Oploop por vrouwen.
DERDE BLAD
FEUILLETON
Zaterdag 17 Mei 1930. No. 3642
Qemengd Nieuws.
™wncsWNOVHSES
Land- en Tuinbouw.
Herinneringen aan de stich
ting en de geschiedenis van
den Flakkeeschen
Boerenbond.
Van een arm dorp
dat rijk werd
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder,
2e helft Mei.
(Nadruk verboden).
Postelein houdt van warmte, waarom we
eerst in deze maand deze groente met vertrou
wen op een goeden uitslag kunnen zaaien. Op
den kouden grond namelijk: in den kouden bak
wordt ze al van half April af gezaaid, en in
den warmen bak reeds eind Februari, begin
Maart. Maar dan is het gevaar van mislukking
niet gering, want laat het weer niet toe vol
doende te luchten, dan gaan de jonge plantjes
rotten. Is het Meiwe'er, in de 2e helft der maand,
gunstig, dan kan men in den vollen grond zaaien;
zoo niet, dan doet men verstandig het zaad nog
een poos in 't zakje te houden. Niet alleen
warmte, doch ook in de eerste dagen, heeft het
posteleinzaad flink vocht noodig; daarom wordt
het bed, vóór het zaaien, eerst rijkelijk be
goten; is het water gezakt, dan harke men den
grond goed door. Vermeng het zaad met wat
vochtig zand, om te kunnen zien, waar het valt
en zoo gelijkmatig mogelijk te zaaien, 't Behoeft
maar met weinig aarde bedekt te worden; licht
doorharken en dan den grond plat slaan met
schop of plank, is voldoende. Dit plat slaan
bevordert later ook het snijden der groente, 't Is
goed om het posteleinbed na de zaaiïng te
bedekken met ietwat vochtige linnen zakken of
matten, maar dit mag niet lang duren, want na
2, 3, 4 dagen komt het zaaisel al boven den
grond kijken; bij langere bedekking zouden de
plantjes dan te ijl en te slap opschieten. Is het
bed met een roodachtig waas bedekt, dan moet
de bedekking er af. Het aanaarden vindt
zijn toepassing op de aardappelvelden en werkt
daar soms gunstig, soms ook schadelijk. Dit feit
wijst er op, dat men deze bewerking niet on
voorwaardelijk dient aan te wenden. Om te be-
oordeelen of ze met voordeel kan geschieden,
moeten er drie factoren in aanmerking komen,
en wel: de diepte, waarop gepoot is; de
vochtigheidstoestand van bodem en
lucht, en de t ij d. Bij diep gepote aardappelen
late men het aanaarden na. Hier zou de knol
te diep onder de aarde geraken, en daardoor de
gunstige invloeden van lucht en warmte ont
beren. Geen hoogere, maar lagere opbrengst zou
dan volgen. EVenmin als bij diepe poting past
de aanaarding op droge gronden en in droge
zomers. De opgeworpen aardruggen langs de
aardappelrijen deden in dat geval dienst om het
vallende regenwater af te voeren naar de mid-
denliggende goten. Gebrek aan 't noodige vocht
zou het gevolg zijn en daarmee geringere oog
sten. Eindelijk passe men het aanaarden op den
geschikten tijd toe, niet te vroeg, doch vooral
niet te laat. Te laat zou nadeel aan het gewas
toebrengen, den groei stuiten en nadeelig in
werken. Uit het een en ander blijkt, dat de
aanaarding niet dan na ernstige overweging moet
worden aangewend. Zie vooral nu, in deze
maand de koolrapen na: als er geschoffeld
is en na zware regenbui. Veeg de kragen, die
met aarde zijn bedekt, schoon Bietenzaad,
van roode bieten, kan men tegen wortelbrand
behoeden met een oplossing (van 2 pet.) van
kopervitriool. Gedurende eenigé uren dompelt
men het zaad in een zak onder. Evenwel kan
men slechts een goed succes hiervan verwachten,
(v i als het zaad besmet is door de zwam P h o m a
b e e t a 1, en niet als de brand veroorzaakt
wordt door de zwam Pythium de Barga-
n u m. Om dit te weten, kan men de aangetaste
planten opzenden naar den Plantenziektenkun-
digen Dienst te Wageningen, die kosteloos on
derzoek verricht 'en advies verstrekt. Zoo
telkens, nu hier, dan daar, duiken er personen
op, die land- en tuinbouwers minderwaardige
artikelen trachten aan te smeren, of hen in
boomgaard en tuin van dienst willen zijn door
hoornen en gewassen tegen ziekten te behan
delen. Tegen hooge prijzen, 'en zonder resultaat.
Thans is weer een „kunstmeststof" in den handel
gebracht, bevattende, zooals een onderzoek aan
t Proefstation te Maastricht heeft doen zien:
nog geen 4J^ pet. stikstof, nog geen 3Yi phos-
phorzuur, oplosbaar in mineraal zuur, en slechts
sporen van kali. Prijs 8.zegge acht gulden
per 100 kilo, terwijl het goedje op zijn hoogst
een paar gulden waard is. Men zij op zijn hoede
en koope steeds mest- en voederstoffen in ver-
eeniging met anderen, zoodat het gekochte aan
't Proefstation kan worden onderzocht en men
dus weet, wat men. krijgt.
Voor de huisvrouw. Rhabarbermoes
bereidt men aldus: 3 Él 4 bos rhabarberstelen,
iets zuiveringszout, suiker, aardappelmeel, aard-
appelsago of maizena. De stelen in blokjes ver-
deelen en wasschen, opzetten met weinig kokend
water, gaar laten worden, zuiveringszout en
suiker toevoegen, en de massa binden. Om min
der suiker noodig te hebben, kan men het eerste
kookwater afgieten en nieuw water toevoegen.
XVI.
Op 9 September ging er voor het eerst een
gedrukte circulaire uit betreffende de door den
Bond goedgekeurde zaaigran'en en peulvruchten,
welke in dat seizoen reeds in 7 afdeelingen
waren gekeurd en waarvoor men in de Noorde
lijke Provincies interesse begon te gevoelen.
Dan moest de najaarsvergadering worden ge
houden.
Zij kwam op 27 September bijeen te Sommels-
dijk. Er waren slechts 6 afdeelingen tegen
woordig.
Op verzoek van den voorzitter zou de ver
gadering worden geleid door J. Overdorpj die
in zijn kort openingswoord, onder instemming
der vergaderden, 's voorzitters ongesteldheid be-
betreurde.
De afdeeling Oost-Flakkee der H. M. v. L.
vroeg om subsidie voor een te houden rasvee-
keuring.
Medewerking voor de in 1913 te houden We-
rleldtentoionstelling werd toegezegd. Tot slot
werd ter vergadering toegelaten Mr. J. C. von
Briel Sasse, voorzitter, en Th. H. Saraber, secre
taris van den Prov. Z.-Holl. Boerenbond, als
mede E. G. H. M. Bemelmans, chemiker, een
gentleman, tiptop in geheel zijn optreden; geen
dendy, doch oogenschijnlijk iemand van aanzien
lijke afkomst. Hij maakte op het eerste aanzien
bij een groot deel der vergadering een gunstigen
indruk en verwief daardoor het vertrouwen.
Saraber hield een prachtig geredigeerde voor
dracht, waarin getracht» werd te bewijzen, dat
de veekoek, welke de boeren kochten, ditwijls
schadelijke, soms gevaarlijke bestanddeelen be
vatte en veel te duur was, al zou ze zuiver zijn.
Ze kon veel goedkooper worden gefabriceerd.
Bemelmans, de scheikundige, had een procédé
gevonden, waardoor de fabricatie oneindig veel
voordeeliger uitkwam. Hij zou dit geheim nu niet
ten eigen bate gaan benutten, doch stelde zich
geheel beschikbaar voor den Prov. Z.-Holl.
Boerenbond. Verlies kon er niet zijn. Er werd
niet gespeculeerd. Er werd zaad gekocht, tot
koek geslagen en voor den kostprijs aan de
leden verstrekt, welke geen verantwoordelijkheid
droegen, doch zich schriftelijk moesten verbin
den, om van de op te richten fabriek te zullen
betrekken.
Zijn enorme fortuin stelde hem in staat het
geheel „belangeloos" te doen.
Van der Koogh verlangde het woord en ver
klaarde zonder blikken of blozen, dat hij de
zaak niet vertrouwde. De voordracht van spr.
was fraai gestileerd, er staan zekere waarheden
in, doch spreker ontraadde de vergadering en
de afdeelingen op dit pracht-voorstel in te gaan.
Tal van leden waren er van onthutst, dat
Van der Koogh deze verklaring in tegenwoordig
heid van den grootkapitalist Bemelmans durfde
uitspreken, doch niemand had er van terug.
De Voorzitter dankte de heeren voor hun
menschlievend pogen, gaf in overweging, dat
de leden elk in hun afdeeling rapport zouden
uitbrengen, en voorts moest enbesluiten wat hun
verder te doen stond om van dit pracht-aanbod
te kunnen profiteeren. De Bond zou er zich nu
niet verder meer mede bemoeien.
De werkzaamheden namen al maar grooter
omvang. Hadden wij met vrucht het voeren
van kunstlicht op de landbouwvoertuigen met
vasten as weten af te wenden, toch bleef het
toenem'end verkeer op onze kunstwegen een
voortdurende bron van veel zorg, vooral nu
behalve het rijwielverkeer ook het automobilisme
al maar grooter omvang nam en bovendien
zware dorschmachines en andere zware werk
en voertuigen hooge eischen gingen stellen.
Gedeputeerde Staten dezer Provincie hadden
5 December 19ll een commissie benoemd om
rapport u?t te brengen over een reglement op
de wegen, welk rapport 'n het begin van 1912
het licht zag. Hierin werd het gebruik van ge
wone boeren (sleep) sleden verboden, wielsleden
mochten worden gebruikt, uitsluitend voor het
vervoer van akkerbouwwerktuigen van en naar
het land, nimmer voor andere voorwerpen, b.v.
zaaigraan of klein of ziek vee. De velgen der
boerenwagens moesten minstens 15 c.M. breed
zijn, en zooveel meer bepalingen, die behalve
aanzienlijke kosten ook grooten hinder oplever
den. Een geluk was, dat ons Statenlid Warnaer
ook lid dezer commissie was.
Behalve deze ingrijpende reglementsvoorstellen
trof den Bond een buitengewoon gevoeligen slag
door het overlijden van zijn voorzitter.
Reeds lang te voren was het te voorzien ge
weest. Doch toen op 15 Maart 1912 zich de
mare van zijn overlijden door Flakkee verspreid
de, was het voor velen toch nog een verrassing.
Men had hem zoo gaarne hersteld op den voor-
zittersstoel terug gezien
Mijs was e'en man van een uitgesproken wil,
waardoor ieder, die met hem in aanraking kwam,
partij kiezen moest, 't zij om tot zijn vrienden,
't zij om tot zijn tegenstanders te behooren. Zijn
vooraanstaande plaats in onze Flakkeesche sa
menleving was onbetwist. Hij was leider „jure-
suo". Hoe men overigens van hem mocht oor-
deelen, over één ding was geen verschil van
meening, n.l. dat hij groote liefde had voor den
landbouw, niets te veel achtte voor Flakkee, en
een groot voorstander was van den Flakkee
schen Boerenbond.
Thans was het vóór alles noodig, dat de
opengevallen zetel zou worden bezet door ie
mand, die de kennis bezat bij de lust om e'en
groote organisatie als deze te besturen, en den
tact niet miste om een groote vergadering van
boeren te leiden
Gelukkig waren er ook nu, evenals tijdens de
vacature-Warnaer, geschikte candidaten op
Flakkee
Binnen 2 maanden moest in de vacature wor
den voorzien.
In overleg met verschillende vooraanstaande
bestuursleden werd bepaald, dat od 9 Mei 1912
de voorziening zou plaats hebben en onder
voorzitterschap van J. Timmerman werd deze
vergadering te Sommelsdijk gehouden. Uitgezon
derd Dirksland waren alle afdeelingen tegen
woordig.
In gevoelvolle woorden bracht de voorzitter
hulde aan den arbeid van den overledene, onder
wiens bestuur de vereeniging was gegroeid tot
een model voor den omtrek. Onder zijn leiding
waren belangrijke dingen tot stand gebracht.
Spr. hoeld zich verzekerd, dat zijn naam met
eere zou worden genoemd zoolang de Flakkee
sche Boerenbond zou bestaan.
Vervolgens werd overgegaan tot de verkie
zing. 43 Biljetten werden ingeleverd, waarvan
23 stemmen bleken te zijn uitgebracht op J. van
der Koogh te Middelharnis. 8 Stemmen waren
blinco. De overige stemmen waren verdeeld over
Overdorp en Timmerman.
't Door Ged. Staten van Ziud-Holland in
gediende reglement op de wegen werd na voor
lezing in handen gesteld van het bestuur om
prae-advies. Door de ziekte en 't overlijden van
den voorzitter was dit belangrijke stuk niet vol
doende bestudeerd 'en werd het verlangen te
kennen gegeven, dat binnen korten tijd een al-
gemeene vergadering zou worden gehouden.
Van der Koogh nam na enkele dagen beraad
De plaatselijke Schout<bij»Nacht te Den Helder
vond eergisteren toen hij naar kantoor ging
een oploop van vrouwen voor zijn deur, die
hem den weg versperden. Zij wilden weten
hoe het waschgoed, dat op het wachtschip te
drogen hing, zoo helder kwam en trokken
tevreden af toen »de hooge oome« verteld
had, dat de Marinewasch tegenwoordig behan'
deld werd met Zeeppoeder »Ozil«, van slechts
10 ct. per pakje. (Adv.) 12
de benoeming aan. Het reglement werd nu van
alle zijden beoordeeld en in een algemeene ver
gadering, welke op 22 Mei 1912 gehouden werd,
kwam het in openbare behandeling. Behalve
Oude Tonge en Stellendam waren alle afdee
lingen tegenwoordig.
De voorzitter opende de vergadering met de
mededeeling, dat hij hier alleen vraagt om steun
en medewerking van de leden om de verant
woordelijke taak, die hij op zich genomen heeft,
te kunnen uitvoeren. In de volgende algemeene
vergadering hoopte hij zijn standpunt nader uit
een te zetten.
't Was na ernstige studie gebleken, dat aan
dat wegenreglement meer vast zat, dan een op
pervlakkige lezing had doen vermoeden. Om
dat het geheele eiland er bij geïnteresseerd was
en het dagelijksch bestuur slechts over midden-
Flakkee (MiddelharnisHerkingen) met kennis
van zaken oordeelen kon, stelde de voorzitter
voor een commissie van 3 leden te benoemen
om 't bestuur ter zijde te staan. En in overleg
met en in samenwerking met de 3 afdeelingen
van de Holl. Mij. v. Landb. te trachten deze
ramp van ons eiland af te wenden.
Na goedvinding van dit voorstel benoemde
de voorzitter tot leden dier commissie Jan Koert
Mz. te Den Bommel, J. A. van Nieuwenhuijzen
te Ooltgensplaat en J. C. Lodder te Ouddorp, en
bepaalde met deze commissie de vergadering op
28 Mei a.s.
Ingevolge besluit van 19 Januari 1910, waar
in was bepaald, dat de voorzitter van den Boe
renbond ook als zoodanig zou optreden bij de
Landbouw-Onderlinge, werd een algemeene ver
gadering van dea fdeeling Overflakkee van de
Zuid-Holl. Landbouw-Onderlinge gehouden op
17 Mei 1912, onder voorzitterschap van
J. C. van Oostende van Stad aan 't Haringvliet.
Hier bleek de solidariteit van de Flakkeesche
boeren. Met op 2 na algemeene stemmen werd
n.l. ook hier J. van der Koogh tot voorzitter
gekozen.
Op de vergadering met de commissie bleek,
dat de voorzitter een goede keuze had gedaan.
Het ontwerp was degelijk bestudeerd. Er werd
op deze bijeenkomst besloten, dat een enquête
zou worden ingesteld naar de kosten, welke op
den landbouw werden gelegd door dit ontwerp,
daar het o.m. bepaalde, dat de velgbreedte der
wielen 15 c.M. moest zijn en deze dus vernieuwd
moesten worden. De gemeente Sommelsdijk werd
als maatstaf voor alle dorpen genomen. Hier
werden geteld 130 boerenwagens, waarvan er
80 geschikt of waard waren van nieuwe wielen
te worden voorzien, terwijl er 50 nog eenigen
tijd meekonden, doch te ver versleten waren
om er groote kosten aan te maken. De kosten
berekening werd opgemaakt door den wagen
maker G. van den Boogert en den smid W. de
Mooij, beiden te Sommelsdijk, en hieruit bleek,
dat het vermaken zou kosten bij den eerste
'56.— en bij d'en ander 62.50, of totaal
118.50 per wagen, of voor de 80 er voor
geschikte wagens 9480.—. De 50 onbruikbare
werden geschat op een waarde van 60.— of
totaal 3000.terwijl voor de 50 nieuwe ge
schat werd a 250.elk 12500.Voor
Sommelsdijk alléén dus een uitgaaf van 24.980.
Veilig kon worden aangenomen, dat voor ge
heel Flakkee met Goeree meer dan twee en een
halve ton gouds gemoeid zou zijn met dit we
genreglement
Bovendien waren allerlei bepalingen gemaakt,
over maximum te vervoeren gewicht, alsmede
bepalingen bij opdooi 'en zooveel meer. Van
deze bepalingen werden echter uitgezonderd mo
torrijtuigen, militaire diensten, brandspuiten en
buitenlandsche verhuiswagens
Met bekwamen spoed werd het rapport ont
worpen en reeds in den loop der maand Juni
werd een uitvoerig bezwaarschrift aan de Pro
vinciale Staten gezonden, waarin dit college
blijkbaar overtuigd werd, dat het ontwerp, zoo
als het daar lag, niet voor uitvoering vatbaar
was. Het werd dan ook later ingetrokken.
Tusschen het overlijden van Mijs en de be
noeming van een anderen voorzitter (het tweede
voorzitterlooze tijdperk) greep een gebeurtenis
plaats met vérstrekkende gevolgen en buitenge
wone moeite, en hoewel de Flakkeesche Boeren
bond er niet direct bij was betrokken, volgens
onze meening indirect wel degelijk, daar in het
vervolg de hulp van onze organisatie werd in
geroepen tot steun voor de afwikkeling der moei
lijkheden met de Coöperatieve Veekoekfabriek
te Schiedam, want die zaak betrof het.
Wij zullen hierbij eenigszins uitvoerig moeten
stilstaan, omdat deze schandelijke zaak werd
ontdekt door den Bondssecretaris. Zou het ge
heele drama in zijn verschillende acfen moeten
worden opgevoerd, vanaf den 18 April 1912
totdat het geheele goddelooze stuk in vlammen
gehuld van de aarde verdween, dan zou deze
beschrijving voor menige sensatieroman niet
onderdoen.
De zaak ontwikkelde zich aldus.
Op Donderdag 18 April 1912 moesten wij als
lid eener commissie een vergadering bijwonen
in Amsterdam. Toen in den namiddag van dien
dag de terugreis aanvaard werd, en een dagblad
was gekocht om de reis te bekorten (welk blad
later onschatbare diensten heeft bewezen als
schuil- 'en luisterpost), zochten wij een plaatsje
in den naar Rotterdam vertrekkenden sneltrein.
In de coupé waarin wij plaats namen, zaten 2
heeren, die bij eerste kennisname, uit hun een
voudige doch onberispelijke kleedig en in hun
voorkomen enl spreken deftig, vertrouwen wek
ten. Zij bevonden zich alleen in dat comparti
ment en voerden een fluistergesprek, dat ons in
het eerst niet interesseerde. Blijkbaar waren het
effectenhandelaars. Hun gesprek liep over ver
schillende fondsen, als spoorwegen, staal, olie,
industriën e. d„ waardoor ze blijkbaar de Schie-
damsche koekfabriek onder de aandacht kregen.
Toen trok het de aandacht, dat telkens ons
bekende namen werden genoemd, als De Groot,
Bemelmans e. a., waardoor onze belangstelling
groeide. Om echter onze voorgewende onver
schilligheid voor hun gesprek te demonstreeren,
werd de krant opengevouwen, schijnbaar om het
nieuws van den dag te bestudeeren, doch in
derdaad met geen ander doel, dan om ongestoord
en ongemerkt met aandacht hun gesprek te
kunnen afluisteren, en eer de trein de over
kapping van het Centraal Station was uitgerold,
was er al zooveel los gekomen, dat het voor
ons met vrij groote zekerheid vast stond, dat
't in Schiedam fout ging.
GEWETENSGELD.
De Minister van Financiën maakt in de
Staatscourant bekend, dat ten behoeve van
's Rijks Schatkist is ontvangen wegens achter»
stallige belasting en gewetensgeld bij den
Inspecteur der Directe Belastingen, enz., te
Hellevoetsluis de volgende bedragen f 1320,60,
f 12000,—, f 600,—, bij den Ontvanger der
Directe Belastingen te Hellevoetsluis f 1016,93,
f 1500,—, f 3000,—, bij den Ontvanger dier
middelen te Brielle f 1000,— £693,51, bij dien
te Middelharnis f 15,—, f 500,—, f 650,—, bij
dien te Oude Tonge f 500,— en bij dien te
Ouddorp f 329,38.
Een groote brand te Krimpen aan
den IJasel.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
is een brand van grooten omvang uitgebro»
ken bij Krimpen aan den IJssel. De groote
korenmolen van den heer W. van Schelven
stond in lichte laaie De nevengebouwen met
graanvoorraden stonden eveneens in brand.
Nader wordt gemeld:
Het blusschingswerk, dat aanmerkelijk werd
belemmerd, door de omstandigheden, dat de
brand aan de windzijde niet kon worden
aangetast door den geweldigen vonkenregen
en aan de andere zijde gevaar opleverde door
het mogelijke neerstorten van de wieken, is
plotseling vergemakkelijkt, doordat de wieken
met groot geraas naar beneden gevallen zijn.
Het stoomachip Gelria aan den grond ge'
loopen. Heeft averij aan de schroet.
Woensdagmiddag is het stoomschip Gelria
van den Koninklijken Hollandschen Lloyd
bij het uitvaren van IJmu'den naar zee nabij
ton 4 uit zijn roer geloopen en aan den grond
geraakt. Twee sleepbooten hebben na betrek'
kelijk korten tijd het schip vlot gesleept. Ge»
bleken is, dat het schip daarbij averij heeft
opgeloopen aan de schroef.
Van het schip is nl. uit zee bericht, dat het
naar Amsterdam zou terugkeeren, ter reparatie.
De Gelria was met passagiers op de uitreis
naar Zuid»Amerika. De passagiers zouden, wat
de tweede en derde klasse betreft, worden
ontscheept en ondergebracht in het Lloyd
hotel en de eerste klas passagiers in eenige
hotels te Amsterdam.
Motorongeluk. Een doode.
Woensdagavond, omstreeks half twaalf, is
de 24'jarige ongehuwde T. Granser uit Eind»
hoven met den 18>jarigen C. Smulders even»
eens uit Eindhoven, op den Aalsterweg met
zijn motorfiets in volle vaart achter een met
paard bespannen kar gereden, De motorrijder
kreeg een zoodanige verwonding, dat hij kort
daarna is overleden. Smulders kreeg lichte
verwondingen en is door den auto van Dr.
Van Gils naar zijn woning overgebracht. Het
ongeluk moet voornamelijk te wijten zijn aan
slecht licht op het motorrijwiel.
BRAND AAN DEN OPPERT.
Met 3 stralen gebluscht.
Woensdagmiddag omstreeks kwart over 5
is brand ontstaan in het magazijn voor too>
neelkunst Brinkhaus aan den Oppert no. 45
te Rotterdam. Het magazijn is gevestigd op
de eerste en de tweede étage en bevat veel
pruiken, costuums en dergelijke, uiteraard
licht brandbaar matriaal. De brand, die op
de eerste verdieping was uitgebroken, breidde
zich dan ook vrij snel uit en kort na het
ontdekken van den brand sloegen de vlam»
men uit twee van de drie raamopeningen.
Inmiddels was de brandweer ter plaatse ge
komen, middelalarm was niet gemaakt, maar
8 spuiten waren op eigen gelegenheid naar
den Oppert uitgerukt en met 3 stralen werd
het vuur krachtig aangetast. Een straal van
spuit 29 werd via de kalkgang naar de
achterzijde geleid. 2 slangen van spuit 19
werden langs den voorgevel naar boven ge»
leid. Spuit 17 werd in reserve gehouden. Men
had den brand spoedig onder de knie. De
voorkamer van de eerste verdieping is geheel
uitgebrand. Het in het benedenhuis gelegen
magazijn voor radioartikelen, van de firma
Imperial, heeft veel waterschade gekregen.
Mede aanwezig waren de spuiten 15, 16, 22,
21 en 27, benevens de reserveauto no. 1. Het
blusschingswerk stond achtereenvolgens on.
der leiding van brandspuitmeester Meenhorst
brandmeester Mes en hoofdman A. J. Kruis.
door
H. KINGMANS.
15)
"Eigenaardig: zonder dat ik er naar vroeg,
v-erd dat adres mij in het hotel ook genoemd."
„Ja, t was heel geschikt. Mejuffrouw Saa-
man behoeft het niet te doen. Zij had iemand
voor gezelschap, omdat zij alleen is. Haar man
moet u weten was hoofd van de christelijke
in, Landdorp. Hij is overleden 'en toen is
r komen wonen. Weet u wat, probeert
u het eens. Zal ik eerst eens voor u infor-
meeren
,,"'L z°u u al te veel moeite bezorgen, dokter.
Me dunkt: ik loop er straks eens aan. Vragen
staat vrij.
De mededeeling, dat mijnheer Saaman hoofd
van een christelijke school geweest was, had
ertha gefrappeerd. In zulk een milieu wilde
zij gaarne vertoeven.
°°9enblikken later verliet zij de gast-
dien avond eve?wel niet/ nadat zij beloofd had,
dokter pn zoc^ e zullen komen. Van den
fndrnk nnf had een zeer prettigen
indruk ontvangen. Zij wist niet, dat ook z ij
m den smaak gevallen was
Lefwenaardi9 meiSie"' meende mevrouw Van
„En één, waar ras in zit", zeide de dokter.
„Bovendien gedistingeerd", dacht mevrouw,
„in ieder geval heel wat beschaafder dan haar
voorgangsters", beweerde de dokter.
Het speet Hertha, die, haar gewoonte ge
trouw, haar voornemen onmiddellijk uitvoerde,
geducht, dat juffrouw Saaman afwezig was. Zij
gaf haar kaartje af en zeide, dien middag te
zullen terugkomen. Waarna zij besloot, het
kleine huisje van vrouw Hoogeboom op te
zoeken.
Zij vond het vrij vlug en stapte, daar de
deur openstond, een smal gangetje in, aan het
eind waarvan zij eenig geraas hoorde, bewijs,
dat er een levend wezen in de buurt was.
Juist, toen zij haar aanwezigheid wilde ken
baar maken, kroop de jongen, om wien het
haar te doen was, uit het vertrekje aan het eind
van de gang. Even keek hij verwonderd op.
Maar dan vloog een blije lach van herkenning
over zijn oudemannetjesgezicht.
„Moeder", riep hij, „daar is die juffrouw van
toen."
Bepaald helder was de aanduiding niet, vond
Hertha. Het bleek ook wel uit het antwoord,
dat volgde, want een niet vriendelijke stem
vroeg: „Wat bedoel je nu, Kees
Tegelijkertijd verscheen de moeder en zag
Hertha staan.
„Vrouw Hoogeboom", zeide zij, „ik kom u
én Kees eens opzoeken. U moet weten, dat ik
hem in Mei hebt ontmoet en hem heb gezegd,
dat ik komen zou, als ik weer eens in Zeeduin
was. U vindt dat toch wel goed
Hertha vroeg dit laatste met haar innemenden
lach, omdat de vrouw stokstijf bleef staan,
waar zij stond en ook op haar stuuursch gelaat
geen enkel teeken van toenadering te bespeuren
viel.
„Och ja", antwoordde vrouw Hoogeboom
aarzelend. „Kees vindt het misschien wel pret
tig. Hij heeft wel over de juffrouw gepraat.
Nu weet ik het al. Maar van vreemden is hij
meestal bang."
„O", lachte Hertha, „maar ik ben geen vreem
de. Wij kennen elkaar al, hé Kees Hoe maak
je het, jongen
Hertha gaf hem een hand en stak tóen ook
de hand naar vrouw Hoogeboom uit.
„Ik heet Hertha van Landen", zeide zij, „en
zou graag eens wpt met Kees praten."
„Mijn hand is nat",, zei de ander stug.
„Dat geeft niets, vrouw Hoogeboom. Dat zijn
de mijne ook wel eens. 'k Hoop, dat wij goede
vrienden zullen worden. Want als u het goed
vind natuurlijk, zou ik Kees zoo nu pn dan
eens komen bezoeken."
„Blijft de juffrouw dan lang in Zeeduin
vroeg Kees, die zijn moeder al eens weifelend
had aangekeken.
„Ik blijf hier wonen, Kees. Hoe vind je dat
„Prettig", zei de jongen. „Leert u mij dan
ook, wat u gezegd hebt?"
„Dat doe ik zeker, 'k Heb ocfk boeken voor
je in mijn koffer. En er is altijd wel wat te
vertellen. Maar je moeder moet het goed vinden,
dat weet je wel, hé
Meteen zag zij vragend de vrouw aan, die
weinig lust tot toenadering toonde. Hertha was
blij, dat dokter Van Leeuwen haar van vrouw
Hoogeboom iets had verteld. Want zij maakte
een indruk, die iemand onmiddellijk rechtsom
keert zou doen maken. En dat was Hertha nu
juist niet van plan te doen.
„Vindt u het goed, vrouw Hoogeboom
„Och ja", antwoordde deze onwillig. „Maar
het is zulk een ongelegen tijd. Ik ben druk aan
mijn werk."
„Ik zal u niet storen, hoor. Ga gerust uw
gang. Wij kunnen buiten ook wel praten, hé
Kees
„In de zon is het nu te warm voor Kees",
zeide zijne moeder scherp.
,In de zon? Ja, daar hebt u gelijk aan. Maar
misschien is er wel een koel plekje."
„Dat is er niet", merkte de ander op, kort
aangebonden en op een toon, die afschrok.
„Het kan toch wel in de keuken, moeder."
smeekte Kees.
Het was waar, wat dokter Van Leeuwen
gezegd had: de moeder hield veel van haar
jongen. Want wat Hertha, die reeds begon te
wanhopen, niet gelukte .gelukte Kees wel. Her
tha mocht in de keuken komen zitten, terwijl
Kees met zijn beenen, hij was verbazend han
dig, een stoel bijschoof, er op klauterde, zóó
vlug, dat het Hertha verwonderde, en voor de
tafel plaats nam.
Vrouw Hoogeboom stoorde zich verder niet
aan het tweetal en ging gewoon door met haar
werk, alsof Hertha voor haar niet bestond. De
ze bespeurde, hoe kraakzindelijk het in het
huisje was en hoe alles een eigen plaats scheen
te hebben.
„Dat had je niet gedacht, hé, Kees, dat ik
zoo spoedig zou komen
„Ik dacht, dat u heel niet meer zou komen."
„In Mei wist ik het nog niet zeker, maar nu
wel. Ik kom hier in Zeeduin wonen, want ik
ben de nieuwe wijkverpleegster."
Tot haar voldoening bemerkte Hertha, dat
vrouw Hoogeboom luisterde, al was zij aan
het werk. Bij deze laatste mededeeling keek
zij zelfs even op.
„Je weet zeker wel, dat er een nieuwe komen
moest ging Hertha voort. „Welnu, daarvoor
ben ik nu gekomen. Wij zullen elkaar dus vaak
zien."
Over het gelaat van den jongen vloog een
glans van verrukking.
„Ik ben er blij om", .zeide hij. „Want u hebt
mij dingen verteld, die een ander niet weet."
Door het keukentje klonk een zilveren lach.
„Ne'en, maar, er zijn er gelukkig heel wat,
die weten, wat ik je verteld heb, Kees. Je wilt
er zeker wel wat meer van hooren Dat kan
gebeuren. Vanmiddag zal ik je een paar boekjes
brengen, die je maar eens lezen moet. En als
ik dan weer eens kom, vertel ik wel wat. Ik
denk wel, dat wij het met elkaar zullen vinden."
„Als u het maar niet al te druk maakt"', zei
vrouw Hoogeboom scherp. „Al die drukte is
niet goed voor Kees. Hij kan er niet van
slapen."
Hertha schrok van den vijandigen toon, waar
op deze woorden werden geuit. Maar zij be-
heerschte zich.
„O neen", zeide zij vriéndelijk. „Ik heb al
zooveel jaren met zieke menschen omgegaan.
U zult eens zien, hoe prettig het zal zijn."
Vrouw Hoogeboom gaf geen antwoord, maar
verliet het vertrek.
„Moeder meent het zoo kwaad niet", ver
goelijkte Kees, daarmede blijk gevend, een
scherpzinnig opmerker te zijn.
„Weineen, Kees", zeide Hertha hartelijk. „Let
maar eens op, dat ik het met je moeder best
vinden kan. Ik ben natuurlijk nu nog vreemd,
maar het komt vanzelf wel in orde."
En alsof dit laatste incident niet was voor
gevallen, sprak Hertha over het mooie dorp,
over de groote stad, waar zij vandaan kwam,
over haar werk in het ziekenhuis. En Kees,
verbaasd, dat van hem, den misdeelde, zooveel
notitie genomen werd; dat die vreemde dame
met hem praatte als was hij haars gelijke, luis
terde vol aandacht, én met oogen, die schitter
den. En zijn moeder, inmiddels weer terugge
keerd met nog steeds den gemelijken trek op
haar gelaat,, luisterde ook, al deed zij, of zij
druk aan haar werk bezig was.
Na ruim een half uur nam Hertha afscheid
met de stellige belofte, dat zij dien middag
boeken zou brengen of zou laten bezorgen. Dan
moest Kees daaruit maar eens lezen en dan zou
zij er later wel van vertellen.
„Nu, Kees, tot ziens, hoor. Ik hoop je nog
dikwijls te ontmoeten. Wij worden vast goede
vrienden."
Dan vatte zij de hand van vrouw Hoogeboom,
die t'en hoogste verbaasd was, al liet zij het niet
blijken, en die zich toch niet onttrekken kon
aan de bekoring, die van Hertha uitging.
(Wordt vervolgd).