Oploop por vrouwen. DERDE BLAD FEUILLETON Zaterdag 17 Mei 1930. No. 3642 Qemengd Nieuws. ™wncsWNOVHSES Land- en Tuinbouw. Herinneringen aan de stich ting en de geschiedenis van den Flakkeeschen Boerenbond. Van een arm dorp dat rijk werd WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder, 2e helft Mei. (Nadruk verboden). Postelein houdt van warmte, waarom we eerst in deze maand deze groente met vertrou wen op een goeden uitslag kunnen zaaien. Op den kouden grond namelijk: in den kouden bak wordt ze al van half April af gezaaid, en in den warmen bak reeds eind Februari, begin Maart. Maar dan is het gevaar van mislukking niet gering, want laat het weer niet toe vol doende te luchten, dan gaan de jonge plantjes rotten. Is het Meiwe'er, in de 2e helft der maand, gunstig, dan kan men in den vollen grond zaaien; zoo niet, dan doet men verstandig het zaad nog een poos in 't zakje te houden. Niet alleen warmte, doch ook in de eerste dagen, heeft het posteleinzaad flink vocht noodig; daarom wordt het bed, vóór het zaaien, eerst rijkelijk be goten; is het water gezakt, dan harke men den grond goed door. Vermeng het zaad met wat vochtig zand, om te kunnen zien, waar het valt en zoo gelijkmatig mogelijk te zaaien, 't Behoeft maar met weinig aarde bedekt te worden; licht doorharken en dan den grond plat slaan met schop of plank, is voldoende. Dit plat slaan bevordert later ook het snijden der groente, 't Is goed om het posteleinbed na de zaaiïng te bedekken met ietwat vochtige linnen zakken of matten, maar dit mag niet lang duren, want na 2, 3, 4 dagen komt het zaaisel al boven den grond kijken; bij langere bedekking zouden de plantjes dan te ijl en te slap opschieten. Is het bed met een roodachtig waas bedekt, dan moet de bedekking er af. Het aanaarden vindt zijn toepassing op de aardappelvelden en werkt daar soms gunstig, soms ook schadelijk. Dit feit wijst er op, dat men deze bewerking niet on voorwaardelijk dient aan te wenden. Om te be- oordeelen of ze met voordeel kan geschieden, moeten er drie factoren in aanmerking komen, en wel: de diepte, waarop gepoot is; de vochtigheidstoestand van bodem en lucht, en de t ij d. Bij diep gepote aardappelen late men het aanaarden na. Hier zou de knol te diep onder de aarde geraken, en daardoor de gunstige invloeden van lucht en warmte ont beren. Geen hoogere, maar lagere opbrengst zou dan volgen. EVenmin als bij diepe poting past de aanaarding op droge gronden en in droge zomers. De opgeworpen aardruggen langs de aardappelrijen deden in dat geval dienst om het vallende regenwater af te voeren naar de mid- denliggende goten. Gebrek aan 't noodige vocht zou het gevolg zijn en daarmee geringere oog sten. Eindelijk passe men het aanaarden op den geschikten tijd toe, niet te vroeg, doch vooral niet te laat. Te laat zou nadeel aan het gewas toebrengen, den groei stuiten en nadeelig in werken. Uit het een en ander blijkt, dat de aanaarding niet dan na ernstige overweging moet worden aangewend. Zie vooral nu, in deze maand de koolrapen na: als er geschoffeld is en na zware regenbui. Veeg de kragen, die met aarde zijn bedekt, schoon Bietenzaad, van roode bieten, kan men tegen wortelbrand behoeden met een oplossing (van 2 pet.) van kopervitriool. Gedurende eenigé uren dompelt men het zaad in een zak onder. Evenwel kan men slechts een goed succes hiervan verwachten, (v i als het zaad besmet is door de zwam P h o m a b e e t a 1, en niet als de brand veroorzaakt wordt door de zwam Pythium de Barga- n u m. Om dit te weten, kan men de aangetaste planten opzenden naar den Plantenziektenkun- digen Dienst te Wageningen, die kosteloos on derzoek verricht 'en advies verstrekt. Zoo telkens, nu hier, dan daar, duiken er personen op, die land- en tuinbouwers minderwaardige artikelen trachten aan te smeren, of hen in boomgaard en tuin van dienst willen zijn door hoornen en gewassen tegen ziekten te behan delen. Tegen hooge prijzen, 'en zonder resultaat. Thans is weer een „kunstmeststof" in den handel gebracht, bevattende, zooals een onderzoek aan t Proefstation te Maastricht heeft doen zien: nog geen 4J^ pet. stikstof, nog geen 3Yi phos- phorzuur, oplosbaar in mineraal zuur, en slechts sporen van kali. Prijs 8.zegge acht gulden per 100 kilo, terwijl het goedje op zijn hoogst een paar gulden waard is. Men zij op zijn hoede en koope steeds mest- en voederstoffen in ver- eeniging met anderen, zoodat het gekochte aan 't Proefstation kan worden onderzocht en men dus weet, wat men. krijgt. Voor de huisvrouw. Rhabarbermoes bereidt men aldus: 3 Él 4 bos rhabarberstelen, iets zuiveringszout, suiker, aardappelmeel, aard- appelsago of maizena. De stelen in blokjes ver- deelen en wasschen, opzetten met weinig kokend water, gaar laten worden, zuiveringszout en suiker toevoegen, en de massa binden. Om min der suiker noodig te hebben, kan men het eerste kookwater afgieten en nieuw water toevoegen. XVI. Op 9 September ging er voor het eerst een gedrukte circulaire uit betreffende de door den Bond goedgekeurde zaaigran'en en peulvruchten, welke in dat seizoen reeds in 7 afdeelingen waren gekeurd en waarvoor men in de Noorde lijke Provincies interesse begon te gevoelen. Dan moest de najaarsvergadering worden ge houden. Zij kwam op 27 September bijeen te Sommels- dijk. Er waren slechts 6 afdeelingen tegen woordig. Op verzoek van den voorzitter zou de ver gadering worden geleid door J. Overdorpj die in zijn kort openingswoord, onder instemming der vergaderden, 's voorzitters ongesteldheid be- betreurde. De afdeeling Oost-Flakkee der H. M. v. L. vroeg om subsidie voor een te houden rasvee- keuring. Medewerking voor de in 1913 te houden We- rleldtentoionstelling werd toegezegd. Tot slot werd ter vergadering toegelaten Mr. J. C. von Briel Sasse, voorzitter, en Th. H. Saraber, secre taris van den Prov. Z.-Holl. Boerenbond, als mede E. G. H. M. Bemelmans, chemiker, een gentleman, tiptop in geheel zijn optreden; geen dendy, doch oogenschijnlijk iemand van aanzien lijke afkomst. Hij maakte op het eerste aanzien bij een groot deel der vergadering een gunstigen indruk en verwief daardoor het vertrouwen. Saraber hield een prachtig geredigeerde voor dracht, waarin getracht» werd te bewijzen, dat de veekoek, welke de boeren kochten, ditwijls schadelijke, soms gevaarlijke bestanddeelen be vatte en veel te duur was, al zou ze zuiver zijn. Ze kon veel goedkooper worden gefabriceerd. Bemelmans, de scheikundige, had een procédé gevonden, waardoor de fabricatie oneindig veel voordeeliger uitkwam. Hij zou dit geheim nu niet ten eigen bate gaan benutten, doch stelde zich geheel beschikbaar voor den Prov. Z.-Holl. Boerenbond. Verlies kon er niet zijn. Er werd niet gespeculeerd. Er werd zaad gekocht, tot koek geslagen en voor den kostprijs aan de leden verstrekt, welke geen verantwoordelijkheid droegen, doch zich schriftelijk moesten verbin den, om van de op te richten fabriek te zullen betrekken. Zijn enorme fortuin stelde hem in staat het geheel „belangeloos" te doen. Van der Koogh verlangde het woord en ver klaarde zonder blikken of blozen, dat hij de zaak niet vertrouwde. De voordracht van spr. was fraai gestileerd, er staan zekere waarheden in, doch spreker ontraadde de vergadering en de afdeelingen op dit pracht-voorstel in te gaan. Tal van leden waren er van onthutst, dat Van der Koogh deze verklaring in tegenwoordig heid van den grootkapitalist Bemelmans durfde uitspreken, doch niemand had er van terug. De Voorzitter dankte de heeren voor hun menschlievend pogen, gaf in overweging, dat de leden elk in hun afdeeling rapport zouden uitbrengen, en voorts moest enbesluiten wat hun verder te doen stond om van dit pracht-aanbod te kunnen profiteeren. De Bond zou er zich nu niet verder meer mede bemoeien. De werkzaamheden namen al maar grooter omvang. Hadden wij met vrucht het voeren van kunstlicht op de landbouwvoertuigen met vasten as weten af te wenden, toch bleef het toenem'end verkeer op onze kunstwegen een voortdurende bron van veel zorg, vooral nu behalve het rijwielverkeer ook het automobilisme al maar grooter omvang nam en bovendien zware dorschmachines en andere zware werk en voertuigen hooge eischen gingen stellen. Gedeputeerde Staten dezer Provincie hadden 5 December 19ll een commissie benoemd om rapport u?t te brengen over een reglement op de wegen, welk rapport 'n het begin van 1912 het licht zag. Hierin werd het gebruik van ge wone boeren (sleep) sleden verboden, wielsleden mochten worden gebruikt, uitsluitend voor het vervoer van akkerbouwwerktuigen van en naar het land, nimmer voor andere voorwerpen, b.v. zaaigraan of klein of ziek vee. De velgen der boerenwagens moesten minstens 15 c.M. breed zijn, en zooveel meer bepalingen, die behalve aanzienlijke kosten ook grooten hinder oplever den. Een geluk was, dat ons Statenlid Warnaer ook lid dezer commissie was. Behalve deze ingrijpende reglementsvoorstellen trof den Bond een buitengewoon gevoeligen slag door het overlijden van zijn voorzitter. Reeds lang te voren was het te voorzien ge weest. Doch toen op 15 Maart 1912 zich de mare van zijn overlijden door Flakkee verspreid de, was het voor velen toch nog een verrassing. Men had hem zoo gaarne hersteld op den voor- zittersstoel terug gezien Mijs was e'en man van een uitgesproken wil, waardoor ieder, die met hem in aanraking kwam, partij kiezen moest, 't zij om tot zijn vrienden, 't zij om tot zijn tegenstanders te behooren. Zijn vooraanstaande plaats in onze Flakkeesche sa menleving was onbetwist. Hij was leider „jure- suo". Hoe men overigens van hem mocht oor- deelen, over één ding was geen verschil van meening, n.l. dat hij groote liefde had voor den landbouw, niets te veel achtte voor Flakkee, en een groot voorstander was van den Flakkee schen Boerenbond. Thans was het vóór alles noodig, dat de opengevallen zetel zou worden bezet door ie mand, die de kennis bezat bij de lust om e'en groote organisatie als deze te besturen, en den tact niet miste om een groote vergadering van boeren te leiden Gelukkig waren er ook nu, evenals tijdens de vacature-Warnaer, geschikte candidaten op Flakkee Binnen 2 maanden moest in de vacature wor den voorzien. In overleg met verschillende vooraanstaande bestuursleden werd bepaald, dat od 9 Mei 1912 de voorziening zou plaats hebben en onder voorzitterschap van J. Timmerman werd deze vergadering te Sommelsdijk gehouden. Uitgezon derd Dirksland waren alle afdeelingen tegen woordig. In gevoelvolle woorden bracht de voorzitter hulde aan den arbeid van den overledene, onder wiens bestuur de vereeniging was gegroeid tot een model voor den omtrek. Onder zijn leiding waren belangrijke dingen tot stand gebracht. Spr. hoeld zich verzekerd, dat zijn naam met eere zou worden genoemd zoolang de Flakkee sche Boerenbond zou bestaan. Vervolgens werd overgegaan tot de verkie zing. 43 Biljetten werden ingeleverd, waarvan 23 stemmen bleken te zijn uitgebracht op J. van der Koogh te Middelharnis. 8 Stemmen waren blinco. De overige stemmen waren verdeeld over Overdorp en Timmerman. 't Door Ged. Staten van Ziud-Holland in gediende reglement op de wegen werd na voor lezing in handen gesteld van het bestuur om prae-advies. Door de ziekte en 't overlijden van den voorzitter was dit belangrijke stuk niet vol doende bestudeerd 'en werd het verlangen te kennen gegeven, dat binnen korten tijd een al- gemeene vergadering zou worden gehouden. Van der Koogh nam na enkele dagen beraad De plaatselijke Schout<bij»Nacht te Den Helder vond eergisteren toen hij naar kantoor ging een oploop van vrouwen voor zijn deur, die hem den weg versperden. Zij wilden weten hoe het waschgoed, dat op het wachtschip te drogen hing, zoo helder kwam en trokken tevreden af toen »de hooge oome« verteld had, dat de Marinewasch tegenwoordig behan' deld werd met Zeeppoeder »Ozil«, van slechts 10 ct. per pakje. (Adv.) 12 de benoeming aan. Het reglement werd nu van alle zijden beoordeeld en in een algemeene ver gadering, welke op 22 Mei 1912 gehouden werd, kwam het in openbare behandeling. Behalve Oude Tonge en Stellendam waren alle afdee lingen tegenwoordig. De voorzitter opende de vergadering met de mededeeling, dat hij hier alleen vraagt om steun en medewerking van de leden om de verant woordelijke taak, die hij op zich genomen heeft, te kunnen uitvoeren. In de volgende algemeene vergadering hoopte hij zijn standpunt nader uit een te zetten. 't Was na ernstige studie gebleken, dat aan dat wegenreglement meer vast zat, dan een op pervlakkige lezing had doen vermoeden. Om dat het geheele eiland er bij geïnteresseerd was en het dagelijksch bestuur slechts over midden- Flakkee (MiddelharnisHerkingen) met kennis van zaken oordeelen kon, stelde de voorzitter voor een commissie van 3 leden te benoemen om 't bestuur ter zijde te staan. En in overleg met en in samenwerking met de 3 afdeelingen van de Holl. Mij. v. Landb. te trachten deze ramp van ons eiland af te wenden. Na goedvinding van dit voorstel benoemde de voorzitter tot leden dier commissie Jan Koert Mz. te Den Bommel, J. A. van Nieuwenhuijzen te Ooltgensplaat en J. C. Lodder te Ouddorp, en bepaalde met deze commissie de vergadering op 28 Mei a.s. Ingevolge besluit van 19 Januari 1910, waar in was bepaald, dat de voorzitter van den Boe renbond ook als zoodanig zou optreden bij de Landbouw-Onderlinge, werd een algemeene ver gadering van dea fdeeling Overflakkee van de Zuid-Holl. Landbouw-Onderlinge gehouden op 17 Mei 1912, onder voorzitterschap van J. C. van Oostende van Stad aan 't Haringvliet. Hier bleek de solidariteit van de Flakkeesche boeren. Met op 2 na algemeene stemmen werd n.l. ook hier J. van der Koogh tot voorzitter gekozen. Op de vergadering met de commissie bleek, dat de voorzitter een goede keuze had gedaan. Het ontwerp was degelijk bestudeerd. Er werd op deze bijeenkomst besloten, dat een enquête zou worden ingesteld naar de kosten, welke op den landbouw werden gelegd door dit ontwerp, daar het o.m. bepaalde, dat de velgbreedte der wielen 15 c.M. moest zijn en deze dus vernieuwd moesten worden. De gemeente Sommelsdijk werd als maatstaf voor alle dorpen genomen. Hier werden geteld 130 boerenwagens, waarvan er 80 geschikt of waard waren van nieuwe wielen te worden voorzien, terwijl er 50 nog eenigen tijd meekonden, doch te ver versleten waren om er groote kosten aan te maken. De kosten berekening werd opgemaakt door den wagen maker G. van den Boogert en den smid W. de Mooij, beiden te Sommelsdijk, en hieruit bleek, dat het vermaken zou kosten bij den eerste '56.— en bij d'en ander 62.50, of totaal 118.50 per wagen, of voor de 80 er voor geschikte wagens 9480.—. De 50 onbruikbare werden geschat op een waarde van 60.— of totaal 3000.terwijl voor de 50 nieuwe ge schat werd a 250.elk 12500.Voor Sommelsdijk alléén dus een uitgaaf van 24.980. Veilig kon worden aangenomen, dat voor ge heel Flakkee met Goeree meer dan twee en een halve ton gouds gemoeid zou zijn met dit we genreglement Bovendien waren allerlei bepalingen gemaakt, over maximum te vervoeren gewicht, alsmede bepalingen bij opdooi 'en zooveel meer. Van deze bepalingen werden echter uitgezonderd mo torrijtuigen, militaire diensten, brandspuiten en buitenlandsche verhuiswagens Met bekwamen spoed werd het rapport ont worpen en reeds in den loop der maand Juni werd een uitvoerig bezwaarschrift aan de Pro vinciale Staten gezonden, waarin dit college blijkbaar overtuigd werd, dat het ontwerp, zoo als het daar lag, niet voor uitvoering vatbaar was. Het werd dan ook later ingetrokken. Tusschen het overlijden van Mijs en de be noeming van een anderen voorzitter (het tweede voorzitterlooze tijdperk) greep een gebeurtenis plaats met vérstrekkende gevolgen en buitenge wone moeite, en hoewel de Flakkeesche Boeren bond er niet direct bij was betrokken, volgens onze meening indirect wel degelijk, daar in het vervolg de hulp van onze organisatie werd in geroepen tot steun voor de afwikkeling der moei lijkheden met de Coöperatieve Veekoekfabriek te Schiedam, want die zaak betrof het. Wij zullen hierbij eenigszins uitvoerig moeten stilstaan, omdat deze schandelijke zaak werd ontdekt door den Bondssecretaris. Zou het ge heele drama in zijn verschillende acfen moeten worden opgevoerd, vanaf den 18 April 1912 totdat het geheele goddelooze stuk in vlammen gehuld van de aarde verdween, dan zou deze beschrijving voor menige sensatieroman niet onderdoen. De zaak ontwikkelde zich aldus. Op Donderdag 18 April 1912 moesten wij als lid eener commissie een vergadering bijwonen in Amsterdam. Toen in den namiddag van dien dag de terugreis aanvaard werd, en een dagblad was gekocht om de reis te bekorten (welk blad later onschatbare diensten heeft bewezen als schuil- 'en luisterpost), zochten wij een plaatsje in den naar Rotterdam vertrekkenden sneltrein. In de coupé waarin wij plaats namen, zaten 2 heeren, die bij eerste kennisname, uit hun een voudige doch onberispelijke kleedig en in hun voorkomen enl spreken deftig, vertrouwen wek ten. Zij bevonden zich alleen in dat comparti ment en voerden een fluistergesprek, dat ons in het eerst niet interesseerde. Blijkbaar waren het effectenhandelaars. Hun gesprek liep over ver schillende fondsen, als spoorwegen, staal, olie, industriën e. d„ waardoor ze blijkbaar de Schie- damsche koekfabriek onder de aandacht kregen. Toen trok het de aandacht, dat telkens ons bekende namen werden genoemd, als De Groot, Bemelmans e. a., waardoor onze belangstelling groeide. Om echter onze voorgewende onver schilligheid voor hun gesprek te demonstreeren, werd de krant opengevouwen, schijnbaar om het nieuws van den dag te bestudeeren, doch in derdaad met geen ander doel, dan om ongestoord en ongemerkt met aandacht hun gesprek te kunnen afluisteren, en eer de trein de over kapping van het Centraal Station was uitgerold, was er al zooveel los gekomen, dat het voor ons met vrij groote zekerheid vast stond, dat 't in Schiedam fout ging. GEWETENSGELD. De Minister van Financiën maakt in de Staatscourant bekend, dat ten behoeve van 's Rijks Schatkist is ontvangen wegens achter» stallige belasting en gewetensgeld bij den Inspecteur der Directe Belastingen, enz., te Hellevoetsluis de volgende bedragen f 1320,60, f 12000,—, f 600,—, bij den Ontvanger der Directe Belastingen te Hellevoetsluis f 1016,93, f 1500,—, f 3000,—, bij den Ontvanger dier middelen te Brielle f 1000,— £693,51, bij dien te Middelharnis f 15,—, f 500,—, f 650,—, bij dien te Oude Tonge f 500,— en bij dien te Ouddorp f 329,38. Een groote brand te Krimpen aan den IJasel. In den nacht van Dinsdag op Woensdag is een brand van grooten omvang uitgebro» ken bij Krimpen aan den IJssel. De groote korenmolen van den heer W. van Schelven stond in lichte laaie De nevengebouwen met graanvoorraden stonden eveneens in brand. Nader wordt gemeld: Het blusschingswerk, dat aanmerkelijk werd belemmerd, door de omstandigheden, dat de brand aan de windzijde niet kon worden aangetast door den geweldigen vonkenregen en aan de andere zijde gevaar opleverde door het mogelijke neerstorten van de wieken, is plotseling vergemakkelijkt, doordat de wieken met groot geraas naar beneden gevallen zijn. Het stoomachip Gelria aan den grond ge' loopen. Heeft averij aan de schroet. Woensdagmiddag is het stoomschip Gelria van den Koninklijken Hollandschen Lloyd bij het uitvaren van IJmu'den naar zee nabij ton 4 uit zijn roer geloopen en aan den grond geraakt. Twee sleepbooten hebben na betrek' kelijk korten tijd het schip vlot gesleept. Ge» bleken is, dat het schip daarbij averij heeft opgeloopen aan de schroef. Van het schip is nl. uit zee bericht, dat het naar Amsterdam zou terugkeeren, ter reparatie. De Gelria was met passagiers op de uitreis naar Zuid»Amerika. De passagiers zouden, wat de tweede en derde klasse betreft, worden ontscheept en ondergebracht in het Lloyd hotel en de eerste klas passagiers in eenige hotels te Amsterdam. Motorongeluk. Een doode. Woensdagavond, omstreeks half twaalf, is de 24'jarige ongehuwde T. Granser uit Eind» hoven met den 18>jarigen C. Smulders even» eens uit Eindhoven, op den Aalsterweg met zijn motorfiets in volle vaart achter een met paard bespannen kar gereden, De motorrijder kreeg een zoodanige verwonding, dat hij kort daarna is overleden. Smulders kreeg lichte verwondingen en is door den auto van Dr. Van Gils naar zijn woning overgebracht. Het ongeluk moet voornamelijk te wijten zijn aan slecht licht op het motorrijwiel. BRAND AAN DEN OPPERT. Met 3 stralen gebluscht. Woensdagmiddag omstreeks kwart over 5 is brand ontstaan in het magazijn voor too> neelkunst Brinkhaus aan den Oppert no. 45 te Rotterdam. Het magazijn is gevestigd op de eerste en de tweede étage en bevat veel pruiken, costuums en dergelijke, uiteraard licht brandbaar matriaal. De brand, die op de eerste verdieping was uitgebroken, breidde zich dan ook vrij snel uit en kort na het ontdekken van den brand sloegen de vlam» men uit twee van de drie raamopeningen. Inmiddels was de brandweer ter plaatse ge komen, middelalarm was niet gemaakt, maar 8 spuiten waren op eigen gelegenheid naar den Oppert uitgerukt en met 3 stralen werd het vuur krachtig aangetast. Een straal van spuit 29 werd via de kalkgang naar de achterzijde geleid. 2 slangen van spuit 19 werden langs den voorgevel naar boven ge» leid. Spuit 17 werd in reserve gehouden. Men had den brand spoedig onder de knie. De voorkamer van de eerste verdieping is geheel uitgebrand. Het in het benedenhuis gelegen magazijn voor radioartikelen, van de firma Imperial, heeft veel waterschade gekregen. Mede aanwezig waren de spuiten 15, 16, 22, 21 en 27, benevens de reserveauto no. 1. Het blusschingswerk stond achtereenvolgens on. der leiding van brandspuitmeester Meenhorst brandmeester Mes en hoofdman A. J. Kruis. door H. KINGMANS. 15) "Eigenaardig: zonder dat ik er naar vroeg, v-erd dat adres mij in het hotel ook genoemd." „Ja, t was heel geschikt. Mejuffrouw Saa- man behoeft het niet te doen. Zij had iemand voor gezelschap, omdat zij alleen is. Haar man moet u weten was hoofd van de christelijke in, Landdorp. Hij is overleden 'en toen is r komen wonen. Weet u wat, probeert u het eens. Zal ik eerst eens voor u infor- meeren ,,"'L z°u u al te veel moeite bezorgen, dokter. Me dunkt: ik loop er straks eens aan. Vragen staat vrij. De mededeeling, dat mijnheer Saaman hoofd van een christelijke school geweest was, had ertha gefrappeerd. In zulk een milieu wilde zij gaarne vertoeven. °°9enblikken later verliet zij de gast- dien avond eve?wel niet/ nadat zij beloofd had, dokter pn zoc^ e zullen komen. Van den fndrnk nnf had een zeer prettigen indruk ontvangen. Zij wist niet, dat ook z ij m den smaak gevallen was Lefwenaardi9 meiSie"' meende mevrouw Van „En één, waar ras in zit", zeide de dokter. „Bovendien gedistingeerd", dacht mevrouw, „in ieder geval heel wat beschaafder dan haar voorgangsters", beweerde de dokter. Het speet Hertha, die, haar gewoonte ge trouw, haar voornemen onmiddellijk uitvoerde, geducht, dat juffrouw Saaman afwezig was. Zij gaf haar kaartje af en zeide, dien middag te zullen terugkomen. Waarna zij besloot, het kleine huisje van vrouw Hoogeboom op te zoeken. Zij vond het vrij vlug en stapte, daar de deur openstond, een smal gangetje in, aan het eind waarvan zij eenig geraas hoorde, bewijs, dat er een levend wezen in de buurt was. Juist, toen zij haar aanwezigheid wilde ken baar maken, kroop de jongen, om wien het haar te doen was, uit het vertrekje aan het eind van de gang. Even keek hij verwonderd op. Maar dan vloog een blije lach van herkenning over zijn oudemannetjesgezicht. „Moeder", riep hij, „daar is die juffrouw van toen." Bepaald helder was de aanduiding niet, vond Hertha. Het bleek ook wel uit het antwoord, dat volgde, want een niet vriendelijke stem vroeg: „Wat bedoel je nu, Kees Tegelijkertijd verscheen de moeder en zag Hertha staan. „Vrouw Hoogeboom", zeide zij, „ik kom u én Kees eens opzoeken. U moet weten, dat ik hem in Mei hebt ontmoet en hem heb gezegd, dat ik komen zou, als ik weer eens in Zeeduin was. U vindt dat toch wel goed Hertha vroeg dit laatste met haar innemenden lach, omdat de vrouw stokstijf bleef staan, waar zij stond en ook op haar stuuursch gelaat geen enkel teeken van toenadering te bespeuren viel. „Och ja", antwoordde vrouw Hoogeboom aarzelend. „Kees vindt het misschien wel pret tig. Hij heeft wel over de juffrouw gepraat. Nu weet ik het al. Maar van vreemden is hij meestal bang." „O", lachte Hertha, „maar ik ben geen vreem de. Wij kennen elkaar al, hé Kees Hoe maak je het, jongen Hertha gaf hem een hand en stak tóen ook de hand naar vrouw Hoogeboom uit. „Ik heet Hertha van Landen", zeide zij, „en zou graag eens wpt met Kees praten." „Mijn hand is nat",, zei de ander stug. „Dat geeft niets, vrouw Hoogeboom. Dat zijn de mijne ook wel eens. 'k Hoop, dat wij goede vrienden zullen worden. Want als u het goed vind natuurlijk, zou ik Kees zoo nu pn dan eens komen bezoeken." „Blijft de juffrouw dan lang in Zeeduin vroeg Kees, die zijn moeder al eens weifelend had aangekeken. „Ik blijf hier wonen, Kees. Hoe vind je dat „Prettig", zei de jongen. „Leert u mij dan ook, wat u gezegd hebt?" „Dat doe ik zeker, 'k Heb ocfk boeken voor je in mijn koffer. En er is altijd wel wat te vertellen. Maar je moeder moet het goed vinden, dat weet je wel, hé Meteen zag zij vragend de vrouw aan, die weinig lust tot toenadering toonde. Hertha was blij, dat dokter Van Leeuwen haar van vrouw Hoogeboom iets had verteld. Want zij maakte een indruk, die iemand onmiddellijk rechtsom keert zou doen maken. En dat was Hertha nu juist niet van plan te doen. „Vindt u het goed, vrouw Hoogeboom „Och ja", antwoordde deze onwillig. „Maar het is zulk een ongelegen tijd. Ik ben druk aan mijn werk." „Ik zal u niet storen, hoor. Ga gerust uw gang. Wij kunnen buiten ook wel praten, hé Kees „In de zon is het nu te warm voor Kees", zeide zijne moeder scherp. ,In de zon? Ja, daar hebt u gelijk aan. Maar misschien is er wel een koel plekje." „Dat is er niet", merkte de ander op, kort aangebonden en op een toon, die afschrok. „Het kan toch wel in de keuken, moeder." smeekte Kees. Het was waar, wat dokter Van Leeuwen gezegd had: de moeder hield veel van haar jongen. Want wat Hertha, die reeds begon te wanhopen, niet gelukte .gelukte Kees wel. Her tha mocht in de keuken komen zitten, terwijl Kees met zijn beenen, hij was verbazend han dig, een stoel bijschoof, er op klauterde, zóó vlug, dat het Hertha verwonderde, en voor de tafel plaats nam. Vrouw Hoogeboom stoorde zich verder niet aan het tweetal en ging gewoon door met haar werk, alsof Hertha voor haar niet bestond. De ze bespeurde, hoe kraakzindelijk het in het huisje was en hoe alles een eigen plaats scheen te hebben. „Dat had je niet gedacht, hé, Kees, dat ik zoo spoedig zou komen „Ik dacht, dat u heel niet meer zou komen." „In Mei wist ik het nog niet zeker, maar nu wel. Ik kom hier in Zeeduin wonen, want ik ben de nieuwe wijkverpleegster." Tot haar voldoening bemerkte Hertha, dat vrouw Hoogeboom luisterde, al was zij aan het werk. Bij deze laatste mededeeling keek zij zelfs even op. „Je weet zeker wel, dat er een nieuwe komen moest ging Hertha voort. „Welnu, daarvoor ben ik nu gekomen. Wij zullen elkaar dus vaak zien." Over het gelaat van den jongen vloog een glans van verrukking. „Ik ben er blij om", .zeide hij. „Want u hebt mij dingen verteld, die een ander niet weet." Door het keukentje klonk een zilveren lach. „Ne'en, maar, er zijn er gelukkig heel wat, die weten, wat ik je verteld heb, Kees. Je wilt er zeker wel wat meer van hooren Dat kan gebeuren. Vanmiddag zal ik je een paar boekjes brengen, die je maar eens lezen moet. En als ik dan weer eens kom, vertel ik wel wat. Ik denk wel, dat wij het met elkaar zullen vinden." „Als u het maar niet al te druk maakt"', zei vrouw Hoogeboom scherp. „Al die drukte is niet goed voor Kees. Hij kan er niet van slapen." Hertha schrok van den vijandigen toon, waar op deze woorden werden geuit. Maar zij be- heerschte zich. „O neen", zeide zij vriéndelijk. „Ik heb al zooveel jaren met zieke menschen omgegaan. U zult eens zien, hoe prettig het zal zijn." Vrouw Hoogeboom gaf geen antwoord, maar verliet het vertrek. „Moeder meent het zoo kwaad niet", ver goelijkte Kees, daarmede blijk gevend, een scherpzinnig opmerker te zijn. „Weineen, Kees", zeide Hertha hartelijk. „Let maar eens op, dat ik het met je moeder best vinden kan. Ik ben natuurlijk nu nog vreemd, maar het komt vanzelf wel in orde." En alsof dit laatste incident niet was voor gevallen, sprak Hertha over het mooie dorp, over de groote stad, waar zij vandaan kwam, over haar werk in het ziekenhuis. En Kees, verbaasd, dat van hem, den misdeelde, zooveel notitie genomen werd; dat die vreemde dame met hem praatte als was hij haars gelijke, luis terde vol aandacht, én met oogen, die schitter den. En zijn moeder, inmiddels weer terugge keerd met nog steeds den gemelijken trek op haar gelaat,, luisterde ook, al deed zij, of zij druk aan haar werk bezig was. Na ruim een half uur nam Hertha afscheid met de stellige belofte, dat zij dien middag boeken zou brengen of zou laten bezorgen. Dan moest Kees daaruit maar eens lezen en dan zou zij er later wel van vertellen. „Nu, Kees, tot ziens, hoor. Ik hoop je nog dikwijls te ontmoeten. Wij worden vast goede vrienden." Dan vatte zij de hand van vrouw Hoogeboom, die t'en hoogste verbaasd was, al liet zij het niet blijken, en die zich toch niet onttrekken kon aan de bekoring, die van Hertha uitging. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1