Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
II
8
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3646
ZATERDAG 31 MEI 1930
45ste JAARGANG
I
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Valsche Eenheid en de
splijtzwam.
Een spookschip.
Land- en Tuinbouw.
-v.-.r - t y. «I
11*1.j J
Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling.
B JITENLAND b? vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN t 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die sfl beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
Onze oude strijder voor de Antirevo-
lutionaire beginselen uit Zuidland, Ds.
van Lummel, schreef in de Kerkbode
der Classis Brielle een artikel over
„Scheuren en toenaaien", dat ook voor
het politieke leven beteekenis heeft. We
nemen het volgende er uit over
Er ligt" een tijd vlak achter ons, die men
wel een tijd van „scheuren" wil noemen.
Dat heeft lang genoeg, naar sommiger
meening al veel te lang, geduurd.
Wij mogen ons wel haasten om de scheuren
te gaan toenaaien.
<iTi. Dat is het, wat men tegenwoordig be-
uisteren kan.
Er zijn menschen, die het jammer vinden,
dat de niet-Roomsche menschen niet in één
verband leven.
Er zijn menschen, die het betreuren, dat
er onder Protestanten zooveel verschil is.
De Scheiding en de Doleantie hadden niet
zulk een scheuring moeten maken.
Kuyper had niet de lijn zoo scherp moeten
trekken tusschen Gereformeerd en Ethisch.
Nu zoo redeneeren die menschen
moeten wij alle krachten inspannen om die
betreurenswaardige tegenstellingen uit de we
reld te helpen.
En die dat zeggen, spreken geheel naar
den geest van onzen tijd.
Onze tijd wil alle grenzen opheffen alle
scheidingsmuren moeten verdwijnen.
Wereld burgers moeten wij worden.
AI die talen moet door n e wereldtaal
voor alle menschen worden vervangen.
Die geest werkt ook door op godsdienstig
gebied.
Een wereldcongres voor de godsdiensten
hebben wij al beleefd, waar heidenen, mo-
hamedanen, joden, christenen van allerlei
..-snaam samenspraken.
Een wereldbond van kerken is er al.
Op het gebied van de christelijke zending
zoekt men een centraal verband.
Overal wil men „toenaaien", wat vroeger
gescheurd is.
Wie zou dat pogen niet toejuichen, a 1 s
waar 1 ij k de scheur kon geheeld
worden?
Maar doen, alsof er geen scheur
i s, helpt niets.
En dat zien wij in die tegenwoordige proef
nemingen.
Kan men op gezonden grondslag, bij op
rechte overeenstemming wat het beginsel aan
gaat, tot eenheid komen, dan gaarne.
Maar een schijn van eenheid in het leven
roepen met verdoezeling van de verschillen,
verzwakt.
't Heeft onze partij, zoowel op kerkelijk als
staatkundig gebied, te veel inspanning gekost
om zich te isoleeren op eigen scherp gefor
muleerd beginsel om nu te gaan beproeven
dien grondslag ook bruikbaar te maken voor
allen, die maar beweren dien grondslag
te aanvaarden.
Dat moet leiden tot strijd in den boezem
van die schijneenheid.
Of anders onvermijdelijk tot eene verbree
ding - dat is verzwakking van den
grondslag.
Wij doen goed naar deze ernstige
stem van hem, die tot de oude garde
behoort, te willen luisteren.
Inderdaad is het éen kenmerk van
onzen tijd dat er meer gevraagd wordt
naar verbreeding dan wel naar
verdieping.
En ook het politieke partijleven ont
komt niet aan dat gevaar.
En waar deze kwaal invreet gaat het
ten koste der grondslagen, en om die
goed te fundeeren is er inderdaad te
veel aan moeite en offers betaald.
Vooral onze „jongeren" mogen dat
wel eens bedenken.
De roep om eenheid klinkt zoo won-
verschoon, en er gaat zoo groote be-
kormg van uit.
Maar het streven naar eenheid mag
nooit gaan ten koste van een grond-
I WaaroP wij staan, ten koste van
e belijdenis dien wij te handhaven
t hebben.
Reeds Groen zaq het qroote qevaar
e6uÜ Va'sche eenheid.
blij leefde ook in een tijd toen het
eidsgeroep over Neerlandsch land-
dou
wen weerklonk
In het jaar der grondwetsherziening
1848 was men het zoo roerend met el
kander eens In vergaderzalen en dag
bladpers prees men de eensgezindheid
waarmee de herziening tot stand kwam.
En toch, door wélk een geest was die
herziening geleid
Tegen zulk een eensgezindheid ging
het vlammend protest van Groen, die
in zijn werk „Grondwetherziening en
eensgezindheid" schreef
„Er is een schijnbare eensgezindheid
wanneer m'en in woorden, vormen of instellin
gen gezamenlijk berust, omdat men van weers
kanten daaraan een tegenovergestelde betee
kenis geeft. Er is een gedwongen eens
gezindheid. De overmacht van den een
of de vreesachtigheitd van den ander kan zoo
groot zijn, dat er geen poging tot weerstand
beproefd wordt. Er is een sc h a d e 1 ij k e
eensgezindheid. Men kan inderdaad en met
volkomen overtuiging, de handen ineen slaan
ter verkiezing van hetgeen evenwel voor som
mige of ook voor allen schadelijk en schan
delijk is. Er is een eensgezindheid der blin
den om het pad te volgen waar langs zij
gezamenlijk in de gracht vallen. Er is een
eensgezindheid der dwazen om dezelfde
buitensporigheden te begaan Er is een eens
gezindheid der boocen om hunne verder
felijke bedoeling ten uitvoer te leggen. Er is
een eensgezindheid der vreesachtige n,
der onverschilligen, dergenen die geen
vastheid van beginselen hebben om voor de
publieke meening, zonder dat naar de recht
matigheid van haar voorschriften onderzoek
worde gedaan, te zwichten."
Vooral in die eerste woorden er is
een schijnbare eensgezindheid, wan
neer men in woorden, vormen of instel
lingen gezamentlijk berust, omdat men
van weerskanten, daaraan een tegen-
vergestelde beteekenis geeft" hebben
ook voor onze dagen wel iets te zeggen.
We hebben in onze dagen niet in
de eerste plaats behoefte aan verbree
ding, maar wel aan verdieping.
En eerst als we rotsvast op eigen
grondslag staan, mogen we de hand
reiken1 aan hen die „welgezind" zijn,
om met Groen te spreken.
Want ook van de „splijtzwam"
moest Groen niets hebben.
In hetzelfde werk schreef hij
„Bij de onbereikbaarheid van het meest
begeerlijke doel (onmiddellijke vereeniging van
allen op deugdelijke grondslag) moeten we
ons aan de bevordering van hetgeen verge
lijkenderwijs wenschelijk is, niet onttrekken;
n.l. vereeniging der welgezinden
uitgaande van vrije werking, een ieder op
zijn standpunt, een ieder naar zijn geloof en
inzicht, ten behoeve van Godsvrucht, zedelijk
heid, verkregen rechten, nationale zelfstandig
heid, in één woord, van al dat gene waarvan
de hooge waarde, tegenover de gedrochtelijke
waanwijsheid van den huidicjen dag, door zeer
vele verstandigen en braven in Nederland nog
erkend wordt om dergelijke vereeniging te
bewerken, wordt meer dan ooit in de gegeven
omstandigheden onderlinge verdraag
zaamheid gevorderd, weder
zij d s c h ontzag voor elkanders overtui
ging, geen geweldadig doordrijven
met betrekking tot allen van inzichten, die
slechts, hetzij aan sommigen, hetzij aan velen,
welbehagelijk zijn."
Op bladz. 121 van het zelfde werk
schrijft de groote Christen-Staatsman
„Zéér terecht werd onlangs in de Tweede
Kamer gezegd; „terwijl wij schermutselen te
gen de hersenschimmige vrees van herstel
eener vroegere heerschende Kerk, vereenigen
zich de beide legers, van het positieve Chris
tendom onder de banier van het kruis en van
het positieve ongeloof onder de banier der
Menschheid.
En niet in Duitschland alleen
zal men weldra met juistheid
kunnen beweren, dat er in zekere
zin slechts twee politieke par
tijen, Christenen en niet-Chris-
n e n z ij n."
Inderdaad naar twee zijden heeft
Groen óók tot onzen tijd wel iets te
zeggen
Op 't oogenblik staan alle bladen vol over
den „radio-oorlog."
En daarom behoeven mijn lezers zich niet te
verontrusten dat ik ook al over deze beweging
zal beginnen Ik voel er niets voor en hoop
dat mijn lezers zelf uit hun dagblad zich een
eigen meening hebben kunnen vormen over
deze kwestie.
Maar toch wil ik wel eens iets over de radio
in het algemeen zeggen. Ik acht het een be
langrijk ding van den modernen tijd. Blijkbaar
zien dat ook de kampvechters voor hun zend
tijd ook in, want anders zouden overigens ern
stige lieden zich allicht niet tot zulke buiten
sporige dingen laten verleiden als nu in ver
schillende meetings plaats hadden.
Ik herinner me nog goed, dat ons als school
jongens eens verteld werd, dat het mogelijk was
door een soort geheimschrift, dat geen geleiding
van draad of kabel noodig had, met elkander
op" verre afstand te spreken. Dat was een groot
wonder en den naam van „Marconi" was toen
op aller lippen.
Later bleef de draadlooze telegrafie schier
uitsluitend ten dienste der zeeschepen, die er
groot nut van hadden, overigens hoorde men er
niet van. Maar gelijk in zooveel andere dingen,
bracht ook hierin de wereldoorlog groote veran
dering. Tijdens dezen oorlog werden de uit
vindingen die bestonden geperfectioneerd, zoo
als dat met een vreemd woord heet, of wat
misschien beter verstaan wordt: verbeterd en
soms schier volmaakt gemaakt. We kregen
overal ersats van, namaak, dat hetgeen we ge
bruikten moest vervangen, omdat dit niet meer
te krijgen was. Maar voor den oorlogvoerder
zelve was het beste slechts goed genoeg, het
geen natuurlijk ook wel vanzelf spreekt. De
nood drong en dan wordt alles in dienst ge
steld om den nood te ontkomen, al het andere
komt dan pas in de tweede plaats. Maar al
werden wetenschap en cultuur, techniek en che
mie dan ook aangewend voor het allerverschrik
kelijkste dat er bestaat: den oorlog, door den
nood heeft de mensch toch ook op dit gebied
veel geleerd en we gebruiken tegenwoordig veel
dingen, die we eigenlijk rechtstreeks aan den
oorlog te danken hebben. Denk slechts aan het
vliegwezen, dat voor den oorlog in den meest
gebrekkigen vorm bestond en juist door het ge
bruik in den oorlog is geworden, wat we er nu
aan hebben.
Zoo is het nu ook met de radio.
Nu weet ik wel, dat er veel menschen zijn,
die nog zeer sceptisch tegenover deze uitvinding
staan 'en' die, wanneer op het nut van de radio
gewezen wordt, hun schouders ophalen. Zij zien
in de radio nog maar weinig zegen. Er zijn er
zelfs, die van den „radio-plaag" spreken.
Nu, tot op zekere hoogte kan ik daarin komen.
Er zijn menschen, die nergens maat van weten.
Ook op radiogebied. 's Morgens gaat het knopje
om en den geheelen dag door knerpt het toe
stel, rijp en groen wordt de huiskamer in ge-
radiood en 't avonds wanneer ze naar bed gaan
vergeten ze soms de radio af te zetten, zoodat
vader het bed nog weer uit moet om „dat ding"
uit te schakelen. Men behoeft niet te vragen
of zulk een gebruik van het toestel genot ver
schaft. Evenmin behoeft men bij de gelukkige
buren van zulk een radiogebruiker te gaan in-
formeeren of zij niet dankbaar gestemd zijn, dat
zij op zoo'n voordeelige manier heel den dag
radio-geluid kunnen hooren.
Voor zulke radio-gebruikers 'acht ik de radio
inderdaad een groot gevaar. Niet alleen, dat ze
geen keur aanleggen op hetgeen ze hun huis
binnen breng'en en alles wat los en vast is maar
aan de huisgenooten te „genieten" geven, maar
ook, omdat op die manier de intimiteit van het
gezinsleven weg is.
En dat is een vloek.
Menschen, die de intimiteit van het huisgezin
derven, leven maar half.
Het gezinsleven is een scheppingsgave van
God, een der rijkste gaven, die Hij in Zijn al-
gemeene goedheid ons gegeven heeft. Men
vraagt het den joncfen man maar eens, die voor
het eerst het ouderlijk huis verlaat en in dienst
of op zee of de Koloniën of onder vreemden
leven moet. De heimwee naar het huisgezin van
vader en moeder kan zoo groot zijnEn hij
rust niet voor hij zelf ook zulk een gezin ge
formeerd heeft. De intimiteit van het gezins
leven is een bolwerk voor het leven, daarbuiten
kan het leven zoo hard en wreed zijn, zoo mee-
doogenloos zijn, en de levenskracht, die daar
buiten verteerd wordt, moet zoo heel vaak in
den intiemen kring van het gelukkig gezinsleven
weer worden aangevuld.
Hier heerscht de eenheid, de saamhoorigheid
en de saambinding. Wanneer de man gevallen
is, is hier de vrouw die opricht en wanneer de
vrouw struikelt over 's levens moeilijken gang,
dan is het de man die ondersteunt, en wanneer
de kinderen de smarten van het leven in hun
levensopgang ondervinden, dan kan die stille
intimiteit van het gezinsleven, die vaderlijke blik
die begrijpt en die zachte moederhand die troost,
zoo heerlijke balsem in de wonde zijn. Men
ziet dat wel aan die kinderen, die hunkeren om
's avonds weer „thuis" te zijn en hopen, dat er
maar geen „vreemde" over de vloer is, want dat
is „niets echt", ze verlangen naar het intieme
gezinsleven.
Ogelukkige ouders, die er verstand van
hebben om zulk een geest in het gezin te schep
pen Uw kinderen zullen uit uw gezin straks
een schat de wereld in meenemen, waarvoor
zij U tot op hun stervenssponde zulen dankbaar
zijn. Die gezinsintimiteit is voor velen een le
venselixer geweest.
En nu pleegt in vele gezinn'en de radio een
aanslag op dat groote levensgeluk. En soms
meerderen, soms allen in het gezin zijn „radio
maniakken" geworden, en s' werelds rumoer
deed in dat stille vertrek zijn intrede, en die
„vreemde", die als een ware facheux-troisième,
de heilige verhouding tusschen ouders en kin.
deren komt verstoren, brengt aan de gezins-
intimiteit den doodsteek toe.
En dan wordt de radio een vloek.
Maar ook hier geldt het woord: het misbruik
heft het gebruik niet op.
Misbruik is van alles te maken, en e'en dwaas
is hij, die om het misbruik, dat van hetgeen God
geeft, gemaakt wordt, het gebruik wil tegen
gaan of afschaffen.
Alle eeuwen door zijn er zulke menschen ge-
weest, en alle eeuwen door hebben ze schip
breuk geleden.
Het was de grond der misrekening van alle
kluizenaars, die uit het leven ontvluchtten, om
dat ze zagen, dat er zooveel misbruik van het
leven gemaakt werd.
Maar het ascetisme heeft nooit veel uitge
werkt op den gang van het leven zelf. Kluize-
nars komen naast 'en buiten het leven te staan,
en dat is nooit de bedoeling van God met het
leven en het menschdom geweest, kan het ook
niet geweest zijn, want dan zou God Zijn Schep,
ping hebben prijs gegeven en komt Zijn eere
te na
Juist dezer dagen las ik een kernwoord van
een groot man, die het volgende sprak: „Dit is
het karakteristieke van elk profetisch optreden
dat ge een roepen hoort uitgaan voor een hooger
Een matroos die onlangs van een zeiltocht
om de Kaap terugkeerde, vertelde dat hjj met
eigen oogen de Vliegende Hollander had ge<
zien. Hij had nog juist tijd gehad om door
den scheepsroeper te vragen hoe het kwam
dat de zeilen zoo mooi wit bleven en de
kapitein van het spookschip had terugge»
schreeuwd«Gebruik Zeeppoeder »Ozil« van
slechts 10 ets. per pakje. (Adv.) 11
vaderland van een groep, die zich tevens met
geestdrift werpt in het nationale leven"
Hier hebt ge de groote waarheid omtrent de
geestelijke roeping van ieder mensch.
En Christus is ons hierin persoonlijk voor
gegaan. Nooit bad Hij, dat de Zijnen uit de
wereld zouden worden weggenomen, maar dat
zij zouden worden bewaard van den booze.
De wereld ontvluchten is groote dwaasheid,
omdat men toch de zonde meeneemt, want die
zit in de eerste plaats in eigen hart en die
ontvlucht geen sterveling, hij moet er tegen
strijden. Zoo heeft hij ook tegen de zonden der
wereld te strijden, maar hij mag ze niet ont
vluchten door zich op te sluiten. Ook de apos
telen dachten er zoo over. Paulus sloot zich
nooit in een eng kringetje op en zelfs toen hij
in Rome gevangen zat deed hij zijn best met
zoo veel menschen als mogelijk was in contact
te komen. In Athene beklom hij de grootste
wereldsche plaats, die er was: de areopagus, de
groote marktplaats, waar dagelijks veel men
schen saam kwamen. De groote zegen, die God
aan de kerk wil geven, is naar verluid van de
Openbaring aan Johannes niet, dat ze de hei
denen zullen ontvluchten, maar dat zij ze zullen
hoeden met een ijzeren scepter.
Alle uitvindingen zijn van God. Satan heeft
niets geschapen, hij kan alleen negatief werk
doen, hij kan verwoesten, vernielen wat God
gegeven heeft. Alle uitvindingen zijn begrepen
krachten, die God in de natuur gelegd heeft, en
die God dus gegeven heeft om ze te begrijpen
en ze te gebruiken. Dat is Schriftuurlijk, alleen
uit dezen gezichtshoek mogen we de dingen
bezien.
Daaruit volgt, dat ook de Christen gebruik
mag en gebruik moet maken van de radio, zij
is een gave Gods. Is ze dat niet, dan is ze een
gave des Satans, maar wie dat zegt, kent aan
Satan positieve scheppingskracht toe, maakt van
Satan een god.
Men moet de ^consequenties van zijn rede
neering durven 'aanvaarden.
En nu spreekt het vanzelf, dat zij, die hier
geheelonthouding prediken, het gemakkelijkste
werk hebben. Dat is altijd zoo met het kluize
naarsbestaan. Zij trekken zich uit de wereld
en het leven terug, met hun boekje in hun hoekje
en laten de wereld draaien, na hen de zond
vloed Als ze zelf maar gered zijn of althans
vroom zijn
Maar dat is niet de Goddelijke bedoeling met
den mensch.
En zij, die iets begrepen hebben van het
Woord: de heidenen hoeden met een ijzeren
scepter, staan voor moeilijker taak
Die staan in het vuur van den strijd, hebben
de spot en de hoon van de wereld te dragen,
hebben zich offers te getroosten (denk aan den
schoolstrijd)hebben iederen dag weer tegenover
het satanisch „neen", het Goddelijk „ja" te
stellen, op alle terreinen van het leven, en helaas
bovendien nog maar al te vaak met de beschim
pingen van de „vrome menschen" te doen, die
al dat werken maar eigengerechtigheid oordeelen
en er hun „gewogen, maar te licht bevonden"
over uitspreken.
Maar dat mag niet doen dralen of doen wan
kelen.
Het leven jaagt voort en we heben onze
roeping te verstaan.
Onze roeping ook op het gebied van de radio.
Want ook de radio zal eenmaal in het oordeel
opstaa ntegen dit geslacht. De radio is in het
vole leven geworpen door God uitd en hemel,
en wij hebben te weten wat we er mee doen
moeten. Het is niet maar een liefhebberijtje van
enkelen, het is een orgaan geworden, waardoor
de moderne tijd zijn geest uitzendt over alle
vleesch. Een machtig wapen, dat doordringt tot
in het huisgezin. Het is gelijk de pers, meer dan
de pers, voor zoover het gesproken woord bij
velen meer teweegbrengt dan het geschrevene.
Want tijd van bezinning is er schier niet meer,
het leven raast voort, de eene indruk jakkert
over den anderen heen. En bij zulk een razernij
is het gesproken woord krachtiger dan het ge
schrevene.
Men ontvliet de radio niet door als enkeling
er teg'en te mopperen en te zeggen: in mijn
huis komt zij toch nietOok op uw schouders
ligt een deel der wereld, en ge moet kiezen, zoo
goed als ge in het onderwijs, in de pers, in
alles den ganschen dag te kiezen hebt, te kiezen
voor Uw zelf en te kiezen voor Uw kinderen.
Geen kluizenars geven richting aan het leven,
maar zij, die den areopagus beklimmen en iets
er van leeren verstaan wat het zeggen wil, dat
we tot taak hebben de heidenen te hoeden met
een ijzeren scepter
Neem daarom gerust de radio. Maar begrijpt
Uw ontzagelijke taak, laat uw gezinsintimiteit
er niet door schade lijden. Kiest met oordeel des
onderscheids, zoo goed als gij uw lichamelijke
spijze kiest en zeeft met de grootste nauw
keurigheid.
En bedenk: als God een gave geeft en wij
deze verzondigen, God ze niet van ons terug
neemt. Wat Hij doet is veel verschrikkelijker:
wat ons stap ten hemel kon geweest zijn, wordt
dan een stap naar de hel. God neemt niets uit
Zijn schepping terug: maar Hij geeft in Zijn
gave de zegen of de vloek.
Niet anders is het ook met de radio
UITKIJK.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
(Ie helft Juni).
Nadruk verboden.
Wat was dit voorjaar mooi, en wat heerlijk
schoone dagen hebben April en Mei ons ge
geven Alles baadde zich de laatste weken in
een weelde van geuren en kleuren, en het zijn
vooral de krachtige kleuren, die leven en vroo-
lijkheid brengen. Mei, Juni en Juli zijn de bloe-
menmaanden bij uitnemendheid. Dan komen de
bloemen van alle kanten te voorschijn, tusschen
het gras en het groen van boomen en heesters,
overal en telkens meer. Voor den bloemenvriend
en gelukkigen bezitter van een tuin is 't een
tijd van volop genieten. Wij willen hier att'ent
maken op een paar oude, maar fraaie, ja een
paar der fraaiste en keurigste tuinplanten: de
roode tuinpioen en de blauwe lu
pine. Beide bloeien met fraai gekleurde bloe
men, die reeds op verren afstand ons tegen schit
teren, de eene rood, de andere blauw. Elk jaar
boeien ze opnieuw door hun gloed en frissche
pracht. Vooral de dubbele roode pioenroos is
in vele boerentuinen een geliefkoosde plant, in
menig stadstuintje doen ze het niet zoo mooi.
Dat ligt voor de hand: een plant, die zulke
zware bloemen voortbrengt, heeft ook heel wat
voedsel noodig. Voorts verlangen de pioenen
gedurende den groei steeds een voldoende en
regelmatige vochtigheidsgraad van den grond.
Wordt aan deze hoofdvoorwaarde voldaan, dan
komt het er niet zoo op aan of de planten zonnig
of licht beschaduwd staan. Dichte schaduw is
evenwel nadeelig, omdat het loof dan te ijl
opschiet en zwak blijft, en de planten daardoor
slecht zullen bloeien. De roode pioen leent zich
uitstekend voor aanplanting langs heestergroe-
pen, maar ook als alleenstaande plant maakt
ze een uitstekend effect. De blauwe Lupine
(Lopines polyphyllus) is met bloeien veel ge
williger. Zij ontbreekt nooit op het appèl. Elk
jaar brengt ze bij goede verzorging een prachtig
bouquet heerlijke blauwe, forsche bloemtrosschen
te voorschijn, 't Is een echte zonplant, de bodem
mag niet te vochtig zijn. De Lupine is evenals
de Pioenroos afkeerig van herhaaldelijk ver
planten, men doe het daarom alleen, als de
plant achteruitgaat, zwakker wordt, 'en de bloe
men kleiner en geringer in aantal worden. De
blauwe lupine wordt ruim e'en meter hoog en
maakt tusschen laag en licht struikgewas een
zeer fraai effect.
In den moestuin: De vroege erwten
laten hun peulen al zien, en 't zal niet lang
mer duren of we zullen ze op de veilingen zien
verschijnen. Zeker is het, dat we hiervoor de
lage variëteiten gekweekt hebben, maar niet
zelden overschrijden ze, op goeden grond, de
aangegeven hoogte, 'en daarom is het gewenscht
ze te „scheren". Hiermee bedoelen we, ze te
beschermen voor het afwaaien van het rijs.
Niet zelden gebeurt het, dat na een ferme
regenbui, gepaard gaande met sterken wind,
de planten van het rijs worden losgerukt. Som
mige tuinlieden nemen hiervoor dun touw.
Wordt dit voorzichtig gebruikt, dan is het te
doen, doch beter is het om hiervoor te gebruiken:
dun, goedkoop katoen, omdat dit laatste veel
zachter is, en er dus niet zooveel stengels door
geknakt zullen worden.