Vreest geen Examen
FEUILLETON
K<
Gemeenteraad.
Plaatselijk Nieuws. j
Van een arm dorp
dat rijk werd
M
II/.
de j 7000 van Sommelsdijk zijn verantwoord,
waarop werd geantwoord, dat deze in 1929
waren ontvangen en noodig waren om de ge
kochte grond, noodig voor den schoolbouw en
de daarop vallende kosten te kunnen betalen. De
andere rentelooze voorschotten en vrije giften
komen op de rekening van 1930. Ter zake van
de aflossingen wordt medegedeeld, dat er door
een burgemeester aanmerking was gemaakt op
de risico, verbonden aan uitlotingen, waardoor
de mogelijkheid bestond, dat men met ongelukkig
te zijn in de loterij pas in de laatste jaren zijn
geld terug kreeg. Het bestuur had dit bezwaar
aangevoeld en toen een aflossingsschaal ont
worpen in dezer vroege, dat de 20.000 door
de gemeenten verstrekte gelden regelmatig zou
den worden terugbetaald, zoodat ze in 1950
allen tegelijk er uit waren. De vergadering vond
deze regejing dan ook uitmuntend. Ook wordt
de vraag gesteld of men zeker is elk jaar 1000
te kunnen aflossen. De Voorzitter antwoordt
daarop, dat nergens absolute zekerheid van kan
worden' gegeven, doch als het ledental niet ver
mindert en dat doet het tot nog toe niet, het
vermeerdert nog regelmatig èn de donaties
blijven toenemen of bestendigd blijven, en het
leerlingental niet achteruitgaat en het hoofd zijn
huishuur betaald, er dan geen sprake van eenige
zorg is, dan hopen wij iets meer dan 1000
te kunnen aflossen.
De heer Geluk van Dirksland vraagt of de
regeling van het schoolgeld heelemaal goed is,
waarop wordt geantwoord, dat de regeling van
thans niet ideaal is, doch dat het bestuur zoe
kende is naar een betere regeling, welke ge
baseerd moet zijn op de Rijksinkomstenbelasting.
Een schaal, welke voorloopig in studie is, werd
vertoond. Men gaf in overweging ze dan niet
te laag te nemen, omdat die belasting wel niet
bijzonder floriseeren zal.
De contributie wordt bepaald, evenals 't vo
rig jaar, op minstens 1..Daarna wordt het
verslag gelezen, hetwelk luidt als volgt
L. S.!
Het voorbije jaar heeft zich gekenmerkt door
rustigen voortgang. Bijzondere gebeurtenissen
bleven der vereeniging bespaard. Het bestuur
en dec ommissie van toezicht ondergingen geen
verandering.
Het ledental steeg tot 219, dat der donateurs
tot 42. Uitgezonderd Ooltgensplaat en Ouddorp
zijn alle gemeenten tot deze laatste groep toe
getreden. Wij blijven hopen, dat beiden eens
zullen inzien, dat deze onderwijsinrichting een
noodzakelijk en onmisbaar streekbelang is. Van
de polders zijn er' eveneens nog enkele in ge
breke. Landbouwvereenigingen en boerenleen
banken komen langzamerhand allen tot de over
tuiging, dat hun medewerking noodzakelijk is
voor den bloei van onze school.
Het aantal leerlingen is bevredigend en zou
hooger geweest zijn, wanneer niet enkele ad-
spirant-leerlingen hadden moeten worden afge
wezen, omdat zij de 7e klasse der lagere school
niet hadden afgeloopen. De 4 klassen zijn -thans
bezet met resp. 9, 15, 15 en 12 leerlingen. De
ijver en het gedrag der leerlingen geven geen
aanleiding tot bijzondere opmerkingen.
't Hoofd der school komt lof toe voor de
wijze, waarop hij het onderwijs geeft en waar
noodig en verlangd wordt de leden allerlei
adviezen verstrekt. In den loop dezes jaars ver
schenen van zijn hand een tweetal studies
„Grepen uit de geschiedenis van den Neder-
iandschen Land- en Tuinbouw" en „Beknopte
Bemestingsleer".
Wij mochten voorts de hand leggen op een
perceel grond aan den Langeweg te Sommels
dijk, waarop wij hopelijk in 2930 een school met
wöning voor 't hoofd hopen te doen verrijzen.
Een woord van dank meenen wij hier op zijn
plaats- aan den heer J. Verheul Dz., Raadslid
te Rotterdam, welke ons geheel belangeloos ad^
viseerde bij het ontwerpen van een gebouw,
dat zich zal aanpassen aan de landelijke om
geving.
Ook het Provinciaal Bestuur betuigen wij
gaarne dank voor zijn besluit om een derde
bij te dragen in de bouwkosten van school en
woning.
Onze verzameling breidt zich gestadig uit door
schenkingen. Zoo ontvingen wij van den heer
C. Warnaer Jz. te Dirksland een zeearend en
een fazant, van M. M. van der Baan te Me-
lisant een hermelijn, van W. van der Velde
te Sommelsdijk een bonte Specht, van de Mooij
te Sommelsdijk een kameel-schedel, waarvoor
wij de schenkers hartelijk dank betuigen. Het
bestuur houdt zich bij voortduring aanbevolen
voor dergelijke attenties, welke het onderwijs
ten goede kunnen komen.
Met vertrouwen gaan wij het nieuwe jaar in,
overtuigd als wij zijn, dat onze vereeniging die
plaats in ons eilandbelang inneemt, waarop het
van rechtswege aanspraak heeft.
Dan wordt overgegaan tot de verkiezingen
wegens periodiekeaftreding van de heeren C.
A. A. Kort te Melissant en D. Lodder te Goe
dereede. Door het bestuur waren op een twee
tal aanbevolen naast Kort, K. A. van Beek te
Melisant, en naast D. Lodder, H, Lodder te
Goedereede. De uitslag der verkiezing was, dat
van Beek 2 stemmen had en 2 blanco waren
en de overige op de aftreden'den, zoodat de
voorzitter met volle recht mocht constateeren,
dat de beide aftredenden met vrijwel algemeene
stemmen waren herkozen en op zijn vraag ver
klaarden de benoeming te zullen aannemen.
Van Paasschen vraagt of de vereeniging nog
schade lijdt van de onteigening voor den Pro
vincialen weg, waarop de Voorzitter antwoordt,
dat wij daar een veer bij zullen laten. Het be
stuur heeft reeds in September daartegen ge
protesteerd, doch hebben niets kunnen bereiken.
Dan wordt door den heer Wilde de huurderving
genoemd, die moet in ieder geval worden ver
goed, al heeft de vereeniging daar dan nu geen
schade van als bruiker, er is afkoop betaald en
wij maken aanspraak op vergoeding daarvan.
Spr. wil, dat het bestuur een beroep zal doen
op het geweten van de Provincie, en willen ze
niet langs billijken weg, er geen procedure van
maken.
Van Paasschen vraagt of de vertegenwoordi
ging van de polders goed geregeld is.
De Voorzitter antwoordt, dat de polderbe
sturen de secretaris een convocatie ont
vangt. Het bestuur moet dan maar uitmaken
wie hierheen komt.
Ook wordt gevraagd hoe het stemrecht in de
statuten geregeld is.
De Secretaris zoekt in zijn boeken en moet
constateeren, dat zijn voorraad statuten totaal
uitgeput is. Op 't Ministerie, de Inspecteur, de
Commissaris der Koningin, li hebt er zeker ook
een, zegt de secretaris tegen den Rijkslandbouw-
consulent, welke naast hem zit, waarop deze ja
knikt, en nu is mijn laatste exemplaar ter in
zage gevraagd door den Hoofdingenieur van
den Provincialen Waterstaat, en nu ben ik uit
verkocht, zoodat ik moet wachten tot dit laatste
exemplaar terug is. „Krijg je nooit meer terug
wordt er geroepen. Echter wordt vastgesteld, dat
donateurs geen stemrecht uitoefenen, wel worden
ze opgeroepen ter vergadering. Besloten wordt,
dat aan de polders, gemeenten, vereenigingen,
leden, zal worden gevraagd wie zij als verte
genwoordiger op een vergadering aanwijzen.
Daarmede was het huishoudelijk gedeelte van
want er is een middel dat U kalm houdt en
waardoor Uw geest helder blijft.
Mijnhardt's Zenuwtabletten behoeden U voor
zenuwachtigheid. Ze zijn verkrijgbaar in kokers
van 75 ct. bij Apoth. en Drogisten.
de mooie vergadering geëindigd en verleende
de Voorzitter het woord aan het hoofd der
school den heer Smits voor het houden van zijn
voordracht over
„Iets uit de Geschiedenis van
den landbouw."
Spreker zegt
Organisatie van verschillende volksgroepen
heben we al heel vroeg in onze geschiednis kun
nen waarnemen.
In de Middeleeuwen kende men de gilden,
vakvereenigingen van allen, die bij eenig hand
werk betrokken waren, en die er in de eerste
plaats op uit waren om het vak op een hooger
plan te brengen en dus degenen, die er bij be-
troken waren meer kennis van dat vak bij te
brengen. Men kende het slagersgilde zoowel als
het schoenlappersgilde, het kleermakersgilde
evengoed als het zakkendragersgilde, ja ,welk
beroep men ook noemen mag, van elk had men
een gilde, een vakvereenïging, welke zorgde
voor de belangen der leden. Alleen, een hoeren
gilde, een landbouwersvakvereeniging kende
men niet.
Het zou jaren, neen, eeuwen duren eer de
landbouwers de noodzakelijkheid van organi
satie zouden gaan inzien. En daarbij treft het
ons dan dat het eerst de menscben, die buiten
het boerenleven stonden het eerst de behoefte
van zoo'n boerenorganisatie gevoelden.
De eerste organisaties heeft men in Ierland
gehad. Dat was omstreeks 1731. De volgende
was die in Londen in 1753. Daarop zien we ze
ook buiten Engeland ontstaan in Bretagne 1757.
Ook Zwitserland kreeg zijn landbouwvereeni-
ging in de „Sociêté economiqeu", dat was dus
meer een economische vereeniging dan wel een
vereen, die zich met de practische landbouwvra-
gen bemoeide. In Duitschland volgden eveneens
dergelijke bonden, die dan bovendien nog een
patriottische strekking hadden.
Hoewel deze vereenigingen geducht werden,
was de uitwerking er van op den gewonen boer
nog zeer gering. Een Engelschman, Yong, die
Frankrijk bereisde, zegt er van, dat al die ver
eenigingen wel een heeleboel schreven en het
goed meenden met de boeren, maar dat het alles
al heel weinig belangrijk was wat ze uitrichten,
omdat de geschriften niet werden gelezen, om
dat de boeren ze niet konden lezen. Bovendien
waren de leden dier ver. geen boeren, maar
grondeigenaren, wat niet bevorderlijk was om
het vertrouwen in de vereen, te vergrooten.
Ons land volgde de beweging in Europa van
verre, zooals het de meeste groote bewegingen
van verre heeft gevolgd. In het laatst van de
18e eeuw werden ook hier vereenigingen opge
richt, die alles, wat de welvaart van ons land
bevorderen kon, moesten steunen. Daaronder
viel als vanzelf ook de landbouw. Het meest
van belang is geweest de Ooeconomische tak
van de Holl. Mij. van Wetenschappen. Deze
werd in 1777 opgericht, nadat door Mr. J. v. d.
Heuvel een prijsvraag was beantwoord, die dui
delijk in het licht stelde, dat er voor den land
bouw wat meer moest gedaan worden. De heer
v. d. Heuvel werd directeur van die vereeniging
enen men bleek in hem een goede keuze gedaan
te hebben. Tal van verhandelingen over land
bouwkundige onderwerpen werden uitgegeven,
waarvan we alleen maar noemen het ook in
ons eiland welbekende werkCatechismus der
Natuur door Martinet. Dit werk werd in ver
scheiden talen vertaald, zelfs in het Japansch.
Intusschen, die vereeniging moest een vakver-
eeniging zijn en was in werkelijkheid een weten
schappelijke vereeniging. Dat was wel gedeel
telijk te verklaren. Men had tegen een conser
vatisme te strijden die zoo groot was, dat het
wel haast onoverwinlijk scheen. Wanneer we
alleen maar de geschiedenis van de zaaimachine
nagaan, dan blijkt dat daaruit wel zonneklaar.
De zaaimachine kwam in zijn oorspronkelijken
vorm uit Engeland. Maar toen men daar hier
mede zou gaan werken, was er niet eens belang
stelling voor: Men redeneerde maar Onze voor
ouders waren toch ook geen domme menschen,
zij waren er toch ook op bedacht de grootst mo
gelijke winst van het bedrijf te halen. Wanneer
zij er wat in gezien hadden, dan waren zeker
al veel eerder machines in den landbouw in ge-
gebruik genomen. We gelooven er dus niets
van, dat met zulke ingewikkelde machines een
zoo veel grootere opbrengst kan verkgeen wor
den.
We naderen nu den Franschen tijd. Onder de
regeering van den Raadspensionaris Rutger Jan
Schimmelpenninck werden hier opgericht Com-
missiën voor den landbouw. In elk Departement
kwam zoo'n commissie. Aan het hoofd van die
commissiën kwam, wat wij misschien een Direc
teur-Generaal zouden noemen, te staan. Dit
was de Commissaris voor den landb., J. Kops.
Hoewel niet uit den Boerenstand afkomstig en
ook niet direct er in opgeleid (hij was dominé
geweest) wist hij van de boerderij toch een hee
leboel af en heeft hij wel met succes zijn Com
missariaat gevoerd, zelfs na de Fransche over-
heersching.
De Commissiën van den landbouw hebben
tot het midden van de 19e eeuw een kwijnend
bestaan geleid. Veel belangstelling was er niet
voor en de regeering was heel dankbaar, dat er
een ander lichaam kwam om het werk over te
nemen. Dat lichaam was de Provinciale land-
bouwmaatschappij. Het eerst werd opgericht de
in 1842. In 1847 werd de Hollandsche landbouw-
maatschappij opgericht ter vervanging van de
Amsterdamsche. Met nieuwen moed begonnen
die prov. maatschappijen! hun taak. In 1846
werd het eerste landhuishoudkundig congres ge
houden, dat daarna vrijwel elk jaar gehouden
is. En met telkens meer succes. Ook de betere
verkeerswegen bevorderden het vereenigings-
lev. Maar toch, de boer werd niet bereikt. De
vereenigingen, d.w.z. de plaatselijke afdeelingen
waren opgericht door burgemeester, notaris en
dokter met nog enkele heereboeren, de kleinen
boer bleef er verre van. Misschien gevoelde hij
de behoefte aan "vereeniging ook wel, maar te
midden van die hooge heeren durfde hij zijn
meening nit ezeggen en bleef daarom liever weg.
Koning Willem III wilde dat gaarne veran
deren en liet daarom in 1851 een rondschrijven
verzenden aan de prov. vereenigingen, waarin
gevraagd werd, wat de Koning uit eigen midde
len kon doen om den landbouw wat vooruit te
helpen. Hier kreeg men ai hetzelfde, wat we
ook in onze dagen zien, zooveel hoofden zooveel
zinnen. Men had ook toen heele verlanglijstjes
en begreep blijkbaar niet, dat de Koning toch
tenslotte ook maar over een beperkte beurs be-
schiken kon. Het gevolg van dat niet eensge
zind vragen was, dat er niets gebeurde, wat be
grijpelijk-is. Immers, als men in de landbouw-
kringen nog niet weet wat men wil, hoe zou
men het dan in Den Haag weten Als doekje
voor het bloeden werd toen in 1856 op een
wenk van den Koning de Algemeene Koninklijke
Landbouwvereeniging opgericht. Na 6 jaren was
ook die vereeniging begraven.
De taakr van die vereeniging werd in 1896
overgenomen door de Nederlandsche Boeren
bond. Reeds bij de oprichting ging alles niet zoo
als men het graag wilde. Er waren twee stroo
mingen de eene wilde, dat de bond het woord
christelijk in het vaandel schreef, de andere, dat
de bond een uitgesproken protectionisitisch ka
rakter dragen zou. Vooral door het optraden
van Mgr. Schaepman werd voorkomen, dat de
oprichting niet zou doorgaan. Alleen de Bra-
bantsche vereeniging bleef zich noemen Noord-
Brabantsche Christelijke Boeren en tuindersbond.
De grootste opleving in het vereenigingsleven
zou pas komen na 1880, dat is dus na de, of
beter tijdens de crisis. Tal van boeren waren
verplicht boerderij en land te verkoopen en ve
len trokken naar Amerika. Die hier achterble
ven zaten met elkaar in den nood en' de nood
dreef ze tot elkaar. Hadden ze vroeger elkaar
niet noodig gehad, nu konden ze elkaar niet
missen en in Limburg werd de eerste „Land-
bouwcasino's" opgericht. Dat waren dus de
eerste dorpsvereenigingen. Van uit Limburg
werden ze over geheel ons land verspreid en
nu kunnen we het ons zelf haast niet indenken,
dat 50 jaar geleden deze vereenigingen er nog
niet awren. Ja, dat men er zelfs de behoefte
niet toe gevoelde. Van de oprichting dezer
dorpsvereenigingen is ook op het leven in de
groote maatschappijen een weldadige invloed
uitgegaan, zoodat eerst nu die maatschappijen
zich konden gaan geven aan de taak, die ze zich
gesteld hadden.
Intusschen is het de vraag, of het medeleven
der boeren op het oogenblik ook zoo is als men
redelijker wijze verwachten mocht. We gelooven
dat dit nog niet het geval is. Een boer gevoelt
zich koning op zijn erf. Daar is niets tegen.
Maar dient te verstaan, dat hij niet alleen een
taak heeft tegenover zijn bedrijf, maar dat zijn
taak ruimer is. Hij is ook burger van zijn land,
ingezetene van zijn dorp. Verwacht mag worden
dat ze ook voor die algemeene belangen een
open oog hebben. Dat is heelaas nog niet altijd
het geval. En juist in een tijd als we nu hebben,
waarin alles is georganiseerd, moesten zeker de
beoren niet achterblijven. De verklaring dat het
anders is, is wel te geven, hoewel die niet erg
prettig is.
Het gevoel van saamhoorigheid is n.l. nog
zoo ver te zoeken. Men begrijpt blijkbaar niet,
dat men elkaar altijd noodig heeft, bouwboeren
elkaar, maar ook bouw -en weiboeren elkaar.
Te samen vormen ze den boerenstand van
ons land. En nu zien we het nog vaak gebeuren,
dat zoowel dorpsvereenigingen, als de groote
maatschappijen, dat de een medewerking wei
gert voor een maatregel of besluit, waardoor
het een ander beter zal gaan, maar waardoor
hij zelf minder zal worden.
Dat bewijst op gebrek aan gemeenschapszin
en saamhorigheid. Dit te constateeren doet mij
leed.
Spr. trekt dan uit de geschiedenis voor zich
en willicht ook voor anderen enkele lessen van
het organisatiewezen van ons land. En wel de
ze dat een organisatie er niet komt, omdat
men dat in zekere kringen erg noodig en wen-
schelijk acht, maar dat elleen dan een organisatie
levensvatbaarheid heeft, wanneer de behoefte
daaraan onder de landbouwers leeft. Dan kan
het wel eens goed zijn dat iemand van buiten
den eigenlijken kring van de landbouwers een
stoot geeft tot de oprichting er van, maar ge
vaarlijk blijft het altijd, als men tenminste iets
wezenlijks nuttigs en voor de boerenstand noo-
digs op het oog heeft en geen eigenbelang na
jaagt. Hier zal men zeker tijd en wijze moeten
weten.
Spr. eindigt met de opwekking tot een opge
wekt vereenigingsleven, dat voortspruit uit het
gevoel van bij elkaar te behooren, opdat het
werkelijk mag worden Een voor allen en allen
voor een
De voorzitter dankt den heer Smits voor zijn
leerzame lezing, die ons naar vroegere tijden
verplaatste en hoopt, dat de wensch van den
spreker ook in vervulling moge gaan.
Daarna sluiting.
Vergadering van den Raad der gemeente
STAD AAN 'T HARINGVLIET, op
Vrijdag 30 Mei 1930, des v.m. 10.30
uur.
Aanwezig met den Voorzitter alle leden, met
uitzondering van den heer H. Berk.
De VOORZITTER opent de vergadering met
gebed, waarna de notulen der vorige vergadering
worden gelezen en onveranderd goedgekeurd.
Op de in de vorige vergadering gestelde vraag
door den heer VAN SPRANG betreffende den
betonnen heining langs het plein der O. L. school
deelt de VOORZITTER mede, dat prijsopgave
is gevraagd en de kosten van een betonnen
heining van 1.50 M. hoog bedragen 430 en
met gaas 200.
Na eenige bespreking wordt besloten na te
gaan of met geringe kosten de oude heining is
te herstellen en dan met vernieuwing nog eenige
jaren te wachten.
Ingekomen stukken.
Het proces-verbaal van kasopneming bij den
gemeente-ontvanger, waaruit blijkt, dat boeken
en kas in orde zijn bevonden; in kas was
f 349.33)^; een rapport van werkzaamheden
van den keuringsdienst van waren te Dordrecht
over het le kwartaal 1930; een missive van
Ged. Staten ten geleide van een goedgekeurde
wijziging der begrooting 1930; een missive van
Ged. Staten ten geleide van een goedgekeurd
raadsbesluit betrefende aflossing geldleening; een
mededeeling van het Gemeentebestuur van Oude
Tonge en Ooltgensplaat betreffende herbenoe
ming leden en plaatsvervangende leden Comm.
van Toezicht Gasfabriek „Oost-Flakkee"; een
missive van den Minister van Onderwijs, hou-,
dende mededeeling, dat de vergoeding en art.
56 L. O. wet over 1928 is vastgesteld op
8147.88, en een verzoek van den Flakkeeschen
Boerenbond om alle inwoners van dit eiland
gelegenheid te geven aan te sluiten bij de wa
terleiding, welke stukken voor kennisgeving
worden aangenomen.
Rooilijn langs Prov. wegen.
Naar aanleiding van een schrijven van Ged.
Staten betreffende rooilijnen langs de Prov. we
gen wordt besloten de verordening op de rooi
lijnen als daarbij bedoeld opnieuw vast te stel
len.
Begrooting Gezondheidscommissie 1931.
De begrooting van de Gezondheidscommissie
dienst 1931 wordt goedgekeurd. Het aandeel
dezer gemeente bedraagt 34.65.
Kaaigeld.
De landbouwvereeniging alhier verzocht de
tarieven van het kaaigeld wat betreft kunst
meststoffen, houtsoorten en suikerbieten te ver
lagen.
Na van de tarieven van andere plaatsen te
hebben kennis genomen en de zaak breedvoerig
te hebben besproken, wordt besloten afwijzend
op het verzoek te beschikken en wel om de
volgende redenen; le. het geringe verschil met
meerdere plaatsen van dit eiland, sommige ar
tikelen iets hooger, andere weer lager; 2e. de
prachtige laadgelegenheid, wat den landbouwer
voordeel bezorgt, doch voor de gemeente veel
kosten met zich brengt, en 3e. de eenige ge
legenheid om van de personen, die buiten de
gemeente wonen en door het vervoer der pro
ducten het onderhoud van wegen enz. verzwa
ren, eenige bijdrage te verkrijgen, wijl door
verlaging der tarieven de inkomsten uit be
lasting verkregen moet worden en dit drukt op
personen, die minder hierbij betrokken zijn.
Vergoeding art, 13 L. O. wet.
Op een verzoek van de Wed. Helms om de
onkosten, verbonden aan het bezoeken van de
U. L. O. school te Middelharnis door haar kind
Ida te vergoeden, wordt op voorstel van B. en
W. besloten evenals voor andere leerlingen een
vergoeding berekend tegen 50 per jaar toe
te kennen.
Commissie van Toezicht Gasfabriek.
Volgens rooster is de Commissie van Toe
zicht op de gasfabriek in 1930 aftredend en
wordt als lid van deze commissie herbenoemd
L. Braber J.Lz. en tot plaatsvervangend lid bij
3e stemming in de plaats van D. Huizer be
noemd M. H. van Paasse.
Wijziging begrooting 1929 en 1930.
Aan B. en W. wordt machtiging verleend tot
het doen van enkele af- 'en overschrijvingen op
de begrooting 1929 en 1930.
Rondvraag.
De heer VAN SPRANG vraagt of in den
vervolge alle ingekomen stukken, waarop een
besluit wordt genomen, op de agenda worden
geplaatst.
De VOORZITTER zegt dit toe.
De heer TROMMEL vraagt eenige inlichtin
gen over het riool in de Nieuwe Stad wat be
treft de oorzaak der herhaalde verstopping,
welke inlichtingen door den VOORZITTER
worden gegeven.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de
vergadering gesloten.
SOMMELSDIJK. Vorige week werden uit
deze gemeente verscheept 530 H.L. aardappelen.
Onze dorpsgenoot, de heer J. D. Kieviet
hoopt morgen (Woensdag) vanuit Antwerpen
te vertrekken naar Canada.
In de maand Mei passeeren 29 schepen
de Wilhelminabruk dezer gemeente. Hieronder
zijn _niet begrepen de schepen met abonnement
en de beurtschepen.
MIDDELHARNIS. Alhier zijn aan de kaai
aangebracht en verzonden 2600 H.L. aardappe
len en 700 balen peen.
De Lighal en haar omgeving is zoo goed
als gereed en zal op Donderdag a.s. officieel
in gebruik worden genomen. Zij die er belang
in stellen worden Vrijdag en Zaterdag a.s. in
de gelegenheid gesteld een en ander te bezichti
gen. De lighallen zijn verrezen naast den proef
tuin aan den weg die langs de woning van
den heer Doornbos loopt tot de openbare U.
L. O.
Uitslag postduivenwedstrijd door de P. V.
„Seinpost" van uit Noyon, is als volgtD.
Kardux, le 3e 13e prijs. S. Looij 2e, J. Jorda?
4e en lie, C. Nipius 5e, J. Koert 6e, Gebr. van-*
den Doel 7e en 9e, Le Comte 8e, A. Schuurman
10e en 14e, C. Vroegindewij 12e. Aankomst le
duif 4-7-5, laatste duif 5-42-50. Losgelaten 11.30
STAD AAN 'T HARINGVLIET. Aan den
dienstplichtige A. C. Koppenaal is vrijstelling
verleend van opkomst onder de wapenen voor
herhalingsoefeningen.
De zangvereeniging „Concordia" behaalde
j.l. Donderdag te Sliedrecht den 2en prijs in
de eerste afdeeling.
Ingekomen personenG. Ghijsels van
Dirksland J. J. de Graaf f van Rotterdam, L. C.
van Heemst van Rotterdam. Vertrokken S. van
der Plaat naar Ridderkerk.
M. C. van B. had het ongeluk bij het wer
ken aan de heistelling op het groot havenhoofd
alhier, een paal van deze stelling op zijn li-
door
H. KINGMANS.
20)
„Dat zullen zij zeker", meende Hertha met
benepen stem.
Méér durfde zij niet zeggen, omdat zij haar
stem niet vertrouwde. Met kracht kwam terug
het vermoeden van eenige maanden geleden,
toen hij, bij het afscheid, zulke raadselachtige
woorden sprak. Een feit was ook, dat hij steeds
in zijn brieven, elke drie weken kwam er een,
naar zij van mevrouw Van Leeuwen vernomen
had, naar haar informeerde. Wat was toch zijn
bedoeling En
„Hoorde u mij niet, zuster
„Pardon, dokter. Neen, 'k hoorde u niet.
Misschien van het geraas van den motor."
't Was een uitvlucht, daar de motor zoo goed
als geen geraas maakte, althans niet zóó, da:
er niet gesproken kon worden.
„Ik zei: als het noodig is, laat u mij on
middellijk halen; 'k zal nu niet meer binnen
gaan; de menschen moesten eens schrikken, 't Is
wonderlijk met dat zeevolkje. Bij een schipbreuk
zijn ze minder ongerust dan bij een gevalletje
als dit. De medicijnen komen direct. De jongen
zal nu wel bij mij thuis zijn ongeveer. Goeden
nacht, zuster."
De auto stopte en Hertha stapte uit met een:
„Ik dank u zeer, dokter. U hadt
„Al wel", zeide hij kort. „Als ik vannacht
niet noodig ben, kom ik morgen heel vroeg."
Hertha liep het huisje in, waar zij op de nog
steeds angstige gezichten der beide vrouwen
bespeurde, hoe welkom zij was.
„Niets bemerkt, vrouw Vermeulen?" vroeg zij,
zich ontdoende van mantel en muts.
„Neen, zuster. Het gekreun blijft maar duren."
Hertha boog zich over den schipper, die met
gesloten oogen, terwijl het zweet parelde op
dat gedeelte van zijn ruw gelaat, dat niet in het
verband zat, in de bedompte bedstede lag.
„Heeft vader zoo'n pijn, zuster vroeg de
dochter.
„Ja", zei Hertha, „maar hij heeft er weinig
besef van. Misschien brengen, de medicijnen
straks eenig baat, maar zeker is dat niet. Er
valt voorloopig nog niets te zeggen."
Nu de dokter vertrokken was, waren de vrou
wen veel vertrouwelijker, hoewel zij toch ont
zag hadden voor Hertha. Met gedempte stem
vertelden zij, hoe het ongeluk geschied was en
dat zij niet anders dachten, of de man en vader
was doodgevallen.
„Het is alleen een gapende wonde in het
hoofd", verzekerde Hertha. „Natuurlijk weet de
dokter nog niet, of die wonde nog nadeelige ge
volgen zal hebben. Dat moet afgewacht. Maar
uw man is sterk, vrouw Vermeulen. Dat zegt
de dokter ook en het is hem waarlijk wel aan
te zien."
„Heeft zuster in het ziekenhuis ook wel eens
zooiets gehad vroeg de vrouw van den schip
per, zich aan eiken stroohalm vastklampend.
„O ja, meermalen", antwoordde Hertha. „En
zeer Veel gevallen met goeden afloop. Wat wij,
menschen, er aan kunnen doen, zal gebeu
ren, vrouw Vermeulen. Méér kunnen wij niet."
„Neen", zei de vrouw peinzend
De deur werd geopend en dezelfde jongen,
die Hertha gehaald had, kwam binnen met de
medicijnen. Hij wierp een schichtigen blik om
zich heen en verdween ijlings, toen hij de zuster
bespeurde.
„Zal ik vannacht bij u blijven, zuster vroeg
de dochter.
„Neen, neen, jij niet, Jannetje. Dan zal ik
het wel doen. Ik kan toch niet slapen."
„Niet slapen, dat is wel mogelijk. Maar u
beiden moet toch naar bed gaan. Er komt mor
gen weer een dag. En dan ben ik er niet."
„Maar u kunt den heelen nacht
„Dat is niet de eerste keer van mijn leven.
Ik ben liever alleen. En er is toch niets te
doen. U gaat dus straks rustig naar bed."
Hertha sprak op vriendelijken, maar beslisten,
geen tegenspraak duldenden toon, zoodat vrouw
Vermeulen niet langer aandrong.
Weldra hoorde Hertha op het zoldertje boven
haar een gestommel en een gekraak; moeder
en dochter begaven zich te bed, nadat Hertha
verzekerd had, dat zij roepen zou, als het
noodig was.
In het kleine vertrek was het nu stil. Alleen
klonk buiten het ruischen van de zee, terwijl uit
de bedstede zoo nu en dan een zacht gekreun
opsteeg. Het scheen Hertha, die vlak bij het
bed zat en nauwlettend den schipper bespiedde,
toe, dat het steunen zachter werd.
Opeens werden haar gedachten in beslag
genomen door de mededeeling van dokter Van
Leeuwen: wat mankeerde dokter Van Stralen
toch, om midden in den winter naar Zeeduin
te komen; en wat had hij telkens naar haar te
informeeren Elke week ging zij één avond bij
den dokter en zijn vrouw op visite. Deze stelden
dat blijkbaar zeer op prijs, want zij werd er
steeds hartelijk ontvangen. En van haar kant
vond Hertha het niet onprettig, daar zij maat
schappelijk met het paar wel aanraking gevoelde.
Welnu, vast eenmaal in de drie weken werd
haar verteld, dat er een brief uit Rotterdam
gekomen was en dat naar haar werd geïnfor
meerd Dokter Van Stralen had toch niets met
haar uit te staan
Maar tóch, als zij zich allerlei kleine attenties
herinnerde; als zij dacht aan zijn hartelijkheid
tijdens het consult; aan zijn wonderlijke houding
toen zij het ziekenhuis verlietNeen, neen,
zij moest zulke gedachten niet hebben. Het was
niet dan inbeelding. Hij stond in het ziekenhuis
immers bekend als een vriendelijk geneesheer
Had hij ooit een enkel woord gezegd, dat haar
vermoedens kon doen koesteren En hij wist
immers, dat zij in geestelijke zaken heel anders
dacht dan hij En was het zoo wonderlijk, dat
hij naar haar informeerde Hij stelde toch be
lang in haar, omdat hij over haar gedokterd
had? Door zijn bemiddeling was zij hier toch
gekomen Neen, neen, zij moest niet zoo dwaas
zijn Wat verbeeldde zij zich wel En zelfs
al w a s het, als zij denken ging, dan kon het
immers nog niet Him levensbeschouwingen
stonden lijnrecht tegenover elkaar. Maar het
was niet zooHet was inbeelding
En tóch, tóchHertha bloosde en boog
zich over den patiënt. Kom, zij moest aan haar
taak denken. Die lag op Zeeduin. Die lag dezen
nacht in dit vertrek, bij dezen schipper. Zij had
een levenstaak. En een taak, die haar bevredig
de. Zij moest verstandiger zijn.
Nog steeds bewegingloos lag Krijn Vermeulen,
de schipper van de reddingsboot. Hertha staarde
op het omzwachtelde gelaat. Zij zag het onge
schonden vóór zich: een verweerd zeemansge
laat. Maar trouwhartig. Aan het strand, in haar
vrije oogenblikken, had zij meermalen een praat
je met hem gemaakt, als hij in de buurt van de
reddingsboot vertoefde. Hij sprak altijd van
„mijn boot", niet omdat hij trotsch was, maar
omdat zijn hart klopte voor de boot, waarmede
hij al heel wat kostbare menschenlevens had
gered. Hertha had meermalen gepoogd, hem over
zijn reddingen aan het praten te krijgen, maar
het was haar niet gelukt. Het was immers van
zelfsprekend: als een schip in nood was, dan
ging je er immers op af; soms ging het aardig
goed; ook wel eens moeilijk; maar och, het
kwam altijd wel in orde. En dan werkte Krijn
Vermeulen zijn pruim naar de andere zijde van
den mond en begon over iets anders.
Zóó was Krijn Vermeulen. En zóó waren ook
de mannen van de boot. Zij pochten nooit. Zij
deden hun plicht. En Hertha gloeide van be
wondering voor deze stoere mannen, die, als
het moest, hun leven waagden, maar die nooit,
nooit van hun werk spraken, alleen sobere in
lichtingen gaven, als hun iets werd gevraagd.
Daar lag nu Vermeulen: niet verongelukt op
zee; hij was niet over boord geslagen en met
het hoofd tegen zijn boot gesmeten; hij was,
meenende het luik te hebben en de eerste trede
van den ladder, gestruikeld en met het hoofd
naar beneden gevallen op den steenen vloer van
het keukkentje. Hij had wel onmiddellijk dood
kunnen zijn.
Een zacht gekreunHertha boog zich weer
over hemWas het zinsbegoocheling Was
er beweging in de oogkleppen Om zeker van
haar zaak te zijn, vatte zij het kleine hanglampje
en hield, het licht door haar hand beschermend,
dit voor de oogen van den patiënt, wiens oog
kleppen niet bewogen; zij had zich dus vergist.
En Hertha mijmerde voort.
Ja: daar lag nu Krijn Vermeulen, de stoere,
breedgeschouderde schipper van de reddings
boot. Hij had vele menschenlevens gered, maar
nu lag zelf op de sponde, die een sterfbed wor
den kon. En daar waren een vrouw en een I
dochter ,die van angst niet wisten, wat zij doen
moesten en die uiterst dankbaar waren, dat er
deskundige hulp was.
Hoe gelukkig toch, dat er ook verpleegsters I
waren En Hertha dacht aan het wonderlijke
bestel Gods: daar laag een schipper van een
reddingsboot; hij was van zijn zoldertje ge
vallen en daar was een zwakke vrouw, een j
zachte vrouwenhand, die hem verpleegde en die,
als de Heere het wilde, hem vanuit de kaken
des doods haalde.
Was ook haar taak niet schoon Was het I
niet een verkeerde gedachte, andere wenschefl
te koesteren; voedsel te geven aan overwegingen,
als daareven in haar opkwamen Was zij daar
voor naar Zeeduin gekomen Had zij hier niet
genoeg taak Werd ook haar werk niet
zegend? Toonden de gesprekken met vrouw I
Hoogeboom, die zij had, na dien merkwaardigen
avond, niet aan, dat het gestrooide zaad wortel I
begon te schieten Was de lamme Kees niet I
brandend, om van Jezus te hooren En had zij I
ook in eenige andere kinderen uit Kees' buurt
niet aandachtige toehoorders En was er een
betere plaats, om van Gods Zoon te spreken,
dan juist aan een ziekbed
(Wordt vervolgd),
chaam te
stig kneusd
ingeroepen.
DEN B(j
dappelen.
OOLTC
scheept 42
- Onzej
slaagde vo
houder.
OUDE
zaam ten j
de voor b
ministratie
ten en acc
- P. de
der alhier,
zoodat ge|
geroepen.
- J.l.
een afdeel.
Een voors
raadsledenl
na bestred
Vreeswijk.)
werden als
van Dorssl
Mooyaart.)
- Na
de werkzd
men, zood'
NIEUI
hier vervJ
aardappeli
In
tweetal al
auto's wei
onbekend,
voor.
Tegsj
■opgemaakï
De
met een
Met vered
op het drj
met wat
DIRKSlS
opgericht
in het Ian|
4 A.s.
paardenma
- Bij
zoekenden
- Terl
ter inzage!
betisch- erf
de ingeschï
- TegJ
werd pro,
treding va
Oude Plal
- Bij
lucerne k|
per V. R.
HERKIl
Overweel
in. Genees
Een paar
natuurlijks
- Vor|
pen gelad
pelmeelfa!
varieerderf
De
>het kerkg,
zal WordeJ
Bureau
Na
is thans
arbeiders
handen tq
voeren.
GOEDl
mies bij 'f
rang bev<
Zatl
een conce
- De]
Roos had
en J. 't
OUDI
de peller!
per dag.
500 tot
Krabben
garnalen;
SOMP
Tied. Her|
den geho
'K}
a.s. Zone
niet voo|
worden
MIDDj
hoopt vq
treden
In
'de jaarlij
de Zendj
DEN
de Ned.
van VoJ
avonds
op te tre|
NIEl
(Hemelvl
alhier ee
HERB
nam. we
GOEI
dhr. F.
1 Sept.
nieuwe
cursus tel
ZcL
alhier ee;
voor de
Zc
alhier Dj
0ifte daa
8 uur b: