UIT HET WOORD
eiei. 15695
ër~
>ord
O
G. WARNAER, Dirksland; Ds. G. VAN DER ZEE, Wapenveld; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
S WaSSen en de in Ka"
5 KERKELIJK LEVEN
SS2.J I de, "«d-MecIitanten ge.
MB! ALLERLEI üm!
werlj
fdam
open?
viseur
ken
1 uur
)BS
elef. 8
g van 9
KERS-
Tel. 1
harnis
velen die
ons hun
hten. Wij
en Huis
ken prijs,
ae keuze.
ƒ37,-,
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 15 JUN11930
STICHTELIJKE OVERDENKING
r VOOR DEN ZONDAG
n11946
rolden U
loos
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. 6.30 uur
Ds. van Ameide. (Afscheid).
Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur de
heer Dijkman van Rijssen.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 en n.m. 6 uur
Ds. Polhuijs.
Den Bommel, v.m. 9.30 (o.t.) Ds. Dekker van
Nieuwe Tonge (Doop) en s av. 6 uur (o.t.)
leesdienst.
Ooltqensplaat, v.m. 9.30 uur leesdienst en s av.
6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en s av. 6 uur
Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. 10 uur (n.t.) Ds. van der Wal
en 's av. 6.30 uur (n.t.) leesdienst (beide
diensten coll. G.Z.B.).
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Overweel.
Goedereede, n.m. de heer Bouman van Stel
lendam.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. van der
Wal van Dirksland.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
Bouma van Rijsenburg.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. 9.30 'en n.m. 5.30 uur (o.t.)
Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (bevestiging nieuwe
leden en voorbereiding H.A.) en 6 uur Ds. de
Lange,.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dinsdag 17 Juni, 's av. 7 uur, Ds. Verhage
van Middelburg.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.'
Maandag 16 Juni, 's av. half zeven, Ds. A.
Verhagen van Middelburg.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. Ds. Koekebakker van Middel
burg.
Van de overige gemeenten gejen opgaaf.
BBBBBSBBSBBBfl
M
B
B
BB BBBBBBBBBBBSB
es
SSBBBBHBBBBBdl BH BBBBBBBBHBiaH
ISRAËLIET EN HEIDEN EEN IN
i CHRISTUS.
En komende heeft Hij door het
Evangelie vrede verkondigd, u, die
verre waart en dien die nabij waren
Want door Hem hebben wij beiden
d'eri toegang door éénen Geest tot den
Vader. Efeze 2 17 en 18.
Er is sedert den val van onze eerste ouders
in het Paradijs ten allen tijde openbaring ge
weest van de bemoeienissen Gods met den
mensch in het Verbond der genade. In de eer
ste wereld worden ons in Gods Woord de
deelgenooten daarvan geteekend in ééne lijn
van het Paradijs uitgetrokken, sedert Abels
dood genoemd in Sefch en zijne nakomelingen.
Zij steken in Godskennis en heilig leven boven
anderen uit als heuvelen en bergen boven den
vlakken grond. In aller leven, in den e'en meer
dan in den anderen, worden de zielsvermogens
heengetrokken naar de Almachtige Hand, Die
hen heeft gegrepen en vasthoudt en leidtook
worden allen min of meer begiftigd met troost
rijke beloften en profetiën omtrent de komst
van Hem, in Wien, naar Gods eeuwige ge
dachte genade in den tijd is begonnen te drup
pelen van den hemel en in Wien eenmaal in
de volheid des tijds derzelve volheid zal worden
geschonken.
Nog ver in de tweede wereld rust de tegen
woordigheid Gods in genadige beschikking bij
enkelen uit Noach's geslacht. Als echter het
vermenigvuldigde menschdom weer sterk begint
terug te zinken en. de kennis van dep Eenigen
en Waarachtigen God op aarde dreigt te ver
dwijnen, verkiest de Heere Abraham om uit
hem een volk Zij,ns eigendoms te doen voortko
men, dat een zee jen voor alle volkeren der aar
de zal zijn. Als .'aan dezen Kanaan als de woon
plaats zijner natkomelingen is aangewezen, de
belofte van Chi.istus' komst zoo helder als im-
'tj 9®°Penbaard, onder Izaak en
r\t> Ho» rr omsl: is herhaald, vergadert
cob? zonen aen Wi?e Voorzienigheid Ja-
een volle hunne gezinnen ter vorming van
qezond^de I," Zal w°n*n. hit af
moeten y\\ el ckaP Gozen in Egypte. Eerst
afval van C\ bei mede in boosheid en
atval van God tot de „volkomen onqerechtiq-
dan zairhef0riren' de H' Schrift zeg?
dan zal het volk van Abraham uit Egypte op-
Abraham ff? N i611 a verdriSven en het aan
dKnT beI°ofde 'Md m bezit te nemen. Mid-
Mo word ei n zij bij het uittrekken onder
Mozes als Wetgever gesteld; de tabernakel
waarin de Heere tusschen Cherubs onder Zijn
volk wil wonen wordt Mozes op den berq ge
toond ter toeben tiding naar d'en wil des Heeren
waarbij naar Di ens wil mede een priesterdienst
wordt ingesteld met allerlei offeranden, cere
moniën en feest'tijden, zoowel ieder afzonderlijk
als gezamentlijk in schaduwen heenwijzende naar
«i onderwijzen de in Christus Jezus den van
M eenmaa' k omend'en Verlosser.
Met deze v wettelijke bedieningen, plechtig
heden en ceremoniën werd een hooge 'en dikke
muur van schei,ding getrokken tusschen het volk
van Israël en de omwonende Heidensche vol
keren. Dé"- Apostel Paulus beschrijft ons de
Heidenen, in tegenstelling met het bevoorrechte
'srael in verbonden en wetgeving Gods,,In zijn
net aan de Efezïërs, ,als in dien tijd zonder
hristus, ven treemd van het burgerschap Is-
a s' en vree indelingen van de verbonden der
belofte, geene hope hebbende en zonder God
in de wereld". Deze middelmuur des afscheid-
sels is in de volheid des tijds gebroken. Paulus
schrijft aan de Galaten: „Als die tijd gekomen
was heeft God Zijnen Zoon gezonden, geworden
uit eene vrouw, geworden onder de wet, opdat
Hij degenen, die onder de wet waren verlossen
zou en opdat wij de aanneming tot kinderen
verkrijgen zouden."
Van weerszijden had het verlaten Gods tot
allerlei buitensporigheden gevoerd. Bij de Hei
denen tot eene sterke afvloeiing in godsdiensti
ge en zedelijke gedachten, naar allerlei tegen
verstand, gemoed en consciëntie strijdende lus
ten en begeerlijkheden en de overgave daaraan
haast tot verdierlijking toe, bij Israël tot geest-
doodende letterknechterij, in eigen gerechtigheid
en werkheiligheid met op ware Godskennis ijdel
zich verheffende trotschheid des harten.
De vijandschap was daardoor in den loop der
tijden niet minder geworden. Kende de Heiden
spot met den zoo licht zich verontreinigenden
Israëliet, deze kende wederkeerig niet dan min
achting voor die zoo laag gezonken Heide
nen. Uit deze vijandschap kunnen we ons den
fellën brand van haat verklaren tegen den Heere
Jezus, wanneer in Zijne redenen het huichelach
tige en hoogmoedige Farizeïsme bijtend werd
gehekeld en de Heidenen in heilsmededeeling en
in oordeelen werden gesteld boven Israël, als
van 's Heeren lippen klonk: „Het zal Tyrus en
Sidon verdragelijker zijn in den dag des oor
deels dan ulieden". Hoe de Heidensche spotter
ook werd geminacht, in haat tegen Jezus van
Nazareth nam men zijn hulp gretig aan.
Maar de consciëntie verkrachtende Heiden
in verbond met den in zijn godsdienstig leven
naakt uitgetogen en openlijk ten toon gestelden
Israëliet begrijpen in hunne overmoedige of met
voorbedachten rade ontplooide vijandschap niet,
dat zij in hunne gemeenschappelijke handeling
tegen Jezus slechts werktuigen zijn van God.
De Heere Jezus heeft juist in Zijn vleesch, in
Zijn gekruisigd en doorboord lichaam de vijand-
schap willen te niet maken, n.l. de wet der
geboden in inzettingen bestaande, opdat Hij die
twee in Zich zeiven tot éénen nieuw'en mensch
zou scheppen, vrede makende; en opdat Hij die
beiden met God zou in één lichaam verzoenen
door het kruis, de vijandschap aan hetzelve ge
dood hebbende.
Zoo wordt Jezus voor Jood en Heiden een
reuke des levens ten leven, maar ook voor Jood
en Heiden een reuke des doods ten doode. In
den dood des Heeren ligt de profetie van on
dergang aller Heidensche tempels en hunne be
dieningen, maar ook van den tempel te Jeru
zalem, die zoovele eeuwen had moeten wijzen
op de komst van een nieuwen gèestelijken tem
pel met geestelijke bediening. Met de verrijzenis
van Christus uit den dood is ook die tempel
verrezen, met Zijn eeuwigen Hoogepriester
Christus, Die met Zijn eigen bloed, niet met
zinnebeeldig bloed van stieren en bokken, is
ingegaan in het binnenste heiligdom, e'en Gode
welbehagelijke offerande ter voldoening en ver
zoening; het ware Godslam, dat in den weg
van overgave in lijden met machtige hand de
vijandschap van Jood en Heiden grijpt en in
een vrijwilligen dood te niet doet en daarmee
den listigen opwekker en verleider tot vijand
schap tegen God en den naaste den kop ver
morzelt, n.l. den duivel. Een nieuwe priester-
schare rijst met Hem op uit dén dood, bekleed
met Zijn geestelijk kleed der gerechtigheid, aan
biddend in geest en in waarheid, predikend in
dienende liefde den Heidenen, die verre waren,
den eeuwigen vrede door het Evangelie, als
den Heere zelf had gedaan aan Israël, dat
nabij was.
Door éénen Geest hebben nu in Jezus Christus
èn Heiden en Israëliet toegang tot den Vader.
Ef. 2 18. Geen muren of afscheidingen meer;
de toegang wordt allen ontsloten door Eénen
Geest. De deur, waardoor Abraham, Izaak en
Jakob en hunne ware kinderen zijn ingegaan ten
leven, verleent nu ook doorgang voor den
Heiden. De wensch van den dichter in Ps. 67
wordt vervuld
„En de blinde Heiden,
Nu van God gescheiden,
Eens Uw heil erkenn."
Als de toegang is gegeven, moet de tot nu
toe in den blinde tastende Heiden dez'en leeren
kennen. Alleen door den H. Geest, Die begint
met te overtuigen van zonde, gerechtigheid en
oordeel, waarin de blindheid wordt beleden. Op
de bede van Jozua stonden zon en maan stil,
de Zonne der Gerechtigheid staat stil bij der
blinden uitroep en noodkreet: „Zone Davids,
Zone Davids Ontferm U mijner", „Wat wilt
gij, dat Ik u doen zal „Heere, dat ik ziende
mag worden". Gelijk op die bede de oogen
open gingen, gaan de geestelijke oogën nog open
bij eiken blinden Heiden, die zijne blindheid in
oprechtheid gevoelt en belijdt. Er worden dan
geen vijgebladeren meer genomen om de schan
de der naaktheid te bedekken, maar eigen af
zichtelijkheid en wegwerpelijkheid, eigen dwa
ling en doling; eigen onwil zoovele jaren vaak
volgehouden, eigen machteloosheid ten goede,
eigen moedwillige verwijdering van God wor
den onder heete tranen in de eenzaamheid be
leden. Maar dan wordt ook de behoefte als in
honger naar brood, naar Gods Woord levend.
Men gaat dit liefhebben boven alle woord of
klank op aarde. Men heeft ook behoefte aan
Raad en raadpleegt den Heere in diepen oot
moed. Men maakt Zijn wondermacht tot een
pleitgrond om door Diezelfde wondere hand te
worden geholpen in zijn verlegenheid, overtuigd,
dat Hij ook in het leven der ziel maar heeft te
spreken en het is er, te gebieden en het staat er.
Moet de Heiden bij ontdekkend licht zijn
afgoden opgeven, ook de Israëliet moet uit de
zelfvernedering, uit de diepte tot God leeren
roepen. Hier staan als bij den Heiden geen
afgoden in den weg, geen leven zonder God in
de wereld. Hier is onderwijs geweest in dén
waren godsdienst van kindsbeen af, besnijdenis
ten achtsten dage, leven volgende de uitwen
dige regelen der Wet Gods, het volgen van
wettische gebruiken en ceremoniën, als van
God gegeven middelen tot het komen tot waar
heid. Hier is vroomheid in eigen oogen, af
stamming van Abraham en o, zooveel meer,
dat niet de minste betwijfeling duldt, als zou
niet de rechte betrekking tusschen God en de
ziel aanwezig zijn. Wee dan dengene, die al
die Farizeesche werkheiligheid en eigengerech
tigheid als ballast stempelt, als een goed, dat
men moet verliezen, zal het leven gewonnen
worden.
De Heere Jezus heeft geen oogenblik dat zelf
opgerichte en gewaand heilige tempeltje van
eigen deugd gespaard. Hij greep het aan met
krachtige hand, nadat Hij alle gronden voor het
bestaan had ondermijnd en het stortte in puin.
Hij riep hun toe, die daarmee zich Gode aan
genaam meenden: „Hoeren 'en tollenaren zullen
u voorgaan in het Koninkrijk der hemelen". Bij
dien puinhoop van eigenwilligen godsdienst
rees, als nog immer ook in onze dagen, ontzag
lijke woede als fel opgedreven wateren om
hoog, en wanneer de Apostelen des Heeren
door het Evangelie dezelfde leer predikten, den
Heiland, Die gekruisigd was, verkondigden als
den eenigen weg der zaligheid, konden de San-
lussen geen ander voornemen koesteren dan ge
vangen te nemen en te dooden, die zooiets leer
den, achtende dit een God e welgevallig werk.
Maar de Heilige Geest bleek ook in staat
hier tot ootmoed te brengen, al was de berg
groot en hoog van vrome en godsdienstige
dwaling. Dit bleek op het Pinksterfeest uit de
vele priesters, die tot geloof in Christus ge
bracht werden. Gods genade is onwederstan-
delijk. Waar Christus Zijn scepter zendt vallen
Jood en Heiden weg. Het krachtige, schoone,
zeer geliefde beeld van het „ik wordt door
den knodsslag van het Evangelie verbrijzeld. En
al zoeken beiden nog gaarne, naar de telkens
weer oprijzende verdorven natuur, de stukken
van dat beeld bij elkaar om zoo mogelijk daar
nog iets Gode welgevalligs van te maken, toch
keeren alle verbrokenen en verslagenen des
harten uit Israël en de volkeren telkens weer
tot de bede, die daarvan getuigenis geeft: „O
God wees mij zondaar genadig Aan Zulken,
vergeleken bij een mirt in de laagte, wordt de
toegang in Christus tot den Vader ontsloten.
Christus is gekomen om te zoeken en zalig te
maken, wat verloren was. Christus vestigt Zijn
troon in een hart, datb uiten Hem niets heeft
om op te bouwen. In Hem wordt het genade
leven verhelderd, verdiept door de werking des
Heiligen Geestes, tot het heerlijke „Abba
Vader", waarin het zondige schepsel tot Zijn
Schepner en Formeerder blijkt weergekeerd, als
de verloren zoo in de gelijkenis tot het Vader
huis. Tot dit doel heeft de Drie-eenige God
Zich door alle eeuVen heen geopenbaard.
Zalig, die daartoe mag komen. De waarheid
van des Apostels woord: „Want door Hem
hebben wij, Jood en Heiden, den toegang door
éénen Geest tot den Vader", wordt aan alle
levend gemaakten bevestigd. Houd dan maar
moed, kleinen, nog van verre staandenDe
ri'eere komt op Zijn tijd. „Indien Hij vertoeft,
verbeidt Hem Hij zal gewisselijk komen, Hij
zal niet achterblijven" 'en U door den Geest,
waarmee Hij U ontdekte en uit Christus voedde,
ook voeren tot de kennis, tot de omarming, tot
de eeuwige liefde des Vaders 'en U met den
Apostel doen uitroepen: „Die Geest getuigt met
onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."
Wijlen Ds. B. VAN DER WAL.
BB
BBB
BBB
BB BB BB
■BBBBBBBBBBB BG9 BBBBBBBBBBBB
KERK EN JEUGD.
Een van de vragen, waarmee de kerk in den
modernen tijd heeft te doen, is, hoe zij de
jeugd zal bewaren. Er bestaat een zekere span
ning tusschen kerk en jeugd. Zeker, een deel
van onze jonge mensch'en heeft voor het leven
der kerk een warm kloppend hart. Ze leven met
haar mee en begeeren met hun jonge, frissche
kracht de kerk in haar arbeid te steunen.
Doch een ander deel blijft op een afstand
staan. Al verbreken ze den band met de kerk
nog niet en blijven ze de prediking volgen, toch
missen ze de innerlijke aansluiting aan het leven
der kerk. Ze gevoelen niet levende lidmaten te
zijn van het eene groote geheel. De kerk blijft
iets vreemds voor hen, waar ze vrij critisch
tegenover staan.
Nu is het natuurlijk van veel belang de oor
zaken van deze houding te weten.
Men kan trachten door allerlei middelen de
jeugd te binden, maar een goed dokter stelt
allereerst de diagnose vast voordat hij genees
middelen geeft. In dit verband trof mij een zeer
interessant artikel, dat voor enkele maanden in
„Onder Eigen Vaandel", het theologisch tijd
schrift der Confessioneelen, verscheen. Het ar
tikel handelt over „onze beginselen en de jeugd"
en is van de hand van Ds. J. L. G. Brouwer.
Na een korte „psychologie van de rijpere
jeugd" handelt de schrijver over de vraag, hoe
de jongere zich moet aanpassen aan de kerke
lijke gemeenschap. Hij acht deze aanpassing in
't algemeen moeilijk. Immers vindt de jongere
bij zijn bewustwording deze gemeenschap „als
éen gesloten geheel op een zeer gecompliceerde
trap van ontwikkeling". Het duurt nog lang
voordat hij als individueel lid daaraan productief
kan medewerken. Komt deze gemeenschap in
strijd met zijn eigen groeiende zielsontwaking,
dan is het als stoot hij zich aan een groote
massa, die als een donkere, zwijgende, onbe
kende macht hem tract te overweldigen en met
geweld tracht te doen loopen op een weg en
naar een doel, door de jeugd niet begrepen.
Dit massale en gecompliceerde karakter van
de kerkelijke gemeenschap ziet de schrijver
als een eerste bezwaar voor het contact tusschen
kerk en jeugd. Het is niet te ontkennen, dat er
in zijn bewering waarheid schuilt. De jeugd
overziet nog niet het geheel van het kerkelijke
leven. Zij staat er niet boven en neemt er nog
niet actief aan deel. Ten opzichte van de jeugd
is de kerk bijna uitsluitend „de moeder der
geloovigen", die haar kinderen voedt en onder
wijst. En dat, terwijl de spontaniteit van het
ontwakende jeugdleven zich juist uiten wil en
niet tevreden is met de passieve rol. Vandaar
dat jongeren, die zich uit kunnen leven in hun
jeugdorganisaties, soms moeite hebb'en om zich
aan te passen aan de kerkelijke gemeenschap.
Doch de schrijver van genoemd artikel wijst
op nog andere moeilijkheden. De ziel van den
jongere hunkert naar gemeenschap tusschen per
soon en persoon, die hij in de kerk niet steeds
vindt. Hij zal b.v. in sommige .gevallen zich
meer hechten aan den persoon van den prediker,
dan aan de gemeenschap der kerk.
Nog meer. De jeugd is ook een vijand van
regels en onbegrepen gezag. Zij wil liever on
gebondenheid en bewegingsvrijheid, al moet zij
innerlijk ook erkennen, dat zonder regels alles
in de war zou loopen.
In de kerkelijke geme'enschap is echter haast
alles geordend. Daar speelt ook de traditie een
voorname rol. Alweer een reden, waarom de
jeugd soms wat vreemd staat tegenover de kerk
en moeite heeft zich van harte bij haar leven
aan te passen.
Na zoo de diagnose te hebben gesteld, noemt
de schrijver enkele middelen, waardoor het con
tact tusschen kerk en jeugd verbeterd kan wor
den. Aan de behoefte naar persoonlijke gemeen
schap wil hij tegemoet komen, door een band
te leggen „tusschen de hunkerende persoon van
den jongere en de vervullende Persoon van
Christus".
,^9 pleit er voor dit allereerst door middel
dér catechisaties te doen. Mits deze niet te groot
zijn, is het persoonlijk contact hier mogelijk.
der kZlr°°k °P de ^barmhartigheid
der kerk, die het persoonlijk contact, dat op
tanner df^l-Merd verkre9en' weer loslaat
wanneer de belijdenis is afgelegd In de iaren
die voor het latere leven vaak het meeit be-
shssend zijn, worden de jongeren d^n weer
aan zichzelven overgelaten'
het stichten6 voorkoa?e" pleit de schrijver voor
net stichten van studiekringen. In Bijbelstudie
organiseerd. In persoonlijk gesprek moet hun
daar gewezen worden op den Persoon vm
Wanneen If Lidl?am vaa Christus Van
ken vwrkomeif f udl?krin9en in meerdere ker
ken voornomen, dan kunnen daar wellicht ,,it
dien'6" samenkomsteli en conferenties ter ver
dieping van geestelijk en kerkelijk leVen.
kort^resn^6" V3a di£ belangrijk artikel een
Kort resume gegeven.
We deden dit, omdat we hier te doen hebben
Sb""16™ Y®rschiinsel in de hedendaagsche
artfkH ™e9la9"J^ant de idealen, in bovenstaand
rSrden°r h r6eds werkelijkheid
Firrpn v J i„hetzelfde nummer 'van „Onder
Tonn HZ33' j S£aat ook een arfikel over „de
Jong-Hervormden beweging".
Daarwt blijkt, dat men in Amersfoort, Hik
len yfST en VeIe andere Plaat~
fnnn de,Hf vormde kerk reeds kringen van
Crr 9evormd, die allereerst studie
bedoHen, maar dan ook zich beschikbaar stellen
voor meer practischen arbeid in het belang der
nr,ï^SOtwIlik- contact niet de jongeren is brood-
,Het 13 ,z°° jammer, dat vooral in onze
stadskerken vele catechisaties te groot worden
voor persoonlijk contact.
?r.13 zo° weinig gelegenheid om met aandacht
,eren naar de nooden en vragen van het
jonge hart. En toch is dit zoo noodig.
Hoe velen, die langzamerhand zijn afgedoold,
waren nog te redden geweest, indien te rechter
tijd een woord met hen gesproken was; indien
J1 j6? midden der kerk, die persoonlijke
band hadden gevonden, waaraan het jonge hart
behoefte heeft.
°ns 0°b de beteekenis, welke men in
dit artikel aan het stichten van jeugdkringen
hecht.
De kringen kunnen, mits goed bezocht, op-
bouwend werken voor het leven der kerk.
Zij kunnen het contact en de aanpassing van
ker ken jeugd minder moeilijk maken.
(Schied. Kerkblad). C. v. d. W.
BBBBBBBBBBBBBBBBBBBBflSIBflBBBB
BB
BB
IBM
B
BHBBKIBRiS
GODS WONDEREN IN HET LEVEN
VAN EEN ARM ZONDAAR
DOOR GENADE GERED.
In ons vorig artikel „Gods wonderen zijn
overal te zien eindigde ik met te zeggen,
dat de Heere mijn hart gansch en al had in
genomen en dat de lust voor spel 'en wereldsche
vermaken mij niet meer aantrokkken. Gode zij
dank, ik had mijzelve leeren kennen als een
arm zondaar en mocht door genade gelooven,
dat ook Jezus Christus voor mij aan het kruis
hout was gestorven. Strijd, ja wij moesten en
moeten nog steeds strijden tegen vleesch, we
reld en Satanj maar Gode zij dank, door
Christus die ons kracht geeft, mogen wij dien
strijd in Zijne vreeze blijmoedig strijden.
Op natuurlijk gebied moesten wij door ver
schillende omstandigheden vaak zeer veel lijden.
De werkzaamheden waren schaars in den be
ginne, ziekte was ons deel en daarbij na onze
bekeering namen wij een standpunt in, dat de
wereld slecht kan dulden. Maar dit hebben wij
ondervonden: die het met God waagt, komt
nooit beschaamd uit. -
Den 7den Januari 1892 werden wij in den
echt verbonden door Ds. P. van Vlaanderen,
leeraar te Paterson N. J. Door tusschenkomst
van een vriend vond ik werk als timmermans
helper in een bruggenfabriek. Mijn verdiensten
waren elf dollars per week. Na ons huwelijk
begon door Godsg enade mijn geestelijk leven
te groeien, en zelfs zoo, dat ik dorst te getuigen
tegenover mijn medearbeiders. Nooit hoop ik
te vergeten de wonderlijke leiding Gods in deze
fabriek en de waarheid der Schrift: „Die Mij
eeren zal Ik eeren".
Na ongeveer een jaar zegende de Heere ons
huwelijk met een zoon. Hierdoor werden de
zorgen van ons gezin natuurlijk grooter. Moe
der was bij ons ingekomen, en nu de kleine, dit
maakte het niet ruim om met elf dollars rond
te komen. De vijand trachtte hier gebruik van
te maken, 't Was Zaterdagavond, ik had juist
mijn geld ontvangen, toen de zoon van den
baas tot mij kwam en zeide: „Piet, morgen moet
je werk'en,. De brug, waarmee wij bezig zijn,
moet klaar en daarom moet alle timmerlieden
om zeven uur bij de brug zijn". Ik was eerst
eenigszins schroomvallig, doch voor hij vertrok
vertelde ik hem, dat ik op den dag des Heeren
niet kon werken. Tot Zaterdagavond twaalf
uur kon ik werken en Maandagmorgen om één
uur kon ik weer beginnen, doch daartusschen
kon ik niet arbeiden. Hij werd boos en zeide:
„Werken, of anders verlies je je positie".
Ik ging eenigszinS bedrukt naar huis, den
kende aan mijn gezin, doch vertrouwde, dat de
Heere alles goed zou dden uitkomen.
De eerste jaren van ons huwelijk waren voor
ons jaren van studie. De vrouw was bezig met
huishoudelijke dingen om onze woning meer ge
zellig te maken, en ik was toen bezig een wieg
te maken voor onzen eersten zoon. Tusschen
twee haakjes: die wieg heeft gediend voor al
onze negen kinderen, die de Heere ons schonk
en dient nu nog af en toe voor onze klein
kinderen.
Terwijl wij beiden bezig waren op dien be-
wusten Zaterdagavond, werd er op de deur ge
tikt, en wie kwam daar binnen De meester
knecht uit de Zijdefabriek van Mr. D. Ashley.
Hij kwam met de vraag of ik werk had, waarop
ik antwoordde: „Ja, maar ik weet niet hoe
lang". Hij zeide, dat ik vast werk in de fabriek
MS
kon krijgen voor twee dollars en vijf en twin
tig centen per dag. Ik nam direct aan en moest
's Maandags beginnen. Was 't de Heere niet,
die hier den vijand te niet deed Voorzeker.
Wij dankten God voor Zijne redding en zegen.
Maandagmorgen ging ik naar de bruggen
fabriek om mijn gereedschap en kon ik den
fabrikant zeggen, dat ik ander werk had 'en
meer loon. Zij wilden niet, dat ik heenging,
doch ik vertelde hun wat de zoon van den
baas gezegd had, en daarom, waar ik ander
werk kon krijgen, nam ik het aan.
Later meer over Gods wonderlijke leiding met
een onwaardige.
De Heer is mij tot hulp en sterkte;
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil, ons toegebracht,
Daar zingt men blij, met dankb're psalmen,
Gods rechterhand doet groote kracht.
Het begin van onzen zendingsarbeid was
traktaatverspreiding onder oud Israël. Als ge
volg hiervan hebben wij thans e'en Joodsche
I zending in onze stad, ofschoon wij zelf daar
niet meer aan behooren. Het werk onder de
Joden is zeer moeilijk, ofschoon, wij het altijd
liefhadden en nog hebben. In dat werk onder
vonden wij allerlei tegenstand, en het is niets
ongewoons om onder hun opstandjes te hebben.
De Christus wordt door hen nog altijd gehaat,
ofschoon de Hollanders nog altijd bevoorrecht
worden. Holland staat bekend bij alle Israëlieten,
dat steeds een open deur voor hen had en
nimmer deelnam om h'en te vervolgen. Ja menig
maal mochten wij hen hierbij bepalen als er
moeite ontstond en dan veranderde hun tegen
stand. Wat Gods Woord heeft voorspeld aan
gaande den Jood, wordt zekerlijk in bijzonder
heden bewaarheid. Moge Gods volk veel voor
den Jood bidden.
Alvorens ik de lezers de bijzonderheden van
ons tegenwoordig zendingswerk vertel, moet ik
u nog iets uit ons leven, wat, naar ik hoop,
een zegen mag zijn voor vele lezers en wat den
zendingsarbeid voor u allen van meer belang
zal doen zijn. Gods naam is volgens Jesaja 9
vers 6 Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader
der Eeuwigheid, Vredevorst, en voor ons is
Hij dat, en nog veel meer. Wij hebben een lied
in de Engelsche taal, dat, overgezet zijnde, luidt:
Zoo wijd, zoo wijd als de oceaan, Zoo
hoog als den hemel daar boven, Zoo diep,
zoo diep als de diepste zee, Is mijn Zalig
makers liefde. Ik, ofschoon zoo onwaardig.
Toch ben ik Zijn kind waarvoor Hij zorgt,
Want Zijn Woord leert mij, Dat Zijn liefde
mij bereikt, Waar ik mij ook bevind.
Ja, God is liefde, maar ook rechtvaardig,
moge men dat goed verstaan. De bezoldiging
der zonde is de dood, maar de genade-
g i f t e Gods, het eeuwige leven door Christus
Jezus onzen Heere
Lezer, hoe staat het met u Het gaat op de
eeuwigheid aan. Het bloed van Jezus Christus,
Gods Zoon, dat alleen reinigt van alle zonde.
PIETER STAM.
34-38 Broadway, Paterson, New Jersey.
Noord-Amerika.
(Wordt vervolgd).
VENI CREATOR,
Verlosser kom I de wereld wacht
Die struikelen en dolen,
heel dit wanhopige geslacht
heeft zich aan U bevolen.
Blinden gaan tastend naar U uit
En luisteren scherp op elk geluid.
De doove speurt alom
of hij U ziet genaken
Heer doe de heemlen flakkeren en kraken!
Kom
Uw boden rennen reeds voorbij
de stormwind dorscht de landen
de bergen rooken 't springgetij
verdrinkt de lage stranden.
De wereld waggeltburcht en dom
zinkt weg of kantelt dronken om.
Wat straks nog pronkte en glom,
is als een damp verdwenen.
Hoor, hoe wij uit den chaos weenen.
Kom
Kom, Sterke, die het al verwint,
herschep de slechte wereld.
Ze is als een nieuwgeboren kind
rondom met bloed bepereld.
Met zuiver zout, met louter vuur
doordring de onheilige natuur.
Wat haar besmette en momm',
doe 't weguit reine doeken
haar eerste glimlach zal U zoeken.
Kom
Kom, Trooster, die de harten stilt
en kalm doet ademhalen
den angstige, die straks, als wild
ten dood vervolgd, moest dwalen.
Komuit 't verwoestende gedruisch,
red ons tot Uw doorzongen huis.
Opeens ligt alles stom.
Dan schrééuwt het ongeduld van Uw
beminden,
Erbarmer Verlosser laat U van ons
vinden
Kom
WILLEM DE MERODE.
Opw. W.
GODDELIJKE LEIDING.
Wat het zal worden, dat alles hangt af van
den strijd, die om den geest en de ziel van ons
volk wordt gestreden, van de kracht om or
ganen te vinden en deze met de door het leven
geëischte functie te belasten, van het inzicht
in wat positief recht mag en moet zijn, van de
mogelijkheid die de stoffelijke voortbrenging zel
ve biedt. Wat het zal worden, dat maken niet
wij menschen uit, wij dragen in ons hart de
Christelijk-sociale idee van gemeenschap, wij
grijpen aan het naast bereikbare en geven ons
dan gewillig over aan Hem, Die door Zijn lij
den en sterven het mogelijk heeft gemaakt, dat
wij leven en werken kunnen en aan Wien alles
wat er groot is 'en goed en edel in ons productie
leven, te danken is.
Mr. P. S. GERBRANDY.
(„De strijd om nieuwe maatschappijvormen."),
bladz. 152,