C. WARNAER, Dirksland; Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
UIT HtT WUUKÜ
SSSSS ALLERLEI 5S5»
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 6 JULI 1930
■na
r VOOR DEN ZONDAG 1
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 110 uur Ds. Dekker van N.
Tonge en 's av. 6.30 uur leesdienst.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de
heer Dijkman van Rijssen.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. Ds. Polhuijs en
n.m. leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst,
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. 10 uur Ds. v. d. Wal 'en 's av.
6.30 uur leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van der
Wal van Dirksland.
Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan
't Haringvliet.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees
dienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
van Velzen van Doesburg.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 uur Ds.
Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de
Lange.
Ouddorp, v.m. en 's av. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois (Bev.
nieuwe lidmaten).
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
iMuiisaiHKMHaiGn B|, BtaaanaaittHiNNiBa
m
SlItHTbLIJKt ÜVtKUtNKIMG
KB UIUMliiitilfc HBIiBtifciai
„MET VRIJMOEDIGHEID".
„Beproeft de geesten of zij uit God zijn
Zoo vermaant de apostel Jonannes en nij iaat
er spoedig een kemnerk van den boozen geest
op voigen als hij zegt (1, 4 3) „alle geest,
die met belijdt, dat jezus Christus in het vieesch
gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de
geest van den Antichrist Het is dus duidelijk
genoeg, als wij dien geest in ons of in anderen
bemerxen, dan is die geest niet uit God. in
't algemeen mogen wij dit wel als kenmerk der
geesten stellen, dat de geest uit God ook tot
God wederkeert, en de geest die niet uit God
is, van God afvoert. De boom wordt aan zijn
vrucht gekend. Vooral op de vrucht van den
geest moet gelet. Nu kan de geest, die niet uit
God is, ons wijzen op de barmhartigheid Gods,
om ons maar op die barmhartigheid Gods te
laten wegvluchten. Zoowel het een als het an
der is een bewijs, dat die geest niet uit God
is. Die geest deed Kaïn eerst zondigen op
de barmhartigheid Gods; het zou toch wei gaan
al offerde hij zonder bloedstorting, en die geest
deed hem later, ziende op de rechtvaardig
heid Gods, uitroepen: Mijne misdaad is te groot
dan dat zij vergeven worde. Die geest doet nog
de kinderen der wereld maar doorzondigen op
de barmhartigheid Gods, want immers: God is
liefde, en die zelfde geest tracht Gods aan zich
zelf ontdekte kinderen van God te laten weg
vluchten, als zij door hem gewezen worden
op Zijne volmaakte gerechtigheid. Hij laat hen
niets anders hooren dan: „Zoo gij, Heere, de
ongerechtigheid gadeslaat, Heere, wie zal be
staan en hij zoekt voor hen te verbergen wat
er op volgt: „Maar bij U is vergeving."
Gansch anders is de vrucht van de werking
van den Geest, die uit God is. Laat die Geest
de rechtvaardigheid Gods zien, dan doet hij
de ziele in aanbidding voor dien rechtvaardigen
God neervallen, dan komt zij met zelfveroor-
deeling dien God in Zijn recht erkennen; maar
laat die Geest aan de ziele iets zien van de
barmhartigheid Gods, dan roept zij uit: „Zou
ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen
God tegen dien goeden en goeddoenden God.
Nu is het in het bijzonder de list van den
boozen Geest om Gods kinderen Gods recht
vaardigheid voor te houden, om hen daardoor,
indien het mogelijk ware, tot rampzalige
wanhoop te brengen. Daarom komt de Heere
hen telkens door Zijn Geest en Woord te be
moedigen. Daarom zijn er voor dezulken in
Gods Woord zulke sterke vertroostingen, gelijk
wij er ook een vinden in Hebr. IV vers 16
Laat ons dan met vrijmoedigheid
toegaan tot den troon der genade, opdat
wij barmhartigheid mogen verkrijgen en
genade vinden om geholpen te worden
ter bekwamer tijd.
Dit is in 't bijzonder een woord voor
le. onvrijmoedigen
2e. schuldigen
3e. hulpbehoevenden.
le. Voor onvrijmoedigen. De apostel bemoe
digt hier de onvrijmoedigen. De vrijmoedigen in
zich zelf, de brutalen, de onverschilligen be
hoeven niet bemoedigd te worden, dat zijn de
kinderen der wereld. Zij meenen in hun ijdelen
waan alles te kunnen, te mogen en te durven.
Gods kinderen daarentegen zijn onvrijmoedig,
beschroomd, bevreesd. O zeker, in en door de
kracht des Geeestes zijn zij moedig als een jonge
leeuwen loopen zij met hun God door een
bende en springen zijn over een muur, maar
in zichzelf, in eigen kracht, dan kunnen en
durven zij niets. Dan vergaderen zij om de
vreeze der Joden achter de gesloten deuren, dan
verloochent een Petrus den Heere driemaal. Zij
moeten dikwijls klagen, dat de wereld veel
vrijmoediger is met de leugen, dan zij met de
waarheid. Dit weten ze ook van elkander;
daarom baden de kinderen Gods voor de dienst
knechten: Heere, geef uwen dienstknecht met
alle vrijmoedigheid uw woord te spreken (Hand.
4 vers 29) en vermaant de apostei de Hebreen
(10 vs. 19): werpt uwe vrijmoedigheid niet weg.
En waarom is er bij hen zooveel onvrijmoedig-
heid Omdat zij hunne zwakheid, nietigheid en
geringheid kennen. „In mij is geen kracht",
moeten zij telkens uitroepen. „Wie ben ik", zoo
zuchten zij. „Wee mij, ik verga", zoo kermt
zelfs een J e s a j a, de koninklijke profeet,
„dewijl ik een man van onreine lippen ben".
Jeremia durft weer niet omdat hij zoo jong is.
Het is vooral het gezicht op hunne zonde
en schuld, waardoor zij alle vrijmoedigheid
missen om tot menschen of tot den Heere te
spreken. Door het gezicht daarop miste David
die ook, totdat hij bad: „Heere, uw vrijmoedige
geest ondersteune mij, dan zal ik den overtreders
uwe wegen leerea". Van dat alles hebben de
geveinsden geen last. Wat durfden de Farizeërs
te spreken en te bidden
De apostel Paulus schrijft aan de Hebreen,
die onder zwaren druk verkeeren door de vijand
schap, welke zij moeten ondervinden. Hij wijst
hen op de rust, die er over blijft voor het volk
van God. Een rust, die alleen maar in en door
den grooten Hoogepriester Christus Jezus ver
kregen wordt. Laat ons dan zoo besluit hij
met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der
genade om geholpen te worden ter bekwamer
tijd dat is op Gods tijd.
De apostel wijst hen op den troon der g e-
n a d e. Genade is voor schuldigen noodig.
2e. De onvrijmoedigheid om tot den Heere te
gaan vindt mede haar oorzaak in het gezicht
op de schuld, die hen met schrik vervult. Zij
zien daardoor veel meer den troon Gods als
een troon des gerichts, waar zij op dui
zend vragen niet één kunnen antwoorden, dan
als een troon der genade. De Heere schijnt
voor hen veel meer te zijn een verterend vuur
en een eeuwige gloed, dan een Vader van alle
barmhartigheid. De inblazingen des Satans doen
hen aan alle genade twijfelen. De rechtvaar
digheids Gods wordt hun door den Vader der
leugen voorgehouden als een wreedheid, die
lust heeft om te verderven. En als zij, niettegen
staande de bedriegelijke omleidingen des Satans,
toch nog iets hooren van genade, dan is dat,
zoo meenen zij, wél voor anderen, maar niet
voor hen.
Maar is dan de troon Gods geen troon des
gerichts, waarvoor niemand in zichzelf recht
vaardig zal zijn Gewis, maar de troon des
gerichts is voor den schuldige in zichzelf
een troon der genade, omdat de Middelaar
tusschenbeide treedt en zegt: „Verlos hem, dat
hij in het verderf niet nederdale: Ik heb ver
zoening voor dezen gezonden". Ja, de groote
Richter zegt zelf: „Komt dan en laat ons te
zamen richten: al waren uwe zonden rood als
schailaken, zij zullen wit worden als sneeuw;
al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden
als witte wol". Geen wonder, waar de apostel
de waarheid er van aan eigen ziele ervaren
had, dat hij den onvrijmoedigen toeroept: „Laat
ons met vrijmoedigheid toegaan tot den troon
der genade". Welk een troost en bemoediging
ligt er in dit woord voor de door schuld ver
slagen zielen. Zoo schuldig kunnen ze niet zijn,
of er is vergeving. Voor een David, een Ma-
nasse, een Paulus of een moordenaar, ja voor
den grootsten der zondaren; als hij met een ver
broken hart en een verslagen geest komt met
de tollenaarsbede, is de troon des gerichts
een troon der genade. De schuldigen worden
daar vrijgesproken, de ellendigen gered, de be-
hoeftigen geholpen.
3e. Al de beloften Gods zijn voor Zijn volk
in Christus Jezus ja en amen. Zou de Heere het
beloven en niet doen, zeggen en niet bestendig
makenDoor de ervaring van Gods Kerk
wordt de trouw des Heeren bevestigd. Ja zelfs
hare ontrouw vernietigt de trouwe Gods niet;
maar bevestigt die. Het is dus geen wonder,
dat Gods gekenden ook de trouwe Gods maar
aankondigen, prijzen en aanbevelen. „Ken Hem
in al uwe wegen en Hij zal uwe paden recht
maken", zoo leert Salomo. ..Wentel uwen weg
op den Heere, vertrouw op Hem, Hij zal het
maken", zoo bemoedigt David. „Werp al uwe
bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u
zoo spreekt Petrus tot de bekommerden. „Uw
trouw is groot", zoo zingt Jeremia op de puin-
hoopen van Jeruzalem, nadat hij eerst aan de
trouwe Gods heeft getwijfeld in zijn ongeloof.
En alsof al de getuigenissen der gansche Kerke
Gods niet voldoende waren, zegt de Heere, de
Ontfermer, zelf nog: „Bergen zullen Wijken en
heuvelen wankelen, maar Mijne goedertieren
heid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns
vredes zal niet wankelen".
Zoo prijst de apostel dan ook den troon der
genade aan om barmhartigheid te verkrijgen en
genade te vinden en geholpen te worden ter
bekwamer tijd. Want God is een toevlucht;
Hij is krachtiglijk bevonden een hulpe in de
benauwdheid; welke die benauwdheid ook zij.
David was door eigen schuld in groote be
nauwdheid bij de Filistijnen, maar „deze ellen
dige riep en de Heere hoorde en verloste hem
uit al zijne benauwdheden".
Worden moeilijkheden ons aangedaan door
menschen, worden wij aangevochten door den
Satan, verkeeren wij in geestelijke donkerheid,
zijn er kleinigheden die ons hinderen
't Is beter, als w' om redding wenschen,
Te vluchten tot des Heeren macht,
Dan dat men ooit vertrouw op menscheii
Of zelfs van prinsen hulp verwacht.
De Heere helpt de hulpbehoevenden, die tot
Zijn genadetroon komen; maar „ter be
kwamer tijd". Wij moeten den Heere den
t ij d niet voor willen schrijven, evenmin als
de w ij z e om te helpen. Die dan ook waar
lijk tot den troon der genade gaat, doet
dat dan ook niet. Want als hij geholpen wordt,
dan is dat alleen toch uit genade. Die om
genade smeekt, stelt geen voorwaarden, maar
ondervindt dat de Heere voor hem is een ver
rassend God. Hij ontfermt zich over de ellen
digen.
Nooddruftig volk in hunne nooden,
In hun ellend' en pijn
Gansch hulpeloos tot Hem gevloden,
Zal Hij ten redder zijn.
Het was voor de Hebreën zoo noodig, dat
de apostel Paulus hen daar heen wees. De
nood was zoo hoog en de ellende zoo diep.
Van nature gingen aij ook met vieesch en bloed
te werk. Hun toestand werd zoo ernstig. Maar
de apostel wordt verwaardigd om „den moede
een woord ter rechter tijd te spreken".
■I
Moge dan het overbrengen en aanprijzen van
dit woord nog voor dezen of genen een middel
zijn om hem of haar nog te doen toegaan tot
den troon der genade om barmhartigheid te
verkrijgen en genade te vinden om geholpen te
worden ter bekwamer tijd.
Hij kan, en wil, en zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van den dood
Volkomen uitkomst geven
E. d. O.
SM
U
ma
DEN EGEL VORMEN.
We hebben allen wel eens van den egel of
het z.g. stekelvarken gehoord.
Wanneer dit diertje wordt aangevallen, zoo
verdedigt het zich, door zich op te rollen en
met zijn met scherpe pennen bezette huid naar
alle zijden front te maken.
Het geeft op deze manier een levensles aan
ons allen. Ook wij hebben de moeilijke taak
om naar alle zijden front te maken en ons te
verdedigen.
Op verschillende leeftijden is het altoos zeker
wel roeping om de geestelijke wapenrusting om
te hangen, om te kunnen wederstaan in den
boozen dag. Maar bijzonder in den jeugdleeftijd
is deze wapenrusting onontbeerlijk in den strijd.
Als kind gelooft men nog op gezag zijner
ouders en als men wat ouder wordt heeft men
zelf meestal, hetzij bewust of onbewust, partij
gekozen.
Maar om de twintig jaren bij den een
vroeger, bij den ander later moet er een keus
gedaan worden, wil men zelf door eigen oogen
gaan zien.
In deze periode vallen velen dan ook van
het geloof der vaderen af.
Dit begrijpen ook de tegenstanders en daarom
werpen ze zich met kracht op de jeugd.
„Geef mij de jeugd en ik heb de toekomst",
is een woord, dat zich in de ooren hebben
geknoopt.
Zelf hoorde ik het eens een S.D.A.P.'er zeg
gen op een politieke vergadering, dat men zich
om de ouderen weinig meer bekommerde, want
die waren, zeide hij, toch niet meer te ver
buigen.
Neen, hun hoop richt zich op de toekomst en
daarom verwachten zij het heil van de bear
beiding der jeugd.
Het blijkt ook hier weder, dat de kinderen
der wereld veel voorzichtiger zijn in hare ge
slachten, dan vele kinderen des lichts.
De jongelingsleeftijd is wel een schoone tijd,
maar niet minder een gevaarlijke tijd.
Zij is de kwetsbare plek in het menschen-
leven, om het zoo eens uit te drukken.
Daarom rust de taak op ons gansche Chris
tenvolk om den jongeling in deze periode te
wapenen.
De ouders hebben natuurlijk hier de grootste
taak, door te zorgen, dat hun kind een goede
opvoeding ontvangt en in de prille jeugd be
waard blijft voor verkeerde invloeden van
buitenaf.
Zij moeten den jongeling aanvuren tot den
strijd in geestelijk opzicht, als het hun ernst
is met de opvoeding hunner kinderen.
Maar ook de rijpere jeugd heeft hier zelf
een taak om te trachten den tijdgeest te weder
staan.
Om den egel te kunnen vormen, d. w. z. om
ten allen tijde en naar alle zijden te kunnen
front maken, is het lidmaatschap der J.V. on
ontbeerlijk.
Er zijn nog zulke zwakke plekken in het leven
van vele jongelingen, vooral in deze streken
En nu wordt er wel eens gesmaald op het
kennis-element, maar feit is toch, dat onbekend
ook onbemind is.
Onkunde is, ook in het geestelijke, de aan
brengster van veel en velerlei verwarring.
Die geen kennis bezitten zijn als een riet,
dat van den wind ginds en weder bewogen
wordt.
Toch zal natuurlijk met het enkele kennen
niet kunnen worden volstaan.
Aan 't woord moet gepaard worden: de daad.
Nu ontbreekt er nog al wat aan de egel
vorming bij het Christenvolk en ook bij de
jongelingen.
Zoo is daar het kwaad der gemengde huwe
lijken, dat zoo in erge mate onder ons voort
woekert. De tijdelijk, of liever de stoffelijke
dingen, hebben den voorrang boven de gees
telijke.
De gezinnen, hieruit voortkomende, gaan in
verreweg de meeste gevallen voor de Kerk des
Heeren verloren.
Hier rust een taak op de ouders, die van
wege hun gebrek aan kennis, hier maar al te
lichtvaardig de hand mee lichten.
Ook het doorbrengen van de Chr. feestdagen
is een zwakke plaats in de egelvorming.
Kan hier niet iets aan gedaan worden
Het zal in de toekomst m. i. meer moeten
komen tot afbakening, tot scherper belijning.
Er staan te groote belangen op het spel, zoo
voor ons persoonlijk als voor het gansche
Christenvolk.
Laat ons daar geen moeite te veel voor zijn,
maar spannen we onze krachten in om te komen
tot verandering.
De ouderen, die de gevaren nog beter zien dan
wij, kunnen toch ook wel de helpende hand
bieden.
Het gaat hier over de toekomst van het
Koninkrijk Gods, hetwelk toch ook onze zaak
moet wezen.
We hebben in de J.V.'s zulke uitnemende
organisaties, om met elkander in contact te
komen.
De pogingen, die dezen winter zijn gedaan
om te komen tot het houden van een Landdag,
zijn helaas door onvoldoende medewerking
mislukt. Desniettegenstaande mogen we de hoop
niet opgeven, noch den moed in de schoenen
laten zinken.
Als enkelingen staan we zoo zwak en we zijn
door onze geestesrichting op elkander aangelegd.
Laten daarom allen, die meenen, dat het deze
richting uit moet, de handen ineen slaan en
zoeken het beste voor de hoop der toekomst.
M. J. v. D.
LANDDAG TE ROCKANJE.
Woensdag 9 Juli belooft zoo de Heere wil
voor de Gereformeerde jeugd onzer Zuid-
Hollandsche eilanden een blijde dag te worden.
Alsdan zal toch te Rockanje een landdag
gehouden worden. Op zichzelf is zulk een
samenkomst al een groot voorrecht en wordt
de band, die allen samenbindt, weer hechter en
sterker, maar de sprekers beloven toch nog
een hooger geestelijk genot.
Hier zullen optreden Ds. Knoop van Delfs-
haven en Mr. Bijleveld van Den Haag (oud-
Antirev. Kamerlid). Beiden welbekende, vaardige
sprekers, wier bazuin geen onzeker geluid geeft.
Vooffs zal medewerking worden verleend
door d' Chr. Zangvereen. „Soli Deo Gloria"
van Zuidland, terwijl Ds. van Lummel de
samenkomst zal sluiten.
Laat ook Flakkee hier niet achterblijven. De
beweging gaat uit van de Jongelings- en Meisjes-
vereenigingen op Geref. grondslag.
Van Flakkee zal een boot varen.
Vertrek om half 2 van het havenhoofd.
Kostprijs slechts 60 cent heen en terug.
Fiets meenemen
Het kan een heerlijke middag worden
Laat Gods heerlijke en vrije natuur niet over
aan de roode A.J.C.
Laat van Zuid en Oost getalen samenstroo-
men en het loflied van jeugd en moed en kracht
de volle borst uitstroomen, de blauwe hemel-
klaarte in, Gode tot eere
Laat zien, dat er op de Zuid-Hollandsche
eilanden nog jonge geuzen en geuzinnen zijn
Denk er aan Woensdag 9 Juli half 2 aan
rijwiel aan het havenhoofd
Namens den Flakkeeschen Ring
De Secretaris,
C. BAKKER.
SSBBB
■B
na
BBBB
BBBBBBBBBffiBBB»
DE ENGELSCHE ZONDAG.
Wij lezen in de Engelsche kerkelijke pers,,
dat de manager van de komende boksmatch
tusschen Phil Scot en Young Stribling, de heer
Dickson, van plan was, om deze match op>
Zondag te doen houden. „Ik hield", verklaart de
heer Dickson, „al mijn groote Parijsche matches
op Zondagen". Maar de Engelsche vereeniging
tot bescherming van den Zondag kwam in groote
actie, zoodra zij van dit voornemen hoorde, en
deed een publiek beroep op den promotor, op
het ministerie van binnenlandsche zaken en op
den Britschen boksbond. Ook een petitie van
de geestelijken van Wimbledon, waar in het
stadium den 27 Juli a.s. de wedstrijd zou moeten
plaats vinden, kwam in het licht. De heer
Dickson heeft nu toegegeven en deed dit in
zeer hoffelijken en handigen vorm; hij verklaarde
dat het voor hem volkomen voldoende was te
weten, dat het Engelsche volk een tegenzin heeft
in het houden van zulke wedstrijden op Zondag,
om direct tot de keuze van een anderen dag over
te gaan. De wedstrijd zal dus thans niet op
Zondag plaats vinden.
PROGRAM DER PRESBYTERIAANSCHE
ALLIANTIE.
De contentinale vergadering der Presbyte-
riaansche alliantie op 7 tot 12 September van
dit jaar, noemt op haar thans verschenen pro
gram, na de openingsprediking op Zondag 7
September, o.m. een rede van den predikant
lie. Klughist Hosse van Elberfeld over: „Drie
Geref. mannen van het Wupperdal: Gottfried
Daniël Krummacher, Hermann Friedrich Kohl-
brugge en Paul Geyser"; generaal superinten
dent dr. Stoltenhoff te Goblenz over: „Uitingen
van Christelijk leven in de Duitsch-Evangelische
kerken"; zes sprekers, van wie vijf uit Duitsch-
land, over: „De wereldwijde beteekenis van het
Gereformeerd Protestantisme"; en in den slui
tingsavond bijbelsch-evangelische toespraken
van verschillenden, o.a. ook van dr. M. J. A.
de Vrijer te Amsterdam en ds. Szabo te Boe
dapest. Voorts zullen nog in verschillende sa
menkomsten spreken: de rijksminister van justitie
prof. dr. Bredt te Berlijn, dr. W. Kolfhaus van
Vlotho, prof. dr. A. Lang van Halle, prof. dr.
Müller van Erlangen enz. Uitvoerige program
ma's en inlichtingen bekomt men bij het Refor-
mierte Gemeindeamt, Mauerchen 8a, Wuppertal-
Elberfeld.
ERGER DAN BAZARS.
Het Amerikaansche blad The Presbyterian
Advance, dat te Nashville verschijnt, vertelt
overigens onder sterke afkeuring van een
gemeente daar in de streek, die tot dekking van
haar tekorten vier dagen lang voorstellingen
van kunstvliegers en luchtacrobaten organiseer
de. De kerk noemde dat in haar publicaties
,an aerial offertory". Het schouwspel vond
plaats in de luchthaven van New York-Flushing.
Zoo waren er onder de vertoonde kunsten acht
sprongen met het valscherm door meisjes, leden
van het kerkkoor. Vooral op Zondag was de
toeloop groot en de entree aanzienlijk. De pre
dikant liet bekend maken, dat ook hijzelf met
valscherm nog omlaag springen zou, indien het
tekort er niet kwam. Jammer genoeg kwam
het er.
EEN KERKELIJKE ONDERSCHEIDING.
Wij lezen in de Protestantsche Rundschau,
dat ter gelegenheid van de Augustana-feeste-
lijkheden enkele gouden en zilveren Luther-
medailles zijn uitgereikt door het praesidium
van den Evangelischen bond aan persoonlijk
heden, die zich voor het Protestantisme zeer
verdienstelijk hebben gemaakt. De gouden me
daille viel ten deel aan twee buitenlanders,
dr. Pfannenstill te Lund in Zweden en dr. Von
Radvansky te Boedapest, de zilveren medaille
aan vier buitenlanders, dr. Bain te Belfast, den
heer P. Kuthy te Boedapest, dr. Wollner te
Lund en den heer P. Hugenholtz, secretaris der
Evangelische Maatschappij in Nederland te
Voorthuizen.
HET NED. HERV. VERBOND TOT
KERKHERSTEL.
De voorzitter van het voorloopig moderamen
van het Ned. Herv. Verbond tot Kerkherstel,
prof. dr. Th. L. Haitjema te Groningen, schrijft
in „De Gereformeerde Kerk" o.m.„Ons nieuwe
verbond, dat door een tot dankbaarheid stem
mende samenwerking van verschillende groepen
van personen in onze kerk is tot stand gekomen,
beoogt nadrukkelijk en uitsluitend concentratie
rondom het reorganisatie-rapport 1929, om, van
gemeenschappelijke aanvaarding van de grond
lijnen van dit rapport uitgaande, de herziening
onzer kerkorde met alle kracht eendrachtig voor
te staan en te bevorderen. Waar de oprichtings
vergadering van het nieuwe verbond om ver
schillende redenen geen publieke vergadering,
maar een samenkomst van genoodigden was,
konden wij uit iedere groep slechts enkele leiding
gevende vertegenwoordigers te Amersfoort bij
elkander brengen. Zoowel de Conf. vereeniging
als de Gereformeerde bond, de Hervormde
broederschap, de vrienden van dr. Kohlbrügge
en verschillende jongeren, die of tot dusver
buiten ieder groepsverband of dicht bij de
Ethischen stonden en staanZij moesten
allen op onze stichtingsvergadering goed ver
tegenwoordigd zijn. In September hopen wij een
groote vergadering te Utrecht te beleggen, waar
dan door meer dan één spreker voor het groote
doel van ons verbond zal gepleit worden en
ook volledige ontwerp-statuten ter tafel kunnen
komen, tegelijk met de eindredactie van de
artikelen over grondslag, doel en middelen, die
naar den inhoud reeds worden vastgesteld. Ik
wil nog eens nadrukkelijk uitspreken, dat ons
verbond voor gemeenteleden evenzeer open staat
als voor predikanten en andere ambtsdragers;
J en dat lidmaatschap van ons verbond voor de
leden van onze Conf. vereeniging niet een over
bodigheid beteekent, doch dat het- veeleer bij
zonder gewenscht is, dat al onze confessioneele
vrienden ons nieuwe verbond mede steunen door
toe te treden als lid, en voor dit nieuwe samen-
werkings-ideaal propaganda te maken in eigen
kring. Ik hoop als lid van het hoofdbestuur der
Conf. vereeniging en als lid van het redactie
comité van „De Gereformeerde Kerk" metter
daad te toonen, dat geestdriftig zijn voor het
Ned. Herv. Verbond niet beteekent een los
laten van de oudere organisatie en het oudere
weekorgaan. Reeds alleen op grond van haar
verleden zal de Conf. vereeniging zich echter
niet kunnen opwerpen als de geschikte nieuwe
bedding voor de nieuwe beweging, die rondom
het reorganisatie-rapport 1929 is ontstaan, van
meet af door een samenwerking der verschil-
lendeg roepen, die in, het werk der synode
reorganisatie-commissie zoo sterk tot uitdrukking
kwam,"
IN HOC SIGNO VINCES.
(In dit teeken zult gij overwinnen),
Deez spreuk, die elke week mag prijken in f
den kop
Van dit orgaan, het voert ons hooger op,
Dan dit voorbijgaand en verganklijk leven;
Wanneer men maar oprecht het oog mag slaan
Op de vier teksten die er boven staan,
Die ons van deze spreuk verklaring geven.
Het voorwerp is voor ons de Zone Gods,
Het is het teeken van dien Eeuwgen Rots,
Dat met geen teeken is te evenaren;
Want Hij, Hij noemt zichzelven „de Alfa",
En meer nog, want Hij noemt Zich „Omega",
Waarin Hij ons Zijn Godheid wil verklaren.
Want ook de wereld heeft haar teekens staan,
Die ons wil lokken op des wereldsch paan,
Zij stelt ons teekens van haar groote daden;
Zij toont ons wat zij heeft tot stand gebracht,
Zij stelt ons teekens van haar brute kracht,
Zoo wil zij lokken ons op hare paden.
En hare teekens hebben groote kracht,
Zij trekken met een groote macht,
Want haar aanbidders zijn er velen;
Die buigen voor de goden van den tijd,
Door Satan's list in dwazen waan geleid,
Om hunnen dienst met God en... hem te deelen..
Maar 't Woord van God, dat altijd ons bepaalt
Bij 't teeken, dat van God is neergedaald,
Roept tot ons in dit teekenom te waken;
Want alle teekens die er zijn op aard,
(Dat wordt ons in dat Woord geopenbaard))
Die zullen weder tot het stof genaken.
Want zelf een mensch, die men Messias noemt,
En die men als een volksverlosser roemt,
•Moet tot het stof, als allen wederkeeren;
Een Lenin, die geëerd wordt als een god,
Moest in den dood, moest dragen 't zondelot,
Hij kon, als mensch, zijn dagen niet vërmeeren.
MSar 't teeken, dat voor ons is opgericht,
Heeft zich op deze aard een Eeuwig rijk gesticht,
Waarvan Hij zelf het Koningsambt wil dragen;
Dat 's onze troost, hoe zwaar de strijd ook zij,
Hij gaat ons voor, Hij staat ons altijd bij,
Die in oprechtheid Zijne hulp komt vragen.
Dat teeken is voor ons de kruisbanier,
Dat teeken doet ons voorwaarts gaan, steeds fier
Het hoofd omhoog, wij zullen overwinnen;
Omdat het eeken Satan overwon,
Waardoor Hij voor ons werd een Eeuw'ge Zon,
En straks zal leiden 't geest'lijk Israël binnen.
Dat teeken is de leeuw uit Juda's stam,
Waardoor een Petrus tot 't belijden kwam,
Om Christus als Gods Eeuw'gen Zoon te
noemen
Waarin ook elke Christen overwint.
Die eerst met dit getuigenis begint,
Om hunnen Koning als Gods Zoon te roemen.
Dat is de kracht ook van ons lijforgaan,
Dat steeds haar strijd doet in dit teeken staan,
En ondanks hoon 'en spot zal overwinnen;
Omdat de Christus Zijn veldheer is,
Die heeft verbroken 't brute slanggesis,
Waardoor Zijn volk treedt 't nieuw Jeruzïent
binnen.
Dat teeken richt ons oog naar Golgotha,
Waar Christus heeft verworven die gena,
Die ons bemoedigt en versterkt in 't strijden;
En ons doet zijn 't paard Zijner Majesteit,
Dat zeker overwint, door Zijne hand geleid,
Zal ieder Christen aan 't einde zich verblijden.
Dat teeken voert ons in den geest omhoog,
Daar zien wij Christus met ons geestesoog
Als Koning aan Gods Rechterhand gezeten.
Als triumfater draagt Hij nu de kroon,
Verdiend als zijnde Zijn rechtvaardig loon,
En waar Hij nooit de Zijnen zal vergeten.
Zoo gaan wij dan steeds overwinnend door;
Want onze Koning, 's Vaders Zoon, gaat voor;-
Hij zal voor ons een effen baan bereiden;
Omdat Hij nu des wereldsch zijn regeert,
En aan Zijn volk het strijden heeft geleerd.
Maar ook geduldig in het bangste lijden.
O. A. P.