C. WARNAER, Dirksland; Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur PREDIKBEURTEN UIT HtT WUUKÜ SSSSS ALLERLEI 5S5» ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 6 JULI 1930 ■na r VOOR DEN ZONDAG 1 NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 110 uur Ds. Dekker van N. Tonge en 's av. 6.30 uur leesdienst. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de heer Dijkman van Rijssen. Stad aan 't Haringvliet, v.m. Ds. Polhuijs en n.m. leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. van Ameide van Ouddorp. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees dienst, Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. 10 uur Ds. v. d. Wal 'en 's av. 6.30 uur leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van der Wal van Dirksland. Goedereede, n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide en n.m. lees dienst. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. van Velzen van Doesburg. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 uur Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Ouddorp, v.m. en 's av. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois (Bev. nieuwe lidmaten). Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. iMuiisaiHKMHaiGn B|, BtaaanaaittHiNNiBa m SlItHTbLIJKt ÜVtKUtNKIMG KB UIUMliiitilfc HBIiBtifciai „MET VRIJMOEDIGHEID". „Beproeft de geesten of zij uit God zijn Zoo vermaant de apostel Jonannes en nij iaat er spoedig een kemnerk van den boozen geest op voigen als hij zegt (1, 4 3) „alle geest, die met belijdt, dat jezus Christus in het vieesch gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den Antichrist Het is dus duidelijk genoeg, als wij dien geest in ons of in anderen bemerxen, dan is die geest niet uit God. in 't algemeen mogen wij dit wel als kenmerk der geesten stellen, dat de geest uit God ook tot God wederkeert, en de geest die niet uit God is, van God afvoert. De boom wordt aan zijn vrucht gekend. Vooral op de vrucht van den geest moet gelet. Nu kan de geest, die niet uit God is, ons wijzen op de barmhartigheid Gods, om ons maar op die barmhartigheid Gods te laten wegvluchten. Zoowel het een als het an der is een bewijs, dat die geest niet uit God is. Die geest deed Kaïn eerst zondigen op de barmhartigheid Gods; het zou toch wei gaan al offerde hij zonder bloedstorting, en die geest deed hem later, ziende op de rechtvaardig heid Gods, uitroepen: Mijne misdaad is te groot dan dat zij vergeven worde. Die geest doet nog de kinderen der wereld maar doorzondigen op de barmhartigheid Gods, want immers: God is liefde, en die zelfde geest tracht Gods aan zich zelf ontdekte kinderen van God te laten weg vluchten, als zij door hem gewezen worden op Zijne volmaakte gerechtigheid. Hij laat hen niets anders hooren dan: „Zoo gij, Heere, de ongerechtigheid gadeslaat, Heere, wie zal be staan en hij zoekt voor hen te verbergen wat er op volgt: „Maar bij U is vergeving." Gansch anders is de vrucht van de werking van den Geest, die uit God is. Laat die Geest de rechtvaardigheid Gods zien, dan doet hij de ziele in aanbidding voor dien rechtvaardigen God neervallen, dan komt zij met zelfveroor- deeling dien God in Zijn recht erkennen; maar laat die Geest aan de ziele iets zien van de barmhartigheid Gods, dan roept zij uit: „Zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God tegen dien goeden en goeddoenden God. Nu is het in het bijzonder de list van den boozen Geest om Gods kinderen Gods recht vaardigheid voor te houden, om hen daardoor, indien het mogelijk ware, tot rampzalige wanhoop te brengen. Daarom komt de Heere hen telkens door Zijn Geest en Woord te be moedigen. Daarom zijn er voor dezulken in Gods Woord zulke sterke vertroostingen, gelijk wij er ook een vinden in Hebr. IV vers 16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Dit is in 't bijzonder een woord voor le. onvrijmoedigen 2e. schuldigen 3e. hulpbehoevenden. le. Voor onvrijmoedigen. De apostel bemoe digt hier de onvrijmoedigen. De vrijmoedigen in zich zelf, de brutalen, de onverschilligen be hoeven niet bemoedigd te worden, dat zijn de kinderen der wereld. Zij meenen in hun ijdelen waan alles te kunnen, te mogen en te durven. Gods kinderen daarentegen zijn onvrijmoedig, beschroomd, bevreesd. O zeker, in en door de kracht des Geeestes zijn zij moedig als een jonge leeuwen loopen zij met hun God door een bende en springen zijn over een muur, maar in zichzelf, in eigen kracht, dan kunnen en durven zij niets. Dan vergaderen zij om de vreeze der Joden achter de gesloten deuren, dan verloochent een Petrus den Heere driemaal. Zij moeten dikwijls klagen, dat de wereld veel vrijmoediger is met de leugen, dan zij met de waarheid. Dit weten ze ook van elkander; daarom baden de kinderen Gods voor de dienst knechten: Heere, geef uwen dienstknecht met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken (Hand. 4 vers 29) en vermaant de apostei de Hebreen (10 vs. 19): werpt uwe vrijmoedigheid niet weg. En waarom is er bij hen zooveel onvrijmoedig- heid Omdat zij hunne zwakheid, nietigheid en geringheid kennen. „In mij is geen kracht", moeten zij telkens uitroepen. „Wie ben ik", zoo zuchten zij. „Wee mij, ik verga", zoo kermt zelfs een J e s a j a, de koninklijke profeet, „dewijl ik een man van onreine lippen ben". Jeremia durft weer niet omdat hij zoo jong is. Het is vooral het gezicht op hunne zonde en schuld, waardoor zij alle vrijmoedigheid missen om tot menschen of tot den Heere te spreken. Door het gezicht daarop miste David die ook, totdat hij bad: „Heere, uw vrijmoedige geest ondersteune mij, dan zal ik den overtreders uwe wegen leerea". Van dat alles hebben de geveinsden geen last. Wat durfden de Farizeërs te spreken en te bidden De apostel Paulus schrijft aan de Hebreen, die onder zwaren druk verkeeren door de vijand schap, welke zij moeten ondervinden. Hij wijst hen op de rust, die er over blijft voor het volk van God. Een rust, die alleen maar in en door den grooten Hoogepriester Christus Jezus ver kregen wordt. Laat ons dan zoo besluit hij met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade om geholpen te worden ter bekwamer tijd dat is op Gods tijd. De apostel wijst hen op den troon der g e- n a d e. Genade is voor schuldigen noodig. 2e. De onvrijmoedigheid om tot den Heere te gaan vindt mede haar oorzaak in het gezicht op de schuld, die hen met schrik vervult. Zij zien daardoor veel meer den troon Gods als een troon des gerichts, waar zij op dui zend vragen niet één kunnen antwoorden, dan als een troon der genade. De Heere schijnt voor hen veel meer te zijn een verterend vuur en een eeuwige gloed, dan een Vader van alle barmhartigheid. De inblazingen des Satans doen hen aan alle genade twijfelen. De rechtvaar digheids Gods wordt hun door den Vader der leugen voorgehouden als een wreedheid, die lust heeft om te verderven. En als zij, niettegen staande de bedriegelijke omleidingen des Satans, toch nog iets hooren van genade, dan is dat, zoo meenen zij, wél voor anderen, maar niet voor hen. Maar is dan de troon Gods geen troon des gerichts, waarvoor niemand in zichzelf recht vaardig zal zijn Gewis, maar de troon des gerichts is voor den schuldige in zichzelf een troon der genade, omdat de Middelaar tusschenbeide treedt en zegt: „Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale: Ik heb ver zoening voor dezen gezonden". Ja, de groote Richter zegt zelf: „Komt dan en laat ons te zamen richten: al waren uwe zonden rood als schailaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol". Geen wonder, waar de apostel de waarheid er van aan eigen ziele ervaren had, dat hij den onvrijmoedigen toeroept: „Laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade". Welk een troost en bemoediging ligt er in dit woord voor de door schuld ver slagen zielen. Zoo schuldig kunnen ze niet zijn, of er is vergeving. Voor een David, een Ma- nasse, een Paulus of een moordenaar, ja voor den grootsten der zondaren; als hij met een ver broken hart en een verslagen geest komt met de tollenaarsbede, is de troon des gerichts een troon der genade. De schuldigen worden daar vrijgesproken, de ellendigen gered, de be- hoeftigen geholpen. 3e. Al de beloften Gods zijn voor Zijn volk in Christus Jezus ja en amen. Zou de Heere het beloven en niet doen, zeggen en niet bestendig makenDoor de ervaring van Gods Kerk wordt de trouw des Heeren bevestigd. Ja zelfs hare ontrouw vernietigt de trouwe Gods niet; maar bevestigt die. Het is dus geen wonder, dat Gods gekenden ook de trouwe Gods maar aankondigen, prijzen en aanbevelen. „Ken Hem in al uwe wegen en Hij zal uwe paden recht maken", zoo leert Salomo. ..Wentel uwen weg op den Heere, vertrouw op Hem, Hij zal het maken", zoo bemoedigt David. „Werp al uwe bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u zoo spreekt Petrus tot de bekommerden. „Uw trouw is groot", zoo zingt Jeremia op de puin- hoopen van Jeruzalem, nadat hij eerst aan de trouwe Gods heeft getwijfeld in zijn ongeloof. En alsof al de getuigenissen der gansche Kerke Gods niet voldoende waren, zegt de Heere, de Ontfermer, zelf nog: „Bergen zullen Wijken en heuvelen wankelen, maar Mijne goedertieren heid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen". Zoo prijst de apostel dan ook den troon der genade aan om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden en geholpen te worden ter bekwamer tijd. Want God is een toevlucht; Hij is krachtiglijk bevonden een hulpe in de benauwdheid; welke die benauwdheid ook zij. David was door eigen schuld in groote be nauwdheid bij de Filistijnen, maar „deze ellen dige riep en de Heere hoorde en verloste hem uit al zijne benauwdheden". Worden moeilijkheden ons aangedaan door menschen, worden wij aangevochten door den Satan, verkeeren wij in geestelijke donkerheid, zijn er kleinigheden die ons hinderen 't Is beter, als w' om redding wenschen, Te vluchten tot des Heeren macht, Dan dat men ooit vertrouw op menscheii Of zelfs van prinsen hulp verwacht. De Heere helpt de hulpbehoevenden, die tot Zijn genadetroon komen; maar „ter be kwamer tijd". Wij moeten den Heere den t ij d niet voor willen schrijven, evenmin als de w ij z e om te helpen. Die dan ook waar lijk tot den troon der genade gaat, doet dat dan ook niet. Want als hij geholpen wordt, dan is dat alleen toch uit genade. Die om genade smeekt, stelt geen voorwaarden, maar ondervindt dat de Heere voor hem is een ver rassend God. Hij ontfermt zich over de ellen digen. Nooddruftig volk in hunne nooden, In hun ellend' en pijn Gansch hulpeloos tot Hem gevloden, Zal Hij ten redder zijn. Het was voor de Hebreën zoo noodig, dat de apostel Paulus hen daar heen wees. De nood was zoo hoog en de ellende zoo diep. Van nature gingen aij ook met vieesch en bloed te werk. Hun toestand werd zoo ernstig. Maar de apostel wordt verwaardigd om „den moede een woord ter rechter tijd te spreken". ■I Moge dan het overbrengen en aanprijzen van dit woord nog voor dezen of genen een middel zijn om hem of haar nog te doen toegaan tot den troon der genade om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Hij kan, en wil, en zal in nood, Zelfs bij het naad'ren van den dood Volkomen uitkomst geven E. d. O. SM U ma DEN EGEL VORMEN. We hebben allen wel eens van den egel of het z.g. stekelvarken gehoord. Wanneer dit diertje wordt aangevallen, zoo verdedigt het zich, door zich op te rollen en met zijn met scherpe pennen bezette huid naar alle zijden front te maken. Het geeft op deze manier een levensles aan ons allen. Ook wij hebben de moeilijke taak om naar alle zijden front te maken en ons te verdedigen. Op verschillende leeftijden is het altoos zeker wel roeping om de geestelijke wapenrusting om te hangen, om te kunnen wederstaan in den boozen dag. Maar bijzonder in den jeugdleeftijd is deze wapenrusting onontbeerlijk in den strijd. Als kind gelooft men nog op gezag zijner ouders en als men wat ouder wordt heeft men zelf meestal, hetzij bewust of onbewust, partij gekozen. Maar om de twintig jaren bij den een vroeger, bij den ander later moet er een keus gedaan worden, wil men zelf door eigen oogen gaan zien. In deze periode vallen velen dan ook van het geloof der vaderen af. Dit begrijpen ook de tegenstanders en daarom werpen ze zich met kracht op de jeugd. „Geef mij de jeugd en ik heb de toekomst", is een woord, dat zich in de ooren hebben geknoopt. Zelf hoorde ik het eens een S.D.A.P.'er zeg gen op een politieke vergadering, dat men zich om de ouderen weinig meer bekommerde, want die waren, zeide hij, toch niet meer te ver buigen. Neen, hun hoop richt zich op de toekomst en daarom verwachten zij het heil van de bear beiding der jeugd. Het blijkt ook hier weder, dat de kinderen der wereld veel voorzichtiger zijn in hare ge slachten, dan vele kinderen des lichts. De jongelingsleeftijd is wel een schoone tijd, maar niet minder een gevaarlijke tijd. Zij is de kwetsbare plek in het menschen- leven, om het zoo eens uit te drukken. Daarom rust de taak op ons gansche Chris tenvolk om den jongeling in deze periode te wapenen. De ouders hebben natuurlijk hier de grootste taak, door te zorgen, dat hun kind een goede opvoeding ontvangt en in de prille jeugd be waard blijft voor verkeerde invloeden van buitenaf. Zij moeten den jongeling aanvuren tot den strijd in geestelijk opzicht, als het hun ernst is met de opvoeding hunner kinderen. Maar ook de rijpere jeugd heeft hier zelf een taak om te trachten den tijdgeest te weder staan. Om den egel te kunnen vormen, d. w. z. om ten allen tijde en naar alle zijden te kunnen front maken, is het lidmaatschap der J.V. on ontbeerlijk. Er zijn nog zulke zwakke plekken in het leven van vele jongelingen, vooral in deze streken En nu wordt er wel eens gesmaald op het kennis-element, maar feit is toch, dat onbekend ook onbemind is. Onkunde is, ook in het geestelijke, de aan brengster van veel en velerlei verwarring. Die geen kennis bezitten zijn als een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt. Toch zal natuurlijk met het enkele kennen niet kunnen worden volstaan. Aan 't woord moet gepaard worden: de daad. Nu ontbreekt er nog al wat aan de egel vorming bij het Christenvolk en ook bij de jongelingen. Zoo is daar het kwaad der gemengde huwe lijken, dat zoo in erge mate onder ons voort woekert. De tijdelijk, of liever de stoffelijke dingen, hebben den voorrang boven de gees telijke. De gezinnen, hieruit voortkomende, gaan in verreweg de meeste gevallen voor de Kerk des Heeren verloren. Hier rust een taak op de ouders, die van wege hun gebrek aan kennis, hier maar al te lichtvaardig de hand mee lichten. Ook het doorbrengen van de Chr. feestdagen is een zwakke plaats in de egelvorming. Kan hier niet iets aan gedaan worden Het zal in de toekomst m. i. meer moeten komen tot afbakening, tot scherper belijning. Er staan te groote belangen op het spel, zoo voor ons persoonlijk als voor het gansche Christenvolk. Laat ons daar geen moeite te veel voor zijn, maar spannen we onze krachten in om te komen tot verandering. De ouderen, die de gevaren nog beter zien dan wij, kunnen toch ook wel de helpende hand bieden. Het gaat hier over de toekomst van het Koninkrijk Gods, hetwelk toch ook onze zaak moet wezen. We hebben in de J.V.'s zulke uitnemende organisaties, om met elkander in contact te komen. De pogingen, die dezen winter zijn gedaan om te komen tot het houden van een Landdag, zijn helaas door onvoldoende medewerking mislukt. Desniettegenstaande mogen we de hoop niet opgeven, noch den moed in de schoenen laten zinken. Als enkelingen staan we zoo zwak en we zijn door onze geestesrichting op elkander aangelegd. Laten daarom allen, die meenen, dat het deze richting uit moet, de handen ineen slaan en zoeken het beste voor de hoop der toekomst. M. J. v. D. LANDDAG TE ROCKANJE. Woensdag 9 Juli belooft zoo de Heere wil voor de Gereformeerde jeugd onzer Zuid- Hollandsche eilanden een blijde dag te worden. Alsdan zal toch te Rockanje een landdag gehouden worden. Op zichzelf is zulk een samenkomst al een groot voorrecht en wordt de band, die allen samenbindt, weer hechter en sterker, maar de sprekers beloven toch nog een hooger geestelijk genot. Hier zullen optreden Ds. Knoop van Delfs- haven en Mr. Bijleveld van Den Haag (oud- Antirev. Kamerlid). Beiden welbekende, vaardige sprekers, wier bazuin geen onzeker geluid geeft. Vooffs zal medewerking worden verleend door d' Chr. Zangvereen. „Soli Deo Gloria" van Zuidland, terwijl Ds. van Lummel de samenkomst zal sluiten. Laat ook Flakkee hier niet achterblijven. De beweging gaat uit van de Jongelings- en Meisjes- vereenigingen op Geref. grondslag. Van Flakkee zal een boot varen. Vertrek om half 2 van het havenhoofd. Kostprijs slechts 60 cent heen en terug. Fiets meenemen Het kan een heerlijke middag worden Laat Gods heerlijke en vrije natuur niet over aan de roode A.J.C. Laat van Zuid en Oost getalen samenstroo- men en het loflied van jeugd en moed en kracht de volle borst uitstroomen, de blauwe hemel- klaarte in, Gode tot eere Laat zien, dat er op de Zuid-Hollandsche eilanden nog jonge geuzen en geuzinnen zijn Denk er aan Woensdag 9 Juli half 2 aan rijwiel aan het havenhoofd Namens den Flakkeeschen Ring De Secretaris, C. BAKKER. SSBBB ■B na BBBB BBBBBBBBBffiBBB» DE ENGELSCHE ZONDAG. Wij lezen in de Engelsche kerkelijke pers,, dat de manager van de komende boksmatch tusschen Phil Scot en Young Stribling, de heer Dickson, van plan was, om deze match op> Zondag te doen houden. „Ik hield", verklaart de heer Dickson, „al mijn groote Parijsche matches op Zondagen". Maar de Engelsche vereeniging tot bescherming van den Zondag kwam in groote actie, zoodra zij van dit voornemen hoorde, en deed een publiek beroep op den promotor, op het ministerie van binnenlandsche zaken en op den Britschen boksbond. Ook een petitie van de geestelijken van Wimbledon, waar in het stadium den 27 Juli a.s. de wedstrijd zou moeten plaats vinden, kwam in het licht. De heer Dickson heeft nu toegegeven en deed dit in zeer hoffelijken en handigen vorm; hij verklaarde dat het voor hem volkomen voldoende was te weten, dat het Engelsche volk een tegenzin heeft in het houden van zulke wedstrijden op Zondag, om direct tot de keuze van een anderen dag over te gaan. De wedstrijd zal dus thans niet op Zondag plaats vinden. PROGRAM DER PRESBYTERIAANSCHE ALLIANTIE. De contentinale vergadering der Presbyte- riaansche alliantie op 7 tot 12 September van dit jaar, noemt op haar thans verschenen pro gram, na de openingsprediking op Zondag 7 September, o.m. een rede van den predikant lie. Klughist Hosse van Elberfeld over: „Drie Geref. mannen van het Wupperdal: Gottfried Daniël Krummacher, Hermann Friedrich Kohl- brugge en Paul Geyser"; generaal superinten dent dr. Stoltenhoff te Goblenz over: „Uitingen van Christelijk leven in de Duitsch-Evangelische kerken"; zes sprekers, van wie vijf uit Duitsch- land, over: „De wereldwijde beteekenis van het Gereformeerd Protestantisme"; en in den slui tingsavond bijbelsch-evangelische toespraken van verschillenden, o.a. ook van dr. M. J. A. de Vrijer te Amsterdam en ds. Szabo te Boe dapest. Voorts zullen nog in verschillende sa menkomsten spreken: de rijksminister van justitie prof. dr. Bredt te Berlijn, dr. W. Kolfhaus van Vlotho, prof. dr. A. Lang van Halle, prof. dr. Müller van Erlangen enz. Uitvoerige program ma's en inlichtingen bekomt men bij het Refor- mierte Gemeindeamt, Mauerchen 8a, Wuppertal- Elberfeld. ERGER DAN BAZARS. Het Amerikaansche blad The Presbyterian Advance, dat te Nashville verschijnt, vertelt overigens onder sterke afkeuring van een gemeente daar in de streek, die tot dekking van haar tekorten vier dagen lang voorstellingen van kunstvliegers en luchtacrobaten organiseer de. De kerk noemde dat in haar publicaties ,an aerial offertory". Het schouwspel vond plaats in de luchthaven van New York-Flushing. Zoo waren er onder de vertoonde kunsten acht sprongen met het valscherm door meisjes, leden van het kerkkoor. Vooral op Zondag was de toeloop groot en de entree aanzienlijk. De pre dikant liet bekend maken, dat ook hijzelf met valscherm nog omlaag springen zou, indien het tekort er niet kwam. Jammer genoeg kwam het er. EEN KERKELIJKE ONDERSCHEIDING. Wij lezen in de Protestantsche Rundschau, dat ter gelegenheid van de Augustana-feeste- lijkheden enkele gouden en zilveren Luther- medailles zijn uitgereikt door het praesidium van den Evangelischen bond aan persoonlijk heden, die zich voor het Protestantisme zeer verdienstelijk hebben gemaakt. De gouden me daille viel ten deel aan twee buitenlanders, dr. Pfannenstill te Lund in Zweden en dr. Von Radvansky te Boedapest, de zilveren medaille aan vier buitenlanders, dr. Bain te Belfast, den heer P. Kuthy te Boedapest, dr. Wollner te Lund en den heer P. Hugenholtz, secretaris der Evangelische Maatschappij in Nederland te Voorthuizen. HET NED. HERV. VERBOND TOT KERKHERSTEL. De voorzitter van het voorloopig moderamen van het Ned. Herv. Verbond tot Kerkherstel, prof. dr. Th. L. Haitjema te Groningen, schrijft in „De Gereformeerde Kerk" o.m.„Ons nieuwe verbond, dat door een tot dankbaarheid stem mende samenwerking van verschillende groepen van personen in onze kerk is tot stand gekomen, beoogt nadrukkelijk en uitsluitend concentratie rondom het reorganisatie-rapport 1929, om, van gemeenschappelijke aanvaarding van de grond lijnen van dit rapport uitgaande, de herziening onzer kerkorde met alle kracht eendrachtig voor te staan en te bevorderen. Waar de oprichtings vergadering van het nieuwe verbond om ver schillende redenen geen publieke vergadering, maar een samenkomst van genoodigden was, konden wij uit iedere groep slechts enkele leiding gevende vertegenwoordigers te Amersfoort bij elkander brengen. Zoowel de Conf. vereeniging als de Gereformeerde bond, de Hervormde broederschap, de vrienden van dr. Kohlbrügge en verschillende jongeren, die of tot dusver buiten ieder groepsverband of dicht bij de Ethischen stonden en staanZij moesten allen op onze stichtingsvergadering goed ver tegenwoordigd zijn. In September hopen wij een groote vergadering te Utrecht te beleggen, waar dan door meer dan één spreker voor het groote doel van ons verbond zal gepleit worden en ook volledige ontwerp-statuten ter tafel kunnen komen, tegelijk met de eindredactie van de artikelen over grondslag, doel en middelen, die naar den inhoud reeds worden vastgesteld. Ik wil nog eens nadrukkelijk uitspreken, dat ons verbond voor gemeenteleden evenzeer open staat als voor predikanten en andere ambtsdragers; J en dat lidmaatschap van ons verbond voor de leden van onze Conf. vereeniging niet een over bodigheid beteekent, doch dat het- veeleer bij zonder gewenscht is, dat al onze confessioneele vrienden ons nieuwe verbond mede steunen door toe te treden als lid, en voor dit nieuwe samen- werkings-ideaal propaganda te maken in eigen kring. Ik hoop als lid van het hoofdbestuur der Conf. vereeniging en als lid van het redactie comité van „De Gereformeerde Kerk" metter daad te toonen, dat geestdriftig zijn voor het Ned. Herv. Verbond niet beteekent een los laten van de oudere organisatie en het oudere weekorgaan. Reeds alleen op grond van haar verleden zal de Conf. vereeniging zich echter niet kunnen opwerpen als de geschikte nieuwe bedding voor de nieuwe beweging, die rondom het reorganisatie-rapport 1929 is ontstaan, van meet af door een samenwerking der verschil- lendeg roepen, die in, het werk der synode reorganisatie-commissie zoo sterk tot uitdrukking kwam," IN HOC SIGNO VINCES. (In dit teeken zult gij overwinnen), Deez spreuk, die elke week mag prijken in f den kop Van dit orgaan, het voert ons hooger op, Dan dit voorbijgaand en verganklijk leven; Wanneer men maar oprecht het oog mag slaan Op de vier teksten die er boven staan, Die ons van deze spreuk verklaring geven. Het voorwerp is voor ons de Zone Gods, Het is het teeken van dien Eeuwgen Rots, Dat met geen teeken is te evenaren; Want Hij, Hij noemt zichzelven „de Alfa", En meer nog, want Hij noemt Zich „Omega", Waarin Hij ons Zijn Godheid wil verklaren. Want ook de wereld heeft haar teekens staan, Die ons wil lokken op des wereldsch paan, Zij stelt ons teekens van haar groote daden; Zij toont ons wat zij heeft tot stand gebracht, Zij stelt ons teekens van haar brute kracht, Zoo wil zij lokken ons op hare paden. En hare teekens hebben groote kracht, Zij trekken met een groote macht, Want haar aanbidders zijn er velen; Die buigen voor de goden van den tijd, Door Satan's list in dwazen waan geleid, Om hunnen dienst met God en... hem te deelen.. Maar 't Woord van God, dat altijd ons bepaalt Bij 't teeken, dat van God is neergedaald, Roept tot ons in dit teekenom te waken; Want alle teekens die er zijn op aard, (Dat wordt ons in dat Woord geopenbaard)) Die zullen weder tot het stof genaken. Want zelf een mensch, die men Messias noemt, En die men als een volksverlosser roemt, •Moet tot het stof, als allen wederkeeren; Een Lenin, die geëerd wordt als een god, Moest in den dood, moest dragen 't zondelot, Hij kon, als mensch, zijn dagen niet vërmeeren. MSar 't teeken, dat voor ons is opgericht, Heeft zich op deze aard een Eeuwig rijk gesticht, Waarvan Hij zelf het Koningsambt wil dragen; Dat 's onze troost, hoe zwaar de strijd ook zij, Hij gaat ons voor, Hij staat ons altijd bij, Die in oprechtheid Zijne hulp komt vragen. Dat teeken is voor ons de kruisbanier, Dat teeken doet ons voorwaarts gaan, steeds fier Het hoofd omhoog, wij zullen overwinnen; Omdat het eeken Satan overwon, Waardoor Hij voor ons werd een Eeuw'ge Zon, En straks zal leiden 't geest'lijk Israël binnen. Dat teeken is de leeuw uit Juda's stam, Waardoor een Petrus tot 't belijden kwam, Om Christus als Gods Eeuw'gen Zoon te noemen Waarin ook elke Christen overwint. Die eerst met dit getuigenis begint, Om hunnen Koning als Gods Zoon te roemen. Dat is de kracht ook van ons lijforgaan, Dat steeds haar strijd doet in dit teeken staan, En ondanks hoon 'en spot zal overwinnen; Omdat de Christus Zijn veldheer is, Die heeft verbroken 't brute slanggesis, Waardoor Zijn volk treedt 't nieuw Jeruzïent binnen. Dat teeken richt ons oog naar Golgotha, Waar Christus heeft verworven die gena, Die ons bemoedigt en versterkt in 't strijden; En ons doet zijn 't paard Zijner Majesteit, Dat zeker overwint, door Zijne hand geleid, Zal ieder Christen aan 't einde zich verblijden. Dat teeken voert ons in den geest omhoog, Daar zien wij Christus met ons geestesoog Als Koning aan Gods Rechterhand gezeten. Als triumfater draagt Hij nu de kroon, Verdiend als zijnde Zijn rechtvaardig loon, En waar Hij nooit de Zijnen zal vergeten. Zoo gaan wij dan steeds overwinnend door; Want onze Koning, 's Vaders Zoon, gaat voor;- Hij zal voor ons een effen baan bereiden; Omdat Hij nu des wereldsch zijn regeert, En aan Zijn volk het strijden heeft geleerd. Maar ook geduldig in het bangste lijden. O. A. P.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 10