f
li
L UIT HET WOORD J
^"'kerkelijk leven jé
M
li
hhbhhmbbh onder redactie van Lm
wmm G. WARNAER, DirksiandDs. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur WÊÊm
G. WARNAER, Dirksiand; Ds. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
"ii" ALLERLEI SiiSi
OP ZONDAG 18 MEI (930
aai
I Ai
I-S!'
m
IHifi
ti
ill!
3 J{
fH;
r VOOR DEN ZONDAG F\
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 uur leesdienst en 's av.
6.30 uur de heer Vetter van Langstraat.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de
heer Barneveld van Delft (beide diensten
collecte)
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Ooltc/ensplaat, v.m. 9.30 de heer Vettêr van
Langstraat en 's av. 6 uur leesdienst.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur
de heer Overweel van Herkingen.
Dirksland, v.m. 10 uur (n.t.) Ds. A. van Kooten
van Rotterdam en 's av. 6.30 uur leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur de heer
Overweel.
Melissant, v.m. leesdienst en 's av. Ds. A. van
Kooten van Rotterdam.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom
van Oude Tonge (Doop).
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur de heer
Jansen van Doorn (coll. emeritus pr. weduwen
en weezen).
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en n.m. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. Bovendorp van
Zevenhuizen.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 10 uur leesdienst 'en 's av.
6.30 uur Ds. de Blois van Dirksland (bev.
leden en Doop).
Dirksland, v.m. Ds. de Blois en 's av. lees
dienst.
Herkingen, v.m. 9.30, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
IBBBBBBB
STICHTELIJKE OVERDENKING
BBBBBBBBBBBB am bbbbbbbbbbbI
VISSCHEN EN WEIDEN.
Ik zal u v i s s c h e r s der menschen
maken. Matth. 4 19b.
Weid Mijne schapen.
Johs. 21 17.
Niet uit den stand der geleerden heeft de
Heere Jezus Zijne dienaren gekozen. We lezen
in het Evangelie van Mattheus, hoofdstuk 14,
dat de Heere wandelde aan de zee van Galilea
en twee broeders zag,.n.l. Simon, gezegd Petrus,
en Andreas, zijnen broeder, het net in de zee
werpende, want zij waren visschers. En Hij
zeide tot hen: Volgt mij na en Ik zal u visschers
der menschen maken. Zij dan, terstond de netten
verlatende, zijn Hem nagevolgd.
Van visschers heeft de Heere Zich bediend
en deze door goddelijk onderwijs bekwaamd tot
zulk een groot werk als het visschen der men
schen. Geen natuurlijke gaven dus, maar genade
gaven alleen. Dit leert Gods Woord. De apostel
Paulus zegt in 1 Cor. 1: „Want er is geschre
ven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan,
en het verstand der verstandigen zal Ik te niet
maken 'en eenige verzen verder: Want gij ziet
uwe roeping, broeders dat gij niet vele wijzen
zijt naar het vleesch, niet vele machtigen, niet
vele edelen: maar het dwaze der wereld heeft
God uitverkoren, opdat Hij de wijzen bescha
men zou, en het zwakke der wereld heeft God
uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen;
en het onedele der wereld, en het verachte heeft
God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij
'hetgeen iets is te niet zou maken; opdat geen
vleesch zou roemen voor Hem. De Heere be
vestigt dus ook voor Zijne dienaren het woord,
dat Hij eenvoudigen steeds zal gadeslaan.
Niet in een dag zijn deze eenvoudigen echter
tot hun bestemde taak bereid gemaakt. Zij heb
ben een diepen weg moeten gaan, eer zij daartoe
bereid -warenZij moesten Schriftgeleerden ge-,
vormd worden in het Koninkrijk der hemelen
onderwezen en aan eigen weg en werk worden
afgebroken. En dit laatste ging met diepe smart
gepaard. Onze booze natuur is er altijd weer
op uit om in het menschenvangen eigen kracht
te doen gelden en den Heere en Zijne kracht
voorbij te gaan. Hij leert echter nadrukkelijk:
Niet door kracht noch door geweld, maar door
Mijnen Geest zal het geschieden.
Visschers der menschen Teekenend zijn de
woorden zoo juist gekozen. De menschenme-
nigte beweegt zich in de wereld als de visschen
in de zee. Ieder heeft zijn aard, zijn doel, zijn
bezigheid. Dag aan dag wordt gegeVen om zijn
begeerte bevredigd, zijn voornemen bereikt, zijn
arbeid voltooid te zien. Zoo leeft en sterft ge
slacht aan geslacht. Onder die talloos velen
moet het evangelie gepredikt worden, het gees
telijke vischnet worden uitgeworpen, want er
is niet een, die God zoekt, niet een, die goed
doet.. Allen liggen onder het vloekvonnis des
doods. Zal er sprake zijn van behoudenis, dan
moeten zij uit die wateren des doods worden,
opgehaald en de Heere bedient Zich in dien
weg alleen van Zijne_ visschers. Het woord
„mensch'en" wijst op den verloren staat, waarin
zij van nature verkeéren, het visschen op den
eenigen weg, waarlangs zij aan het eeuwig ver
derf kunnen ontkomen. De meest ervaren vis-
scher kan van te voren niet het geringste van
den goeden uitslag weten en de verst afgeweken
zondaar weet niet, waar het uitgeworpen net
hem nog eens grijpen zal.
De visschers hadden op de zee van Galilea
een gansch'en nacht tevergeefs gearbeid. Als zij
echter op het bevel des Heeren andermaal naar
de diepte afsteken, werd zoo groote menigte
visschen gevangen, dat de netten scheurden, en
als zij na de opstanding van Christus uit de
dooden aan Petrus' wensch gevolg gaven en
een nacht met visschen doorbrachten en niets
vingen, werden zij door de uitwerping van het
net aan de rechterzijde van het schip naar het
bevel' des Heeren met een groote vangst ver
rast, en de netten scheurden niet. De Heere re
geert, Hij doet alles alleen. Welgelukzalig hij,
die op Gods bevel het vischnet van het eeuwig
evangelie ter rechter tijd en plaats mag uitwer
pen en vrucht mag zien op zijn arbeid. Als de
netten echter door de veelheid der getrokkenen
scheuren gaan velen weer terug tot hun oude
levenselementblijven de netten ongescheurd
dan worden allen behouden. Zoolang de heils-
verzekering door Christus bloedstorting niet ge
geven is, is de levensstaat nog onzeker, is de
mogelijkheid tot wederkeéren in de wereld nog
aanwezigals Jezus echter gekend is als de
opstanding en het leven is het onverbreekbare
net der behoudenis om de ziel geslagen.
Het woord „weiden" voert ons van de zee
naar den vasten grond. Het woord is ontleend
aan het herderlijk leven, een leven, dat doorge
bracht wordt verre van het rumoer der volkeren,
verre van het aardsch gedruisch, in stille, een
zame landstreken. Daar weidt de herder zijn
kudde. Die uit de zee van het verderf is opge-
vischt wordt naar den vasten grond der behou
denis gevoerd, gelijk de herder zijne kudde doet.
Om in den Naam van Jezus Christus, lammeren
en schapen te weiden is liefde noodig. Door ver
loochening van 's Heeren Naam had Petrus
zich dat recht ontzegd. De Heere komt hem in
Johannes 21 door drievoudig onderzoek naar
zijne liefde aan zijne drievoudige veioocbening
te herinneren en daaronder tot droefheid te
stemmen, maar al voortgaande in den gang in
zijne ziel hem tot driemaal toe het onbetwist
baar bewijs te ontlokken, dat de liefde Gods in
zijn hart was uitgestort en onder de zware be
proeving niet was uitgebluscht. Naar de telkens
geuite verklaring zijner liefde, e'en beroep doende
op 's Heeren alwetendheid wordt Petrus traps
gewijze weer in het herderlijk -ambt hersteld
met de woorden Weid Mijne lammeren, Hoed
Mijne schapen weid Mijne schapen. Niet enkel
visschers der menschen dus, de verkondiging
v?n het heilig evangelie, maar herder der scha
pen en lammeren van Jezus' kudde. In het wei
den zijn het niet langer menschen. als bij het
visschen, maar lammeren, schapen. Hiermee zijn
de toegebrachten tot Gods Koninkrijk aangeduid,
de kleinen en de grooten. Door Jesaja had de
Heere beloofdHij zal Zijne kudde weiden,
gelijk een "herder, Hij zal de lammerkens in Zijne
armen vergaderen, de zoogenden (de ouderen)
zal Hij zachtkens leiden. Zonder liefde kan dit
niet. Die als een wolf tegenover de schapen
staat, verscheurt en doodtde rechte herder
heeft de schapen lief en weidt ze en hoedt ze
d.w.z. gewaart en beschermt ze. Die lammeren,
die schap'en zijn de gegevenen des Vaders. Hun
aard is in die dieren geteekend. Zè zijn onnoozel,
zonder natuurlijk middel ter verdediging, uiterst
hulpbehoevend, zeer vreesachtig. De herder leidt
hen naar grasrijke streken, die zij door eigen
kracht niet zouden hebben kunnen opsporen.
Die grasrijke streken zijn Gods getuigenis. Daar
voeden zij zich mee en die spijze is hun gehe
melte zoet. Zij Iesschen hun dorst aan de wa
teren- des levens, die in Christus zijn ontspron
gen. Alle wateren der wereld staan h'en tegen.
Gezegend, wien de heerlijke taak van herder
der kudde als aan Petrus mag worden opgedra
gen, die zijn lust mag vinden in den omgang
met Jezus' lammeren en schapen en hen toe
mag reiken uit de hand des Heeren, wat hen
verkwikken kan en hen van den Oppersten Her
der tot eene bescherming mag zijn. In visschen
en weiden worden leeraar en herder vereenigd.
De Heere stoote dienstknechten uit om visscher
en weider te zijn tot getuigenis van Zijne trouw
aan het overblijfsel naar de verkiezing der gena
de, ook nog gevonden in deze benauwende,
treurvolle dagen
Wijlen Ds. B. v. d. W.
BBBBBBBBBBBB BB BHBBBBB|flBB|
S -B S3 EB S
BBBBBBBBBBBB BB BBBBBBBBBBBB
DE ROOMSCHEN EN DE
REORGANISATIE.
Er zijn van die tijden, waarop de gemoederen
in beweging komen door allerlei strijdvragen,
welke niet in den doofpot geduwd worden, doch
die veler hart in vuur en vlam zetten. Dit maakt
iedere kerkelijke organisatie wel eens mee. Wij
lezen slechts het boek der kerkgeschiedenis na,
het in onze kringen vooral bekende boek van
Ds. Landwehr, kort geleden gestorven, en wij
zien hoe de Roomsch-Katholieke kerk menig
maal in eene crisis-periode heeft verkeerd, niet
het minst in de zestiende eeuw. Ook later heeft
die kerk in eigen boezem het Modernisme be
streden en kerkelijk officieel uitgebannen, hoe
wel ook zij met veler onverschilligheid nog da
gelijks te kampen heeft.
De wantoestanden in de Nederlandsche Gé-
reformeerde Kerken begonnen al dadelijk zicht
baar te worden in het sectewezen der achttiende
eeuw, doch door het ontbreken van eene na
tionale synode is het nooit tot een bepaalde
crisis gekomen. De kerkregeering heeft nooit ge
deugd sedert zestienhonderd achttien. En toen
door koninklijk ingrijpen de regeering der kerk
veranderd werd, kwam er na 200 jaren eindelijk
weer eens een synode, waarbuiten het men twee
eeuwen had weten te stellen. Doch deze Synode
deugde ook niet. De crisis kon niet uitblijVen,
en zietdaar, 1834, 1840 en 1886 toonen ons de
worstelingen om eene zuivere kerkregeering met
de belijdenis als uitspraak van den inhoud des
geloofs.
Ook in de Hervormde kerk wilde men later
het pad op naar de betere regeering der kerk,
zooals die nu is te vinden bij de gescheiden
broeders. En in het hart van velen is er de
zucht om nog eens vereenigd te worden, opdat
men niet maar een „generale", doch eene n a-
t i o n a 1 e Synode kan houden. Het strekt den
Gereformeerde Kerken tot eere, dat zij nooit
zijn opgetreden met de pretentie, dat hun Sy
node eene „nationale" is. Bescheidenlijk spreken
zijn van de „Generale" Synode. De Hervormde
Kerk wilde dan verbetering van kerkorde, en
zietdaar, in. 1929 kwam het zóó yer, dat die
kerk zichzelve dan wel wilde ontbinden, al
thans de plannen daarvoor ontwprpen, wilde
overwegen, iets dat voorheen sinds 1887 steeds
was afgewezen. Een aparte Synodale vergade
ring kwam in Januari 1930 bijeen. Het voorstel
viel met 10 tegen 9 stemmen. Van links en
rechts, in en buiten onze kerk kwam critiek.
Zoowel afbrekend als opbouwend.
Nu zoudt ge denken, dat de Roomschen ons
lieten begaan zonder het schouwspel gade te
slaanNiets is minder waar. Voor ongeveer
een maand kregen alle orthodoxe predikanten
een circulaire getiteld: Hoe lang nog Het blijkt
dat Rome geheel op de hoogte is met den in-
wendigen toestand onzer kerk. Men spreekt dan
den wensch uit, dat wij ons wederom met Rome
zullen vereenigen, daar dit toch de ware kerk
is. Voorts wordE gewezen op onze verdeeldheid
etc., waaruit toch wel blijken moet, dat God
met Zijn Geest van ons is geweken.
Alvorens nu een woord van critiek te oefenen
ter verdediging, wordt het ons duidelijk, dat
Rome niet stil zit. En indien wij het ernstig
nemen kan de zucht naar vereeniging van allen,
die Christus liefhebben, ons niet anders dan
welkom zijn. Maar Rome wil vereenigen met
onderdrukking des gewetens, terwijl het
Woord Gods de gewetens beheerscht.
Rome legt ons vast aan den priester; Gods
Woord maakt ons vrij van elke heerschappij
over ons geloof. Als Rome het met Gods Woord
alleen durft te wagen, dan zouden er wonderen
kunnen geschieden, evenzeer als in het ver
deelde Protestantisme. Men verwijt ons, dat wij
het wonder der m'enschwording van Christus
aanvaarden, doch dat der Eucharistie verwer
pen. Met evenveel recht kunnen wij zeggen: Gij
onderschrijft de Wet des Heeren, en Uwe tem
pels zijn huizen vol beelden tegen het eerste en
tweede gebod in. Dat ieder schaamrood zij, die
onbeschroomd en vrij, een beeld durft eer be
wijzen (Ps. 97). Trouwens onze Catechismus
is een classiek stuk van verweer en belijden.
Wij behoeven op de ondergeschikte punten niet
in te gaan, en letten alleen op het kenmerkend
feit van Rome's activiteit.
Zeker heeft Bonifacius de bisschoppen er
kend, doch deze oude vorm van Christendom
bewijst nog niets voor Rome's superioriteit. In
de catacomben, zijn. wel bijbelsche voorstellingen
gevonden, doch geen een bewijs van heiligen-
vereering.
Op den Sion stonden zonnebeelden en de
priesters verkrachtten het recht. Een wantoe
stand. Toch werden later, zoowel de lieden van
het tienstammenrijk met die van Juda na de
ballingschap vereenigd, gelijk voorspeld was,
men leze slechts 1 Kron. 9 vs. 3, en zoo zal
het wederom gaan.
Wie in kerkelijk opzicht hier gescheiden leeft,
gevoelt de breuke en kent iets van de smart,
't Is ook zondig, 't Is ook iets wat Nederland
in hooge mate aankleeft. In Indië aangekomen
kon men laatst zien hoe een Chr. Geref. predi
kant door de Geref. broeders hartelijk, ja har
telijk werd ontvangen en hen toesprak in hun
kerk, doch zoover zijn we met Rome nog niet.
Zelfs op het kerkhof liggen we nog gescheiden.
Mochten er vel'en zijn, die dan toch maar voor
Qods troon zijn vereenigd.
G. v. d. Z.
BflBB
ma
s
BB
SBB
MIDDELHARNIS. Onze dorpsgenoot, de
heer A. van Eek, onderwijzer aan de Chr. Sch.
te Sommelsdijk, slaagde te Utrecht voor het
Diploma Schoolraad.
OUDE TONGE.* Ds. D. Bax Hz., voorheen
predikant alhier, thans te Puttershoek, werd
beroepen bij de Ned. "Herv. Gem. te Schelluinen.
DIRKSLAND. De godsdienstoefeningen zullen
in verband met den zomertijd aanvangen om
10 en om 6.30 uur.
Ds. A. de Blois alhier, komt voor op
een tweetal bij de Geref. Gemeente te Rilland-
Bath.
MELISSANT. Op 1 Mei zijn aan de School
met den Bijbel 12 en aan .de O. L. School 19
leerlingen toegelaten.
HERKINGEN. A.s. Zondag zal er wegens de
nam. te houden kerkdienst in de Herv. Kerk
geen Zondagsschool worden gehouden.
OUDDORP. De heer Kr. Sperling yan hier
is, met vaste aanstelling, benoemd als onder
wijzer aan de O. L. school te Numansdorp,
ZEKERHEID DES GELOOFS.
III.
Hoe wordt de blijdschap des geloofs ge
vonden
Wanneer onze ziel "den Heere Jezus ontmoet.
En Hem leert kennen als haar Zaligmaker.
Wanneer de Christus van het Woord door
het geloof ontvangen wordt als de Christus, die
in ons woont door den Heiligen Geest.
Wanneer we ons geheel aan Hem overgeven..
Misschien dat deze dingën zoo erg eenvoudig
klinken in de ooren van vele lezers.
We hebben de dingen zoo ingewikkeld ge
maakt.
Daar is in onze kringen soms een spreken
over de dingen van het geloofsleven, dat op
orakeltaal lijkt; geen mensch kan er wijs uit
worden.
En wat is 't gevolg Dat op de vraag, of men
Jezus' eigendom werd, allerlei vage aanduidin
gen en omschrijvingen het antwoord zijn.
Maar we moeten in den nood onzer ziel Chris
tus ontmoeten en het onze aan Hem geven, en
het zijne uit Zijn hand aanvaarden.
Maar dat wisten we toch al lang
Ja, dat wisten we al lang, maar dat hebben
we.weggestopt niet zelden onder vele vage rede
neeringen en daar hebben we omheen gepraat
en daar hebb'en we overheen geredeneerd.
En we hebben Jezus buiten de deur laten
staan en zijn stem niet beluisterd, en Hem de
deur niet geopend, en hebben dies geen blijd
schap gekend over zijn inkomst in onze ziel.
Maar het is noodig, dat we ons maar terdege
rekenschap geven van deze dingen.
We moeten weten, dat we Jezus' eigendom
zijn. En door overgave aan Hem komt een ziel
dat te weten.
Klinkt dit niet wat methodistisch
Ja, dat is al weer e'en vond van onze arglis
tigheid, om ver van Jezus te blijven, en onszelf
niet behoeven te verliezen, om op de waarheid
dat er overgave aan Jezus moet komen, 't stem
pel van methodisme te drukken.
Maar 't ware te wenschen, dat er dan veel,
heel veel van dit methodisme was in de ge
meente des Heeren.
Want dan zou 't een gemeente zijn, vol van
Christus; en de blijdschap des Heeren zou hare
sterkte zijn, en de heerlijkheid van Christus zou
uit haar uitschijnen,
Christus wil in ons leven, maar dat kan niet
dan door overgave van onszelf aan Hem.
Dan wordt 't aldus: ik leef, doch niet meer
ik, maar Christus leeft in mij.
Zou 't soms daar vandaan komen, dat er zoo
weinig geloofsblijdschap is, dat men e'en weerzin
heeft tegen zelfovergave.
Want dat houdt oprechte verootmoediging in.
Schuldbelijdenis, dat is de weg tot 't genot
der blijdschap in den Heere.
Maar dan niet dat geredeneer over de ver
dorvenheid, waarbij men zijn zonden onaange
tast laat voortwoekeren.
Doch belijdenis der zonden, der aan ons zelf
bekende zonden.
Niet van de verdorvenheid des harten een
abstractie maken, om zoo langs een zeker ge-
dachtenspinsel ook van de rechtvaardigmaking
een abstractie te maken.
Maar in concreten zin onze zonden belijden.
Er niet ëéne willen overhouden, maar ze
alle willen verzoend en ontkracht zien door het
bloed en den geest van Christus.
En in concreten zin onszelf opgeven en zeggen
tot den Christus der Schriften: Heere Jezus, ik
wil mij met alle mijne zonden aan U overgeven.
En in concreten zin aldus de deur van ons
hart en leven voor Hem ontsluiten.
Wie aan Christus zich geeft, zoo dat 't geen
gepraat is, of alleen maar een gevoelskwestie
is, maar wie aan Christus zich geeft, zoo, dat
heel zijne persoonlijkheid daarmee gemoeid is,
aan dien geeft Christus zich.
Wie al 't zijne wil opgeven, die wordt ont
vankelijk voor alles, wat Christus te geven heeft.
En Hij heeft zooveel te geven. Vrijheid van
schuld, ontkrachting van de zondemacht, heili
ging des levens door zijn Geest, vreugde, die
't hart zich hemelwaarts doet verheffen.
De blijdschap des geloofs is aan dë kennis
van Christus verbonden, kennis in de zin van
ontmoeting van Christus en van 't intreden in
den wandel met Hem.
Op zoo duizendvoudige wijze laat zich deze
rijkdom der kennis van Christus weergeven.
O.a. op deze wijze
Ik ben d' Uwe spreek daarop uw amen,
Heere Jezus,- Gij zijt mijn
Heiland, druk dien zoetsten aller namen
In mijn hart en maak mij rein
Met U alles doen en alles laten,
Voor U leven, alle zonden haten,
Zij, tot aan mijn laatsten stond,
Onze wandel, ons verbond
Maar mag men zich dan zoo aan Christus
overgeven
Ziet, dat is nu juist het Evangelie in zijn
kern, dat dit mag.
Omdat Christus zóó is, als Hij is, daarom
mag het.
Omdat Christus in ons wonen wil en toegang
vraagt, daarom mag de deur Hem ontsloten
worden.
Maar 't moet er ons waarlijk om te doen zijn.
En onze liefste zonden moeten er aan gelooven.
En onze karaktergebreken moeten niet ver
schoond worden.
Het moet de volle ernst der zelfovergave zijn.
En de Heere weet, welke gebedsworsteling dat
ons kosten zal.
Hoe bang de strijd daarbij worden moet.
Maar waar echt schuldgevoel is en drang naar
zekerheid, naar welbewust gekende en door
leefde verlossing, daar leidt het zoeken tot
vinden.
Daar wordt in de zelfovergave Jezus ont
vangen.
Maar dan is 't ook uit met alle wereldgelijk
vormigheid. Met alle poging, om toch nog zoo
veel mogelijk te grijpen naar het genot der we
reld, en breed te redeneeren over wat of zooal
geoorloofd is. Want dan hebben we aan Jezus
genoeg. Aan God in Hem.
Dus kunnen wij deb lijdschap des geloofs
vinden Ja, want Jezus is te vinden.
Wanneer we zoeken overeenkomstig 't Woord
met ons gansche hart, dan vinden we zonder
eenigen twijfel.
Maar toch zeker alleen, als Gods genade het
ons geeft
Ja; maar het is ook zonder eenigen twijfel
waar, dat Gods genade het geeft; en ook, dat
het aantal wanbegrippen omtrent Gods genade
in onze kringen niet gering is.
Gods genade, daar maken velen zoo iets arms
en schriels en ongenaakbaars van
Terwijl ze zoo rijk en vrijgevig en vol is.
Is Gods genade dan niet vrij
Ja, ze is vrij; maar met haar vrijmacht jaagt
Gods Woord geen enkele begeerige ziel ooit op
de vlucht.
We mogen de vrijmacht van Gods genade
niet als een soort boeman gebruiken, om er de
mensch'en mee terug te stooten in hun ellende.
Doch als een drangreden, om de -deur der
noodiging wijd open te doen en te zeggen: Kom
en zie.
Wanneer we van de blijdschap des geloofs
niet weten, laat ons toch niet ons paaien met
allerlei dingen, die geen steun bieden, maar op
de knieën voor God haar zoeken, ingaande in
de branding der zelfovergave.
Wanneer we haar kwijt raakten, omdat Jezus
levende tegenwoordigheid vervaagde, door onze
vertraging in waken en bidden, laat ons haar
bij vernieuwing zoeken, door te belijden alle
dingen, waarmee we zijn Geest bedroefden.
Want 't is onbeschrijfelijk, hoe rijk 't leven
wordt, als 't hart echt geopend wordt voor
Christus en zijn rijkdom.
(Geld. Kb.) H. L. B.
GODS WONDEREN ZIJN OVERAL
TE ZIEN.
Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan,
Dien trouwen Heer voor Zijn gena vergelden
'k Zal bij, den kelk des heils, Zijn naam
vermelden,
En roepen Hem met blijd' erkentenis aan.
Deze woorden passen den schrijver van dit
artikel, wanneer hij een oogenblik stilstaat bij
de vele zegeningen en weldaden, die de Heere
God hem, onwaardige, heeft bewezen.
Bijna veertig jaten geleden verliet hij Noord-
Holland zonder God en zonder hoop in de we
reld. Hij zou Amerika opzoeken met het doel
om voorspoed en ondervinding op te doen. Hij
verliet de oude herberg, waar hij in de zonde
had geleefd en waar hij zich had vermaakt met
allerlei spelen enz., maar nimmer denkende aan
de eindelooze eeuwigheid die hem wachtte. Onze
reis over den Oceaan met het stoomschip „Sta
tendam welke bijna 16 dagen duurde, met bijna
altijd storm, maakte grooten indruk op mij. Ja
dat groote schip werd als een notendop heen
en weer geslingerd, en bijna alle passagiers ble
ven in bed. Nooit zal ik diereis vergeten. Ik
had geen last van zeeziekte en vond behagen
op dek te zijn, zoodra dit werd vergund en met
eerbied zag ik de groote golven over het schip
heenvliegen.
Aan wal echter vergat ik spoedig de zeereis
en begon mijn weg te banen. Niet in staat zijnde
met de taal te helpen, werd ik eerst heen en
weer geslingerd en moest hard werken om mijn
kost te verdienen. De taal werd ik echter spoe
dig machtig en na verloop van enkele weken
kwam ik in een goed kosthuis terecht.
Terwijl ik in Hackansack, een onzer Ameri-
kaansche steden, arbeidde, kwam ik in aanra
king met een Amerikaansche dame, die veel
liefde had voor vreemdelingen, 's Middags als
ze mij zag zitten mijn boterham op te eten,
kwam ze mij vaak een kop koffie brengen en
trachtte met mij te spreken. Dit ging natuurlijk
eerst moeilijk, maar langzamerhand ging het be
ter. Op zekeren middag kwam ze naar mij toe
en zeide: „Jongeling, ik heb hier een boek, dat
ik u zou willen geven, geschreven in uw Moe
dertaal en in het Amerikaansch. Het is het
Nieuwe Testament." Ze ging voort met te zeg
gen: „Als u dezen Bijbel als uw wegwijzer wilt
nemen door dit leven, dan kunt ge groote ze
geningen verwachten." Ik nam den Bijbel dank
baar gan, niet omdat ik een Bijbel wenschte te
hebben, maar om de vriendschap van die goede
Samaritaansche vrouw. Ik gebruikte den Bijbel
om de taal te leeren, maar bij het bestudeeren
van Gods Woord ging mij een licht op, n.l.
dat ik een arme zondaar was en werd in eigen
beschouwing.
Daarna kwam ik in kennis met e'en innige
christin, die later mijn gade werd. Haar invloed
op mij was de tweede stap in mijn christelijk
leven. Vijf en dertig jaar geleden beleed ik den
Heere Jezus Christus als mijn Heere en Meester,
als mijn Borg en Zaligmaker en kon met het
hart zeggen: „Eenmaal was ik blind, maar nu
kan ik zien."
Na mijn bekeering werd ik direct gedrongen
om zendingsarbeid te verrichten, ofschoon ik
mij op het timmervak had aangelegd en dit vak
later, voor 22 jaren uitvoerde in onze stad er*"t
omgeving. Doch terwijl ik zaken deed en hot*
wel de Heere ons rijkelijk zegende, drong de
liefde van Christus mij om ook anderen mee te
deelen wat ik door genade had ontvangen.
Christus had mijn hart ingenomen en het ver
langen voor spel en dans enz. werd mij geheel
ontnomen. Ik keerde door Gods genade de we
reld den rug toe.
Zoo de redacteur het verlangt, dan zullen
wij in eenige korte artikelen den lezers vertellen
wat de Heere deed met een arme zondaar door
genade gered. Thans werken wij onder 40 ver
schillende nationaliteiten, onder gevangenen en
gevalleneën, onder zieken en zenuwlijders enz.
enz. En de Heere schonk ons twee stations in
Noord-Holland, waar wij thans ook arbeiden.
PIETER STAM.
38-38 Broadway, Paterson, New Jersey,
Noord-Amerika.
(Wordt vervolgd).
NIEUWS VAN HET ZENDINGSVELD.
Het Zendingsbureau schrijft ons
Ook wanneer een Heidensche bevolking het
Christendom heett aangenomen is de einapat
nog niet bereikt. Vele oude voorstellingen blij J
ven heerschen of keeren weer terug. Zoo is er
onder de Toradja's in Midden-Ceiebes telkens
weer geloot aan heksen en booze machten. Dr.
Kruyt vertelt in zijn jaarverslag, dat er een
man bij hem kwam, die den dood van zijn kind
wijt aan zijn broer. Deze heett anderen
hebben het gezien met een bamboespiinter
een maisschii in tweeën gesneden en de beide
helften met rood garen in kruisvorm aan elkaar
gehecht. In dien nacht is 'het kind gestorven.
En hij heeft het gedaan, omdat de V ader van
het gestorven kind hem op zijn verzoek geen
sago en onrijpe pisang had gegeven, omdat hij
ze zelf niet had. Daarom heett hij door doti
(magisch werkende middelen) het kind gedood.
Een man in een andere plaats was voortdurend
ziekelijk, de dokter in Posso constateerde ma
laria en schreef kinine voor. Maar i. p. v. deze
te gebruiken kocht de man van een Japanner
twee arm- en twee beenringen voor 95.
Daar hij geen gereed geld had betaalde hij met
een paar honderd koltieboonen. Ook anderen
hebben deze ringen besteld.
In een Zuidelijker ressort werkt een man in
opdracht van een „geest" met krachtig water.
Het water wordt krachtig gemaakt door er een
kwartje, halve of heele gulden in te leggen, die
voor den man zijn. Hoe grooter het geldstuk
hoe krachtiger waarschijnlijk het water wordt,
tenminste anderen in dezelfde streek nemen voor
een gulden een gezwel weg, geeft de patiënt
slechts een halve gulden, dan wordt het gezwel
ook slechts voor de helft weggenomen Heeft
men aan iemand het land, dan raken tegen be
taling deze menschen, onder het uitspreken van
een spreuk, dien man driemaal met de vuist aan,
waardoor hij na drie dagen zal sterven.
Weer elders wordt een vrouw, die christen
wil worden, beschuldigd een heks te zijn, o®
haar te intimideeren en van dien stap terug te
houden. Precies zooals in de oude wereld. Wal
denzen en in den Reformatietijd Roomsch ge'
blevenen slachtoffers van heksenprocessen wer
den gemaakt, gelijk de Kwakers in Amerika met
hetzelfde middel vervolgd werden.
Zoekt men de oorzaak van dit alles, dat dus
ook bij reeds christen gewordenen gevonden
wordt of geloof vindt, dan stuit men op het
vele uitzwermen, dat de mannen tegenwoordig
doen, vooral om aan de kust geld te ga311
verdienen. Zij komen met de veel bijgeloovige
Mohammedaansche strandbewoners in aanraking
en leeren daarvan weinig goeds. Tooverspreu-
ken en talismans, middelen om medemenschen
ziek te maken, worden hun voor grof geld ver
kocht. Zij betalen van 20 tot 90 gulden voor
dergelijk onderricht. Zoo gaat het moeilijk ver
diende geld op schadelijke wijze verloren en a
het uitzwermen levert dan ook niets dan moree
en godsdienstig nadeel op.
De verdere opvoeding der bevolking in "e
Evangelie is dan ook een dringende eisch eü
een arbeid, waaraan de Zendelingen zich
alle kracht geven, maar die veel van hun wijs
heid en geduld vraagt.