Vreest geen Examen FEUILLETON K< Gemeenteraad. Plaatselijk Nieuws. j Van een arm dorp dat rijk werd M II/. de j 7000 van Sommelsdijk zijn verantwoord, waarop werd geantwoord, dat deze in 1929 waren ontvangen en noodig waren om de ge kochte grond, noodig voor den schoolbouw en de daarop vallende kosten te kunnen betalen. De andere rentelooze voorschotten en vrije giften komen op de rekening van 1930. Ter zake van de aflossingen wordt medegedeeld, dat er door een burgemeester aanmerking was gemaakt op de risico, verbonden aan uitlotingen, waardoor de mogelijkheid bestond, dat men met ongelukkig te zijn in de loterij pas in de laatste jaren zijn geld terug kreeg. Het bestuur had dit bezwaar aangevoeld en toen een aflossingsschaal ont worpen in dezer vroege, dat de 20.000 door de gemeenten verstrekte gelden regelmatig zou den worden terugbetaald, zoodat ze in 1950 allen tegelijk er uit waren. De vergadering vond deze regejing dan ook uitmuntend. Ook wordt de vraag gesteld of men zeker is elk jaar 1000 te kunnen aflossen. De Voorzitter antwoordt daarop, dat nergens absolute zekerheid van kan worden' gegeven, doch als het ledental niet ver mindert en dat doet het tot nog toe niet, het vermeerdert nog regelmatig èn de donaties blijven toenemen of bestendigd blijven, en het leerlingental niet achteruitgaat en het hoofd zijn huishuur betaald, er dan geen sprake van eenige zorg is, dan hopen wij iets meer dan 1000 te kunnen aflossen. De heer Geluk van Dirksland vraagt of de regeling van het schoolgeld heelemaal goed is, waarop wordt geantwoord, dat de regeling van thans niet ideaal is, doch dat het bestuur zoe kende is naar een betere regeling, welke ge baseerd moet zijn op de Rijksinkomstenbelasting. Een schaal, welke voorloopig in studie is, werd vertoond. Men gaf in overweging ze dan niet te laag te nemen, omdat die belasting wel niet bijzonder floriseeren zal. De contributie wordt bepaald, evenals 't vo rig jaar, op minstens 1..Daarna wordt het verslag gelezen, hetwelk luidt als volgt L. S.! Het voorbije jaar heeft zich gekenmerkt door rustigen voortgang. Bijzondere gebeurtenissen bleven der vereeniging bespaard. Het bestuur en dec ommissie van toezicht ondergingen geen verandering. Het ledental steeg tot 219, dat der donateurs tot 42. Uitgezonderd Ooltgensplaat en Ouddorp zijn alle gemeenten tot deze laatste groep toe getreden. Wij blijven hopen, dat beiden eens zullen inzien, dat deze onderwijsinrichting een noodzakelijk en onmisbaar streekbelang is. Van de polders zijn er' eveneens nog enkele in ge breke. Landbouwvereenigingen en boerenleen banken komen langzamerhand allen tot de over tuiging, dat hun medewerking noodzakelijk is voor den bloei van onze school. Het aantal leerlingen is bevredigend en zou hooger geweest zijn, wanneer niet enkele ad- spirant-leerlingen hadden moeten worden afge wezen, omdat zij de 7e klasse der lagere school niet hadden afgeloopen. De 4 klassen zijn -thans bezet met resp. 9, 15, 15 en 12 leerlingen. De ijver en het gedrag der leerlingen geven geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. 't Hoofd der school komt lof toe voor de wijze, waarop hij het onderwijs geeft en waar noodig en verlangd wordt de leden allerlei adviezen verstrekt. In den loop dezes jaars ver schenen van zijn hand een tweetal studies „Grepen uit de geschiedenis van den Neder- iandschen Land- en Tuinbouw" en „Beknopte Bemestingsleer". Wij mochten voorts de hand leggen op een perceel grond aan den Langeweg te Sommels dijk, waarop wij hopelijk in 2930 een school met wöning voor 't hoofd hopen te doen verrijzen. Een woord van dank meenen wij hier op zijn plaats- aan den heer J. Verheul Dz., Raadslid te Rotterdam, welke ons geheel belangeloos ad^ viseerde bij het ontwerpen van een gebouw, dat zich zal aanpassen aan de landelijke om geving. Ook het Provinciaal Bestuur betuigen wij gaarne dank voor zijn besluit om een derde bij te dragen in de bouwkosten van school en woning. Onze verzameling breidt zich gestadig uit door schenkingen. Zoo ontvingen wij van den heer C. Warnaer Jz. te Dirksland een zeearend en een fazant, van M. M. van der Baan te Me- lisant een hermelijn, van W. van der Velde te Sommelsdijk een bonte Specht, van de Mooij te Sommelsdijk een kameel-schedel, waarvoor wij de schenkers hartelijk dank betuigen. Het bestuur houdt zich bij voortduring aanbevolen voor dergelijke attenties, welke het onderwijs ten goede kunnen komen. Met vertrouwen gaan wij het nieuwe jaar in, overtuigd als wij zijn, dat onze vereeniging die plaats in ons eilandbelang inneemt, waarop het van rechtswege aanspraak heeft. Dan wordt overgegaan tot de verkiezingen wegens periodiekeaftreding van de heeren C. A. A. Kort te Melissant en D. Lodder te Goe dereede. Door het bestuur waren op een twee tal aanbevolen naast Kort, K. A. van Beek te Melisant, en naast D. Lodder, H, Lodder te Goedereede. De uitslag der verkiezing was, dat van Beek 2 stemmen had en 2 blanco waren en de overige op de aftreden'den, zoodat de voorzitter met volle recht mocht constateeren, dat de beide aftredenden met vrijwel algemeene stemmen waren herkozen en op zijn vraag ver klaarden de benoeming te zullen aannemen. Van Paasschen vraagt of de vereeniging nog schade lijdt van de onteigening voor den Pro vincialen weg, waarop de Voorzitter antwoordt, dat wij daar een veer bij zullen laten. Het be stuur heeft reeds in September daartegen ge protesteerd, doch hebben niets kunnen bereiken. Dan wordt door den heer Wilde de huurderving genoemd, die moet in ieder geval worden ver goed, al heeft de vereeniging daar dan nu geen schade van als bruiker, er is afkoop betaald en wij maken aanspraak op vergoeding daarvan. Spr. wil, dat het bestuur een beroep zal doen op het geweten van de Provincie, en willen ze niet langs billijken weg, er geen procedure van maken. Van Paasschen vraagt of de vertegenwoordi ging van de polders goed geregeld is. De Voorzitter antwoordt, dat de polderbe sturen de secretaris een convocatie ont vangt. Het bestuur moet dan maar uitmaken wie hierheen komt. Ook wordt gevraagd hoe het stemrecht in de statuten geregeld is. De Secretaris zoekt in zijn boeken en moet constateeren, dat zijn voorraad statuten totaal uitgeput is. Op 't Ministerie, de Inspecteur, de Commissaris der Koningin, li hebt er zeker ook een, zegt de secretaris tegen den Rijkslandbouw- consulent, welke naast hem zit, waarop deze ja knikt, en nu is mijn laatste exemplaar ter in zage gevraagd door den Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat, en nu ben ik uit verkocht, zoodat ik moet wachten tot dit laatste exemplaar terug is. „Krijg je nooit meer terug wordt er geroepen. Echter wordt vastgesteld, dat donateurs geen stemrecht uitoefenen, wel worden ze opgeroepen ter vergadering. Besloten wordt, dat aan de polders, gemeenten, vereenigingen, leden, zal worden gevraagd wie zij als verte genwoordiger op een vergadering aanwijzen. Daarmede was het huishoudelijk gedeelte van want er is een middel dat U kalm houdt en waardoor Uw geest helder blijft. Mijnhardt's Zenuwtabletten behoeden U voor zenuwachtigheid. Ze zijn verkrijgbaar in kokers van 75 ct. bij Apoth. en Drogisten. de mooie vergadering geëindigd en verleende de Voorzitter het woord aan het hoofd der school den heer Smits voor het houden van zijn voordracht over „Iets uit de Geschiedenis van den landbouw." Spreker zegt Organisatie van verschillende volksgroepen heben we al heel vroeg in onze geschiednis kun nen waarnemen. In de Middeleeuwen kende men de gilden, vakvereenigingen van allen, die bij eenig hand werk betrokken waren, en die er in de eerste plaats op uit waren om het vak op een hooger plan te brengen en dus degenen, die er bij be- troken waren meer kennis van dat vak bij te brengen. Men kende het slagersgilde zoowel als het schoenlappersgilde, het kleermakersgilde evengoed als het zakkendragersgilde, ja ,welk beroep men ook noemen mag, van elk had men een gilde, een vakvereenïging, welke zorgde voor de belangen der leden. Alleen, een hoeren gilde, een landbouwersvakvereeniging kende men niet. Het zou jaren, neen, eeuwen duren eer de landbouwers de noodzakelijkheid van organi satie zouden gaan inzien. En daarbij treft het ons dan dat het eerst de menscben, die buiten het boerenleven stonden het eerst de behoefte van zoo'n boerenorganisatie gevoelden. De eerste organisaties heeft men in Ierland gehad. Dat was omstreeks 1731. De volgende was die in Londen in 1753. Daarop zien we ze ook buiten Engeland ontstaan in Bretagne 1757. Ook Zwitserland kreeg zijn landbouwvereeni- ging in de „Sociêté economiqeu", dat was dus meer een economische vereeniging dan wel een vereen, die zich met de practische landbouwvra- gen bemoeide. In Duitschland volgden eveneens dergelijke bonden, die dan bovendien nog een patriottische strekking hadden. Hoewel deze vereenigingen geducht werden, was de uitwerking er van op den gewonen boer nog zeer gering. Een Engelschman, Yong, die Frankrijk bereisde, zegt er van, dat al die ver eenigingen wel een heeleboel schreven en het goed meenden met de boeren, maar dat het alles al heel weinig belangrijk was wat ze uitrichten, omdat de geschriften niet werden gelezen, om dat de boeren ze niet konden lezen. Bovendien waren de leden dier ver. geen boeren, maar grondeigenaren, wat niet bevorderlijk was om het vertrouwen in de vereen, te vergrooten. Ons land volgde de beweging in Europa van verre, zooals het de meeste groote bewegingen van verre heeft gevolgd. In het laatst van de 18e eeuw werden ook hier vereenigingen opge richt, die alles, wat de welvaart van ons land bevorderen kon, moesten steunen. Daaronder viel als vanzelf ook de landbouw. Het meest van belang is geweest de Ooeconomische tak van de Holl. Mij. van Wetenschappen. Deze werd in 1777 opgericht, nadat door Mr. J. v. d. Heuvel een prijsvraag was beantwoord, die dui delijk in het licht stelde, dat er voor den land bouw wat meer moest gedaan worden. De heer v. d. Heuvel werd directeur van die vereeniging enen men bleek in hem een goede keuze gedaan te hebben. Tal van verhandelingen over land bouwkundige onderwerpen werden uitgegeven, waarvan we alleen maar noemen het ook in ons eiland welbekende werkCatechismus der Natuur door Martinet. Dit werk werd in ver scheiden talen vertaald, zelfs in het Japansch. Intusschen, die vereeniging moest een vakver- eeniging zijn en was in werkelijkheid een weten schappelijke vereeniging. Dat was wel gedeel telijk te verklaren. Men had tegen een conser vatisme te strijden die zoo groot was, dat het wel haast onoverwinlijk scheen. Wanneer we alleen maar de geschiedenis van de zaaimachine nagaan, dan blijkt dat daaruit wel zonneklaar. De zaaimachine kwam in zijn oorspronkelijken vorm uit Engeland. Maar toen men daar hier mede zou gaan werken, was er niet eens belang stelling voor: Men redeneerde maar Onze voor ouders waren toch ook geen domme menschen, zij waren er toch ook op bedacht de grootst mo gelijke winst van het bedrijf te halen. Wanneer zij er wat in gezien hadden, dan waren zeker al veel eerder machines in den landbouw in ge- gebruik genomen. We gelooven er dus niets van, dat met zulke ingewikkelde machines een zoo veel grootere opbrengst kan verkgeen wor den. We naderen nu den Franschen tijd. Onder de regeering van den Raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck werden hier opgericht Com- missiën voor den landbouw. In elk Departement kwam zoo'n commissie. Aan het hoofd van die commissiën kwam, wat wij misschien een Direc teur-Generaal zouden noemen, te staan. Dit was de Commissaris voor den landb., J. Kops. Hoewel niet uit den Boerenstand afkomstig en ook niet direct er in opgeleid (hij was dominé geweest) wist hij van de boerderij toch een hee leboel af en heeft hij wel met succes zijn Com missariaat gevoerd, zelfs na de Fransche over- heersching. De Commissiën van den landbouw hebben tot het midden van de 19e eeuw een kwijnend bestaan geleid. Veel belangstelling was er niet voor en de regeering was heel dankbaar, dat er een ander lichaam kwam om het werk over te nemen. Dat lichaam was de Provinciale land- bouwmaatschappij. Het eerst werd opgericht de in 1842. In 1847 werd de Hollandsche landbouw- maatschappij opgericht ter vervanging van de Amsterdamsche. Met nieuwen moed begonnen die prov. maatschappijen! hun taak. In 1846 werd het eerste landhuishoudkundig congres ge houden, dat daarna vrijwel elk jaar gehouden is. En met telkens meer succes. Ook de betere verkeerswegen bevorderden het vereenigings- lev. Maar toch, de boer werd niet bereikt. De vereenigingen, d.w.z. de plaatselijke afdeelingen waren opgericht door burgemeester, notaris en dokter met nog enkele heereboeren, de kleinen boer bleef er verre van. Misschien gevoelde hij de behoefte aan "vereeniging ook wel, maar te midden van die hooge heeren durfde hij zijn meening nit ezeggen en bleef daarom liever weg. Koning Willem III wilde dat gaarne veran deren en liet daarom in 1851 een rondschrijven verzenden aan de prov. vereenigingen, waarin gevraagd werd, wat de Koning uit eigen midde len kon doen om den landbouw wat vooruit te helpen. Hier kreeg men ai hetzelfde, wat we ook in onze dagen zien, zooveel hoofden zooveel zinnen. Men had ook toen heele verlanglijstjes en begreep blijkbaar niet, dat de Koning toch tenslotte ook maar over een beperkte beurs be- schiken kon. Het gevolg van dat niet eensge zind vragen was, dat er niets gebeurde, wat be grijpelijk-is. Immers, als men in de landbouw- kringen nog niet weet wat men wil, hoe zou men het dan in Den Haag weten Als doekje voor het bloeden werd toen in 1856 op een wenk van den Koning de Algemeene Koninklijke Landbouwvereeniging opgericht. Na 6 jaren was ook die vereeniging begraven. De taakr van die vereeniging werd in 1896 overgenomen door de Nederlandsche Boeren bond. Reeds bij de oprichting ging alles niet zoo als men het graag wilde. Er waren twee stroo mingen de eene wilde, dat de bond het woord christelijk in het vaandel schreef, de andere, dat de bond een uitgesproken protectionisitisch ka rakter dragen zou. Vooral door het optraden van Mgr. Schaepman werd voorkomen, dat de oprichting niet zou doorgaan. Alleen de Bra- bantsche vereeniging bleef zich noemen Noord- Brabantsche Christelijke Boeren en tuindersbond. De grootste opleving in het vereenigingsleven zou pas komen na 1880, dat is dus na de, of beter tijdens de crisis. Tal van boeren waren verplicht boerderij en land te verkoopen en ve len trokken naar Amerika. Die hier achterble ven zaten met elkaar in den nood en' de nood dreef ze tot elkaar. Hadden ze vroeger elkaar niet noodig gehad, nu konden ze elkaar niet missen en in Limburg werd de eerste „Land- bouwcasino's" opgericht. Dat waren dus de eerste dorpsvereenigingen. Van uit Limburg werden ze over geheel ons land verspreid en nu kunnen we het ons zelf haast niet indenken, dat 50 jaar geleden deze vereenigingen er nog niet awren. Ja, dat men er zelfs de behoefte niet toe gevoelde. Van de oprichting dezer dorpsvereenigingen is ook op het leven in de groote maatschappijen een weldadige invloed uitgegaan, zoodat eerst nu die maatschappijen zich konden gaan geven aan de taak, die ze zich gesteld hadden. Intusschen is het de vraag, of het medeleven der boeren op het oogenblik ook zoo is als men redelijker wijze verwachten mocht. We gelooven dat dit nog niet het geval is. Een boer gevoelt zich koning op zijn erf. Daar is niets tegen. Maar dient te verstaan, dat hij niet alleen een taak heeft tegenover zijn bedrijf, maar dat zijn taak ruimer is. Hij is ook burger van zijn land, ingezetene van zijn dorp. Verwacht mag worden dat ze ook voor die algemeene belangen een open oog hebben. Dat is heelaas nog niet altijd het geval. En juist in een tijd als we nu hebben, waarin alles is georganiseerd, moesten zeker de beoren niet achterblijven. De verklaring dat het anders is, is wel te geven, hoewel die niet erg prettig is. Het gevoel van saamhoorigheid is n.l. nog zoo ver te zoeken. Men begrijpt blijkbaar niet, dat men elkaar altijd noodig heeft, bouwboeren elkaar, maar ook bouw -en weiboeren elkaar. Te samen vormen ze den boerenstand van ons land. En nu zien we het nog vaak gebeuren, dat zoowel dorpsvereenigingen, als de groote maatschappijen, dat de een medewerking wei gert voor een maatregel of besluit, waardoor het een ander beter zal gaan, maar waardoor hij zelf minder zal worden. Dat bewijst op gebrek aan gemeenschapszin en saamhorigheid. Dit te constateeren doet mij leed. Spr. trekt dan uit de geschiedenis voor zich en willicht ook voor anderen enkele lessen van het organisatiewezen van ons land. En wel de ze dat een organisatie er niet komt, omdat men dat in zekere kringen erg noodig en wen- schelijk acht, maar dat elleen dan een organisatie levensvatbaarheid heeft, wanneer de behoefte daaraan onder de landbouwers leeft. Dan kan het wel eens goed zijn dat iemand van buiten den eigenlijken kring van de landbouwers een stoot geeft tot de oprichting er van, maar ge vaarlijk blijft het altijd, als men tenminste iets wezenlijks nuttigs en voor de boerenstand noo- digs op het oog heeft en geen eigenbelang na jaagt. Hier zal men zeker tijd en wijze moeten weten. Spr. eindigt met de opwekking tot een opge wekt vereenigingsleven, dat voortspruit uit het gevoel van bij elkaar te behooren, opdat het werkelijk mag worden Een voor allen en allen voor een De voorzitter dankt den heer Smits voor zijn leerzame lezing, die ons naar vroegere tijden verplaatste en hoopt, dat de wensch van den spreker ook in vervulling moge gaan. Daarna sluiting. Vergadering van den Raad der gemeente STAD AAN 'T HARINGVLIET, op Vrijdag 30 Mei 1930, des v.m. 10.30 uur. Aanwezig met den Voorzitter alle leden, met uitzondering van den heer H. Berk. De VOORZITTER opent de vergadering met gebed, waarna de notulen der vorige vergadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd. Op de in de vorige vergadering gestelde vraag door den heer VAN SPRANG betreffende den betonnen heining langs het plein der O. L. school deelt de VOORZITTER mede, dat prijsopgave is gevraagd en de kosten van een betonnen heining van 1.50 M. hoog bedragen 430 en met gaas 200. Na eenige bespreking wordt besloten na te gaan of met geringe kosten de oude heining is te herstellen en dan met vernieuwing nog eenige jaren te wachten. Ingekomen stukken. Het proces-verbaal van kasopneming bij den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt, dat boeken en kas in orde zijn bevonden; in kas was f 349.33)^; een rapport van werkzaamheden van den keuringsdienst van waren te Dordrecht over het le kwartaal 1930; een missive van Ged. Staten ten geleide van een goedgekeurde wijziging der begrooting 1930; een missive van Ged. Staten ten geleide van een goedgekeurd raadsbesluit betrefende aflossing geldleening; een mededeeling van het Gemeentebestuur van Oude Tonge en Ooltgensplaat betreffende herbenoe ming leden en plaatsvervangende leden Comm. van Toezicht Gasfabriek „Oost-Flakkee"; een missive van den Minister van Onderwijs, hou-, dende mededeeling, dat de vergoeding en art. 56 L. O. wet over 1928 is vastgesteld op 8147.88, en een verzoek van den Flakkeeschen Boerenbond om alle inwoners van dit eiland gelegenheid te geven aan te sluiten bij de wa terleiding, welke stukken voor kennisgeving worden aangenomen. Rooilijn langs Prov. wegen. Naar aanleiding van een schrijven van Ged. Staten betreffende rooilijnen langs de Prov. we gen wordt besloten de verordening op de rooi lijnen als daarbij bedoeld opnieuw vast te stel len. Begrooting Gezondheidscommissie 1931. De begrooting van de Gezondheidscommissie dienst 1931 wordt goedgekeurd. Het aandeel dezer gemeente bedraagt 34.65. Kaaigeld. De landbouwvereeniging alhier verzocht de tarieven van het kaaigeld wat betreft kunst meststoffen, houtsoorten en suikerbieten te ver lagen. Na van de tarieven van andere plaatsen te hebben kennis genomen en de zaak breedvoerig te hebben besproken, wordt besloten afwijzend op het verzoek te beschikken en wel om de volgende redenen; le. het geringe verschil met meerdere plaatsen van dit eiland, sommige ar tikelen iets hooger, andere weer lager; 2e. de prachtige laadgelegenheid, wat den landbouwer voordeel bezorgt, doch voor de gemeente veel kosten met zich brengt, en 3e. de eenige ge legenheid om van de personen, die buiten de gemeente wonen en door het vervoer der pro ducten het onderhoud van wegen enz. verzwa ren, eenige bijdrage te verkrijgen, wijl door verlaging der tarieven de inkomsten uit be lasting verkregen moet worden en dit drukt op personen, die minder hierbij betrokken zijn. Vergoeding art, 13 L. O. wet. Op een verzoek van de Wed. Helms om de onkosten, verbonden aan het bezoeken van de U. L. O. school te Middelharnis door haar kind Ida te vergoeden, wordt op voorstel van B. en W. besloten evenals voor andere leerlingen een vergoeding berekend tegen 50 per jaar toe te kennen. Commissie van Toezicht Gasfabriek. Volgens rooster is de Commissie van Toe zicht op de gasfabriek in 1930 aftredend en wordt als lid van deze commissie herbenoemd L. Braber J.Lz. en tot plaatsvervangend lid bij 3e stemming in de plaats van D. Huizer be noemd M. H. van Paasse. Wijziging begrooting 1929 en 1930. Aan B. en W. wordt machtiging verleend tot het doen van enkele af- 'en overschrijvingen op de begrooting 1929 en 1930. Rondvraag. De heer VAN SPRANG vraagt of in den vervolge alle ingekomen stukken, waarop een besluit wordt genomen, op de agenda worden geplaatst. De VOORZITTER zegt dit toe. De heer TROMMEL vraagt eenige inlichtin gen over het riool in de Nieuwe Stad wat be treft de oorzaak der herhaalde verstopping, welke inlichtingen door den VOORZITTER worden gegeven. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering gesloten. SOMMELSDIJK. Vorige week werden uit deze gemeente verscheept 530 H.L. aardappelen. Onze dorpsgenoot, de heer J. D. Kieviet hoopt morgen (Woensdag) vanuit Antwerpen te vertrekken naar Canada. In de maand Mei passeeren 29 schepen de Wilhelminabruk dezer gemeente. Hieronder zijn _niet begrepen de schepen met abonnement en de beurtschepen. MIDDELHARNIS. Alhier zijn aan de kaai aangebracht en verzonden 2600 H.L. aardappe len en 700 balen peen. De Lighal en haar omgeving is zoo goed als gereed en zal op Donderdag a.s. officieel in gebruik worden genomen. Zij die er belang in stellen worden Vrijdag en Zaterdag a.s. in de gelegenheid gesteld een en ander te bezichti gen. De lighallen zijn verrezen naast den proef tuin aan den weg die langs de woning van den heer Doornbos loopt tot de openbare U. L. O. Uitslag postduivenwedstrijd door de P. V. „Seinpost" van uit Noyon, is als volgtD. Kardux, le 3e 13e prijs. S. Looij 2e, J. Jorda? 4e en lie, C. Nipius 5e, J. Koert 6e, Gebr. van-* den Doel 7e en 9e, Le Comte 8e, A. Schuurman 10e en 14e, C. Vroegindewij 12e. Aankomst le duif 4-7-5, laatste duif 5-42-50. Losgelaten 11.30 STAD AAN 'T HARINGVLIET. Aan den dienstplichtige A. C. Koppenaal is vrijstelling verleend van opkomst onder de wapenen voor herhalingsoefeningen. De zangvereeniging „Concordia" behaalde j.l. Donderdag te Sliedrecht den 2en prijs in de eerste afdeeling. Ingekomen personenG. Ghijsels van Dirksland J. J. de Graaf f van Rotterdam, L. C. van Heemst van Rotterdam. Vertrokken S. van der Plaat naar Ridderkerk. M. C. van B. had het ongeluk bij het wer ken aan de heistelling op het groot havenhoofd alhier, een paal van deze stelling op zijn li- door H. KINGMANS. 20) „Dat zullen zij zeker", meende Hertha met benepen stem. Méér durfde zij niet zeggen, omdat zij haar stem niet vertrouwde. Met kracht kwam terug het vermoeden van eenige maanden geleden, toen hij, bij het afscheid, zulke raadselachtige woorden sprak. Een feit was ook, dat hij steeds in zijn brieven, elke drie weken kwam er een, naar zij van mevrouw Van Leeuwen vernomen had, naar haar informeerde. Wat was toch zijn bedoeling En „Hoorde u mij niet, zuster „Pardon, dokter. Neen, 'k hoorde u niet. Misschien van het geraas van den motor." 't Was een uitvlucht, daar de motor zoo goed als geen geraas maakte, althans niet zóó, da: er niet gesproken kon worden. „Ik zei: als het noodig is, laat u mij on middellijk halen; 'k zal nu niet meer binnen gaan; de menschen moesten eens schrikken, 't Is wonderlijk met dat zeevolkje. Bij een schipbreuk zijn ze minder ongerust dan bij een gevalletje als dit. De medicijnen komen direct. De jongen zal nu wel bij mij thuis zijn ongeveer. Goeden nacht, zuster." De auto stopte en Hertha stapte uit met een: „Ik dank u zeer, dokter. U hadt „Al wel", zeide hij kort. „Als ik vannacht niet noodig ben, kom ik morgen heel vroeg." Hertha liep het huisje in, waar zij op de nog steeds angstige gezichten der beide vrouwen bespeurde, hoe welkom zij was. „Niets bemerkt, vrouw Vermeulen?" vroeg zij, zich ontdoende van mantel en muts. „Neen, zuster. Het gekreun blijft maar duren." Hertha boog zich over den schipper, die met gesloten oogen, terwijl het zweet parelde op dat gedeelte van zijn ruw gelaat, dat niet in het verband zat, in de bedompte bedstede lag. „Heeft vader zoo'n pijn, zuster vroeg de dochter. „Ja", zei Hertha, „maar hij heeft er weinig besef van. Misschien brengen, de medicijnen straks eenig baat, maar zeker is dat niet. Er valt voorloopig nog niets te zeggen." Nu de dokter vertrokken was, waren de vrou wen veel vertrouwelijker, hoewel zij toch ont zag hadden voor Hertha. Met gedempte stem vertelden zij, hoe het ongeluk geschied was en dat zij niet anders dachten, of de man en vader was doodgevallen. „Het is alleen een gapende wonde in het hoofd", verzekerde Hertha. „Natuurlijk weet de dokter nog niet, of die wonde nog nadeelige ge volgen zal hebben. Dat moet afgewacht. Maar uw man is sterk, vrouw Vermeulen. Dat zegt de dokter ook en het is hem waarlijk wel aan te zien." „Heeft zuster in het ziekenhuis ook wel eens zooiets gehad vroeg de vrouw van den schip per, zich aan eiken stroohalm vastklampend. „O ja, meermalen", antwoordde Hertha. „En zeer Veel gevallen met goeden afloop. Wat wij, menschen, er aan kunnen doen, zal gebeu ren, vrouw Vermeulen. Méér kunnen wij niet." „Neen", zei de vrouw peinzend De deur werd geopend en dezelfde jongen, die Hertha gehaald had, kwam binnen met de medicijnen. Hij wierp een schichtigen blik om zich heen en verdween ijlings, toen hij de zuster bespeurde. „Zal ik vannacht bij u blijven, zuster vroeg de dochter. „Neen, neen, jij niet, Jannetje. Dan zal ik het wel doen. Ik kan toch niet slapen." „Niet slapen, dat is wel mogelijk. Maar u beiden moet toch naar bed gaan. Er komt mor gen weer een dag. En dan ben ik er niet." „Maar u kunt den heelen nacht „Dat is niet de eerste keer van mijn leven. Ik ben liever alleen. En er is toch niets te doen. U gaat dus straks rustig naar bed." Hertha sprak op vriendelijken, maar beslisten, geen tegenspraak duldenden toon, zoodat vrouw Vermeulen niet langer aandrong. Weldra hoorde Hertha op het zoldertje boven haar een gestommel en een gekraak; moeder en dochter begaven zich te bed, nadat Hertha verzekerd had, dat zij roepen zou, als het noodig was. In het kleine vertrek was het nu stil. Alleen klonk buiten het ruischen van de zee, terwijl uit de bedstede zoo nu en dan een zacht gekreun opsteeg. Het scheen Hertha, die vlak bij het bed zat en nauwlettend den schipper bespiedde, toe, dat het steunen zachter werd. Opeens werden haar gedachten in beslag genomen door de mededeeling van dokter Van Leeuwen: wat mankeerde dokter Van Stralen toch, om midden in den winter naar Zeeduin te komen; en wat had hij telkens naar haar te informeeren Elke week ging zij één avond bij den dokter en zijn vrouw op visite. Deze stelden dat blijkbaar zeer op prijs, want zij werd er steeds hartelijk ontvangen. En van haar kant vond Hertha het niet onprettig, daar zij maat schappelijk met het paar wel aanraking gevoelde. Welnu, vast eenmaal in de drie weken werd haar verteld, dat er een brief uit Rotterdam gekomen was en dat naar haar werd geïnfor meerd Dokter Van Stralen had toch niets met haar uit te staan Maar tóch, als zij zich allerlei kleine attenties herinnerde; als zij dacht aan zijn hartelijkheid tijdens het consult; aan zijn wonderlijke houding toen zij het ziekenhuis verlietNeen, neen, zij moest zulke gedachten niet hebben. Het was niet dan inbeelding. Hij stond in het ziekenhuis immers bekend als een vriendelijk geneesheer Had hij ooit een enkel woord gezegd, dat haar vermoedens kon doen koesteren En hij wist immers, dat zij in geestelijke zaken heel anders dacht dan hij En was het zoo wonderlijk, dat hij naar haar informeerde Hij stelde toch be lang in haar, omdat hij over haar gedokterd had? Door zijn bemiddeling was zij hier toch gekomen Neen, neen, zij moest niet zoo dwaas zijn Wat verbeeldde zij zich wel En zelfs al w a s het, als zij denken ging, dan kon het immers nog niet Him levensbeschouwingen stonden lijnrecht tegenover elkaar. Maar het was niet zooHet was inbeelding En tóch, tóchHertha bloosde en boog zich over den patiënt. Kom, zij moest aan haar taak denken. Die lag op Zeeduin. Die lag dezen nacht in dit vertrek, bij dezen schipper. Zij had een levenstaak. En een taak, die haar bevredig de. Zij moest verstandiger zijn. Nog steeds bewegingloos lag Krijn Vermeulen, de schipper van de reddingsboot. Hertha staarde op het omzwachtelde gelaat. Zij zag het onge schonden vóór zich: een verweerd zeemansge laat. Maar trouwhartig. Aan het strand, in haar vrije oogenblikken, had zij meermalen een praat je met hem gemaakt, als hij in de buurt van de reddingsboot vertoefde. Hij sprak altijd van „mijn boot", niet omdat hij trotsch was, maar omdat zijn hart klopte voor de boot, waarmede hij al heel wat kostbare menschenlevens had gered. Hertha had meermalen gepoogd, hem over zijn reddingen aan het praten te krijgen, maar het was haar niet gelukt. Het was immers van zelfsprekend: als een schip in nood was, dan ging je er immers op af; soms ging het aardig goed; ook wel eens moeilijk; maar och, het kwam altijd wel in orde. En dan werkte Krijn Vermeulen zijn pruim naar de andere zijde van den mond en begon over iets anders. Zóó was Krijn Vermeulen. En zóó waren ook de mannen van de boot. Zij pochten nooit. Zij deden hun plicht. En Hertha gloeide van be wondering voor deze stoere mannen, die, als het moest, hun leven waagden, maar die nooit, nooit van hun werk spraken, alleen sobere in lichtingen gaven, als hun iets werd gevraagd. Daar lag nu Vermeulen: niet verongelukt op zee; hij was niet over boord geslagen en met het hoofd tegen zijn boot gesmeten; hij was, meenende het luik te hebben en de eerste trede van den ladder, gestruikeld en met het hoofd naar beneden gevallen op den steenen vloer van het keukkentje. Hij had wel onmiddellijk dood kunnen zijn. Een zacht gekreunHertha boog zich weer over hemWas het zinsbegoocheling Was er beweging in de oogkleppen Om zeker van haar zaak te zijn, vatte zij het kleine hanglampje en hield, het licht door haar hand beschermend, dit voor de oogen van den patiënt, wiens oog kleppen niet bewogen; zij had zich dus vergist. En Hertha mijmerde voort. Ja: daar lag nu Krijn Vermeulen, de stoere, breedgeschouderde schipper van de reddings boot. Hij had vele menschenlevens gered, maar nu lag zelf op de sponde, die een sterfbed wor den kon. En daar waren een vrouw en een I dochter ,die van angst niet wisten, wat zij doen moesten en die uiterst dankbaar waren, dat er deskundige hulp was. Hoe gelukkig toch, dat er ook verpleegsters I waren En Hertha dacht aan het wonderlijke bestel Gods: daar laag een schipper van een reddingsboot; hij was van zijn zoldertje ge vallen en daar was een zwakke vrouw, een j zachte vrouwenhand, die hem verpleegde en die, als de Heere het wilde, hem vanuit de kaken des doods haalde. Was ook haar taak niet schoon Was het I niet een verkeerde gedachte, andere wenschefl te koesteren; voedsel te geven aan overwegingen, als daareven in haar opkwamen Was zij daar voor naar Zeeduin gekomen Had zij hier niet genoeg taak Werd ook haar werk niet zegend? Toonden de gesprekken met vrouw I Hoogeboom, die zij had, na dien merkwaardigen avond, niet aan, dat het gestrooide zaad wortel I begon te schieten Was de lamme Kees niet I brandend, om van Jezus te hooren En had zij I ook in eenige andere kinderen uit Kees' buurt niet aandachtige toehoorders En was er een betere plaats, om van Gods Zoon te spreken, dan juist aan een ziekbed (Wordt vervolgd), chaam te stig kneusd ingeroepen. DEN B(j dappelen. OOLTC scheept 42 - Onzej slaagde vo houder. OUDE zaam ten j de voor b ministratie ten en acc - P. de der alhier, zoodat ge| geroepen. - J.l. een afdeel. Een voors raadsledenl na bestred Vreeswijk.) werden als van Dorssl Mooyaart.) - Na de werkzd men, zood' NIEUI hier vervJ aardappeli In tweetal al auto's wei onbekend, voor. Tegsj ■opgemaakï De met een Met vered op het drj met wat DIRKSlS opgericht in het Ian| 4 A.s. paardenma - Bij zoekenden - Terl ter inzage! betisch- erf de ingeschï - TegJ werd pro, treding va Oude Plal - Bij lucerne k| per V. R. HERKIl Overweel in. Genees Een paar natuurlijks - Vor| pen gelad pelmeelfa! varieerderf De >het kerkg, zal WordeJ Bureau Na is thans arbeiders handen tq voeren. GOEDl mies bij 'f rang bev< Zatl een conce - De] Roos had en J. 't OUDI de peller! per dag. 500 tot Krabben garnalen; SOMP Tied. Her| den geho 'K} a.s. Zone niet voo| worden MIDDj hoopt vq treden In 'de jaarlij de Zendj DEN de Ned. van VoJ avonds op te tre| NIEl (Hemelvl alhier ee HERB nam. we GOEI dhr. F. 1 Sept. nieuwe cursus tel ZcL alhier ee; voor de Zc alhier Dj 0ifte daa 8 uur b:

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2