UIT HET WOORD eiei. 15695 ër~ >ord O G. WARNAER, Dirksland; Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur PREDIKBEURTEN S WaSSen en de in Ka" 5 KERKELIJK LEVEN SS2.J I de, "«d-MecIitanten ge. MB! ALLERLEI üm! werlj fdam open? viseur ken 1 uur )BS elef. 8 g van 9 KERS- Tel. 1 harnis velen die ons hun hten. Wij en Huis ken prijs, ae keuze. ƒ37,-, ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 15 JUN11930 STICHTELIJKE OVERDENKING r VOOR DEN ZONDAG n11946 rolden U loos NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. 6.30 uur Ds. van Ameide. (Afscheid). Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur de heer Dijkman van Rijssen. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 en n.m. 6 uur Ds. Polhuijs. Den Bommel, v.m. 9.30 (o.t.) Ds. Dekker van Nieuwe Tonge (Doop) en s av. 6 uur (o.t.) leesdienst. Ooltqensplaat, v.m. 9.30 uur leesdienst en s av. 6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees dienst. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en s av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. 10 uur (n.t.) Ds. van der Wal en 's av. 6.30 uur (n.t.) leesdienst (beide diensten coll. G.Z.B.). Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Overweel. Goedereede, n.m. de heer Bouman van Stel lendam. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van der Wal van Dirksland. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. Bouma van Rijsenburg. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. 9.30 'en n.m. 5.30 uur (o.t.) Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (bevestiging nieuwe leden en voorbereiding H.A.) en 6 uur Ds. de Lange,. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dinsdag 17 Juni, 's av. 7 uur, Ds. Verhage van Middelburg. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.' Maandag 16 Juni, 's av. half zeven, Ds. A. Verhagen van Middelburg. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. Ds. Koekebakker van Middel burg. Van de overige gemeenten gejen opgaaf. BBBBBSBBSBBBfl M B B BB BBBBBBBBBBBSB es SSBBBBHBBBBBdl BH BBBBBBBBHBiaH ISRAËLIET EN HEIDEN EEN IN i CHRISTUS. En komende heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd, u, die verre waart en dien die nabij waren Want door Hem hebben wij beiden d'eri toegang door éénen Geest tot den Vader. Efeze 2 17 en 18. Er is sedert den val van onze eerste ouders in het Paradijs ten allen tijde openbaring ge weest van de bemoeienissen Gods met den mensch in het Verbond der genade. In de eer ste wereld worden ons in Gods Woord de deelgenooten daarvan geteekend in ééne lijn van het Paradijs uitgetrokken, sedert Abels dood genoemd in Sefch en zijne nakomelingen. Zij steken in Godskennis en heilig leven boven anderen uit als heuvelen en bergen boven den vlakken grond. In aller leven, in den e'en meer dan in den anderen, worden de zielsvermogens heengetrokken naar de Almachtige Hand, Die hen heeft gegrepen en vasthoudt en leidtook worden allen min of meer begiftigd met troost rijke beloften en profetiën omtrent de komst van Hem, in Wien, naar Gods eeuwige ge dachte genade in den tijd is begonnen te drup pelen van den hemel en in Wien eenmaal in de volheid des tijds derzelve volheid zal worden geschonken. Nog ver in de tweede wereld rust de tegen woordigheid Gods in genadige beschikking bij enkelen uit Noach's geslacht. Als echter het vermenigvuldigde menschdom weer sterk begint terug te zinken en. de kennis van dep Eenigen en Waarachtigen God op aarde dreigt te ver dwijnen, verkiest de Heere Abraham om uit hem een volk Zij,ns eigendoms te doen voortko men, dat een zee jen voor alle volkeren der aar de zal zijn. Als .'aan dezen Kanaan als de woon plaats zijner natkomelingen is aangewezen, de belofte van Chi.istus' komst zoo helder als im- 'tj 9®°Penbaard, onder Izaak en r\t> Ho» rr omsl: is herhaald, vergadert cob? zonen aen Wi?e Voorzienigheid Ja- een volle hunne gezinnen ter vorming van qezond^de I," Zal w°n*n. hit af moeten y\\ el ckaP Gozen in Egypte. Eerst afval van C\ bei mede in boosheid en atval van God tot de „volkomen onqerechtiq- dan zairhef0riren' de H' Schrift zeg? dan zal het volk van Abraham uit Egypte op- Abraham ff? N i611 a verdriSven en het aan dKnT beI°ofde 'Md m bezit te nemen. Mid- Mo word ei n zij bij het uittrekken onder Mozes als Wetgever gesteld; de tabernakel waarin de Heere tusschen Cherubs onder Zijn volk wil wonen wordt Mozes op den berq ge toond ter toeben tiding naar d'en wil des Heeren waarbij naar Di ens wil mede een priesterdienst wordt ingesteld met allerlei offeranden, cere moniën en feest'tijden, zoowel ieder afzonderlijk als gezamentlijk in schaduwen heenwijzende naar «i onderwijzen de in Christus Jezus den van M eenmaa' k omend'en Verlosser. Met deze v wettelijke bedieningen, plechtig heden en ceremoniën werd een hooge 'en dikke muur van schei,ding getrokken tusschen het volk van Israël en de omwonende Heidensche vol keren. Dé"- Apostel Paulus beschrijft ons de Heidenen, in tegenstelling met het bevoorrechte 'srael in verbonden en wetgeving Gods,,In zijn net aan de Efezïërs, ,als in dien tijd zonder hristus, ven treemd van het burgerschap Is- a s' en vree indelingen van de verbonden der belofte, geene hope hebbende en zonder God in de wereld". Deze middelmuur des afscheid- sels is in de volheid des tijds gebroken. Paulus schrijft aan de Galaten: „Als die tijd gekomen was heeft God Zijnen Zoon gezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden." Van weerszijden had het verlaten Gods tot allerlei buitensporigheden gevoerd. Bij de Hei denen tot eene sterke afvloeiing in godsdiensti ge en zedelijke gedachten, naar allerlei tegen verstand, gemoed en consciëntie strijdende lus ten en begeerlijkheden en de overgave daaraan haast tot verdierlijking toe, bij Israël tot geest- doodende letterknechterij, in eigen gerechtigheid en werkheiligheid met op ware Godskennis ijdel zich verheffende trotschheid des harten. De vijandschap was daardoor in den loop der tijden niet minder geworden. Kende de Heiden spot met den zoo licht zich verontreinigenden Israëliet, deze kende wederkeerig niet dan min achting voor die zoo laag gezonken Heide nen. Uit deze vijandschap kunnen we ons den fellën brand van haat verklaren tegen den Heere Jezus, wanneer in Zijne redenen het huichelach tige en hoogmoedige Farizeïsme bijtend werd gehekeld en de Heidenen in heilsmededeeling en in oordeelen werden gesteld boven Israël, als van 's Heeren lippen klonk: „Het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oor deels dan ulieden". Hoe de Heidensche spotter ook werd geminacht, in haat tegen Jezus van Nazareth nam men zijn hulp gretig aan. Maar de consciëntie verkrachtende Heiden in verbond met den in zijn godsdienstig leven naakt uitgetogen en openlijk ten toon gestelden Israëliet begrijpen in hunne overmoedige of met voorbedachten rade ontplooide vijandschap niet, dat zij in hunne gemeenschappelijke handeling tegen Jezus slechts werktuigen zijn van God. De Heere Jezus heeft juist in Zijn vleesch, in Zijn gekruisigd en doorboord lichaam de vijand- schap willen te niet maken, n.l. de wet der geboden in inzettingen bestaande, opdat Hij die twee in Zich zeiven tot éénen nieuw'en mensch zou scheppen, vrede makende; en opdat Hij die beiden met God zou in één lichaam verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve ge dood hebbende. Zoo wordt Jezus voor Jood en Heiden een reuke des levens ten leven, maar ook voor Jood en Heiden een reuke des doods ten doode. In den dood des Heeren ligt de profetie van on dergang aller Heidensche tempels en hunne be dieningen, maar ook van den tempel te Jeru zalem, die zoovele eeuwen had moeten wijzen op de komst van een nieuwen gèestelijken tem pel met geestelijke bediening. Met de verrijzenis van Christus uit den dood is ook die tempel verrezen, met Zijn eeuwigen Hoogepriester Christus, Die met Zijn eigen bloed, niet met zinnebeeldig bloed van stieren en bokken, is ingegaan in het binnenste heiligdom, e'en Gode welbehagelijke offerande ter voldoening en ver zoening; het ware Godslam, dat in den weg van overgave in lijden met machtige hand de vijandschap van Jood en Heiden grijpt en in een vrijwilligen dood te niet doet en daarmee den listigen opwekker en verleider tot vijand schap tegen God en den naaste den kop ver morzelt, n.l. den duivel. Een nieuwe priester- schare rijst met Hem op uit dén dood, bekleed met Zijn geestelijk kleed der gerechtigheid, aan biddend in geest en in waarheid, predikend in dienende liefde den Heidenen, die verre waren, den eeuwigen vrede door het Evangelie, als den Heere zelf had gedaan aan Israël, dat nabij was. Door éénen Geest hebben nu in Jezus Christus èn Heiden en Israëliet toegang tot den Vader. Ef. 2 18. Geen muren of afscheidingen meer; de toegang wordt allen ontsloten door Eénen Geest. De deur, waardoor Abraham, Izaak en Jakob en hunne ware kinderen zijn ingegaan ten leven, verleent nu ook doorgang voor den Heiden. De wensch van den dichter in Ps. 67 wordt vervuld „En de blinde Heiden, Nu van God gescheiden, Eens Uw heil erkenn." Als de toegang is gegeven, moet de tot nu toe in den blinde tastende Heiden dez'en leeren kennen. Alleen door den H. Geest, Die begint met te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, waarin de blindheid wordt beleden. Op de bede van Jozua stonden zon en maan stil, de Zonne der Gerechtigheid staat stil bij der blinden uitroep en noodkreet: „Zone Davids, Zone Davids Ontferm U mijner", „Wat wilt gij, dat Ik u doen zal „Heere, dat ik ziende mag worden". Gelijk op die bede de oogen open gingen, gaan de geestelijke oogën nog open bij eiken blinden Heiden, die zijne blindheid in oprechtheid gevoelt en belijdt. Er worden dan geen vijgebladeren meer genomen om de schan de der naaktheid te bedekken, maar eigen af zichtelijkheid en wegwerpelijkheid, eigen dwa ling en doling; eigen onwil zoovele jaren vaak volgehouden, eigen machteloosheid ten goede, eigen moedwillige verwijdering van God wor den onder heete tranen in de eenzaamheid be leden. Maar dan wordt ook de behoefte als in honger naar brood, naar Gods Woord levend. Men gaat dit liefhebben boven alle woord of klank op aarde. Men heeft ook behoefte aan Raad en raadpleegt den Heere in diepen oot moed. Men maakt Zijn wondermacht tot een pleitgrond om door Diezelfde wondere hand te worden geholpen in zijn verlegenheid, overtuigd, dat Hij ook in het leven der ziel maar heeft te spreken en het is er, te gebieden en het staat er. Moet de Heiden bij ontdekkend licht zijn afgoden opgeven, ook de Israëliet moet uit de zelfvernedering, uit de diepte tot God leeren roepen. Hier staan als bij den Heiden geen afgoden in den weg, geen leven zonder God in de wereld. Hier is onderwijs geweest in dén waren godsdienst van kindsbeen af, besnijdenis ten achtsten dage, leven volgende de uitwen dige regelen der Wet Gods, het volgen van wettische gebruiken en ceremoniën, als van God gegeven middelen tot het komen tot waar heid. Hier is vroomheid in eigen oogen, af stamming van Abraham en o, zooveel meer, dat niet de minste betwijfeling duldt, als zou niet de rechte betrekking tusschen God en de ziel aanwezig zijn. Wee dan dengene, die al die Farizeesche werkheiligheid en eigengerech tigheid als ballast stempelt, als een goed, dat men moet verliezen, zal het leven gewonnen worden. De Heere Jezus heeft geen oogenblik dat zelf opgerichte en gewaand heilige tempeltje van eigen deugd gespaard. Hij greep het aan met krachtige hand, nadat Hij alle gronden voor het bestaan had ondermijnd en het stortte in puin. Hij riep hun toe, die daarmee zich Gode aan genaam meenden: „Hoeren 'en tollenaren zullen u voorgaan in het Koninkrijk der hemelen". Bij dien puinhoop van eigenwilligen godsdienst rees, als nog immer ook in onze dagen, ontzag lijke woede als fel opgedreven wateren om hoog, en wanneer de Apostelen des Heeren door het Evangelie dezelfde leer predikten, den Heiland, Die gekruisigd was, verkondigden als den eenigen weg der zaligheid, konden de San- lussen geen ander voornemen koesteren dan ge vangen te nemen en te dooden, die zooiets leer den, achtende dit een God e welgevallig werk. Maar de Heilige Geest bleek ook in staat hier tot ootmoed te brengen, al was de berg groot en hoog van vrome en godsdienstige dwaling. Dit bleek op het Pinksterfeest uit de vele priesters, die tot geloof in Christus ge bracht werden. Gods genade is onwederstan- delijk. Waar Christus Zijn scepter zendt vallen Jood en Heiden weg. Het krachtige, schoone, zeer geliefde beeld van het „ik wordt door den knodsslag van het Evangelie verbrijzeld. En al zoeken beiden nog gaarne, naar de telkens weer oprijzende verdorven natuur, de stukken van dat beeld bij elkaar om zoo mogelijk daar nog iets Gode welgevalligs van te maken, toch keeren alle verbrokenen en verslagenen des harten uit Israël en de volkeren telkens weer tot de bede, die daarvan getuigenis geeft: „O God wees mij zondaar genadig Aan Zulken, vergeleken bij een mirt in de laagte, wordt de toegang in Christus tot den Vader ontsloten. Christus is gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was. Christus vestigt Zijn troon in een hart, datb uiten Hem niets heeft om op te bouwen. In Hem wordt het genade leven verhelderd, verdiept door de werking des Heiligen Geestes, tot het heerlijke „Abba Vader", waarin het zondige schepsel tot Zijn Schepner en Formeerder blijkt weergekeerd, als de verloren zoo in de gelijkenis tot het Vader huis. Tot dit doel heeft de Drie-eenige God Zich door alle eeuVen heen geopenbaard. Zalig, die daartoe mag komen. De waarheid van des Apostels woord: „Want door Hem hebben wij, Jood en Heiden, den toegang door éénen Geest tot den Vader", wordt aan alle levend gemaakten bevestigd. Houd dan maar moed, kleinen, nog van verre staandenDe ri'eere komt op Zijn tijd. „Indien Hij vertoeft, verbeidt Hem Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven" 'en U door den Geest, waarmee Hij U ontdekte en uit Christus voedde, ook voeren tot de kennis, tot de omarming, tot de eeuwige liefde des Vaders 'en U met den Apostel doen uitroepen: „Die Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn." Wijlen Ds. B. VAN DER WAL. BB BBB BBB BB BB BB ■BBBBBBBBBBB BG9 BBBBBBBBBBBB KERK EN JEUGD. Een van de vragen, waarmee de kerk in den modernen tijd heeft te doen, is, hoe zij de jeugd zal bewaren. Er bestaat een zekere span ning tusschen kerk en jeugd. Zeker, een deel van onze jonge mensch'en heeft voor het leven der kerk een warm kloppend hart. Ze leven met haar mee en begeeren met hun jonge, frissche kracht de kerk in haar arbeid te steunen. Doch een ander deel blijft op een afstand staan. Al verbreken ze den band met de kerk nog niet en blijven ze de prediking volgen, toch missen ze de innerlijke aansluiting aan het leven der kerk. Ze gevoelen niet levende lidmaten te zijn van het eene groote geheel. De kerk blijft iets vreemds voor hen, waar ze vrij critisch tegenover staan. Nu is het natuurlijk van veel belang de oor zaken van deze houding te weten. Men kan trachten door allerlei middelen de jeugd te binden, maar een goed dokter stelt allereerst de diagnose vast voordat hij genees middelen geeft. In dit verband trof mij een zeer interessant artikel, dat voor enkele maanden in „Onder Eigen Vaandel", het theologisch tijd schrift der Confessioneelen, verscheen. Het ar tikel handelt over „onze beginselen en de jeugd" en is van de hand van Ds. J. L. G. Brouwer. Na een korte „psychologie van de rijpere jeugd" handelt de schrijver over de vraag, hoe de jongere zich moet aanpassen aan de kerke lijke gemeenschap. Hij acht deze aanpassing in 't algemeen moeilijk. Immers vindt de jongere bij zijn bewustwording deze gemeenschap „als éen gesloten geheel op een zeer gecompliceerde trap van ontwikkeling". Het duurt nog lang voordat hij als individueel lid daaraan productief kan medewerken. Komt deze gemeenschap in strijd met zijn eigen groeiende zielsontwaking, dan is het als stoot hij zich aan een groote massa, die als een donkere, zwijgende, onbe kende macht hem tract te overweldigen en met geweld tracht te doen loopen op een weg en naar een doel, door de jeugd niet begrepen. Dit massale en gecompliceerde karakter van de kerkelijke gemeenschap ziet de schrijver als een eerste bezwaar voor het contact tusschen kerk en jeugd. Het is niet te ontkennen, dat er in zijn bewering waarheid schuilt. De jeugd overziet nog niet het geheel van het kerkelijke leven. Zij staat er niet boven en neemt er nog niet actief aan deel. Ten opzichte van de jeugd is de kerk bijna uitsluitend „de moeder der geloovigen", die haar kinderen voedt en onder wijst. En dat, terwijl de spontaniteit van het ontwakende jeugdleven zich juist uiten wil en niet tevreden is met de passieve rol. Vandaar dat jongeren, die zich uit kunnen leven in hun jeugdorganisaties, soms moeite hebb'en om zich aan te passen aan de kerkelijke gemeenschap. Doch de schrijver van genoemd artikel wijst op nog andere moeilijkheden. De ziel van den jongere hunkert naar gemeenschap tusschen per soon en persoon, die hij in de kerk niet steeds vindt. Hij zal b.v. in sommige .gevallen zich meer hechten aan den persoon van den prediker, dan aan de gemeenschap der kerk. Nog meer. De jeugd is ook een vijand van regels en onbegrepen gezag. Zij wil liever on gebondenheid en bewegingsvrijheid, al moet zij innerlijk ook erkennen, dat zonder regels alles in de war zou loopen. In de kerkelijke geme'enschap is echter haast alles geordend. Daar speelt ook de traditie een voorname rol. Alweer een reden, waarom de jeugd soms wat vreemd staat tegenover de kerk en moeite heeft zich van harte bij haar leven aan te passen. Na zoo de diagnose te hebben gesteld, noemt de schrijver enkele middelen, waardoor het con tact tusschen kerk en jeugd verbeterd kan wor den. Aan de behoefte naar persoonlijke gemeen schap wil hij tegemoet komen, door een band te leggen „tusschen de hunkerende persoon van den jongere en de vervullende Persoon van Christus". ,^9 pleit er voor dit allereerst door middel dér catechisaties te doen. Mits deze niet te groot zijn, is het persoonlijk contact hier mogelijk. der kZlr°°k °P de ^barmhartigheid der kerk, die het persoonlijk contact, dat op tanner df^l-Merd verkre9en' weer loslaat wanneer de belijdenis is afgelegd In de iaren die voor het latere leven vaak het meeit be- shssend zijn, worden de jongeren d^n weer aan zichzelven overgelaten' het stichten6 voorkoa?e" pleit de schrijver voor net stichten van studiekringen. In Bijbelstudie organiseerd. In persoonlijk gesprek moet hun daar gewezen worden op den Persoon vm Wanneen If Lidl?am vaa Christus Van ken vwrkomeif f udl?krin9en in meerdere ker ken voornomen, dan kunnen daar wellicht ,,it dien'6" samenkomsteli en conferenties ter ver dieping van geestelijk en kerkelijk leVen. kort^resn^6" V3a di£ belangrijk artikel een Kort resume gegeven. We deden dit, omdat we hier te doen hebben Sb""16™ Y®rschiinsel in de hedendaagsche artfkH ™e9la9"J^ant de idealen, in bovenstaand rSrden°r h r6eds werkelijkheid Firrpn v J i„hetzelfde nummer 'van „Onder Tonn HZ33' j S£aat ook een arfikel over „de Jong-Hervormden beweging". Daarwt blijkt, dat men in Amersfoort, Hik len yfST en VeIe andere Plaat~ fnnn de,Hf vormde kerk reeds kringen van Crr 9evormd, die allereerst studie bedoHen, maar dan ook zich beschikbaar stellen voor meer practischen arbeid in het belang der nr,ï^SOtwIlik- contact niet de jongeren is brood- ,Het 13 ,z°° jammer, dat vooral in onze stadskerken vele catechisaties te groot worden voor persoonlijk contact. ?r.13 zo° weinig gelegenheid om met aandacht ,eren naar de nooden en vragen van het jonge hart. En toch is dit zoo noodig. Hoe velen, die langzamerhand zijn afgedoold, waren nog te redden geweest, indien te rechter tijd een woord met hen gesproken was; indien J1 j6? midden der kerk, die persoonlijke band hadden gevonden, waaraan het jonge hart behoefte heeft. °ns 0°b de beteekenis, welke men in dit artikel aan het stichten van jeugdkringen hecht. De kringen kunnen, mits goed bezocht, op- bouwend werken voor het leven der kerk. Zij kunnen het contact en de aanpassing van ker ken jeugd minder moeilijk maken. (Schied. Kerkblad). C. v. d. W. BBBBBBBBBBBBBBBBBBBBflSIBflBBBB BB BB IBM B BHBBKIBRiS GODS WONDEREN IN HET LEVEN VAN EEN ARM ZONDAAR DOOR GENADE GERED. In ons vorig artikel „Gods wonderen zijn overal te zien eindigde ik met te zeggen, dat de Heere mijn hart gansch en al had in genomen en dat de lust voor spel 'en wereldsche vermaken mij niet meer aantrokkken. Gode zij dank, ik had mijzelve leeren kennen als een arm zondaar en mocht door genade gelooven, dat ook Jezus Christus voor mij aan het kruis hout was gestorven. Strijd, ja wij moesten en moeten nog steeds strijden tegen vleesch, we reld en Satanj maar Gode zij dank, door Christus die ons kracht geeft, mogen wij dien strijd in Zijne vreeze blijmoedig strijden. Op natuurlijk gebied moesten wij door ver schillende omstandigheden vaak zeer veel lijden. De werkzaamheden waren schaars in den be ginne, ziekte was ons deel en daarbij na onze bekeering namen wij een standpunt in, dat de wereld slecht kan dulden. Maar dit hebben wij ondervonden: die het met God waagt, komt nooit beschaamd uit. - Den 7den Januari 1892 werden wij in den echt verbonden door Ds. P. van Vlaanderen, leeraar te Paterson N. J. Door tusschenkomst van een vriend vond ik werk als timmermans helper in een bruggenfabriek. Mijn verdiensten waren elf dollars per week. Na ons huwelijk begon door Godsg enade mijn geestelijk leven te groeien, en zelfs zoo, dat ik dorst te getuigen tegenover mijn medearbeiders. Nooit hoop ik te vergeten de wonderlijke leiding Gods in deze fabriek en de waarheid der Schrift: „Die Mij eeren zal Ik eeren". Na ongeveer een jaar zegende de Heere ons huwelijk met een zoon. Hierdoor werden de zorgen van ons gezin natuurlijk grooter. Moe der was bij ons ingekomen, en nu de kleine, dit maakte het niet ruim om met elf dollars rond te komen. De vijand trachtte hier gebruik van te maken, 't Was Zaterdagavond, ik had juist mijn geld ontvangen, toen de zoon van den baas tot mij kwam en zeide: „Piet, morgen moet je werk'en,. De brug, waarmee wij bezig zijn, moet klaar en daarom moet alle timmerlieden om zeven uur bij de brug zijn". Ik was eerst eenigszins schroomvallig, doch voor hij vertrok vertelde ik hem, dat ik op den dag des Heeren niet kon werken. Tot Zaterdagavond twaalf uur kon ik werken en Maandagmorgen om één uur kon ik weer beginnen, doch daartusschen kon ik niet arbeiden. Hij werd boos en zeide: „Werken, of anders verlies je je positie". Ik ging eenigszinS bedrukt naar huis, den kende aan mijn gezin, doch vertrouwde, dat de Heere alles goed zou dden uitkomen. De eerste jaren van ons huwelijk waren voor ons jaren van studie. De vrouw was bezig met huishoudelijke dingen om onze woning meer ge zellig te maken, en ik was toen bezig een wieg te maken voor onzen eersten zoon. Tusschen twee haakjes: die wieg heeft gediend voor al onze negen kinderen, die de Heere ons schonk en dient nu nog af en toe voor onze klein kinderen. Terwijl wij beiden bezig waren op dien be- wusten Zaterdagavond, werd er op de deur ge tikt, en wie kwam daar binnen De meester knecht uit de Zijdefabriek van Mr. D. Ashley. Hij kwam met de vraag of ik werk had, waarop ik antwoordde: „Ja, maar ik weet niet hoe lang". Hij zeide, dat ik vast werk in de fabriek MS kon krijgen voor twee dollars en vijf en twin tig centen per dag. Ik nam direct aan en moest 's Maandags beginnen. Was 't de Heere niet, die hier den vijand te niet deed Voorzeker. Wij dankten God voor Zijne redding en zegen. Maandagmorgen ging ik naar de bruggen fabriek om mijn gereedschap en kon ik den fabrikant zeggen, dat ik ander werk had 'en meer loon. Zij wilden niet, dat ik heenging, doch ik vertelde hun wat de zoon van den baas gezegd had, en daarom, waar ik ander werk kon krijgen, nam ik het aan. Later meer over Gods wonderlijke leiding met een onwaardige. De Heer is mij tot hulp en sterkte; Hij is mijn lied, mijn psalmgezang Hij was het, die mijn heil bewerkte, Dies loof ik Hem mijn leven lang. Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil, ons toegebracht, Daar zingt men blij, met dankb're psalmen, Gods rechterhand doet groote kracht. Het begin van onzen zendingsarbeid was traktaatverspreiding onder oud Israël. Als ge volg hiervan hebben wij thans e'en Joodsche I zending in onze stad, ofschoon wij zelf daar niet meer aan behooren. Het werk onder de Joden is zeer moeilijk, ofschoon, wij het altijd liefhadden en nog hebben. In dat werk onder vonden wij allerlei tegenstand, en het is niets ongewoons om onder hun opstandjes te hebben. De Christus wordt door hen nog altijd gehaat, ofschoon de Hollanders nog altijd bevoorrecht worden. Holland staat bekend bij alle Israëlieten, dat steeds een open deur voor hen had en nimmer deelnam om h'en te vervolgen. Ja menig maal mochten wij hen hierbij bepalen als er moeite ontstond en dan veranderde hun tegen stand. Wat Gods Woord heeft voorspeld aan gaande den Jood, wordt zekerlijk in bijzonder heden bewaarheid. Moge Gods volk veel voor den Jood bidden. Alvorens ik de lezers de bijzonderheden van ons tegenwoordig zendingswerk vertel, moet ik u nog iets uit ons leven, wat, naar ik hoop, een zegen mag zijn voor vele lezers en wat den zendingsarbeid voor u allen van meer belang zal doen zijn. Gods naam is volgens Jesaja 9 vers 6 Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst, en voor ons is Hij dat, en nog veel meer. Wij hebben een lied in de Engelsche taal, dat, overgezet zijnde, luidt: Zoo wijd, zoo wijd als de oceaan, Zoo hoog als den hemel daar boven, Zoo diep, zoo diep als de diepste zee, Is mijn Zalig makers liefde. Ik, ofschoon zoo onwaardig. Toch ben ik Zijn kind waarvoor Hij zorgt, Want Zijn Woord leert mij, Dat Zijn liefde mij bereikt, Waar ik mij ook bevind. Ja, God is liefde, maar ook rechtvaardig, moge men dat goed verstaan. De bezoldiging der zonde is de dood, maar de genade- g i f t e Gods, het eeuwige leven door Christus Jezus onzen Heere Lezer, hoe staat het met u Het gaat op de eeuwigheid aan. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat alleen reinigt van alle zonde. PIETER STAM. 34-38 Broadway, Paterson, New Jersey. Noord-Amerika. (Wordt vervolgd). VENI CREATOR, Verlosser kom I de wereld wacht Die struikelen en dolen, heel dit wanhopige geslacht heeft zich aan U bevolen. Blinden gaan tastend naar U uit En luisteren scherp op elk geluid. De doove speurt alom of hij U ziet genaken Heer doe de heemlen flakkeren en kraken! Kom Uw boden rennen reeds voorbij de stormwind dorscht de landen de bergen rooken 't springgetij verdrinkt de lage stranden. De wereld waggeltburcht en dom zinkt weg of kantelt dronken om. Wat straks nog pronkte en glom, is als een damp verdwenen. Hoor, hoe wij uit den chaos weenen. Kom Kom, Sterke, die het al verwint, herschep de slechte wereld. Ze is als een nieuwgeboren kind rondom met bloed bepereld. Met zuiver zout, met louter vuur doordring de onheilige natuur. Wat haar besmette en momm', doe 't weguit reine doeken haar eerste glimlach zal U zoeken. Kom Kom, Trooster, die de harten stilt en kalm doet ademhalen den angstige, die straks, als wild ten dood vervolgd, moest dwalen. Komuit 't verwoestende gedruisch, red ons tot Uw doorzongen huis. Opeens ligt alles stom. Dan schrééuwt het ongeduld van Uw beminden, Erbarmer Verlosser laat U van ons vinden Kom WILLEM DE MERODE. Opw. W. GODDELIJKE LEIDING. Wat het zal worden, dat alles hangt af van den strijd, die om den geest en de ziel van ons volk wordt gestreden, van de kracht om or ganen te vinden en deze met de door het leven geëischte functie te belasten, van het inzicht in wat positief recht mag en moet zijn, van de mogelijkheid die de stoffelijke voortbrenging zel ve biedt. Wat het zal worden, dat maken niet wij menschen uit, wij dragen in ons hart de Christelijk-sociale idee van gemeenschap, wij grijpen aan het naast bereikbare en geven ons dan gewillig over aan Hem, Die door Zijn lij den en sterven het mogelijk heeft gemaakt, dat wij leven en werken kunnen en aan Wien alles wat er groot is 'en goed en edel in ons productie leven, te danken is. Mr. P. S. GERBRANDY. („De strijd om nieuwe maatschappijvormen."), bladz. 152,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 9