MEE" voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. I I Antirevolutionair Orgaan koop: 'utten" 1 1 1 r IN HOG SIGNO VINCES isii boer No. 3650 ZATERDAG 14 JUNI 1930 45STE JAARGANG van de ichappij |raat 16a EERSTE BLAD. inimfiH T k k k k VI Natuur en genade. Op den Uitkijk. Mac, twee deur Ippet Sedan ser lage prijzen. ►on 'elefoon 13 f k chtingen der Wet Kaas. Aanvoer 101 »ks, wegende 22725 iet rijksmerk. f 38— iit f 33—37zonder matig. f 1,60-1,80 per kg. Aanvoer 140000 st, )liëo, enz. iFijne zaden. Heden Aardappelen. >i Heden waren de volgtZeeuwsche bl. 0,90-1,25. bravo's 0.70—1,20. Friesche feonte ster f 1—1,50. :t. per kg. Voer» of alle soorten 35—40 pen aanvoer, flauwe en diversen. 1. Vlas. Opgaaf van |er 3250 kg. blauw Groningsch 65-85 60-80 ct. 1000 kg. fc- I Deze Coura it veischflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bf vooruitbetaling. BUITENLAND bf) vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN St ZONEN SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus Ne. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zif beslaan. Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 4II« stnkkea voor (Se Redactie 3»estemd, Advertentiën en verdere Admisilstratie, franco toe tekenden aan de Uitgevers TIS. TOTALE VERDELGING Vlaggenc. 72, IR'dam i IALLE9IBA0H i ties If 3,- ren tijd neemt Ie zijn levens» staat verbaasd ind niet; toch ioeveel grooter :gang der Chr. bovendien de UIT MIJN- trschijning van jts f 5,— (franco den prijs met catalogus bij 2IJKERK j SUIET m. sep Er zijn nog steeds vele menschen die de verhouding tusschen natuur en g e n a d e niet zuiver zien. Het aardsche en het hemelsche zien zij als twee ongelijksoortigheden, die onverzoenlijk tegen elkander over j staan. Natuur en Genade beschouwen zij al leen van de zijde der transendentie. Zij zien het dan zoo alsof er een zondige en verzondigende schepping is, die in 't booze ligt, ongeschikt tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad en ook een jirgginsel van genadeleven dat hier en r openbaar wordt en in de meest vijandige houding tegenover die booze schepping staat. Wanneer hier en daar er een in Sion geboren wordt, dan achten zij het nood zakelijk voor dat genadeleven dat het zich terugtrekt uit het wereldsche in eigen isolement en geestelijk kringetje, om daar in zoete mijmering en medita tie een vroom plantenleven te leiden. Natuurlijk is dat niet in overeenstem ming met de Gereformeerde leer, die onze vaderen ons nagelaten hebben. Zeker, er is een klove tusschen na tuur en genade. De zondige natuur moet sterven en dat genadeleven moet was sen. Het één is uit de aarde aardsch en het andere uit den hemel van Gods heerlijkheid. Het één draagt het begin- j sel des doods en het andere het begin sel des levens. oo is er dus een scherpe tegenstel- Maar nu staat het niet zoo dat het genadeleven nu ook afgezonderd moet worden gehouden van het zondige na tuurlijke leven. Het genadeleven is geen oliedrup op de wilde golven van den oceaan des natuurlijken levens. Christus heeft het vergeleken met een zuurdeesem, dat het geheele deeg door- zuurt. De leer der transendentie, der onver zoenlijke tegenstelling op dit gebied, is onschriftuurlijk, ongereformeerd. Rome heeft dit standpunt wel aan- vaard. Met het wijwater moet telkens weer die booze en zondige wereld op allerlei terrein geheiligd worden, en het ascetisme, het kloosterleven, het weg schuilen in de eenzaamheid, de ont vluchting van het natuurlijk leven, was een plant, die juist welig tieren kon op Roomschen bodem. Ook het piëtisme kent er iets van. Maar zeker niet de Gereformeerde leer. Wel sloop in het laatst der achttiende eeuw, in het tijdperk van verval, deze valsch mystieke gedachte ook op het Gereformeerde erf binnen, en leeft in sommige streken van ons land onder allerlei vorm, ook op zich gereformeerd noemend terrein voort, maar het is eisch dat we al zulke onschriftuurlijkheid als ongereformeerd brandmerken. Deze valsche mystieke gedachte vloeit voort uit een veel te bekrompen beschouwing van het doel Gods met Zijn schepping, In deze opvatting wordt in den grond aan Satan de eere gegeven als overwinnaar in het gewél dige conflict dat hij met den Schepper van Hemel en aarde heeft. Zeker, God krijgt wel hier en daar een zieltje uit deze booze wereld, die Pa„re,en 9ehecht zullen worden aan de Middelaarskroon, maar het leeu- wenaandeel der schepping, die toch uit Gods Hand kwam, valt satan toe. Hij is de overste der wereld, de geweldige, die het alles door list en bedrog in zijn bezit kreeg en nu blijft hij eigenaar tot- !dat deze wereld in vlammen zal opgaan. Maar zoo staat het volgens de'Hei lige Schrift niet. Christus ging in tot Zijn Middelaars- werk, niet maar om hier en daar een ziel te redden uit die aan Satan toege vallen wereld, maar om de schepping zelve door herschepping te behouden. God heeft Zijn wereld lief. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggehoren Zoon gegeven heeft. Het is ook hier een kwestie van recht van geschonden recht en van rechts herstel. God is eigenaar der wereld. Satan bezitter, maar wederrechtig- lijk bezitter. Het zou Gods eere te na zijn, indien Satan bezitter van de wereld bleef. God heeft het alles geschapen en Hij zag dat het goed was. Satan heeft die schepping geschonden en in zijn bezit genomen, maar God heeft Zijn eigen werk lief en kan niet dulden dat Zijn werk Hem ontnomen wordt. Christus kan wel de verzenen vermorzeld wor den, maar Satan wordt den kop ver- morseld. Het einde van het groote conflict moet hierop uitloopen dat Satan volko men de nederlaag lijdt en God volko men triumfeert. Elke gedachte die hier aan ook maar iets zou afdoen doet aan Gods eere te kort. Wij blijven het dus zoo zien dat sa tan nog wel bezitter dezer wereld is, maar gelijk de dief bezitter is van het gestolen goed. Hij is geen eigenaar al heeft hij het in zijn bezit. En die tijd komt, is in b e g i n s e 1 reeds gekomen, dat het ontvreemde goed weer door den rechtmatigen Eigenaar wordt opge- ëischt en terug ontvangen. Zóó zijn dus ook in beginsel na tuur en genade verzoend. Uit dit standpunt heeft Gods kerk te leven. Zij heeft de wereld als eigendom Gods te zien, en het bloedig verlos singswerk van den Zoon van God, moet zij zóó breed opvatten, dat zij er de herscheppende daad in ziet, niet al leen van de uitverkorenen die gered worden uit den wereldbrand, maar van de schepping zelve. Door Christus' bloed is in beginsel de wereld en haar volheid reeds gewijd en teruggevoerd aan de voeten van God, haren Schep per Wereldmijding is dus niet noodig en zelfs onschriftuurlijk. Geen wereld- vluchting maar wereldredding. We reldheiliging is de taak van Gods kerk op aarde. Christus bidt niet, dat zij uit de wereld worden weggenomen, maar dat zij de wereld zullen overwinnen. Zóó breed, zóó groot, zóo diep heeft de kerk het verlossingswerk van haar Heiland te bevatten. Niet de transendentie tusschen natuur en genade, maar de imma nentie van de genade in de natuur. Dat is veel moeilijker, veel zwaarder veel ontzaggelijker, maar het is een schoone taak. Het is een zaak van g e- 1 o o f. Het geloof is de kracht die de wereld overwint en brengt aan de voe ten van God den Schepper. Slechts wie zoo de wereld ziet in haar hoogen nood, kan iets voor haar doen. Slechts wie haar zóó ziet, begrijpt de taak van de kerk des Heeren als strijdende kerk op aarde. Vaak wordt het zoo voorgesteld, dat dit strijden bestaat in afweren, verde digen, in een defensief optreden dus, en wel tegen de wereld, satan en eigen vleesch. Maar strijd houdt veel meer in. Het defensief is slechts de helft van den strijd, en wie niet meer doet dan dat, is er maar slecht aan toe. De kerk heeft roepingf tot het offensief, tot den aan val. Slechts zóó wordt iets verstaan van wat het zeggen wil strijdende kerk te zijn. En dan strijdend op elk terrein des levens. Wie zóó de verhouding tusschen natuur en genade ziet, krijgt een juiste visie op de taak in het huisgezin, de school, de politiek, de maatschappij, den handel, den arbeid, het sociale leven. En dan wordt het voor een christen wel zoo zwaar, want wereld m ij d i n g is zoo licht en zoo gemakkelijk, maar wereld w ij d i n g kost vleesch en bloed en zelfverloochening. Maar het is in den Naam des Hee ren Heeren, dat ik ze verhouwen heb Dat blijft nochtans de roemtaal des geloofs. De vorige week kreeg ik een schrijven van iemand die de intrede van Ds. Overduin te Rotterdam meemaakte. Ik zal alles wat deze man mij schreef hier niet weergeven. Trouwens „De Rotterdammer" heeft er ook een verslag van gegeven en hetgeen ik ontving komt on geveer op het zelfde neer. Eén ding staat nu wel vast: Ds. Overduin moet absoluut niets van de politiek die Ds. Kersten voert hebben. Ik zou kunnen zeggen dat Ds. Overduin nog een man van het oude stempel uit de richting van Ds. Kersten is. Ik bedoel hiermee van diens theologische richting. Vroeger was het toch zoo onder de menschen van de Geref. gemeenten, dat ze aan alle „werkheiligheid", zooals zij dat noemden, totaal vreemd wenschten te blijven. Geen christelijke scholen, want God moet de kindeTen bekeeren, en Hij kan ze net zoo goed uit de kroeg halen als uit de kerk, geen politiek, want Gods volk heeft met al dat wereldsche gedoe afgedaan, geen hoogescholen, want die kweken maar „fabrieksdominé's. In zijn keurig boek „Om de vrijheid" heeft wijlen de heer H. de Wilde op deze gesteldheid in oud-geref. kring gewezen. Dat alles is nu onder het werk van Ds. Ker sten veranderd. Ik zou zoo kunnen zeggen Ds. Kersten heeft veel van Dr. Kuyper afgekeken en diens streven gevolgd. Ook Kuyper heeft ons volk gemobiliseerd, gestreden voor de school met den Bijbel, een hoogeschool gesticht en een eigen politieke partij gevormd. Ds. Kersten doet nu precies het zelfde. Maar dat beteekent in dien kring afwijking van het geen altijd geleerd werd, door men schen als Ledeboer, Bakker, Budding, enz. En het valt te begrijpen dat er nu nog velen zijn die van deze nieuwe richting niets moeten hebben. Trouwens als we eerlijk zijn en we een beetje bekend zijn in de kringen van het St. Geref. leven, dan moeten we telkens weer constateeren dat de plaatselijke leiders en voor- loopers uit die partij menschen zijn, die feite lijk nooit een leidende positie in de Geref. ge meenten hebben ingenomen. Over het algemeen moet gezegd worden, dat de menschen, die in de Geref. Geme'enten steeds leiding gaven, ouder ling waren enz., zich op 't oogenblik nog heel weinig met de politiek van Ds. Kersten be moeien. Zij die namens de S. G ,P. in de ge meenteraden zitten en bestuursfuncties in de S. G. kiesvereenigingen vervullen zijn meestal niet de zelfde menschen die leidende plaatsen innemen in het kerkelijke leven. Die houden zich achteraf, stemmen misschien op Ds. Kersten maar het is ook wel zeker, dat er velen onder hen zijn die niets van de politiek van Ds. Ker sten hebben moeten. En daarom verwondert het ook niet dat een bekend figuur als Ds. Overduin, die groote in vloed in die kringen heeft, zich thans openlijk tegen de nieuwe richting in die kringen verzet heeft, en dat er velen zijn die met hem meegaan. Laat ik b.v. uit dien brief die ik ontving alle'en dit zinnetje overnemen, het stond ongeveer ook zoo in „De Rotterdammer" en zal het dus zoo wel door Ds. Overduin gezegd zijn. Mijn briefschrijver schrijft dat Ds. O. het volgende zei: Zijn Eerw. vond dat ijveren zonder ver stand op politiek gebied een zwaar werk. Het wordt moeilijk voor den mensch als hij het niet meer eens is met het Woord des Heeren. „Laat het onkruid met het koren tesamen opgroeien tot den oogst" maar men wil trachten om alle menschen braaf en christelijk te maken." Nu behoeft het wel geen betoog, dat ik het niet met de politieke opinie van Ds. Overduin e'ens ben. Groen van Prinsterer zei eens het is christenplicht zich met de politiek te bemoei en, want al bemoeit men zich niet met de po litiek, de politiek bemoeit zich wel met ons. Maat toch is hetgeen Ds. Overduin hier in zijn preek zei volkomen juist. Het schijnt de S.G.P.'ers in hun politieke bedoelingen te zijn, het onkruid uit de tarwe te halen, iets wat eerst op den jongsten dag zal plaats hebben, door Hem aan Wien het oordeel zal zijn overgege ven. Ik geloof, dat deze menschen zich voor wat betreft de toekomstige ontwikkeling der dingen niet op Schriftuurlijk standpunt stellen. Zij wil len de kerk doen heerschen over d'en Staat en aan deze voorschrijven hoe er gehandeld moet worden ten aanzien van de valsche godsdien sten, ketterijen, enz. Maar de H. Schrift teekent een geheel ander beeld van de kerk. Zij is naar het Woord Gods een „kerk onder het kruis", een kerk onder den druk. Men krijgt uit geen enkele teekening wel ke de H. Schrift ons geeft, ook maar een in druk dat de kerk het ooit zoover in deze we reld zou brengen dat ze macht kreeg over de geesten, over de regeering, over de groote volks massa. Er is geen sprake van dat de kerk het ooit zoo ver zou kunnen brengen, dat bioscopen, schouwburgen, gesloten zouden worden en dat op den Zondag alles komt stil te liggen. Die overheersch'ende positie heeft ze nooit gekend, zelfs in haar beste dagen niet, toen het er op leek, dat de gereformeerde Godsdienst door den Staat als Overheidsgodsdienst werd aanvaard. Trouwens het is ook niet het karakter der kerk om uitwendig vertoon te maken. De kerk is het Mystieke lichaam des Heeren en zij heeft op geestelijken bodem te leven, zij heeft de natuur, de wereld, de aardsche machten tegen zich. De ze zijn haar natuurlijke vijanden. En als de kerk een poosje met rust gelaten wordt, komt dit niet door een verzoenende houding der wereld, maar omdat God in Zijn genade de kerk een weinig rust wil gunnen, voor de groote ver drukking wordt voortgezet. Zóó en niet anders teekent ons de H. Schrift het toekomstbeeld der kerk. Ik kreeg dezer dagen ook een schrijven in handen van iemand, die het de Overheid zeer kwalijk nam dat zij een billijke regeling getroffen had in de radio-zendtijdverdeeling. Dat de so cialisten kregen wat hun volgens hun getal toe komt vond deze brierschrijver verschrikkelijk en hij noemde het samengaan met de sociaiisten. Ik kan mij zulk een mentaliteit wel in denken. Vóór den Boerenoorlog. Ouderen is het bekend dit de Boerenoor» log voorafgegaan werd door de beruchte Jamesoninval. De troepen die Transvaal wa ren binnen gevallen werden echter spoedig omsingeld en heschen een boezelaar van een kaffermeid als witte vlag. Gelukkig was die boezelaar gewasschen met Zeeppoeder »Ozil«, zoodat de Boeren dadelijk het helderwitte vlak op een afstand konden zien en het vuuren staakten. Slechts 10 ets. per pakje. (Adv.) 13 Maar zij vloeit voort uit een geheel verkeerde beschouwing der dingen. Deze zaken beziet men niet bij het licht van Gods Woord. Men denkt dat het ongeloof nog te keeren is met uiterlijke machtsmiddelen. Maar de Schrift leert anders. Ik vind het best dat de socialisten zich openbaren. Dan weten we waar we aan toe zijn. Als het ongeloof zijn deel opeischt, moeten we niet terugschrikken, we moeten terugschrik ken voor het feit dat het ongeloof reeds zulk een macht heeft ook in ons vaderland, dat zij zooveel volk achter zich heeft. Maar men moet niet denken, dat het een haar beter zou zijn wanneer men het ongeloof met uiterlijke machts middelen dwingen kon zich stil te houden. Dat is ook niet de taak der kerk. Christus zelf stelt de tegenstelling zoo scherp mogelijk. Er zijn maar twee categoriën van men schen: zij die Gods kinderen zijn en zij die dat net zijn. Er schijnen menschen te zijn, die er nog een derde categorie menschen tusschen willen voegen, een categorie van menschen, die zich stil en fatsoenlijk houden, geen openbaar aan stoot geven, zich zelfs uiterlijk naar den wil des Heeren voegen, ook zelfs nog wel ter kerk komen en den Zondag vieren. En om deze cate gorie menschen nu maar zoo groot mogelijk te doen zijn, strijdt de S. G. P. een bitteren strijd. Maar waar in de H. Schrift is er van zulk een derde categorie sprake Denkt men nu heusch, dat God met meer welgevallen op fatsoenlijke kinderen des duivels neerziet dan op hen, die eerlijk en open als zoodanig uitkomen en rond weg verklaren: ik heb geen lust in dezelve De H. Schrift leert, dat er maar twee wegen zijn: een breede en een smalle weg, een derde, die daar tusschen door loopt, bestaat er niet. En al die uitwendige fatso'enlijkheid helpt de kerk niets. Straks als de groote verdrukking komt, zal alles wat er uiterlijk bijhing wegvallen, weg geblazen worden als het kaf uit het koren, dat er gedorschen wordt. En daarom moest men het niet zoo verschrikkelijk vinden, dat de socia listen krijgen wat zij volgens hun getalssterkte hebben kunnen. We weten dan waar we aan toe zijn. Laat ons het maar rondweg zeggen: de kerk heeft haar invloed op de groote massa al lang ingeboet. Veel heeft zich al openbaar van haar afgetrokken en er zijn er nog meer, die om allerlei redenen er nog aanhangën, maar met het eerste stormpje dat opsteekt haar zullen verlaten. Het ware te wenschen, dat de kerken dat zelf ook eens wat beter inzagen en zich dien toestand realiseerden. Er" wordt ook door de kerken zelf nog o zooveel gedaan om de uitwendige franje bij elkander te houden. Men noemt dat dan een soort van historisch ge- loovigen, die de kerk uitwendig steunen. Eén vreemd soort menschen. Gods Woord kent ze niet; dat zegt wel, dat de duivelen ook ge- looven dat er een God is en die sidderen nog, wat deze menschen niet eens doen. Gods Woord kent geen categorie van men schen, die wei „willen maar niet kunnen" en nu maar afwachten tot er e'en wat gebeurt. Er zijn alleen onwiliigen en gewiliigen, Godzoekers (die God ook vinden) en Godhaters, die God niet vinden en Hem niet willen vinden ook. En daaraan helpen geen duizend dominé's met geen honderdduizend vrome preeken met evangeli satiekarakter. Mén zal ook in dit stuk weer eens echt „oud-gereformeerd", d. w. z. Schriftuurlijk moeten gaan denken en belijden, dat de kerk is de saamvergadering der waarachtige Christ-ge- loovigen (waarin wel hypocrieten zijn), maar waar geen rekening gehouden wordt met men schen, die wel graag zouden willen, maar niet kunnen zalig worden. Komt het niet tot deze zuivering in de kerk, dan zal men zijn uitwendig stalletje angstvallig vasthouden (vaak ten koste van geestelijk voedsel aan de waarachtige kin deTen Gods) en straks als de tijd der verdruk king aankomt toch moeten zien, dat men zich bedroog en dat het kuddeke veel en veel kleiner is dan uitwendig leek. Laat ons deze dingen maar eens realiseeren, helder en klaar voor oogen stellen. Laat ons op den bodem van Gods Woord gaan staan, en alle uiterlijk vertoon en grootheid loslaten en in innerlijke kracht en geestelijken bloei het doel der kerk zoeken. Want de tijd komt, dat de kerk als een nachthutje in den komkommer hof zal overblijven; zij is nu eenmaal de strij- 'dende kerk naar binnen en naar buiten en laat ons maar nimmer de illusie maken, dat ze in deze bedeeling zal kunnen triumfaeren over de wereld. Prediking van het Woord, zending, evangeli satie, zuiver houden van de leer, tucht en sacra menten en bovenal een biddend leven voor Gods aangezicht, zijn de middelen, die God der kerk heeft gegeven. Hieraan heeft Zich Christus ge houden toen Hij op aarde wandelde, dit hebben de eerste discipelen en de apostelen en de Christengemeenten toegepast en zij hebben er de heidenwereld mee overwonnen. Laat ons nu geen beteren weg willen inslaan, want die is er niet. In het houden van Gods geboden ligt grooten loon ook voor de kerk. Het uitrukken van het onkruid gaat gepaard met het vernie tigen van de tarwe. Laat ze beiden rijp worden voor den oogsttijd. Maar dan ook RIJP worden! UITKIJK. Land- en Taioboaw» WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder, (2e helft van Juni). In deze maand kunnen we nog snijbiet zaaien, bindsla en korpsla, telkens wat, en ook zomer- ramenas, waarmee we al in April zijn begonnen, als we daar liefhebbers van zijn. In 't midden dezer maand ongeveer zaaien we zomer-andijvie voor den inmaak. Andijvie is een gezonde en ge wilde groente, die ook rauw zeer smakelijk is en als zoodanig nog veel te weinig wordt ge bruikt. Men heeft er vele verscheidenheden van als: gewone- en krulandijvie, breedblad volhart voor den inmaak zeer geschikt, Italiaansche krulandijvie, enz. De laatste is reeds in Juli te gebruiken en wordt daarom vaak als zomeran- dijvie geteeld. De gele en de groene volhart- andijvie zijn zeer duurzaam en willen overal goed voort, mits een behoorlijke bemesting is aahgewend. Ook zorge men er voor de andijvie uit te zaaien op een zonnige plek. Dikwijls ziet men den oogst gedeeltelijk mislukken doordat de kroppen vlug gaan schieten. Om dit zooveel mogelijk tegen te gaan, zaaie men allereerst vroege soorten uit; voorts schoffele men ge durig, zoodat de grond goed los blijft, en giete zoo vaak het noodig blijkt. E'en en ander geeft een vluggen groei en deze houdt het schieten tegen. Met het oog hierop bevelen we ook aan om zomerandijvie zoo min mogelijk te ver planten. Men zaaie derhalve op een groot bed, en komen de planten dan nog te dicht op elkaar te staan, dan dunne men ze uit en verplante dus enkel de uitgetrokken planten. Dit doen we sedert jaren en bevalt ons best. Voor ditmaal genoeg over de andijvie, hoewel er nog heel wat over te zeggen valt. We noemden zooeven ook postelein. Met de zaaiïng van deze groente heeft men reeds in Mei, bij warm weer, kunnen beginnen. Ze houdt van warmte en vocht. .Het zaaisel dient men althans de eerste drie dagen goed vochtig te houden 'en het voorts te be schutten tegen de scherpe zon met een mat. Grond, die uit den aard koud en vochtig is, is voor postelein niet geschikt. Staat de grdente er op, dan wachte men er voor te gieten met koud water,.want dan zou ze weer verdwijnen. Men zaait postelein dicht, op bedden van niet te groote breedte, en liefst tegen een schutting gelegen; nooit veel te gelijk, liever eenige keeren na elkaar, om ze steeds jong en versch te heb ben. Ze vraagt niet te veel mest, echter dient de bovenste laag goed voedend te zijn. 't Zaad wordt slechts even ondergebracht, hetzij door luchtig te harken, of door er met de hand eenige aarde over te strooien. Natuurlijk moet ook hier voor wied'en gezorgd worden. Met succes kan men nu nog b o o n e n leg gen, die bij gunstig weer nog een rijken oogst kunnen geven, waarvan men in den laten na zomer kan genieten. De koude nattigheid heeft het zaaisel in Mei in vele tuinen geschaad, vele planten kwamen op met kwade harten. Boonen moeten met warmte als 't ware den grond „uitstoom'en". En zoo kunnen de latere legsels vaak een nog beteren oogst geven dan de vroe ge, ofschoon van de eerste in den regel geen pootgoed kan worden gewonnen. Het is de meeste huisvrouwen wel bekend, dat men de boonen zoowel versch als gedroogd en inge maakt kan nuttigen. Men kan ze eten met en zonder kruiderijen, zooals dille, venkel, thijm, ia 'iï

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1