f li L UIT HET WOORD J ^"'kerkelijk leven jé M li hhbhhmbbh onder redactie van Lm wmm G. WARNAER, DirksiandDs. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur WÊÊm G. WARNAER, Dirksiand; Ds. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur PREDIKBEURTEN "ii" ALLERLEI SiiSi OP ZONDAG 18 MEI (930 aai I Ai I-S!' m IHifi ti ill! 3 J{ fH; r VOOR DEN ZONDAG F\ NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 uur leesdienst en 's av. 6.30 uur de heer Vetter van Langstraat. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de heer Barneveld van Delft (beide diensten collecte) Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Ooltc/ensplaat, v.m. 9.30 de heer Vettêr van Langstraat en 's av. 6 uur leesdienst. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees dienst. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur de heer Overweel van Herkingen. Dirksland, v.m. 10 uur (n.t.) Ds. A. van Kooten van Rotterdam en 's av. 6.30 uur leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur de heer Overweel. Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. A. van Kooten van Rotterdam. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom van Oude Tonge (Doop). GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de heer Jansen van Doorn (coll. emeritus pr. weduwen en weezen). Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en n.m. leesdienst. Stellendam, v.m. en 's av. Ds. Bovendorp van Zevenhuizen. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 10 uur leesdienst 'en 's av. 6.30 uur Ds. de Blois van Dirksland (bev. leden en Doop). Dirksland, v.m. Ds. de Blois en 's av. lees dienst. Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. IBBBBBBB STICHTELIJKE OVERDENKING BBBBBBBBBBBB am bbbbbbbbbbbI VISSCHEN EN WEIDEN. Ik zal u v i s s c h e r s der menschen maken. Matth. 4 19b. Weid Mijne schapen. Johs. 21 17. Niet uit den stand der geleerden heeft de Heere Jezus Zijne dienaren gekozen. We lezen in het Evangelie van Mattheus, hoofdstuk 14, dat de Heere wandelde aan de zee van Galilea en twee broeders zag,.n.l. Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijnen broeder, het net in de zee werpende, want zij waren visschers. En Hij zeide tot hen: Volgt mij na en Ik zal u visschers der menschen maken. Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd. Van visschers heeft de Heere Zich bediend en deze door goddelijk onderwijs bekwaamd tot zulk een groot werk als het visschen der men schen. Geen natuurlijke gaven dus, maar genade gaven alleen. Dit leert Gods Woord. De apostel Paulus zegt in 1 Cor. 1: „Want er is geschre ven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken 'en eenige verzen verder: Want gij ziet uwe roeping, broeders dat gij niet vele wijzen zijt naar het vleesch, niet vele machtigen, niet vele edelen: maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen bescha men zou, en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; en het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij 'hetgeen iets is te niet zou maken; opdat geen vleesch zou roemen voor Hem. De Heere be vestigt dus ook voor Zijne dienaren het woord, dat Hij eenvoudigen steeds zal gadeslaan. Niet in een dag zijn deze eenvoudigen echter tot hun bestemde taak bereid gemaakt. Zij heb ben een diepen weg moeten gaan, eer zij daartoe bereid -warenZij moesten Schriftgeleerden ge-, vormd worden in het Koninkrijk der hemelen onderwezen en aan eigen weg en werk worden afgebroken. En dit laatste ging met diepe smart gepaard. Onze booze natuur is er altijd weer op uit om in het menschenvangen eigen kracht te doen gelden en den Heere en Zijne kracht voorbij te gaan. Hij leert echter nadrukkelijk: Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden. Visschers der menschen Teekenend zijn de woorden zoo juist gekozen. De menschenme- nigte beweegt zich in de wereld als de visschen in de zee. Ieder heeft zijn aard, zijn doel, zijn bezigheid. Dag aan dag wordt gegeVen om zijn begeerte bevredigd, zijn voornemen bereikt, zijn arbeid voltooid te zien. Zoo leeft en sterft ge slacht aan geslacht. Onder die talloos velen moet het evangelie gepredikt worden, het gees telijke vischnet worden uitgeworpen, want er is niet een, die God zoekt, niet een, die goed doet.. Allen liggen onder het vloekvonnis des doods. Zal er sprake zijn van behoudenis, dan moeten zij uit die wateren des doods worden, opgehaald en de Heere bedient Zich in dien weg alleen van Zijne_ visschers. Het woord „mensch'en" wijst op den verloren staat, waarin zij van nature verkeéren, het visschen op den eenigen weg, waarlangs zij aan het eeuwig ver derf kunnen ontkomen. De meest ervaren vis- scher kan van te voren niet het geringste van den goeden uitslag weten en de verst afgeweken zondaar weet niet, waar het uitgeworpen net hem nog eens grijpen zal. De visschers hadden op de zee van Galilea een gansch'en nacht tevergeefs gearbeid. Als zij echter op het bevel des Heeren andermaal naar de diepte afsteken, werd zoo groote menigte visschen gevangen, dat de netten scheurden, en als zij na de opstanding van Christus uit de dooden aan Petrus' wensch gevolg gaven en een nacht met visschen doorbrachten en niets vingen, werden zij door de uitwerping van het net aan de rechterzijde van het schip naar het bevel' des Heeren met een groote vangst ver rast, en de netten scheurden niet. De Heere re geert, Hij doet alles alleen. Welgelukzalig hij, die op Gods bevel het vischnet van het eeuwig evangelie ter rechter tijd en plaats mag uitwer pen en vrucht mag zien op zijn arbeid. Als de netten echter door de veelheid der getrokkenen scheuren gaan velen weer terug tot hun oude levenselementblijven de netten ongescheurd dan worden allen behouden. Zoolang de heils- verzekering door Christus bloedstorting niet ge geven is, is de levensstaat nog onzeker, is de mogelijkheid tot wederkeéren in de wereld nog aanwezigals Jezus echter gekend is als de opstanding en het leven is het onverbreekbare net der behoudenis om de ziel geslagen. Het woord „weiden" voert ons van de zee naar den vasten grond. Het woord is ontleend aan het herderlijk leven, een leven, dat doorge bracht wordt verre van het rumoer der volkeren, verre van het aardsch gedruisch, in stille, een zame landstreken. Daar weidt de herder zijn kudde. Die uit de zee van het verderf is opge- vischt wordt naar den vasten grond der behou denis gevoerd, gelijk de herder zijne kudde doet. Om in den Naam van Jezus Christus, lammeren en schapen te weiden is liefde noodig. Door ver loochening van 's Heeren Naam had Petrus zich dat recht ontzegd. De Heere komt hem in Johannes 21 door drievoudig onderzoek naar zijne liefde aan zijne drievoudige veioocbening te herinneren en daaronder tot droefheid te stemmen, maar al voortgaande in den gang in zijne ziel hem tot driemaal toe het onbetwist baar bewijs te ontlokken, dat de liefde Gods in zijn hart was uitgestort en onder de zware be proeving niet was uitgebluscht. Naar de telkens geuite verklaring zijner liefde, e'en beroep doende op 's Heeren alwetendheid wordt Petrus traps gewijze weer in het herderlijk -ambt hersteld met de woorden Weid Mijne lammeren, Hoed Mijne schapen weid Mijne schapen. Niet enkel visschers der menschen dus, de verkondiging v?n het heilig evangelie, maar herder der scha pen en lammeren van Jezus' kudde. In het wei den zijn het niet langer menschen. als bij het visschen, maar lammeren, schapen. Hiermee zijn de toegebrachten tot Gods Koninkrijk aangeduid, de kleinen en de grooten. Door Jesaja had de Heere beloofdHij zal Zijne kudde weiden, gelijk een "herder, Hij zal de lammerkens in Zijne armen vergaderen, de zoogenden (de ouderen) zal Hij zachtkens leiden. Zonder liefde kan dit niet. Die als een wolf tegenover de schapen staat, verscheurt en doodtde rechte herder heeft de schapen lief en weidt ze en hoedt ze d.w.z. gewaart en beschermt ze. Die lammeren, die schap'en zijn de gegevenen des Vaders. Hun aard is in die dieren geteekend. Zè zijn onnoozel, zonder natuurlijk middel ter verdediging, uiterst hulpbehoevend, zeer vreesachtig. De herder leidt hen naar grasrijke streken, die zij door eigen kracht niet zouden hebben kunnen opsporen. Die grasrijke streken zijn Gods getuigenis. Daar voeden zij zich mee en die spijze is hun gehe melte zoet. Zij Iesschen hun dorst aan de wa teren- des levens, die in Christus zijn ontspron gen. Alle wateren der wereld staan h'en tegen. Gezegend, wien de heerlijke taak van herder der kudde als aan Petrus mag worden opgedra gen, die zijn lust mag vinden in den omgang met Jezus' lammeren en schapen en hen toe mag reiken uit de hand des Heeren, wat hen verkwikken kan en hen van den Oppersten Her der tot eene bescherming mag zijn. In visschen en weiden worden leeraar en herder vereenigd. De Heere stoote dienstknechten uit om visscher en weider te zijn tot getuigenis van Zijne trouw aan het overblijfsel naar de verkiezing der gena de, ook nog gevonden in deze benauwende, treurvolle dagen Wijlen Ds. B. v. d. W. BBBBBBBBBBBB BB BHBBBBB|flBB| S -B S3 EB S BBBBBBBBBBBB BB BBBBBBBBBBBB DE ROOMSCHEN EN DE REORGANISATIE. Er zijn van die tijden, waarop de gemoederen in beweging komen door allerlei strijdvragen, welke niet in den doofpot geduwd worden, doch die veler hart in vuur en vlam zetten. Dit maakt iedere kerkelijke organisatie wel eens mee. Wij lezen slechts het boek der kerkgeschiedenis na, het in onze kringen vooral bekende boek van Ds. Landwehr, kort geleden gestorven, en wij zien hoe de Roomsch-Katholieke kerk menig maal in eene crisis-periode heeft verkeerd, niet het minst in de zestiende eeuw. Ook later heeft die kerk in eigen boezem het Modernisme be streden en kerkelijk officieel uitgebannen, hoe wel ook zij met veler onverschilligheid nog da gelijks te kampen heeft. De wantoestanden in de Nederlandsche Gé- reformeerde Kerken begonnen al dadelijk zicht baar te worden in het sectewezen der achttiende eeuw, doch door het ontbreken van eene na tionale synode is het nooit tot een bepaalde crisis gekomen. De kerkregeering heeft nooit ge deugd sedert zestienhonderd achttien. En toen door koninklijk ingrijpen de regeering der kerk veranderd werd, kwam er na 200 jaren eindelijk weer eens een synode, waarbuiten het men twee eeuwen had weten te stellen. Doch deze Synode deugde ook niet. De crisis kon niet uitblijVen, en zietdaar, 1834, 1840 en 1886 toonen ons de worstelingen om eene zuivere kerkregeering met de belijdenis als uitspraak van den inhoud des geloofs. Ook in de Hervormde kerk wilde men later het pad op naar de betere regeering der kerk, zooals die nu is te vinden bij de gescheiden broeders. En in het hart van velen is er de zucht om nog eens vereenigd te worden, opdat men niet maar een „generale", doch eene n a- t i o n a 1 e Synode kan houden. Het strekt den Gereformeerde Kerken tot eere, dat zij nooit zijn opgetreden met de pretentie, dat hun Sy node eene „nationale" is. Bescheidenlijk spreken zijn van de „Generale" Synode. De Hervormde Kerk wilde dan verbetering van kerkorde, en zietdaar, in. 1929 kwam het zóó yer, dat die kerk zichzelve dan wel wilde ontbinden, al thans de plannen daarvoor ontwprpen, wilde overwegen, iets dat voorheen sinds 1887 steeds was afgewezen. Een aparte Synodale vergade ring kwam in Januari 1930 bijeen. Het voorstel viel met 10 tegen 9 stemmen. Van links en rechts, in en buiten onze kerk kwam critiek. Zoowel afbrekend als opbouwend. Nu zoudt ge denken, dat de Roomschen ons lieten begaan zonder het schouwspel gade te slaanNiets is minder waar. Voor ongeveer een maand kregen alle orthodoxe predikanten een circulaire getiteld: Hoe lang nog Het blijkt dat Rome geheel op de hoogte is met den in- wendigen toestand onzer kerk. Men spreekt dan den wensch uit, dat wij ons wederom met Rome zullen vereenigen, daar dit toch de ware kerk is. Voorts wordE gewezen op onze verdeeldheid etc., waaruit toch wel blijken moet, dat God met Zijn Geest van ons is geweken. Alvorens nu een woord van critiek te oefenen ter verdediging, wordt het ons duidelijk, dat Rome niet stil zit. En indien wij het ernstig nemen kan de zucht naar vereeniging van allen, die Christus liefhebben, ons niet anders dan welkom zijn. Maar Rome wil vereenigen met onderdrukking des gewetens, terwijl het Woord Gods de gewetens beheerscht. Rome legt ons vast aan den priester; Gods Woord maakt ons vrij van elke heerschappij over ons geloof. Als Rome het met Gods Woord alleen durft te wagen, dan zouden er wonderen kunnen geschieden, evenzeer als in het ver deelde Protestantisme. Men verwijt ons, dat wij het wonder der m'enschwording van Christus aanvaarden, doch dat der Eucharistie verwer pen. Met evenveel recht kunnen wij zeggen: Gij onderschrijft de Wet des Heeren, en Uwe tem pels zijn huizen vol beelden tegen het eerste en tweede gebod in. Dat ieder schaamrood zij, die onbeschroomd en vrij, een beeld durft eer be wijzen (Ps. 97). Trouwens onze Catechismus is een classiek stuk van verweer en belijden. Wij behoeven op de ondergeschikte punten niet in te gaan, en letten alleen op het kenmerkend feit van Rome's activiteit. Zeker heeft Bonifacius de bisschoppen er kend, doch deze oude vorm van Christendom bewijst nog niets voor Rome's superioriteit. In de catacomben, zijn. wel bijbelsche voorstellingen gevonden, doch geen een bewijs van heiligen- vereering. Op den Sion stonden zonnebeelden en de priesters verkrachtten het recht. Een wantoe stand. Toch werden later, zoowel de lieden van het tienstammenrijk met die van Juda na de ballingschap vereenigd, gelijk voorspeld was, men leze slechts 1 Kron. 9 vs. 3, en zoo zal het wederom gaan. Wie in kerkelijk opzicht hier gescheiden leeft, gevoelt de breuke en kent iets van de smart, 't Is ook zondig, 't Is ook iets wat Nederland in hooge mate aankleeft. In Indië aangekomen kon men laatst zien hoe een Chr. Geref. predi kant door de Geref. broeders hartelijk, ja har telijk werd ontvangen en hen toesprak in hun kerk, doch zoover zijn we met Rome nog niet. Zelfs op het kerkhof liggen we nog gescheiden. Mochten er vel'en zijn, die dan toch maar voor Qods troon zijn vereenigd. G. v. d. Z. BflBB ma s BB SBB MIDDELHARNIS. Onze dorpsgenoot, de heer A. van Eek, onderwijzer aan de Chr. Sch. te Sommelsdijk, slaagde te Utrecht voor het Diploma Schoolraad. OUDE TONGE.* Ds. D. Bax Hz., voorheen predikant alhier, thans te Puttershoek, werd beroepen bij de Ned. "Herv. Gem. te Schelluinen. DIRKSLAND. De godsdienstoefeningen zullen in verband met den zomertijd aanvangen om 10 en om 6.30 uur. Ds. A. de Blois alhier, komt voor op een tweetal bij de Geref. Gemeente te Rilland- Bath. MELISSANT. Op 1 Mei zijn aan de School met den Bijbel 12 en aan .de O. L. School 19 leerlingen toegelaten. HERKINGEN. A.s. Zondag zal er wegens de nam. te houden kerkdienst in de Herv. Kerk geen Zondagsschool worden gehouden. OUDDORP. De heer Kr. Sperling yan hier is, met vaste aanstelling, benoemd als onder wijzer aan de O. L. school te Numansdorp, ZEKERHEID DES GELOOFS. III. Hoe wordt de blijdschap des geloofs ge vonden Wanneer onze ziel "den Heere Jezus ontmoet. En Hem leert kennen als haar Zaligmaker. Wanneer de Christus van het Woord door het geloof ontvangen wordt als de Christus, die in ons woont door den Heiligen Geest. Wanneer we ons geheel aan Hem overgeven.. Misschien dat deze dingën zoo erg eenvoudig klinken in de ooren van vele lezers. We hebben de dingen zoo ingewikkeld ge maakt. Daar is in onze kringen soms een spreken over de dingen van het geloofsleven, dat op orakeltaal lijkt; geen mensch kan er wijs uit worden. En wat is 't gevolg Dat op de vraag, of men Jezus' eigendom werd, allerlei vage aanduidin gen en omschrijvingen het antwoord zijn. Maar we moeten in den nood onzer ziel Chris tus ontmoeten en het onze aan Hem geven, en het zijne uit Zijn hand aanvaarden. Maar dat wisten we toch al lang Ja, dat wisten we al lang, maar dat hebben we.weggestopt niet zelden onder vele vage rede neeringen en daar hebben we omheen gepraat en daar hebb'en we overheen geredeneerd. En we hebben Jezus buiten de deur laten staan en zijn stem niet beluisterd, en Hem de deur niet geopend, en hebben dies geen blijd schap gekend over zijn inkomst in onze ziel. Maar het is noodig, dat we ons maar terdege rekenschap geven van deze dingen. We moeten weten, dat we Jezus' eigendom zijn. En door overgave aan Hem komt een ziel dat te weten. Klinkt dit niet wat methodistisch Ja, dat is al weer e'en vond van onze arglis tigheid, om ver van Jezus te blijven, en onszelf niet behoeven te verliezen, om op de waarheid dat er overgave aan Jezus moet komen, 't stem pel van methodisme te drukken. Maar 't ware te wenschen, dat er dan veel, heel veel van dit methodisme was in de ge meente des Heeren. Want dan zou 't een gemeente zijn, vol van Christus; en de blijdschap des Heeren zou hare sterkte zijn, en de heerlijkheid van Christus zou uit haar uitschijnen, Christus wil in ons leven, maar dat kan niet dan door overgave van onszelf aan Hem. Dan wordt 't aldus: ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Zou 't soms daar vandaan komen, dat er zoo weinig geloofsblijdschap is, dat men e'en weerzin heeft tegen zelfovergave. Want dat houdt oprechte verootmoediging in. Schuldbelijdenis, dat is de weg tot 't genot der blijdschap in den Heere. Maar dan niet dat geredeneer over de ver dorvenheid, waarbij men zijn zonden onaange tast laat voortwoekeren. Doch belijdenis der zonden, der aan ons zelf bekende zonden. Niet van de verdorvenheid des harten een abstractie maken, om zoo langs een zeker ge- dachtenspinsel ook van de rechtvaardigmaking een abstractie te maken. Maar in concreten zin onze zonden belijden. Er niet ëéne willen overhouden, maar ze alle willen verzoend en ontkracht zien door het bloed en den geest van Christus. En in concreten zin onszelf opgeven en zeggen tot den Christus der Schriften: Heere Jezus, ik wil mij met alle mijne zonden aan U overgeven. En in concreten zin aldus de deur van ons hart en leven voor Hem ontsluiten. Wie aan Christus zich geeft, zoo dat 't geen gepraat is, of alleen maar een gevoelskwestie is, maar wie aan Christus zich geeft, zoo, dat heel zijne persoonlijkheid daarmee gemoeid is, aan dien geeft Christus zich. Wie al 't zijne wil opgeven, die wordt ont vankelijk voor alles, wat Christus te geven heeft. En Hij heeft zooveel te geven. Vrijheid van schuld, ontkrachting van de zondemacht, heili ging des levens door zijn Geest, vreugde, die 't hart zich hemelwaarts doet verheffen. De blijdschap des geloofs is aan dë kennis van Christus verbonden, kennis in de zin van ontmoeting van Christus en van 't intreden in den wandel met Hem. Op zoo duizendvoudige wijze laat zich deze rijkdom der kennis van Christus weergeven. O.a. op deze wijze Ik ben d' Uwe spreek daarop uw amen, Heere Jezus,- Gij zijt mijn Heiland, druk dien zoetsten aller namen In mijn hart en maak mij rein Met U alles doen en alles laten, Voor U leven, alle zonden haten, Zij, tot aan mijn laatsten stond, Onze wandel, ons verbond Maar mag men zich dan zoo aan Christus overgeven Ziet, dat is nu juist het Evangelie in zijn kern, dat dit mag. Omdat Christus zóó is, als Hij is, daarom mag het. Omdat Christus in ons wonen wil en toegang vraagt, daarom mag de deur Hem ontsloten worden. Maar 't moet er ons waarlijk om te doen zijn. En onze liefste zonden moeten er aan gelooven. En onze karaktergebreken moeten niet ver schoond worden. Het moet de volle ernst der zelfovergave zijn. En de Heere weet, welke gebedsworsteling dat ons kosten zal. Hoe bang de strijd daarbij worden moet. Maar waar echt schuldgevoel is en drang naar zekerheid, naar welbewust gekende en door leefde verlossing, daar leidt het zoeken tot vinden. Daar wordt in de zelfovergave Jezus ont vangen. Maar dan is 't ook uit met alle wereldgelijk vormigheid. Met alle poging, om toch nog zoo veel mogelijk te grijpen naar het genot der we reld, en breed te redeneeren over wat of zooal geoorloofd is. Want dan hebben we aan Jezus genoeg. Aan God in Hem. Dus kunnen wij deb lijdschap des geloofs vinden Ja, want Jezus is te vinden. Wanneer we zoeken overeenkomstig 't Woord met ons gansche hart, dan vinden we zonder eenigen twijfel. Maar toch zeker alleen, als Gods genade het ons geeft Ja; maar het is ook zonder eenigen twijfel waar, dat Gods genade het geeft; en ook, dat het aantal wanbegrippen omtrent Gods genade in onze kringen niet gering is. Gods genade, daar maken velen zoo iets arms en schriels en ongenaakbaars van Terwijl ze zoo rijk en vrijgevig en vol is. Is Gods genade dan niet vrij Ja, ze is vrij; maar met haar vrijmacht jaagt Gods Woord geen enkele begeerige ziel ooit op de vlucht. We mogen de vrijmacht van Gods genade niet als een soort boeman gebruiken, om er de mensch'en mee terug te stooten in hun ellende. Doch als een drangreden, om de -deur der noodiging wijd open te doen en te zeggen: Kom en zie. Wanneer we van de blijdschap des geloofs niet weten, laat ons toch niet ons paaien met allerlei dingen, die geen steun bieden, maar op de knieën voor God haar zoeken, ingaande in de branding der zelfovergave. Wanneer we haar kwijt raakten, omdat Jezus levende tegenwoordigheid vervaagde, door onze vertraging in waken en bidden, laat ons haar bij vernieuwing zoeken, door te belijden alle dingen, waarmee we zijn Geest bedroefden. Want 't is onbeschrijfelijk, hoe rijk 't leven wordt, als 't hart echt geopend wordt voor Christus en zijn rijkdom. (Geld. Kb.) H. L. B. GODS WONDEREN ZIJN OVERAL TE ZIEN. Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan, Dien trouwen Heer voor Zijn gena vergelden 'k Zal bij, den kelk des heils, Zijn naam vermelden, En roepen Hem met blijd' erkentenis aan. Deze woorden passen den schrijver van dit artikel, wanneer hij een oogenblik stilstaat bij de vele zegeningen en weldaden, die de Heere God hem, onwaardige, heeft bewezen. Bijna veertig jaten geleden verliet hij Noord- Holland zonder God en zonder hoop in de we reld. Hij zou Amerika opzoeken met het doel om voorspoed en ondervinding op te doen. Hij verliet de oude herberg, waar hij in de zonde had geleefd en waar hij zich had vermaakt met allerlei spelen enz., maar nimmer denkende aan de eindelooze eeuwigheid die hem wachtte. Onze reis over den Oceaan met het stoomschip „Sta tendam welke bijna 16 dagen duurde, met bijna altijd storm, maakte grooten indruk op mij. Ja dat groote schip werd als een notendop heen en weer geslingerd, en bijna alle passagiers ble ven in bed. Nooit zal ik diereis vergeten. Ik had geen last van zeeziekte en vond behagen op dek te zijn, zoodra dit werd vergund en met eerbied zag ik de groote golven over het schip heenvliegen. Aan wal echter vergat ik spoedig de zeereis en begon mijn weg te banen. Niet in staat zijnde met de taal te helpen, werd ik eerst heen en weer geslingerd en moest hard werken om mijn kost te verdienen. De taal werd ik echter spoe dig machtig en na verloop van enkele weken kwam ik in een goed kosthuis terecht. Terwijl ik in Hackansack, een onzer Ameri- kaansche steden, arbeidde, kwam ik in aanra king met een Amerikaansche dame, die veel liefde had voor vreemdelingen, 's Middags als ze mij zag zitten mijn boterham op te eten, kwam ze mij vaak een kop koffie brengen en trachtte met mij te spreken. Dit ging natuurlijk eerst moeilijk, maar langzamerhand ging het be ter. Op zekeren middag kwam ze naar mij toe en zeide: „Jongeling, ik heb hier een boek, dat ik u zou willen geven, geschreven in uw Moe dertaal en in het Amerikaansch. Het is het Nieuwe Testament." Ze ging voort met te zeg gen: „Als u dezen Bijbel als uw wegwijzer wilt nemen door dit leven, dan kunt ge groote ze geningen verwachten." Ik nam den Bijbel dank baar gan, niet omdat ik een Bijbel wenschte te hebben, maar om de vriendschap van die goede Samaritaansche vrouw. Ik gebruikte den Bijbel om de taal te leeren, maar bij het bestudeeren van Gods Woord ging mij een licht op, n.l. dat ik een arme zondaar was en werd in eigen beschouwing. Daarna kwam ik in kennis met e'en innige christin, die later mijn gade werd. Haar invloed op mij was de tweede stap in mijn christelijk leven. Vijf en dertig jaar geleden beleed ik den Heere Jezus Christus als mijn Heere en Meester, als mijn Borg en Zaligmaker en kon met het hart zeggen: „Eenmaal was ik blind, maar nu kan ik zien." Na mijn bekeering werd ik direct gedrongen om zendingsarbeid te verrichten, ofschoon ik mij op het timmervak had aangelegd en dit vak later, voor 22 jaren uitvoerde in onze stad er*"t omgeving. Doch terwijl ik zaken deed en hot* wel de Heere ons rijkelijk zegende, drong de liefde van Christus mij om ook anderen mee te deelen wat ik door genade had ontvangen. Christus had mijn hart ingenomen en het ver langen voor spel en dans enz. werd mij geheel ontnomen. Ik keerde door Gods genade de we reld den rug toe. Zoo de redacteur het verlangt, dan zullen wij in eenige korte artikelen den lezers vertellen wat de Heere deed met een arme zondaar door genade gered. Thans werken wij onder 40 ver schillende nationaliteiten, onder gevangenen en gevalleneën, onder zieken en zenuwlijders enz. enz. En de Heere schonk ons twee stations in Noord-Holland, waar wij thans ook arbeiden. PIETER STAM. 38-38 Broadway, Paterson, New Jersey, Noord-Amerika. (Wordt vervolgd). NIEUWS VAN HET ZENDINGSVELD. Het Zendingsbureau schrijft ons Ook wanneer een Heidensche bevolking het Christendom heett aangenomen is de einapat nog niet bereikt. Vele oude voorstellingen blij J ven heerschen of keeren weer terug. Zoo is er onder de Toradja's in Midden-Ceiebes telkens weer geloot aan heksen en booze machten. Dr. Kruyt vertelt in zijn jaarverslag, dat er een man bij hem kwam, die den dood van zijn kind wijt aan zijn broer. Deze heett anderen hebben het gezien met een bamboespiinter een maisschii in tweeën gesneden en de beide helften met rood garen in kruisvorm aan elkaar gehecht. In dien nacht is 'het kind gestorven. En hij heeft het gedaan, omdat de V ader van het gestorven kind hem op zijn verzoek geen sago en onrijpe pisang had gegeven, omdat hij ze zelf niet had. Daarom heett hij door doti (magisch werkende middelen) het kind gedood. Een man in een andere plaats was voortdurend ziekelijk, de dokter in Posso constateerde ma laria en schreef kinine voor. Maar i. p. v. deze te gebruiken kocht de man van een Japanner twee arm- en twee beenringen voor 95. Daar hij geen gereed geld had betaalde hij met een paar honderd koltieboonen. Ook anderen hebben deze ringen besteld. In een Zuidelijker ressort werkt een man in opdracht van een „geest" met krachtig water. Het water wordt krachtig gemaakt door er een kwartje, halve of heele gulden in te leggen, die voor den man zijn. Hoe grooter het geldstuk hoe krachtiger waarschijnlijk het water wordt, tenminste anderen in dezelfde streek nemen voor een gulden een gezwel weg, geeft de patiënt slechts een halve gulden, dan wordt het gezwel ook slechts voor de helft weggenomen Heeft men aan iemand het land, dan raken tegen be taling deze menschen, onder het uitspreken van een spreuk, dien man driemaal met de vuist aan, waardoor hij na drie dagen zal sterven. Weer elders wordt een vrouw, die christen wil worden, beschuldigd een heks te zijn, o® haar te intimideeren en van dien stap terug te houden. Precies zooals in de oude wereld. Wal denzen en in den Reformatietijd Roomsch ge' blevenen slachtoffers van heksenprocessen wer den gemaakt, gelijk de Kwakers in Amerika met hetzelfde middel vervolgd werden. Zoekt men de oorzaak van dit alles, dat dus ook bij reeds christen gewordenen gevonden wordt of geloof vindt, dan stuit men op het vele uitzwermen, dat de mannen tegenwoordig doen, vooral om aan de kust geld te ga311 verdienen. Zij komen met de veel bijgeloovige Mohammedaansche strandbewoners in aanraking en leeren daarvan weinig goeds. Tooverspreu- ken en talismans, middelen om medemenschen ziek te maken, worden hun voor grof geld ver kocht. Zij betalen van 20 tot 90 gulden voor dergelijk onderricht. Zoo gaat het moeilijk ver diende geld op schadelijke wijze verloren en a het uitzwermen levert dan ook niets dan moree en godsdienstig nadeel op. De verdere opvoeding der bevolking in "e Evangelie is dan ook een dringende eisch eü een arbeid, waaraan de Zendelingen zich alle kracht geven, maar die veel van hun wijs heid en geduld vraagt.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2