Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Het Wiegekind
No. 3647
WOENSDAG 4 JUNI 1930
45ste JAARGANG
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stokken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Brieven uit Amerika.
RONDSCHOUW.
De Lagere
Landbouwschool.
Deze Coura it vetschf ut eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bg vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan.
AdvertentlCn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
V* VRIJHANDEL OF BESCHERMING
Ziedaar een geschil, waarover reeds jaren
lang strijd is gevoerd. Dat zelfs eenmaal van
zooveel belang werd geacht, dat het door zekere
groepen tot inzet van een stembusstrijd werd ge
grepen en toen mede door invloed van buiten-
landsch kapitaal zoodanig werd beslecht, dat
vrijhandel als hoogste politieke wijsheid voor
Nederland zou worden geacht en daarna in
het vervolg zou worden gehandeld en geregeerd.
En mocht het wezen, dat een enkele maal bij
een afzonderlijk wetje hiervan werd afgeweken,
regel was en bleef, dat alle mogelijke artikelen
(we bepalen ons op heden tot landbouwartike-
len) onbelast of schier onbelast ingevoerd moch
ten worden, terwijl onze producten aan schier
alle grenzen een zoodanig invoerrecht moesten
betalen, die in sommige gevallen het 34-
voudige van de waarde, die de producent er
Cvoor ontvangt, bedraagt.
Onvermoeid zijn echter de pogingen geweest
in en buiten het Parlement, in woord en ge
schrift, om ons volk voor te houden, dat een
eenzijdige vrijhandel onze volkswelvaart ten
zeerste bedreigt.
We verblijden ons dan ook ten zeerste, dat
Prof. Dr. P. A. Diepenhorst, de onvermoeide
kampioen voor „Actieve Handelspolitiek", D.V.
Donderdag 12 Juni in Hotel „Spee" een rede zal
houden over bovengenoemd onderwerp. (Zie
advertentie)
Hij, die mocht meenen, op grond dat Prof. D.
optreedt voor de Chr. Boeren- en Tuindersbond,
dat dit onderwerp enkele landbouwers aangaat,
vergist zich.
Dat alle landbouwers, inzonderheid onze
landbouwers, komen, achten we een zoodanige
vanzelfsheid, dat het me onnoodig lijkt daar een
woord aan te verspillen. Immers gebiedende eisch
van zelfbehoud vordert elk eerlijk middel aan te
grijpen tot hulp.
|T' Maar niet alleen landbouwers, maar ook bur-
"gers, onderwijzers, neringdoende ambachtslieden,
kortom iedereen heeft het grootste belang bij
voornoemd onderwerp.
Het gaat er niet alleen over hoe de landbouw
geholpen kan worden, want het staat onafwend
baar vast, dat na de landbouwcrisis andere
moeiten zullen volgen, maar welke gedragslijn
behoort gevolgd te worden tot welzijn van heel
de natie. v. d. H.
MOTHERS DAY.
Beste Vriend 1
Verleden Zondag 11 Mei was het Mothers
day, „Moeders dag". Een ieder, die een beetje
meeleeft hier in Amerika weet wat deze dag
inhoudt, en verstaat wat het oogmerk is van
zoo een speciale „Mothers day". In de winkels
en vooral in de „Candy Shops", suiker- en
banketwinkels, ziet men groote opschriften
„Koopt een box voor moeder En ook de bloe
misten maken goede zaken. Bijna elk kind, die
de schooljaren voorbij is, koopt op dien dag
een present voor zijn moeder. Ook in ons huis
is de bloemserre weer verrijkt met een paar
prachtige exemplaren.
Duizenden en millioenen van dollars worden
hier voor Moeders dag besteed. Op zichzelf een
prachtige instelling. Van onberekenbare betee-
kenis is de plaats, die moeder inneemt in het
huisgezin. Haar teedere zorg en hare zelfopof
fering is met veel talent en genialiteit in dich
terlijke taal de eeuwen door geprezen. En wij,
Christenen, kunnen niet vergeten de mannelijke
teederheid en de innige liefde, welke de Heere
Jezus nog aan het Kruis openbaarde voor Zijn
moeder. Te midden van Zijn smartelijk lijden
dacht onze Heiland aan Zijn moeder. En al de
eeuwen door dient het te klinken in de ooren
vooral van de zonen der menschelijken geslachts:
«Zoon, zie Uwe moeder
Maar toch is er ook een schaduwzijde aan
zulk een „Mothers day".
Het is als met een Oudejaarsavond.
Er zijn menschen, die dien avond beslist naar
de kerk willen. En dan troosten zij zich met het
verkeerde spreekwoord: „Eind goed, alles goed!"
Zoo doen ook vele volgroeide jongens en
meisjes hier met „Moeders dag". Velen zijn een
geheel jaar van huis en laten niets van zich
hooren. Een onbeschrijfelijk lijden wordt door
vele moeders hier geleden. Maar op „Mothers
day' wordt er een brief met een present op de
post gedaan Blijkbaar tevreden zijn vele van
onze Amerikaansche jonge menschen met deze
daad. Alsof dit eens per jaar aan een liefheb
bend moeder voldoening kan geven
Maar er is nog een tweede schaduwzijde aan
zulk een „Mothers day". Het werkt m.i. de
gedachte in de hand, dat moeder eigenlijk de
oenige js> jje opvoedt 'en aan wien het
eind de meeste eer verschuldigd is.
Deze gedachte is eigenlijk specifiek Ameri-
kaansch. Onze groote Abraham Lincoln is op
dit verkeerde spoor ons voorgegaan. Zijn woord
staat gebeiteld in graniet en marmer: „All that
I am or hope to be; I owe to my angel mother",
w. w. z.: „Al wat ik ben of hoop te worden,
heb ik van mijn engelachtige moeder". En de
welbekende D. L. Moody, die een eigen Uni
versiteit heeft voor de opleiding van predikan
ten, heeft eens gezegd: „All that I have ever
accomplished in my life, I owe to my mother",
d. w. z.: „Alles wat ik in mijn leven tot stand
heb mogen brengen, heb ik van mijn moeder".
En om niet meer te noemen: de Engelsche Char
les H. Spurgeon schrijft: .„My conversion took
place, o! momentous hour, at my mothers knee",
hetgeen zeggen wil: „Mijn bekeering heeft plaats
gehad, o monumentaal oogenblik, op mijn moe
ders knie". Zoo zou ik vele uitspraken neer
kunnen schrijven van Amerikaansche Metho
disten, die als zij over hun home of over hun
opvoeding spreken, alleen de moeder noemen.
Al is het helaas waar, dat vele Amerikaansche
vaders zoo in hun zaken opgaan, dat zij weinig
of niets doen voor de geestelijke ontwikkeling
van hun gezin, het is ook waar, dat dit niet de
Goddelijke orde is. Van Sinaï's berghoogte klonk
het Goddelijk gebod: „Eert uw vader en uw
moeder".
Hoe eerbaar de plaats van de moeder ook
moge zijn, niet minder is de plaats van den
vader. Ontegenzeggelijk kan de oorzaak gevon
den worden voor de vele afwijkingen in onze
Amerikaansche gezinnen in het droevig feit, dat
vader zijn roeping als vader niet nakomt. Een
„Moeders dag" zou in Amerika een overtollige
weelde zijn, als vader vader was, d. w. z. als
hij een' Bijbelsch gebruik van zijn ambten als
profeet, priester en koning maakte. Waar dit
verzaakt wordt, komt dit alles voor de moeder,
die daar onmachtig toe is. De gevolgen van
die schromelijke nalatigheid blijven dan ook niet
uit, maar wreken zich. Nooit kan een vader de
plaats van een moeder inflemen, maar even zoo
min kan een moeder dit voor een vader doen.
God heeft die beiden in het gezin gezet, met
bijzondere 'en verschillende gaven en Gods or
dinantiën worden nooit straffeloos verbroken
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
Ik ontving van de hand van den heer Segers
onderstaand schrijven om als ingezonden stuk
in „Ons Richtsnoer" te plaatsen.
Zie hier wat de inzender schrijft
Lisse, 5 Mei 1930.
Geachte Redacstie
®^Door een onbekend vriend werd mij dezer
dagen „Ons Richtsnoer" van 18 April j.L be
zorgd. Wat zeker de bedoeling van den afzender
is geweest, is geschied: ik heb dat nummer
gelezen.
Welnu, met verwondering heb ik kennis ge
nomen van het daarin voorkomend artikel
„S. G. P. en verzekering" van de hand van Prof.
Van der Schuijt. Want naar aanleiding van een
ingezonden stuk van den heer Noorland gaat
Prof. Van der Schuyt conclusies trekken en ver-
oordeelen, zonder vooraf een onderzoek te heb
ben ingesteld naar de waarheid van het in dat
ingezonden stuk geschrevene, noch naar de be
trouwbaarheid van den heer Noorland. Waarom
niet Omdat hij A.-R. is en daarom alles waar
moet zijn, wat hij beweert Dan, Prof. Van
der Schuijt, heeft U zich grootelijks vergist.
Doch terzake. Het ingezonden stuk van den
heer Noorland heb- ik niet gelezen. Had ik het
gelezen, dan zou ik er toch niet op willen
schrijven. Waar nu echter Prof. Van der Schuyt
er de aandacht op vestigt en wijst op een kleine
catagorie volgelingen van Ds. Kersten, n.l. de
bloembollen-exporteurs, wensch ik er tocH iets
van te zeggen.
De heer Noorland wekt in zijn ingezonden
stuk de gedachte alsof de gansche' bollenstreek
exporteert en allen tot de S. G. P. behooren en
ook allen, hun bollen die ze verzenden, ver
zekeren.
Temeer ergerlijk is deze bewering, waar ze
vorig jaar in een openbare politieke vergadering
ook door hem is geuit en hij toen reeds op de
onjuistheid van zijn bewering gewezen is: toen
kon hij het niet bewijzen, deed er het zwijgen
toe en nu heeft hij den moed het weer in de
courant te herhalen.
Waar het getal S. G. bloembollenexportfirma's
zoo zeer klein is, zijn de feiten gemakkelijk
aan te toonen.
Welaan dan, geachte Redactie, slechts 2 zegge
twee Exportfirma's behooren tot de S. G. P.
en nooit neen nooit verzekeren deze firma's hun
bollen die zij verzenden.
Nu zal de heer Noorland wel weer om de
zaak heendraaien gelijk wij van hem gewend
zijn, doch een feit is het, Mijnheer de Redacteur,
dat wat door hem verteld is, een fatale leugen is.
Ik hoop nu, dat Prof. Van der Schuyt het
door hem geschrevene nu herroept (gelijk door
hem beloofd is) in Uw blad, en spreek den
wensch uit, dat Prof. Van der Schuyt in den
vervolge met wat meer voorzichtigheid en met
meer kieschheid gevallen zal bespreken, waar
mede hij niet op de hoogte is, ook al betreft
dat slechts de Staatkundig Gereformeerden.
U, mijnheer de Redacteur, vriendelijk verzoe
kende het bovenstaande in „Ons Richtsnoer'
van 9 Mei te willen plaatsen, waarvoor bij
voorbaat vriendelijk dank, heb ik de eer te zijn
Hoogachtend,
C. J. SEGERS.
De heer S. dient zich hier aan als zeden
meester en raadt mij „voorzichtigheid en kiesch
heid" aan. Hoe durft iemand zoo schrijven, die
zelf zoo onvoorzichtig en zoo onkiesch is, dat
hij schrijft „het ingezonden stuk van den heer
Noorland heb ik niet gelezen" en verder durft
schrijven „dat wat door hem (Noorland) ver
teld is, een fatale leugen is".
Fatsoenlijke persmanieren zijn anders, want
dan stelt men iemand niet tot een leugenaar,
wiens stuk men niet gelezen heeft.
Vervolgens gaat het niet over een kleine
catagorie volgelingen van Ds. Kersten, n.l. de
bloembollen-exporteurs.
Ik heb niet gesproken over een „kleine ca
tegorie", maar over de S. G. P. in haar geheel
en het vraagstuk der verzekering. Letterlijk
schreef ik: „Gij, Ds. Kersten en Uw Partij helst
betoogd, dat verzekering zonde is en dat is
geen conscientievraag, maar wordt door Gods
Wet beslist."
En daarom mag deze partij er zich niet af
maken met een slimmigheidje, dat de leden per-
soonlijk vrijgelaten worden, omdat men niet mag
heerschen over een anders consciëntie.
Op dit bepaalde punt moet klaarheid komen:
Is verzekering een conscientievraag of is ver
zekering zonde voor God.
Laat de heer Segers hierop eens een ant
woord geven, en dan kan hij, wat mij betreft,
niet twee, maar nog tweehonderd exportfirma's
noemen, die niet verzekerd zijn. Het gaat immers
bij de S. G. P. niet om het beginsel en niet
om de massa
Ik geef nu gaarne het woord aan den heer
Noorlandt.
Hooggeachte Redactie,
Aan Uw verzoek om het ingezondene van den
heer Segers van een onderschrift te voorzien,
voldoe ik gaarne. Mijn dank voor de mij daar
toe geboden gelegenheid.
Allereerst een persoonlijk woord. De heer S.
doet zijn best om mij aan LIw lezers voor te
stellen als „onbetrouwbaar".
Mag ik den heer S. daarvoor nader bewijs
vragen
Ik herinner mij niet ooit met hem in contact
te zijn geweest, behalve dan dat ik slechts een
maal in mijn leven een onderhoud met hem had,
en dan nog op de meest vriendschapelijke wijze,
en' -slechts enkele minuten.
Vervolgens uoet de heer S. 1 et voorkomen,
alsof ik gewoon ben „om de zaak heen te
draaien", een verwijt, dat ik voor het eerst in
mijn leven vernam, en waarvan eenig nader
bewijs niet ondienstig zou zijn geweest.
Men heeft mij in mijn leven wel eens ver
weten, dat ik de dingen te scherp zeg of schrijf,
doch om de waarheid heendraaien
Kom, mijnheer S„ niemand die mij kent, ge
looft zulks, en U gelooft het zelf ook niet
Waaruit dan Uw geprikkeld en voor mij
grievend schrijven te verklaren is Mag ik het
U eens zeggen
Uit gebrek aan degelijke argumenten Ik ga
U dit thans nader aantoonen.
U begint met te zeggen, dat U mijn inge
zonden stuk zelf niet gelezen heeft, en eenige
regels verder vervolgt U met te zeggen, dat ik
in genoemd stuk een verkeerde gedachte opwek.
Hoe nu
U heeft naar eigen zeggen mijn stuk niet ge
lezen en trekt een conclusie uit mijn schrijven,
waarvan U niet eens kennis nam
Uw conclusie is dan ook (hoe kan het an
ders geheel bezijden de waarheid
Neen, mijnheer S„ wat ik geschreven heb,
is nog nooit weerlegd, niet door U, en ook niet
door Uw voormannen, eenvoudig, omdat hier
de feiten spreken
En daarom maar iemand verdacht gemaakt en
voorgesteld als onbetrouwbaar
Ik heb in mijn schrijven niet gesproken over
het aantal bloembollenexportfirma's; ik heb
ook niet geschreven, dat er geen exportfirma's
zijn, die hun bollen niet assureeren (die zijn er
misschien, ook wel onder de niet-volgelinqen van
Ds. Kersten).
'k Heb geschreven, dat 99 pet. van de vol
gelingen van Ds. K. in deze omgeving geassu
reerd zijn, eri al noemt U nu twee exportfirma's
(waartegenover ik andere zou kunnen stellen)
die nooit, neen nooit hun te verzenden bollen
assureeren, durft U (en geef daar nu eens een
pertinent antwoord op, want daar komt
het op aan) zeggen, dat deze beide firma's
ook hun zaak, hun huis, hun schuren enz. niet
geassureerd, hebben
De vraag, die ons bezig houdt is niet of Jan
misschien zijn te verzenden bollen assureert, of
wel Piet z'n schuren en zaak, Willem zijn huis
met inboedel, neen mijnheer S„ de vraag, waar
over we 't hebben is deze: „Of de volgelingen
van Ds. K. (en dat behoeven volstrekt niet
altijd leden van een afdeeling te zijn) aan as
surantie doen"
En dat doen ze voor 99 pet., tot zelfs onder
de leden van het bestuur Uwer eigen afdeeling
Ik vind het dan ook schaamteloos brutaal,
dat iemand als u, die aandeelhouder
in een zaak is, die rondom geas
sureerd is, Uw mond nog open durft doen.
U moest zich schamen
U schrijft voorts, dat ik meermalen gewezen
ben op de onjuistheid mijner bewering. U is
onwaar
Weet U, wat U en anderen doen en gedaan
hebben
Toep ik beweerde, dat zoo goed als alle
S.G.P.'ers verzekerd waren, toen hield U op
de door U bedoelde vergadering Uw mond
Doch toen ik zeide, dat verscheidene S.G.P.ers
hun bollen, voor ze te verzenden, eerst assu
reerden, toen riep U met nog enkele aanwezigen:
„Dat kunt U niet bewijzen" (wat intusschen
volstrekt nog niet zeggen wil, dat ik onwaarheid
sprak)
Zooals ik echter boven reeds aantoonde, laat
het zijn, dat enkele firma's (waaronder dan ook
de twee door U genoemde) hun bollen bij 't
verzenden niet verzekeren, dan doen ze
dat toch zeker niet, omdat ze ge
moedsbezwaren hebben.
Immers ware dat het geval, zij zouden hun
huizen, schuren, auto's enz. óók niet verzeke
ren Endat is de kwestie waarom het gaat,
mijnheer S.
De heele opzet van Uw schrijven is géén
andere, dan mij -van den hoofdweg op zijpaden
te brengen; het zal U niet gelukken
Bovendien moest iemand, die N. B. voorzitter
is van een Afd. van de S. G. P., van zulke
armelijke argumenten, die niets anders zijn dan
uitvluchten, zich niet bedienen
Wanneer er gemoedsbezwaren zijn in mijn
ressort, (laat ik U dit eens heel duidelijk mogen
zeggen) dan moeten zij bij mij als ambtenaar
bekend zijn, en er is mij maar één (zegge en
schrijve één) werkgever bekend (althans een
werkgever die eenige menschen in zijn dienst
heeft), die gemoedsbezwaren heeft, terwijl het
Moeders, geneest de gesmette deelen
met Purol en houdt het
huidje altijd droog met
Purol poeder R&ÉÜP'
WI^W Belde artikelen
Y V|I™V| bfj Apoth. en
'A Drogisten.
voor mij nog een open vraag is, of deze werk
gever zijn stem uitbrengt op Ds. Kersten.
Vandaar, mijnheer S„ mijn op ambtelijke er
varing gegronde stelling, dat 99 pet. van de
volgelingen van Ds. K. geassureerd zijn.
Dat is geen leugen, mijnheer S„ ook geen
fatale leugen, dat is ontroerende werkelijkheid
En met de werklieden in Uw kring staat het
niet beter Ds. K. moge in „De Banier" schrij
ven: „Alle deze dingen zoeken de heidenen",
zijn volgelingen loopen wat zij kunnen, opdat
hun toch géén enkel voordeel van de sociale
verz. wetten ontga
Nooit, neen nooit (lees goed, mijnheer S.) had
er nog iemand den moed om de consequentie
van zijn beginsel te aanvaarden, en eene even-
tueeler ente te weigeren (ik spreek natuurlijk
alleen over mijn eigen ressort).
Ik hoop, wanneer de Redactie mij daartoe in
de gelegenheid stelt, binnenkort in „Ons Richt
snoer" eens een tipje op te lichten van den
sluier, waarachter mijn ambtelijke ervaring ver
borgen is, en ik hoop evenzeer, dat alle lezers
van „Ons Richtsnoer" zich met weerzin zullen
afkeeren van een partij, die een dergelijk twee
slachtig standpunt inneemt
Daaraan te mogen werken, acht ik mij een
eere Niet om gewin, noch om iemand noodeloos
te kwetsen, doch om der waarheid getuigenis
te geven
Mag ik tenslotte den heer S. nog een wel-
gemeenden raad geven Hij zal zich herinneren
hoe jaren geleden de heer Kuyk (een naar ik
geloof eerlijk en ernstig man) hier optrad.
(Waar is de heer Kuyk gebleven
Genoemde heer stelde, naar ik geloof te goeder
trouw, de A.-R. in staat van beschuldiging ten
opzichte van het verzekeringsvraagstuk.
Toen ik hem bij het debat er op wees, dat
hij zulks ten onrechte had gedaan, omdat het
in de S. G. P. p r a c t i s c h precies was als
in de A. R. P., kwam hij toen met uitvluchten
zooals LI
Neen, hij zeide rond en eerlijk, dat het hem
buitengewoon teleurstelde zulks uit den mond
van een A.-R. te moeten hooren, en hij hoopte;
dat deze toestand (waarin de S. G. P. ver
keerde) hen een oorzaak van schuld voor den
Heere zou worden
Zie, mijnheer S„ dat is tenminste een stand
punt.
Het advies van den heer Kuyk heeft weliswaar
niets uitgewerkt, doch hij was eerlijk en zocht
geen onbeteekenende uitvluchten, zooals LI
deed
Ook trachtte hij niet door groote woorden of
insinuaties zijn tegenstander in een verkeerd
daglicht te plaatsen.
Zij zijn optreden U tot een lichtend voor
beeld.
Geachte Redactie, nogmaals mijn dank 1
Uw dw. dn.
J. NOORLANDT.
Op Woensdag 28 Mei 1930 werd in Hotel
Spee te Sommelsdijk de 5e Algemeene vergade
ring gehouden van de vereeniging tot bevor
dering van het landbouwonderwijs op Goeree en
Overflakkee, onder voorzitterschap van den heer
P. van Schouwen.
De Voorzitter opende de vergadering met de
volgende toespraak
M. H.
Ik heet U allen hartelijk welkom op onze
4e algemeene vergadering. Het doet mij genoegen
dat velen aan deo proeping hebben gehoor ge
geven om deze vergadering bij te wonen; en wij
stellen uw tegenwoordigheid op hoogen prijs,
waaruit duidelijk blijkt, dat met de vereeniging
tot bevordering van het Landbouwonderwijs op
Goeree en Overflakkee wordt medegeleefd, ter
wijl u door het bijwonen der algemeene ver
gadering op de hoogte blijft van den gang van
zaken, en van den toestand der finantiën onzer
vereeniging. Met gekioegen kan ik constateeren,
dat het bestuur, krachtens uwe machtiging ten
vorigen jare gegeven, is kunnen overgaan tot
den bouw van een nieuwe school met woning
voor het hoofd te Sommelsdijk aan den Lange-
weg. Eind Januari had de aanbesteding plaats
en is het gebouw thans zoover gevorderd, dat
wij gegronde hoop koesteren, dat het op den
bepaalden tijd ongeveer gereed zal zijn, n.l.
15 Juli a.s„ zoodat ik mij voorstel, dat het in
gebruik zal kunnen worden genomen bij den
aanvang van den nieuwen cursus. Ik spreek de
hoop uit, dat ook het nieuwe eigen gebouw zal
kunnen medewerken om de belangstelling in de
vereeniging te versterken en nog velen zal nopen
hetzij lid of donateur onzer vereeniging te wor
den en deze dus in alle opzichten te steunen.
De crisis, die de landbouw thans medemaakt,
zal zeker nog velen, die niet als lid der ver
eeniging zich opgaven, nopen dit thans nog te
doen, daar ieder toch zeker wel overtuigd zal
zijn, dat goed landbouwonderwijs voor de toe-
komstigen landbouwer een eerste eisch is om
de komende jaren, indien deze crisis mocht aan
houden, aan de gevolgen daarvan met succes
het hoofd te kunnen bieden en in alle opzichten
te kunnen concurreeren met hunne collega's uit
andere streken van ons land en ook van het
buitenland.
Ook de meeste Gemeentebesturen op ons ei
land hebben hunne medewerking verleend om
den bouw onzer school mogelijk te maken, door
het verstrekken van rentelooze voorschotten tot
een bedrag van 20.000 in totaal, terwijl ook
het Provinciaal bestuur van Zuid-Holland aan
de vereeniging heeft toegezegd om een derde
gedeelte der bouwkosten als subsidie te schenken
waarvoor van deze plaats hartelijk dank wordt
gebracht, evenals aan de milde gevers van be
dragen, geschonken door den Van Pallandtpol-
der door bemiddeling van den heer Mijs en
door verschillende eigenaren van landen op ons
eiland door bemiddeling van den heer Van
Paasschen, wien door ons schriftelijk dank is
gebracht, terwijl ik van deze plaats de heeren
Mijs en Van Paasschen mede onzen dank breng
voor hunne bemoeiingen in deze.
Met genoegen mag ik ook getuigen van de
algeheele toewijding die getoond wordt door
het hoofd onzer school, de heer Smits, en die
vanzelf van grooten invloed is op het succes,
dat met de bessen kan worden verkregen, terwijl
hij steeds bereid is bevonden deze lessen in de
praktijk aan te vullen en verder te verklaren;
ook aan hem mijn dank in deze.
Hij heeft zich bereid verklaard u zoo straks
eenigen tijd bezig te houden met een voordracht
over: iets uit de geschiedenis van den Landbouw,
wat wij ten zeerste op prijs stellen.
Ook den Secretaris breng ik van deze plaats
een woord van hartelijken dank voor al hetgeen
hij in de 4 jaren van ons bestaan voor de ver
eeniging heeft gedaan, welke naar wij hopen
de moeilijkste en drukste jaren zijn geweest,
zoodat thans rustig aan de verdere ontwikkeling
der vereeniging zal kunnen worden gewerkt, en
roep ik daartoe nogmaals uw aller medewerking
in, overtuigd alsi k ben, dat deze medewerking
ten volle gerechtvaardigd is.
Ook den heer Van Riel, Rijkslandbouwcon-
sulent, roep ik een hartelijk welkom toe. Het
doet ons goed, dat hij door zijn aanwezigheid
blijk van medeleven met de school geeft.
En thans open ik deze vergadering met den
wensch, dat onze vereeniging verder in grooten
bloei moge toenemen, mede tot heil van den
Flakkeeschen Landbouw. Ik geef nu het woord
aan den secretaris voor het voordragen der
notulen van de ovrige algemeene vergadering.
Daarna worden de notulen der vorige alge
meene vergadering vastgesteld.
Daarna wordt de rekening over het 1929
overgelegd. De bescheiden waren nagezien door
een commissie, bestaande uit de heeren Jb. Koert
Cz. te Stad aan 't Haringvliet en Joh. Hameete-
man Cz. te Ouddorp, welke op de vraag des
voorziters verklaarden, dat alles in volkomen
orde was bevonden. De rekening werd daarna
voorgelezen en zonder stemming vastgesteld.
De heer Joppe informeert of het volgend jaar
er niet een winst- en verliesrekening kan wor
den overgelegd, hetwelk door het bestuur wordt
toegezegd. Ook wordt gevraagd, waarom alleen