innemen. Niet er uit, vóór ik het zeg". De griep Er was schier geen woning meer, of er was een patient. Maar de ziekte was niet kwaadaardig, verkondigde de dokter overal. Niemand behoeft zich ongerust te maken. Na een dag of tien was men weer geheel de oude. De dokter werd onvoorwaardelijk vertrouwd. Men maakte grapjes op de griep. Wie nog niet „griepig" was geweest, telde feitelijk niet mede. Maar de luchthartige scherts was verstomd... De ziekte werd kwaadaardig. Er waren wo ningen, waar het geheele gezin te bed lag met hooge koortsen. Van den vroegen morgen tot den laten avond was Hertha in de weer. Van verschillende wonincjen had zij de sleutels, om dat niemand present was. Het kwam voor, dat zij met opgewektheid kachels aan maakte, opdat er toch eeenige warmte zou zijn bij de sner pende koude. Als het vertrek dan warm was, kon de minste erge patiënten wel even uit bed komen, om de kachel te verzorgen. Men moest zich maar wat behelpen. Door haar krachtdadige hulp het gebeurde in enkele gevallen zelfs, dat zij het eten bereidde stal Hertha de harten der dorpelingen nog veel meer. Zij deed alles, wat in haar vermo gen was, zóó, dat zij des avonds doodelijk ver moeid zich ter ruste begaf en reeds flinke ver maningen van dokter Van Leeuwen had in ont vangst te nemen. „Het kan niet anders dokter", had zij geant woord. „Dé menschen moeten toch geholpen worden." Dokter Van Leeuwen kon er niet veel op zeg gen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1