Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. II 8 IN HOC SIGNO VINCES No. 3646 ZATERDAG 31 MEI 1930 45ste JAARGANG I EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Valsche Eenheid en de splijtzwam. Een spookschip. Land- en Tuinbouw. -v.-.r - t y. «I 11*1.j J Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling. B JITENLAND b? vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN t 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sfl beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, Onze oude strijder voor de Antirevo- lutionaire beginselen uit Zuidland, Ds. van Lummel, schreef in de Kerkbode der Classis Brielle een artikel over „Scheuren en toenaaien", dat ook voor het politieke leven beteekenis heeft. We nemen het volgende er uit over Er ligt" een tijd vlak achter ons, die men wel een tijd van „scheuren" wil noemen. Dat heeft lang genoeg, naar sommiger meening al veel te lang, geduurd. Wij mogen ons wel haasten om de scheuren te gaan toenaaien. <iTi. Dat is het, wat men tegenwoordig be- uisteren kan. Er zijn menschen, die het jammer vinden, dat de niet-Roomsche menschen niet in één verband leven. Er zijn menschen, die het betreuren, dat er onder Protestanten zooveel verschil is. De Scheiding en de Doleantie hadden niet zulk een scheuring moeten maken. Kuyper had niet de lijn zoo scherp moeten trekken tusschen Gereformeerd en Ethisch. Nu zoo redeneeren die menschen moeten wij alle krachten inspannen om die betreurenswaardige tegenstellingen uit de we reld te helpen. En die dat zeggen, spreken geheel naar den geest van onzen tijd. Onze tijd wil alle grenzen opheffen alle scheidingsmuren moeten verdwijnen. Wereld burgers moeten wij worden. AI die talen moet door n e wereldtaal voor alle menschen worden vervangen. Die geest werkt ook door op godsdienstig gebied. Een wereldcongres voor de godsdiensten hebben wij al beleefd, waar heidenen, mo- hamedanen, joden, christenen van allerlei ..-snaam samenspraken. Een wereldbond van kerken is er al. Op het gebied van de christelijke zending zoekt men een centraal verband. Overal wil men „toenaaien", wat vroeger gescheurd is. Wie zou dat pogen niet toejuichen, a 1 s waar 1 ij k de scheur kon geheeld worden? Maar doen, alsof er geen scheur i s, helpt niets. En dat zien wij in die tegenwoordige proef nemingen. Kan men op gezonden grondslag, bij op rechte overeenstemming wat het beginsel aan gaat, tot eenheid komen, dan gaarne. Maar een schijn van eenheid in het leven roepen met verdoezeling van de verschillen, verzwakt. 't Heeft onze partij, zoowel op kerkelijk als staatkundig gebied, te veel inspanning gekost om zich te isoleeren op eigen scherp gefor muleerd beginsel om nu te gaan beproeven dien grondslag ook bruikbaar te maken voor allen, die maar beweren dien grondslag te aanvaarden. Dat moet leiden tot strijd in den boezem van die schijneenheid. Of anders onvermijdelijk tot eene verbree ding - dat is verzwakking van den grondslag. Wij doen goed naar deze ernstige stem van hem, die tot de oude garde behoort, te willen luisteren. Inderdaad is het éen kenmerk van onzen tijd dat er meer gevraagd wordt naar verbreeding dan wel naar verdieping. En ook het politieke partijleven ont komt niet aan dat gevaar. En waar deze kwaal invreet gaat het ten koste der grondslagen, en om die goed te fundeeren is er inderdaad te veel aan moeite en offers betaald. Vooral onze „jongeren" mogen dat wel eens bedenken. De roep om eenheid klinkt zoo won- verschoon, en er gaat zoo groote be- kormg van uit. Maar het streven naar eenheid mag nooit gaan ten koste van een grond- I WaaroP wij staan, ten koste van e belijdenis dien wij te handhaven t hebben. Reeds Groen zaq het qroote qevaar e6uÜ Va'sche eenheid. blij leefde ook in een tijd toen het eidsgeroep over Neerlandsch land- dou wen weerklonk In het jaar der grondwetsherziening 1848 was men het zoo roerend met el kander eens In vergaderzalen en dag bladpers prees men de eensgezindheid waarmee de herziening tot stand kwam. En toch, door wélk een geest was die herziening geleid Tegen zulk een eensgezindheid ging het vlammend protest van Groen, die in zijn werk „Grondwetherziening en eensgezindheid" schreef „Er is een schijnbare eensgezindheid wanneer m'en in woorden, vormen of instellin gen gezamenlijk berust, omdat men van weers kanten daaraan een tegenovergestelde betee kenis geeft. Er is een gedwongen eens gezindheid. De overmacht van den een of de vreesachtigheitd van den ander kan zoo groot zijn, dat er geen poging tot weerstand beproefd wordt. Er is een sc h a d e 1 ij k e eensgezindheid. Men kan inderdaad en met volkomen overtuiging, de handen ineen slaan ter verkiezing van hetgeen evenwel voor som mige of ook voor allen schadelijk en schan delijk is. Er is een eensgezindheid der blin den om het pad te volgen waar langs zij gezamenlijk in de gracht vallen. Er is een eensgezindheid der dwazen om dezelfde buitensporigheden te begaan Er is een eens gezindheid der boocen om hunne verder felijke bedoeling ten uitvoer te leggen. Er is een eensgezindheid der vreesachtige n, der onverschilligen, dergenen die geen vastheid van beginselen hebben om voor de publieke meening, zonder dat naar de recht matigheid van haar voorschriften onderzoek worde gedaan, te zwichten." Vooral in die eerste woorden er is een schijnbare eensgezindheid, wan neer men in woorden, vormen of instel lingen gezamentlijk berust, omdat men van weerskanten, daaraan een tegen- vergestelde beteekenis geeft" hebben ook voor onze dagen wel iets te zeggen. We hebben in onze dagen niet in de eerste plaats behoefte aan verbree ding, maar wel aan verdieping. En eerst als we rotsvast op eigen grondslag staan, mogen we de hand reiken1 aan hen die „welgezind" zijn, om met Groen te spreken. Want ook van de „splijtzwam" moest Groen niets hebben. In hetzelfde werk schreef hij „Bij de onbereikbaarheid van het meest begeerlijke doel (onmiddellijke vereeniging van allen op deugdelijke grondslag) moeten we ons aan de bevordering van hetgeen verge lijkenderwijs wenschelijk is, niet onttrekken; n.l. vereeniging der welgezinden uitgaande van vrije werking, een ieder op zijn standpunt, een ieder naar zijn geloof en inzicht, ten behoeve van Godsvrucht, zedelijk heid, verkregen rechten, nationale zelfstandig heid, in één woord, van al dat gene waarvan de hooge waarde, tegenover de gedrochtelijke waanwijsheid van den huidicjen dag, door zeer vele verstandigen en braven in Nederland nog erkend wordt om dergelijke vereeniging te bewerken, wordt meer dan ooit in de gegeven omstandigheden onderlinge verdraag zaamheid gevorderd, weder zij d s c h ontzag voor elkanders overtui ging, geen geweldadig doordrijven met betrekking tot allen van inzichten, die slechts, hetzij aan sommigen, hetzij aan velen, welbehagelijk zijn." Op bladz. 121 van het zelfde werk schrijft de groote Christen-Staatsman „Zéér terecht werd onlangs in de Tweede Kamer gezegd; „terwijl wij schermutselen te gen de hersenschimmige vrees van herstel eener vroegere heerschende Kerk, vereenigen zich de beide legers, van het positieve Chris tendom onder de banier van het kruis en van het positieve ongeloof onder de banier der Menschheid. En niet in Duitschland alleen zal men weldra met juistheid kunnen beweren, dat er in zekere zin slechts twee politieke par tijen, Christenen en niet-Chris- n e n z ij n." Inderdaad naar twee zijden heeft Groen óók tot onzen tijd wel iets te zeggen Op 't oogenblik staan alle bladen vol over den „radio-oorlog." En daarom behoeven mijn lezers zich niet te verontrusten dat ik ook al over deze beweging zal beginnen Ik voel er niets voor en hoop dat mijn lezers zelf uit hun dagblad zich een eigen meening hebben kunnen vormen over deze kwestie. Maar toch wil ik wel eens iets over de radio in het algemeen zeggen. Ik acht het een be langrijk ding van den modernen tijd. Blijkbaar zien dat ook de kampvechters voor hun zend tijd ook in, want anders zouden overigens ern stige lieden zich allicht niet tot zulke buiten sporige dingen laten verleiden als nu in ver schillende meetings plaats hadden. Ik herinner me nog goed, dat ons als school jongens eens verteld werd, dat het mogelijk was door een soort geheimschrift, dat geen geleiding van draad of kabel noodig had, met elkander op" verre afstand te spreken. Dat was een groot wonder en den naam van „Marconi" was toen op aller lippen. Later bleef de draadlooze telegrafie schier uitsluitend ten dienste der zeeschepen, die er groot nut van hadden, overigens hoorde men er niet van. Maar gelijk in zooveel andere dingen, bracht ook hierin de wereldoorlog groote veran dering. Tijdens dezen oorlog werden de uit vindingen die bestonden geperfectioneerd, zoo als dat met een vreemd woord heet, of wat misschien beter verstaan wordt: verbeterd en soms schier volmaakt gemaakt. We kregen overal ersats van, namaak, dat hetgeen we ge bruikten moest vervangen, omdat dit niet meer te krijgen was. Maar voor den oorlogvoerder zelve was het beste slechts goed genoeg, het geen natuurlijk ook wel vanzelf spreekt. De nood drong en dan wordt alles in dienst ge steld om den nood te ontkomen, al het andere komt dan pas in de tweede plaats. Maar al werden wetenschap en cultuur, techniek en che mie dan ook aangewend voor het allerverschrik kelijkste dat er bestaat: den oorlog, door den nood heeft de mensch toch ook op dit gebied veel geleerd en we gebruiken tegenwoordig veel dingen, die we eigenlijk rechtstreeks aan den oorlog te danken hebben. Denk slechts aan het vliegwezen, dat voor den oorlog in den meest gebrekkigen vorm bestond en juist door het ge bruik in den oorlog is geworden, wat we er nu aan hebben. Zoo is het nu ook met de radio. Nu weet ik wel, dat er veel menschen zijn, die nog zeer sceptisch tegenover deze uitvinding staan 'en' die, wanneer op het nut van de radio gewezen wordt, hun schouders ophalen. Zij zien in de radio nog maar weinig zegen. Er zijn er zelfs, die van den „radio-plaag" spreken. Nu, tot op zekere hoogte kan ik daarin komen. Er zijn menschen, die nergens maat van weten. Ook op radiogebied. 's Morgens gaat het knopje om en den geheelen dag door knerpt het toe stel, rijp en groen wordt de huiskamer in ge- radiood en 't avonds wanneer ze naar bed gaan vergeten ze soms de radio af te zetten, zoodat vader het bed nog weer uit moet om „dat ding" uit te schakelen. Men behoeft niet te vragen of zulk een gebruik van het toestel genot ver schaft. Evenmin behoeft men bij de gelukkige buren van zulk een radiogebruiker te gaan in- formeeren of zij niet dankbaar gestemd zijn, dat zij op zoo'n voordeelige manier heel den dag radio-geluid kunnen hooren. Voor zulke radio-gebruikers 'acht ik de radio inderdaad een groot gevaar. Niet alleen, dat ze geen keur aanleggen op hetgeen ze hun huis binnen breng'en en alles wat los en vast is maar aan de huisgenooten te „genieten" geven, maar ook, omdat op die manier de intimiteit van het gezinsleven weg is. En dat is een vloek. Menschen, die de intimiteit van het huisgezin derven, leven maar half. Het gezinsleven is een scheppingsgave van God, een der rijkste gaven, die Hij in Zijn al- gemeene goedheid ons gegeven heeft. Men vraagt het den joncfen man maar eens, die voor het eerst het ouderlijk huis verlaat en in dienst of op zee of de Koloniën of onder vreemden leven moet. De heimwee naar het huisgezin van vader en moeder kan zoo groot zijnEn hij rust niet voor hij zelf ook zulk een gezin ge formeerd heeft. De intimiteit van het gezins leven is een bolwerk voor het leven, daarbuiten kan het leven zoo hard en wreed zijn, zoo mee- doogenloos zijn, en de levenskracht, die daar buiten verteerd wordt, moet zoo heel vaak in den intiemen kring van het gelukkig gezinsleven weer worden aangevuld. Hier heerscht de eenheid, de saamhoorigheid en de saambinding. Wanneer de man gevallen is, is hier de vrouw die opricht en wanneer de vrouw struikelt over 's levens moeilijken gang, dan is het de man die ondersteunt, en wanneer de kinderen de smarten van het leven in hun levensopgang ondervinden, dan kan die stille intimiteit van het gezinsleven, die vaderlijke blik die begrijpt en die zachte moederhand die troost, zoo heerlijke balsem in de wonde zijn. Men ziet dat wel aan die kinderen, die hunkeren om 's avonds weer „thuis" te zijn en hopen, dat er maar geen „vreemde" over de vloer is, want dat is „niets echt", ze verlangen naar het intieme gezinsleven. Ogelukkige ouders, die er verstand van hebben om zulk een geest in het gezin te schep pen Uw kinderen zullen uit uw gezin straks een schat de wereld in meenemen, waarvoor zij U tot op hun stervenssponde zulen dankbaar zijn. Die gezinsintimiteit is voor velen een le venselixer geweest. En nu pleegt in vele gezinn'en de radio een aanslag op dat groote levensgeluk. En soms meerderen, soms allen in het gezin zijn „radio maniakken" geworden, en s' werelds rumoer deed in dat stille vertrek zijn intrede, en die „vreemde", die als een ware facheux-troisième, de heilige verhouding tusschen ouders en kin. deren komt verstoren, brengt aan de gezins- intimiteit den doodsteek toe. En dan wordt de radio een vloek. Maar ook hier geldt het woord: het misbruik heft het gebruik niet op. Misbruik is van alles te maken, en e'en dwaas is hij, die om het misbruik, dat van hetgeen God geeft, gemaakt wordt, het gebruik wil tegen gaan of afschaffen. Alle eeuwen door zijn er zulke menschen ge- weest, en alle eeuwen door hebben ze schip breuk geleden. Het was de grond der misrekening van alle kluizenaars, die uit het leven ontvluchtten, om dat ze zagen, dat er zooveel misbruik van het leven gemaakt werd. Maar het ascetisme heeft nooit veel uitge werkt op den gang van het leven zelf. Kluize- nars komen naast 'en buiten het leven te staan, en dat is nooit de bedoeling van God met het leven en het menschdom geweest, kan het ook niet geweest zijn, want dan zou God Zijn Schep, ping hebben prijs gegeven en komt Zijn eere te na Juist dezer dagen las ik een kernwoord van een groot man, die het volgende sprak: „Dit is het karakteristieke van elk profetisch optreden dat ge een roepen hoort uitgaan voor een hooger Een matroos die onlangs van een zeiltocht om de Kaap terugkeerde, vertelde dat hjj met eigen oogen de Vliegende Hollander had ge< zien. Hij had nog juist tijd gehad om door den scheepsroeper te vragen hoe het kwam dat de zeilen zoo mooi wit bleven en de kapitein van het spookschip had terugge» schreeuwd«Gebruik Zeeppoeder »Ozil« van slechts 10 ets. per pakje. (Adv.) 11 vaderland van een groep, die zich tevens met geestdrift werpt in het nationale leven" Hier hebt ge de groote waarheid omtrent de geestelijke roeping van ieder mensch. En Christus is ons hierin persoonlijk voor gegaan. Nooit bad Hij, dat de Zijnen uit de wereld zouden worden weggenomen, maar dat zij zouden worden bewaard van den booze. De wereld ontvluchten is groote dwaasheid, omdat men toch de zonde meeneemt, want die zit in de eerste plaats in eigen hart en die ontvlucht geen sterveling, hij moet er tegen strijden. Zoo heeft hij ook tegen de zonden der wereld te strijden, maar hij mag ze niet ont vluchten door zich op te sluiten. Ook de apos telen dachten er zoo over. Paulus sloot zich nooit in een eng kringetje op en zelfs toen hij in Rome gevangen zat deed hij zijn best met zoo veel menschen als mogelijk was in contact te komen. In Athene beklom hij de grootste wereldsche plaats, die er was: de areopagus, de groote marktplaats, waar dagelijks veel men schen saam kwamen. De groote zegen, die God aan de kerk wil geven, is naar verluid van de Openbaring aan Johannes niet, dat ze de hei denen zullen ontvluchten, maar dat zij ze zullen hoeden met een ijzeren scepter. Alle uitvindingen zijn van God. Satan heeft niets geschapen, hij kan alleen negatief werk doen, hij kan verwoesten, vernielen wat God gegeven heeft. Alle uitvindingen zijn begrepen krachten, die God in de natuur gelegd heeft, en die God dus gegeven heeft om ze te begrijpen en ze te gebruiken. Dat is Schriftuurlijk, alleen uit dezen gezichtshoek mogen we de dingen bezien. Daaruit volgt, dat ook de Christen gebruik mag en gebruik moet maken van de radio, zij is een gave Gods. Is ze dat niet, dan is ze een gave des Satans, maar wie dat zegt, kent aan Satan positieve scheppingskracht toe, maakt van Satan een god. Men moet de ^consequenties van zijn rede neering durven 'aanvaarden. En nu spreekt het vanzelf, dat zij, die hier geheelonthouding prediken, het gemakkelijkste werk hebben. Dat is altijd zoo met het kluize naarsbestaan. Zij trekken zich uit de wereld en het leven terug, met hun boekje in hun hoekje en laten de wereld draaien, na hen de zond vloed Als ze zelf maar gered zijn of althans vroom zijn Maar dat is niet de Goddelijke bedoeling met den mensch. En zij, die iets begrepen hebben van het Woord: de heidenen hoeden met een ijzeren scepter, staan voor moeilijker taak Die staan in het vuur van den strijd, hebben de spot en de hoon van de wereld te dragen, hebben zich offers te getroosten (denk aan den schoolstrijd)hebben iederen dag weer tegenover het satanisch „neen", het Goddelijk „ja" te stellen, op alle terreinen van het leven, en helaas bovendien nog maar al te vaak met de beschim pingen van de „vrome menschen" te doen, die al dat werken maar eigengerechtigheid oordeelen en er hun „gewogen, maar te licht bevonden" over uitspreken. Maar dat mag niet doen dralen of doen wan kelen. Het leven jaagt voort en we heben onze roeping te verstaan. Onze roeping ook op het gebied van de radio. Want ook de radio zal eenmaal in het oordeel opstaa ntegen dit geslacht. De radio is in het vole leven geworpen door God uitd en hemel, en wij hebben te weten wat we er mee doen moeten. Het is niet maar een liefhebberijtje van enkelen, het is een orgaan geworden, waardoor de moderne tijd zijn geest uitzendt over alle vleesch. Een machtig wapen, dat doordringt tot in het huisgezin. Het is gelijk de pers, meer dan de pers, voor zoover het gesproken woord bij velen meer teweegbrengt dan het geschrevene. Want tijd van bezinning is er schier niet meer, het leven raast voort, de eene indruk jakkert over den anderen heen. En bij zulk een razernij is het gesproken woord krachtiger dan het ge schrevene. Men ontvliet de radio niet door als enkeling er teg'en te mopperen en te zeggen: in mijn huis komt zij toch nietOok op uw schouders ligt een deel der wereld, en ge moet kiezen, zoo goed als ge in het onderwijs, in de pers, in alles den ganschen dag te kiezen hebt, te kiezen voor Uw zelf en te kiezen voor Uw kinderen. Geen kluizenars geven richting aan het leven, maar zij, die den areopagus beklimmen en iets er van leeren verstaan wat het zeggen wil, dat we tot taak hebben de heidenen te hoeden met een ijzeren scepter Neem daarom gerust de radio. Maar begrijpt Uw ontzagelijke taak, laat uw gezinsintimiteit er niet door schade lijden. Kiest met oordeel des onderscheids, zoo goed als gij uw lichamelijke spijze kiest en zeeft met de grootste nauw keurigheid. En bedenk: als God een gave geeft en wij deze verzondigen, God ze niet van ons terug neemt. Wat Hij doet is veel verschrikkelijker: wat ons stap ten hemel kon geweest zijn, wordt dan een stap naar de hel. God neemt niets uit Zijn schepping terug: maar Hij geeft in Zijn gave de zegen of de vloek. Niet anders is het ook met de radio UITKIJK. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. (Ie helft Juni). Nadruk verboden. Wat was dit voorjaar mooi, en wat heerlijk schoone dagen hebben April en Mei ons ge geven Alles baadde zich de laatste weken in een weelde van geuren en kleuren, en het zijn vooral de krachtige kleuren, die leven en vroo- lijkheid brengen. Mei, Juni en Juli zijn de bloe- menmaanden bij uitnemendheid. Dan komen de bloemen van alle kanten te voorschijn, tusschen het gras en het groen van boomen en heesters, overal en telkens meer. Voor den bloemenvriend en gelukkigen bezitter van een tuin is 't een tijd van volop genieten. Wij willen hier att'ent maken op een paar oude, maar fraaie, ja een paar der fraaiste en keurigste tuinplanten: de roode tuinpioen en de blauwe lu pine. Beide bloeien met fraai gekleurde bloe men, die reeds op verren afstand ons tegen schit teren, de eene rood, de andere blauw. Elk jaar boeien ze opnieuw door hun gloed en frissche pracht. Vooral de dubbele roode pioenroos is in vele boerentuinen een geliefkoosde plant, in menig stadstuintje doen ze het niet zoo mooi. Dat ligt voor de hand: een plant, die zulke zware bloemen voortbrengt, heeft ook heel wat voedsel noodig. Voorts verlangen de pioenen gedurende den groei steeds een voldoende en regelmatige vochtigheidsgraad van den grond. Wordt aan deze hoofdvoorwaarde voldaan, dan komt het er niet zoo op aan of de planten zonnig of licht beschaduwd staan. Dichte schaduw is evenwel nadeelig, omdat het loof dan te ijl opschiet en zwak blijft, en de planten daardoor slecht zullen bloeien. De roode pioen leent zich uitstekend voor aanplanting langs heestergroe- pen, maar ook als alleenstaande plant maakt ze een uitstekend effect. De blauwe Lupine (Lopines polyphyllus) is met bloeien veel ge williger. Zij ontbreekt nooit op het appèl. Elk jaar brengt ze bij goede verzorging een prachtig bouquet heerlijke blauwe, forsche bloemtrosschen te voorschijn, 't Is een echte zonplant, de bodem mag niet te vochtig zijn. De Lupine is evenals de Pioenroos afkeerig van herhaaldelijk ver planten, men doe het daarom alleen, als de plant achteruitgaat, zwakker wordt, 'en de bloe men kleiner en geringer in aantal worden. De blauwe lupine wordt ruim e'en meter hoog en maakt tusschen laag en licht struikgewas een zeer fraai effect. In den moestuin: De vroege erwten laten hun peulen al zien, en 't zal niet lang mer duren of we zullen ze op de veilingen zien verschijnen. Zeker is het, dat we hiervoor de lage variëteiten gekweekt hebben, maar niet zelden overschrijden ze, op goeden grond, de aangegeven hoogte, 'en daarom is het gewenscht ze te „scheren". Hiermee bedoelen we, ze te beschermen voor het afwaaien van het rijs. Niet zelden gebeurt het, dat na een ferme regenbui, gepaard gaande met sterken wind, de planten van het rijs worden losgerukt. Som mige tuinlieden nemen hiervoor dun touw. Wordt dit voorzichtig gebruikt, dan is het te doen, doch beter is het om hiervoor te gebruiken: dun, goedkoop katoen, omdat dit laatste veel zachter is, en er dus niet zooveel stengels door geknakt zullen worden.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1