MEE"
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
I
I
Antirevolutionair
Orgaan
koop:
'utten"
1
1
1
r
IN HOG SIGNO VINCES
isii
boer
No. 3650
ZATERDAG 14 JUNI 1930
45STE JAARGANG
van de
ichappij
|raat 16a EERSTE BLAD.
inimfiH
T
k
k
k
k
VI
Natuur en genade.
Op den Uitkijk.
Mac, twee deur
Ippet Sedan
ser lage prijzen.
►on
'elefoon 13
f
k
chtingen
der Wet
Kaas. Aanvoer 101
»ks, wegende 22725
iet rijksmerk. f 38—
iit f 33—37zonder
matig.
f 1,60-1,80 per kg.
Aanvoer 140000 st,
)liëo, enz.
iFijne zaden. Heden
Aardappelen.
>i Heden waren de
volgtZeeuwsche bl.
0,90-1,25. bravo's
0.70—1,20. Friesche
feonte ster f 1—1,50.
:t. per kg. Voer» of
alle soorten 35—40
pen aanvoer, flauwe
en diversen.
1. Vlas. Opgaaf van
|er 3250 kg. blauw
Groningsch 65-85
60-80 ct. 1000 kg.
fc- I
Deze Coura it veischflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bf vooruitbetaling.
BUITENLAND bf) vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN St ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus Ne. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zif beslaan.
Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
4II« stnkkea voor (Se Redactie 3»estemd, Advertentiën en verdere Admisilstratie, franco toe tekenden aan de Uitgevers
TIS.
TOTALE
VERDELGING
Vlaggenc.
72, IR'dam
i
IALLE9IBA0H
i ties
If 3,-
ren tijd neemt
Ie zijn levens»
staat verbaasd
ind niet; toch
ioeveel grooter
:gang der Chr.
bovendien de
UIT MIJN-
trschijning van
jts f 5,— (franco
den prijs met
catalogus bij
2IJKERK
j
SUIET
m.
sep
Er zijn nog steeds vele menschen
die de verhouding tusschen natuur
en g e n a d e niet zuiver zien.
Het aardsche en het hemelsche zien
zij als twee ongelijksoortigheden, die
onverzoenlijk tegen elkander over
j staan.
Natuur en Genade beschouwen zij al
leen van de zijde der transendentie. Zij
zien het dan zoo alsof er een zondige
en verzondigende schepping is, die in 't
booze ligt, ongeschikt tot eenig goed
en geneigd tot alle kwaad en ook een
jirgginsel van genadeleven dat hier en
r openbaar wordt en in de meest
vijandige houding tegenover die booze
schepping staat.
Wanneer hier en daar er een in Sion
geboren wordt, dan achten zij het nood
zakelijk voor dat genadeleven dat het
zich terugtrekt uit het wereldsche in
eigen isolement en geestelijk kringetje,
om daar in zoete mijmering en medita
tie een vroom plantenleven te leiden.
Natuurlijk is dat niet in overeenstem
ming met de Gereformeerde leer, die
onze vaderen ons nagelaten hebben.
Zeker, er is een klove tusschen na
tuur en genade. De zondige natuur moet
sterven en dat genadeleven moet was
sen. Het één is uit de aarde aardsch en
het andere uit den hemel van Gods
heerlijkheid. Het één draagt het begin-
j sel des doods en het andere het begin
sel des levens.
oo is er dus een scherpe tegenstel-
Maar nu staat het niet zoo dat het
genadeleven nu ook afgezonderd moet
worden gehouden van het zondige na
tuurlijke leven. Het genadeleven is geen
oliedrup op de wilde golven van den
oceaan des natuurlijken levens.
Christus heeft het vergeleken met een
zuurdeesem, dat het geheele deeg door-
zuurt.
De leer der transendentie, der onver
zoenlijke tegenstelling op dit gebied, is
onschriftuurlijk, ongereformeerd.
Rome heeft dit standpunt wel aan-
vaard. Met het wijwater moet telkens
weer die booze en zondige wereld op
allerlei terrein geheiligd worden, en het
ascetisme, het kloosterleven, het weg
schuilen in de eenzaamheid, de ont
vluchting van het natuurlijk leven, was
een plant, die juist welig tieren kon op
Roomschen bodem.
Ook het piëtisme kent er iets van.
Maar zeker niet de Gereformeerde
leer.
Wel sloop in het laatst der achttiende
eeuw, in het tijdperk van verval, deze
valsch mystieke gedachte ook op het
Gereformeerde erf binnen, en leeft in
sommige streken van ons land onder
allerlei vorm, ook op zich gereformeerd
noemend terrein voort, maar het is eisch
dat we al zulke onschriftuurlijkheid als
ongereformeerd brandmerken.
Deze valsche mystieke gedachte
vloeit voort uit een veel te bekrompen
beschouwing van het doel Gods met
Zijn schepping, In deze opvatting
wordt in den grond aan Satan de eere
gegeven als overwinnaar in het gewél
dige conflict dat hij met den Schepper
van Hemel en aarde heeft.
Zeker, God krijgt wel hier en daar
een zieltje uit deze booze wereld, die
Pa„re,en 9ehecht zullen worden aan
de Middelaarskroon, maar het leeu-
wenaandeel der schepping, die toch uit
Gods Hand kwam, valt satan toe. Hij
is de overste der wereld, de geweldige,
die het alles door list en bedrog in zijn
bezit kreeg en nu blijft hij eigenaar tot-
!dat deze wereld in vlammen zal opgaan.
Maar zoo staat het volgens de'Hei
lige Schrift niet.
Christus ging in tot Zijn Middelaars-
werk, niet maar om hier en daar een
ziel te redden uit die aan Satan toege
vallen wereld, maar om de schepping
zelve door herschepping te behouden.
God heeft Zijn wereld lief. Alzoo
lief heeft God de wereld gehad, dat
Hij Zijn eeniggehoren Zoon gegeven
heeft.
Het is ook hier een kwestie van recht
van geschonden recht en van rechts
herstel.
God is eigenaar der wereld.
Satan bezitter, maar wederrechtig-
lijk bezitter.
Het zou Gods eere te na zijn, indien
Satan bezitter van de wereld bleef.
God heeft het alles geschapen en Hij
zag dat het goed was. Satan heeft die
schepping geschonden en in zijn bezit
genomen, maar God heeft Zijn eigen
werk lief en kan niet dulden dat Zijn
werk Hem ontnomen wordt. Christus
kan wel de verzenen vermorzeld wor
den, maar Satan wordt den kop ver-
morseld.
Het einde van het groote conflict
moet hierop uitloopen dat Satan volko
men de nederlaag lijdt en God volko
men triumfeert. Elke gedachte die hier
aan ook maar iets zou afdoen doet aan
Gods eere te kort.
Wij blijven het dus zoo zien dat sa
tan nog wel bezitter dezer wereld is,
maar gelijk de dief bezitter is van het
gestolen goed. Hij is geen eigenaar al
heeft hij het in zijn bezit. En die tijd
komt, is in b e g i n s e 1 reeds gekomen,
dat het ontvreemde goed weer door den
rechtmatigen Eigenaar wordt opge-
ëischt en terug ontvangen.
Zóó zijn dus ook in beginsel na
tuur en genade verzoend.
Uit dit standpunt heeft Gods kerk te
leven.
Zij heeft de wereld als eigendom
Gods te zien, en het bloedig verlos
singswerk van den Zoon van God,
moet zij zóó breed opvatten, dat zij er
de herscheppende daad in ziet, niet al
leen van de uitverkorenen die gered
worden uit den wereldbrand, maar van
de schepping zelve. Door Christus'
bloed is in beginsel de wereld en haar
volheid reeds gewijd en teruggevoerd
aan de voeten van God, haren Schep
per Wereldmijding is dus niet noodig
en zelfs onschriftuurlijk. Geen wereld-
vluchting maar wereldredding. We
reldheiliging is de taak van Gods kerk
op aarde. Christus bidt niet, dat zij uit
de wereld worden weggenomen, maar
dat zij de wereld zullen overwinnen.
Zóó breed, zóó groot, zóo diep heeft
de kerk het verlossingswerk van haar
Heiland te bevatten.
Niet de transendentie tusschen
natuur en genade, maar de imma
nentie van de genade in de natuur.
Dat is veel moeilijker, veel zwaarder
veel ontzaggelijker, maar het is een
schoone taak. Het is een zaak van g e-
1 o o f. Het geloof is de kracht die de
wereld overwint en brengt aan de voe
ten van God den Schepper.
Slechts wie zoo de wereld ziet in
haar hoogen nood, kan iets voor haar
doen.
Slechts wie haar zóó ziet, begrijpt
de taak van de kerk des Heeren als
strijdende kerk op aarde.
Vaak wordt het zoo voorgesteld, dat
dit strijden bestaat in afweren, verde
digen, in een defensief optreden dus,
en wel tegen de wereld, satan en eigen
vleesch.
Maar strijd houdt veel meer in. Het
defensief is slechts de helft van den
strijd, en wie niet meer doet dan dat, is
er maar slecht aan toe. De kerk heeft
roepingf tot het offensief, tot den aan
val. Slechts zóó wordt iets verstaan van
wat het zeggen wil strijdende kerk
te zijn.
En dan strijdend op elk terrein des
levens.
Wie zóó de verhouding tusschen
natuur en genade ziet, krijgt een juiste
visie op de taak in het huisgezin, de
school, de politiek, de maatschappij, den
handel, den arbeid, het sociale leven.
En dan wordt het voor een christen
wel zoo zwaar, want wereld m ij d i n g
is zoo licht en zoo gemakkelijk, maar
wereld w ij d i n g kost vleesch en bloed
en zelfverloochening.
Maar het is in den Naam des Hee
ren Heeren, dat ik ze verhouwen heb
Dat blijft nochtans de roemtaal des
geloofs.
De vorige week kreeg ik een schrijven van
iemand die de intrede van Ds. Overduin te
Rotterdam meemaakte. Ik zal alles wat deze
man mij schreef hier niet weergeven. Trouwens
„De Rotterdammer" heeft er ook een verslag
van gegeven en hetgeen ik ontving komt on
geveer op het zelfde neer.
Eén ding staat nu wel vast: Ds. Overduin
moet absoluut niets van de politiek die Ds.
Kersten voert hebben.
Ik zou kunnen zeggen dat Ds. Overduin nog
een man van het oude stempel uit de richting
van Ds. Kersten is. Ik bedoel hiermee van diens
theologische richting. Vroeger was het toch zoo
onder de menschen van de Geref. gemeenten,
dat ze aan alle „werkheiligheid", zooals zij dat
noemden, totaal vreemd wenschten te blijven.
Geen christelijke scholen, want God moet de
kindeTen bekeeren, en Hij kan ze net zoo goed
uit de kroeg halen als uit de kerk, geen politiek,
want Gods volk heeft met al dat wereldsche
gedoe afgedaan, geen hoogescholen, want die
kweken maar „fabrieksdominé's. In zijn keurig
boek „Om de vrijheid" heeft wijlen de heer
H. de Wilde op deze gesteldheid in oud-geref.
kring gewezen.
Dat alles is nu onder het werk van Ds. Ker
sten veranderd. Ik zou zoo kunnen zeggen Ds.
Kersten heeft veel van Dr. Kuyper afgekeken
en diens streven gevolgd. Ook Kuyper heeft
ons volk gemobiliseerd, gestreden voor de school
met den Bijbel, een hoogeschool gesticht en een
eigen politieke partij gevormd. Ds. Kersten doet
nu precies het zelfde.
Maar dat beteekent in dien kring afwijking
van het geen altijd geleerd werd, door men
schen als Ledeboer, Bakker, Budding, enz.
En het valt te begrijpen dat er nu nog velen
zijn die van deze nieuwe richting niets moeten
hebben. Trouwens als we eerlijk zijn en we
een beetje bekend zijn in de kringen van het
St. Geref. leven, dan moeten we telkens weer
constateeren dat de plaatselijke leiders en voor-
loopers uit die partij menschen zijn, die feite
lijk nooit een leidende positie in de Geref. ge
meenten hebben ingenomen. Over het algemeen
moet gezegd worden, dat de menschen, die in de
Geref. Geme'enten steeds leiding gaven, ouder
ling waren enz., zich op 't oogenblik nog heel
weinig met de politiek van Ds. Kersten be
moeien. Zij die namens de S. G ,P. in de ge
meenteraden zitten en bestuursfuncties in de
S. G. kiesvereenigingen vervullen zijn meestal
niet de zelfde menschen die leidende plaatsen
innemen in het kerkelijke leven. Die houden
zich achteraf, stemmen misschien op Ds. Kersten
maar het is ook wel zeker, dat er velen onder
hen zijn die niets van de politiek van Ds. Ker
sten hebben moeten.
En daarom verwondert het ook niet dat een
bekend figuur als Ds. Overduin, die groote in
vloed in die kringen heeft, zich thans openlijk
tegen de nieuwe richting in die kringen verzet
heeft, en dat er velen zijn die met hem meegaan.
Laat ik b.v. uit dien brief die ik ontving
alle'en dit zinnetje overnemen, het stond ongeveer
ook zoo in „De Rotterdammer" en zal het dus
zoo wel door Ds. Overduin gezegd zijn. Mijn
briefschrijver schrijft dat Ds. O. het volgende
zei: Zijn Eerw. vond dat ijveren zonder ver
stand op politiek gebied een zwaar werk. Het
wordt moeilijk voor den mensch als hij het niet
meer eens is met het Woord des Heeren. „Laat
het onkruid met het koren tesamen opgroeien
tot den oogst" maar men wil trachten om alle
menschen braaf en christelijk te maken."
Nu behoeft het wel geen betoog, dat ik het
niet met de politieke opinie van Ds. Overduin
e'ens ben. Groen van Prinsterer zei eens het
is christenplicht zich met de politiek te bemoei
en, want al bemoeit men zich niet met de po
litiek, de politiek bemoeit zich wel met ons.
Maat toch is hetgeen Ds. Overduin hier in
zijn preek zei volkomen juist. Het schijnt de
S.G.P.'ers in hun politieke bedoelingen te zijn,
het onkruid uit de tarwe te halen, iets wat eerst
op den jongsten dag zal plaats hebben, door
Hem aan Wien het oordeel zal zijn overgege
ven.
Ik geloof, dat deze menschen zich voor wat
betreft de toekomstige ontwikkeling der dingen
niet op Schriftuurlijk standpunt stellen. Zij wil
len de kerk doen heerschen over d'en Staat en
aan deze voorschrijven hoe er gehandeld moet
worden ten aanzien van de valsche godsdien
sten, ketterijen, enz.
Maar de H. Schrift teekent een geheel ander
beeld van de kerk. Zij is naar het Woord Gods
een „kerk onder het kruis", een kerk onder den
druk. Men krijgt uit geen enkele teekening wel
ke de H. Schrift ons geeft, ook maar een in
druk dat de kerk het ooit zoover in deze we
reld zou brengen dat ze macht kreeg over de
geesten, over de regeering, over de groote volks
massa. Er is geen sprake van dat de kerk het
ooit zoo ver zou kunnen brengen, dat bioscopen,
schouwburgen, gesloten zouden worden en dat
op den Zondag alles komt stil te liggen. Die
overheersch'ende positie heeft ze nooit gekend,
zelfs in haar beste dagen niet, toen het er op
leek, dat de gereformeerde Godsdienst door den
Staat als Overheidsgodsdienst werd aanvaard.
Trouwens het is ook niet het karakter der kerk
om uitwendig vertoon te maken. De kerk is het
Mystieke lichaam des Heeren en zij heeft op
geestelijken bodem te leven, zij heeft de natuur,
de wereld, de aardsche machten tegen zich. De
ze zijn haar natuurlijke vijanden. En als de
kerk een poosje met rust gelaten wordt, komt dit
niet door een verzoenende houding der wereld,
maar omdat God in Zijn genade de kerk een
weinig rust wil gunnen, voor de groote ver
drukking wordt voortgezet. Zóó en niet anders
teekent ons de H. Schrift het toekomstbeeld der
kerk.
Ik kreeg dezer dagen ook een schrijven in
handen van iemand, die het de Overheid zeer
kwalijk nam dat zij een billijke regeling getroffen
had in de radio-zendtijdverdeeling. Dat de so
cialisten kregen wat hun volgens hun getal toe
komt vond deze brierschrijver verschrikkelijk en
hij noemde het samengaan met de sociaiisten.
Ik kan mij zulk een mentaliteit wel in denken.
Vóór den Boerenoorlog.
Ouderen is het bekend dit de Boerenoor»
log voorafgegaan werd door de beruchte
Jamesoninval. De troepen die Transvaal wa
ren binnen gevallen werden echter spoedig
omsingeld en heschen een boezelaar van een
kaffermeid als witte vlag. Gelukkig was die
boezelaar gewasschen met Zeeppoeder »Ozil«,
zoodat de Boeren dadelijk het helderwitte
vlak op een afstand konden zien en het
vuuren staakten. Slechts 10 ets. per pakje.
(Adv.) 13
Maar zij vloeit voort uit een geheel verkeerde
beschouwing der dingen. Deze zaken beziet men
niet bij het licht van Gods Woord.
Men denkt dat het ongeloof nog te keeren
is met uiterlijke machtsmiddelen. Maar de Schrift
leert anders. Ik vind het best dat de socialisten
zich openbaren. Dan weten we waar we aan toe
zijn. Als het ongeloof zijn deel opeischt, moeten
we niet terugschrikken, we moeten terugschrik
ken voor het feit dat het ongeloof reeds zulk
een macht heeft ook in ons vaderland, dat zij
zooveel volk achter zich heeft. Maar men moet
niet denken, dat het een haar beter zou zijn
wanneer men het ongeloof met uiterlijke machts
middelen dwingen kon zich stil te houden. Dat
is ook niet de taak der kerk.
Christus zelf stelt de tegenstelling zoo scherp
mogelijk. Er zijn maar twee categoriën van men
schen: zij die Gods kinderen zijn en zij die dat
net zijn. Er schijnen menschen te zijn, die er nog
een derde categorie menschen tusschen willen
voegen, een categorie van menschen, die zich
stil en fatsoenlijk houden, geen openbaar aan
stoot geven, zich zelfs uiterlijk naar den wil des
Heeren voegen, ook zelfs nog wel ter kerk
komen en den Zondag vieren. En om deze cate
gorie menschen nu maar zoo groot mogelijk te
doen zijn, strijdt de S. G. P. een bitteren strijd.
Maar waar in de H. Schrift is er van zulk een
derde categorie sprake Denkt men nu heusch,
dat God met meer welgevallen op fatsoenlijke
kinderen des duivels neerziet dan op hen, die
eerlijk en open als zoodanig uitkomen en rond
weg verklaren: ik heb geen lust in dezelve De
H. Schrift leert, dat er maar twee wegen zijn:
een breede en een smalle weg, een derde, die
daar tusschen door loopt, bestaat er niet. En
al die uitwendige fatso'enlijkheid helpt de kerk
niets. Straks als de groote verdrukking komt,
zal alles wat er uiterlijk bijhing wegvallen, weg
geblazen worden als het kaf uit het koren, dat
er gedorschen wordt. En daarom moest men het
niet zoo verschrikkelijk vinden, dat de socia
listen krijgen wat zij volgens hun getalssterkte
hebben kunnen. We weten dan waar we aan
toe zijn. Laat ons het maar rondweg zeggen:
de kerk heeft haar invloed op de groote massa
al lang ingeboet. Veel heeft zich al openbaar
van haar afgetrokken en er zijn er nog meer,
die om allerlei redenen er nog aanhangën, maar
met het eerste stormpje dat opsteekt haar zullen
verlaten. Het ware te wenschen, dat de kerken
dat zelf ook eens wat beter inzagen en zich
dien toestand realiseerden. Er" wordt ook door
de kerken zelf nog o zooveel gedaan om de
uitwendige franje bij elkander te houden. Men
noemt dat dan een soort van historisch ge-
loovigen, die de kerk uitwendig steunen. Eén
vreemd soort menschen. Gods Woord kent ze
niet; dat zegt wel, dat de duivelen ook ge-
looven dat er een God is en die sidderen nog,
wat deze menschen niet eens doen.
Gods Woord kent geen categorie van men
schen, die wei „willen maar niet kunnen" en
nu maar afwachten tot er e'en wat gebeurt. Er
zijn alleen onwiliigen en gewiliigen, Godzoekers
(die God ook vinden) en Godhaters, die God
niet vinden en Hem niet willen vinden ook. En
daaraan helpen geen duizend dominé's met geen
honderdduizend vrome preeken met evangeli
satiekarakter. Mén zal ook in dit stuk weer eens
echt „oud-gereformeerd", d. w. z. Schriftuurlijk
moeten gaan denken en belijden, dat de kerk is
de saamvergadering der waarachtige Christ-ge-
loovigen (waarin wel hypocrieten zijn), maar
waar geen rekening gehouden wordt met men
schen, die wel graag zouden willen, maar niet
kunnen zalig worden. Komt het niet tot deze
zuivering in de kerk, dan zal men zijn uitwendig
stalletje angstvallig vasthouden (vaak ten koste
van geestelijk voedsel aan de waarachtige kin
deTen Gods) en straks als de tijd der verdruk
king aankomt toch moeten zien, dat men zich
bedroog en dat het kuddeke veel en veel kleiner
is dan uitwendig leek.
Laat ons deze dingen maar eens realiseeren,
helder en klaar voor oogen stellen. Laat ons
op den bodem van Gods Woord gaan staan, en
alle uiterlijk vertoon en grootheid loslaten en
in innerlijke kracht en geestelijken bloei het
doel der kerk zoeken. Want de tijd komt, dat
de kerk als een nachthutje in den komkommer
hof zal overblijven; zij is nu eenmaal de strij-
'dende kerk naar binnen en naar buiten en laat ons
maar nimmer de illusie maken, dat ze in deze
bedeeling zal kunnen triumfaeren over de wereld.
Prediking van het Woord, zending, evangeli
satie, zuiver houden van de leer, tucht en sacra
menten en bovenal een biddend leven voor Gods
aangezicht, zijn de middelen, die God der kerk
heeft gegeven. Hieraan heeft Zich Christus ge
houden toen Hij op aarde wandelde, dit hebben
de eerste discipelen en de apostelen en de
Christengemeenten toegepast en zij hebben er
de heidenwereld mee overwonnen. Laat ons nu
geen beteren weg willen inslaan, want die is
er niet. In het houden van Gods geboden ligt
grooten loon ook voor de kerk. Het uitrukken
van het onkruid gaat gepaard met het vernie
tigen van de tarwe. Laat ze beiden rijp worden
voor den oogsttijd. Maar dan ook RIJP worden!
UITKIJK.
Land- en Taioboaw»
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder,
(2e helft van Juni).
In deze maand kunnen we nog snijbiet zaaien,
bindsla en korpsla, telkens wat, en ook zomer-
ramenas, waarmee we al in April zijn begonnen,
als we daar liefhebbers van zijn. In 't midden
dezer maand ongeveer zaaien we zomer-andijvie
voor den inmaak. Andijvie is een gezonde en ge
wilde groente, die ook rauw zeer smakelijk is
en als zoodanig nog veel te weinig wordt ge
bruikt. Men heeft er vele verscheidenheden van
als: gewone- en krulandijvie, breedblad volhart
voor den inmaak zeer geschikt, Italiaansche
krulandijvie, enz. De laatste is reeds in Juli te
gebruiken en wordt daarom vaak als zomeran-
dijvie geteeld. De gele en de groene volhart-
andijvie zijn zeer duurzaam en willen overal
goed voort, mits een behoorlijke bemesting is
aahgewend. Ook zorge men er voor de andijvie
uit te zaaien op een zonnige plek. Dikwijls ziet
men den oogst gedeeltelijk mislukken doordat
de kroppen vlug gaan schieten. Om dit zooveel
mogelijk tegen te gaan, zaaie men allereerst
vroege soorten uit; voorts schoffele men ge
durig, zoodat de grond goed los blijft, en giete
zoo vaak het noodig blijkt. E'en en ander geeft
een vluggen groei en deze houdt het schieten
tegen. Met het oog hierop bevelen we ook aan
om zomerandijvie zoo min mogelijk te ver
planten. Men zaaie derhalve op een groot bed,
en komen de planten dan nog te dicht op elkaar
te staan, dan dunne men ze uit en verplante
dus enkel de uitgetrokken planten. Dit doen we
sedert jaren en bevalt ons best. Voor ditmaal
genoeg over de andijvie, hoewel er nog heel
wat over te zeggen valt. We noemden zooeven
ook postelein. Met de zaaiïng van deze groente
heeft men reeds in Mei, bij warm weer, kunnen
beginnen. Ze houdt van warmte en vocht. .Het
zaaisel dient men althans de eerste drie dagen
goed vochtig te houden 'en het voorts te be
schutten tegen de scherpe zon met een mat.
Grond, die uit den aard koud en vochtig is, is
voor postelein niet geschikt. Staat de grdente
er op, dan wachte men er voor te gieten met
koud water,.want dan zou ze weer verdwijnen.
Men zaait postelein dicht, op bedden van niet
te groote breedte, en liefst tegen een schutting
gelegen; nooit veel te gelijk, liever eenige keeren
na elkaar, om ze steeds jong en versch te heb
ben. Ze vraagt niet te veel mest, echter dient
de bovenste laag goed voedend te zijn. 't Zaad
wordt slechts even ondergebracht, hetzij door
luchtig te harken, of door er met de hand eenige
aarde over te strooien. Natuurlijk moet ook hier
voor wied'en gezorgd worden.
Met succes kan men nu nog b o o n e n leg
gen, die bij gunstig weer nog een rijken oogst
kunnen geven, waarvan men in den laten na
zomer kan genieten. De koude nattigheid heeft
het zaaisel in Mei in vele tuinen geschaad, vele
planten kwamen op met kwade harten. Boonen
moeten met warmte als 't ware den grond
„uitstoom'en". En zoo kunnen de latere legsels
vaak een nog beteren oogst geven dan de vroe
ge, ofschoon van de eerste in den regel geen
pootgoed kan worden gewonnen. Het is de
meeste huisvrouwen wel bekend, dat men de
boonen zoowel versch als gedroogd en inge
maakt kan nuttigen. Men kan ze eten met en
zonder kruiderijen, zooals dille, venkel, thijm,
ia
'iï