Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
k
IN HOC SIGNO VINCES
Burgemeester in moeiiiiiMeii.
No. 3640
ZATERDAG 10 MEI 1930
45ste JAARGANG
Fa. W. BOEKHOVEN SS0MKN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
EERSTE BLAD.
Verbinding
ftotterdam-Overflakkee.
Op den Uitkijk.
Lasid- en Tuinbouw.
tl
A*
n
T
g-
Deze Courant verschgnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b? vooruitbetaling.
Bi/ITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| beslaan.
AdvertentlEn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Verbindingsvraagstukken 2ijn van
vitaal belang.
Vooral in onzen tijd van economische
hoogspanning.
Toch werd deze waarheid van oude
tijden af verstaan.
De Romeinen begrepen reeds, dat
hun hegemonie en welvaart voorname-
I lijk afhingen van doelmatige verbin
dingswegen.
En Napoleon heeft zijn staatkundig
talent niet het minst hierin getoond, dat
mhij de noodzakelijkheid van verbin-
dingswegen heeft ingezien. En het zijn
in onzen tijd toe nog niet de slecht-
ste wegen, die wij aan den naam van
Napoleon verbinden.
Het verkeersvraagstuk heeft onder
i den geweldigen groei der autotractie
niet weinig aan urgentie gewonnen en
als gevolg hier weer van is de perfec-
tioneering van de verbindingswegen
een dringende eisch geworden. Te meer
daar de verzorging der verbindings
wegen in het minst geen gelijken tred
heeft gehouden met de toename van
het gebruik dier wegen. Dit is in zoo
verre te verontschuldigen, dat geen
mensch heeft kunnen voorzien, dat bin
nen een luttel aantal jaren het verkeers
probleem een zoo geweldigen omvang
zou nemen. Waarschijnlijk heeft men
langen tijd gedacht, dat door de leg
ging van spoor- en tramwegen de ove
rige verkeerswegen wel ontlast en dit
jfcrerkeer althans zeer gelocaliseerd zou
worden. Hieruit zou dan te verklaren
zijn de uitermate slechte verzorging der
verkeerswegen in het hartje van Hol
land, met zijn dicht bevolkingscentrum,
dat eer betere dan slechtere wegen in
vergelijking met andere provinciën zou
doen verwachten. Gelukkig zal hierin
binnen afzienbaren tijd verandering
komen. Een verandering, die noodza
kelijk gevolg is van het feit, dat men
zich vergist heeft in den aard der ver
keersmiddelen, die, dank zij de moderne
techniek, niet localiseerend werkten,
maar juist het tegendeel bewerkstellig
den en alle localiteit uit haar isolement
ophieven.
En nu mogen wij onze regeering ze
ker niet verwijten, dat zij haar tijd niet
begreep. Met energie heeft zij inge
grepen en naar middelen vooral fi-
nantieele middelen gezocht om de
verbindingswegen zoo te maken, dat
zij aan de eischen van het moderne
verkeer zullen voldoen. En het is te be
grijpen, dat zij met een variant op het
waterschapsrecht wien het water
deert, het water keert gezegd heeft:
de gebruikers der wegen moeten de
wegen betalen.
Intusschen deed zich we zijn nu
toch bij het „water" aangeland (men
vergeve ons deze contradictie) in
ons waterlandje de groote moeilijkheid
der waterwegen voor. Het feit doet zich
nu eenmaal voor, dat een belangrijk
gedeelte van ons goede landje, dat im
mers naar het woord van Bilderdijk
uit een handvol drijvend zeewier ont
staan is, uit eilanden bestaat. En Goe-
ree en Overflakkee vormen er één van.
Dit verbindt een nieuwe moeilijkheid
aan het toch al zoo netelige probleem.
Want het gaat toch niet aan om de ei
landbewoners in hun isolement te laten
zitten. Op meer, dan één gebied kan
er in „isolement kracht" liggen, maar
dat gaat toch op dit terrein in geen
enkel deel op. Hier breekt het de eco
nomische kracht. Want als er één ding
uit economisch oogpunt fataal is, dan
is het zeker wel isolement.
En nu moge het waar zijn, dat voor
wat Flakkee betreft door particulier
f
initiatief veel van dit isolement werd
opgeheven, dat hier gelijken tred werd
gehouden met de eischen van het mo
derne verkeer zal toch niemand met
goed recht kunnen beweren. De schets,
die in de Prov. Staten van Zuid-Hol
land het vorige jaar werd voorgelezen
uit ons blad, waarin werd aangetoond,
dat de man, die in zestienhonderd zoo
veel te paard de reis van Goedereede
naar Delfshaven maakte en precies zoo
kort of zoo lang er over deed als de
moderne mensch van negentienhonderd
zooveel, die dezelfde reis per tram
maakte, heeft ons in dit opzicht toch
wel wat te leeren. Als wij dit opmerken,
behoeft dit nog niet direct het karakter
van kritiek te dragen, want de breede
waterstroomen maken de verbindings
wegen nu eenmaal moeilijk, en het laat
zich juist daarom goed verstaan, dat het
particulier initiatief hier niet kon doen
wat er gedaan moet worden.
Maar dat legt dan ook een des te
grootere taak op de landsregeering. Zij
moet bijspringen, waar het particulier
initiatief tekort schiet.
En dat dit tekort schiet behoeft toch
waarlijk geen betoog meer. Daar is al
genoeg over gesproken en geschreven.
Er dient een eind te komen aan de
geïsoleerde positie van Flakkee. Daar
wonen 32000 menschen, een nijvere
landbouwende bevolking uitmakend,
wier economische belangen voor een
belangrijk gedeelte op Rotterdam ge
oriënteerd zijn, maar die daarnaast
toch evenzeer een groot belang-bij een
goede, d. w. z. vlugge en goedkoope
verbinding op het Brabantsche hebben.
Het is de verdienste van den Bond van
Bedrijfsautohouders, dat deze organi
satie hierop de Regeering attent ge
maakt heeft.
Sinds heeft de Regeering dan ook
van zich laten hooren.
In Juli des vorigen jaars werd er een
commissie benoemd, met de opdracht
om het verbindingsvraagstuk onder de
oogen te zien en de Regeering met ad
vies te dienen over de vraag, wat er
gedaan moet worden om een verbin
ding te krijgen tusschen de Zeeuwsche
eilanden, Zuid-Holland en Noord-Bra
bant. Zooals men ziet heeft men het
vraagstuk zoo breed mogelijk aangevat.
Maar sindsdien het wordt gauw
een jaar hoorde men niets meer. Dat
behoeft nu wel niet te verontrusten.
Het is blijkbaar een noodzakelijkheid,
dat commissies, en vooral staatscom
missies, langzaam aan doen en het ge
duld van alle betrokkenen op vuurproef
stellen. Maar de zaak waar het hier
over loopt, is toch niet van zoo over
wegende beteekenis, dat het zoo extra
lang moet duren.
En daarom juichen wij van harte
toe, dat nu ook de Rotterdamsche Ka
mer van Koophandel en Fabrieken zich
er mee ging bemoeien, en zelfs volgens
haar uitspraak voor Rotterdam er een
belang in ziet, dat Flakkee verbindings
wegen krijgt.
Zij toch besloot in haar vergadering
van Dinsdag j.l. het volgende adres tot
den Minister van Waterstaat te richten:
Voorgesteld wordt met betrekking tot de
verbinding tusschen Rotterdam en het eiland
Goedereede 'en Overflakkee het volgende
adres tot den Minister van Waterstaat te
richten
Onze Kamer heeft enkele jaren geleden een
uitgebreide studie gemaakt van de verbindin
gen van het eiland Goedereede en Overflakkee
en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat
deze verbindingen, mede met het oog op de
groote oeconomische beteekenis van dit eiland,
dringend verbetering behoefden. In het bij
zonder is dit van belang voor Rotterdam,
dat toch als marktplaats van dit eiland mag
worden beschouwd. Met instemming heeft on
ze Kamer dan ook begroet de instelling door
Uwer Excellentie's ambtsvoorganger van een
commissie, welke tot opdracht kreeg te onder
zoeken, welke aan redelijke eischen beant
woordende verbetering in het verkeer tussch'en
de Zeeuwsche eilanden, Zuid-Holland en
Noord-Brabant onderling behoort te worden
aangebracht. Onze Kamer heeft de instelling
van deze commissie ten zeerste toegejuicht en
daarin aanleiding gevonden voorloopig in deze
aangelegenheid geen verdere stappen te on
dernemen, vertrouwende, dat door deze com
missie spoedig een afdoende oplossing van
de bezwaren, die men op dit gebied thans
gevoelt, zou worden voorgesteld. De benoe
ming van de commissie, 2 Juni 1929 ingesteld,
heeft bij belanghebbenden, 'en ook bij onze
Kamer, de rechtmatige verwachting gewekt,
dat binnen redelijken tijd voorstellen zouden
worden ingediend. Het heeft onze Kamer ten
zeerste teleurgesteld, dat dit tot dusver nog
niet is geschied. Wanneer deze commissie
rapport zal hebben uitgebracht, zal het na
tuurlijk nog eenigen tijd duren, vóórdat de uit
voering van haar voorstellen ter hand kan
worden genomen, daar Uwe Excellentie vol
doende gelegenheid moet hebben om deze
voorstellen te bestudeeren. Wij vreezen nu
dat, wanneer de voorstellen van de commissie
niet zeer spoedig komen, het nog langen tijd
zal duren vóór met betrekking tot de ver
bindingen van Goedereede en Overflakkee de
zoo noodzakelijke verbeteringen tot stand zul
len worden gebracht.
In verband daarmede zoji onze Kamer het
op hoogen prijs stellen, wapneer Uwe Excel
lentie termen zou kunnen vfhden er bij boven
bedoelde commissie op aan te dringen, het
uitbrengen van haar rapport zooveel mogelijk
te bespoedigen,
Tot de afzending besloten.
We behoeven er niets aan toe te
voegen.
Het verheugt ons, dat óók Rotterdam
voor zichzelf er een belang in ziet en
hopen, dat haar adres niet ter plaatse
gedeponeerd zal worden waar zulks te
doen gebruikelijk is, voor en aleer de
Minister met de daad getoond heeft,
dat het ook zijn overtuiging is, dat we
hier voort moeten.
Te meer, daar de economische strijd
óók voor Flakkee al zwaarder wordt.
Er wordt in onze dagen veel geklaagd over
oppervlakkigheid, vooral bij de jeugd. Inspec
teurs bij het onderwijs en paedogogen schrijven
er over in de bladen en onderwijzers bij mid
delbare scholen uiten dezelfde klacht.
Ik geloof, dat we hier te doen hebben met
een algemeen verschijnsel van onzen tijd. En
ik geloof ook, dat onze vermechaniseerde tijd
er veel schuld aan heeft.
De uitvindingen op het gebied van stoom en
electriciteit hebben niet alleen veel veranderd
op het gebied van het natuurlijke en het maat-
schappelijk-sociale leven, maar ook een omme
keer gebracht in het psychische en het geestelijke
leven van ons geslacht.
Er is nergens meer tijd voor. Jachtend glijdt
het leven van den eenen dag in den anderen
over. En er wordt veel gedacht en gewerkt
voor de toekomst, maar bezinning over het heden
schijnt niet meer mogelijk. De telefoon, de tele
graaf, de tram, de trein hebben de wereld
compact gemaakt. Voor den mensch van twee
eeuwen terug was de wereld misschien wel
honderd maal grooter dan voor den mensch van
vandaag. En we moeten in die wereld mee. Daar
helpt niets aan. We moeten haar meeleven in
al haar geweldig gebeuren. De financieele po
litiek van Amerika, met zijn beursmanoeuvres,
de Britsch-Indische politiek van Engeland, de
consolidatie-politiek van Frankrijk, de herstel-
politiek van Düitschland en de wereldpolitiek
van den Volkenbond, het vraagt alles onze
aandacht in haar acuut gebeuren. En de eene
gebeurtenis overvalt -de andere. De telegrammen
van -heden melden ons wat êr gisteren op het
terrein der gansche aarde heeft plaats gehad.
Dat alles is gevolg van de techniek, die in het
moderne leven beslag legt op het zieleleven van
het menschelijke geslacht. Nu wil ik hiermee
natuurlijk niet zeggen, dat ieder mensch al deze
dingen door zijn ziel laat gaat. Er zijn er ook
in dezen tijd nog maar al te veel, die alles wat
er gebeurt langs zich heen laten gaan, zonder
er zelfs notitie van te nemen. Maar dit neemt niet
weg, dat de geest des tijds toch door de ge
weldigheid van deze dingen radicaal is omgezet.
En de mensch, ieder mensch is product vpn zijn
tijd. Daaraan ontkomt niemand. Want er is
naast een individueele psyche ook een massa-
psyche, naast de persoonlijke opinie is er ook
de publieke opinie en naast de persoonlijke men
taliteit is er ook de massa-mentaliteit.
Er zou van deze dingen nog heel veel te
zeggen zijn, maar zooveel begrijpen we er toch
wel uit, dat deze moderne gesteldheid de opper
vlakkigheid in de hand moet werken. Er is geen
tijd of gelegenheid meer om de dingen tot in
hun wezen te aanschouwen en tot de diepte
van deze dingen door te dringen. De mensch
heeft geen gelegenheid meer om persoonlijk de
dingen te verwerken. Hij moet afgaan op wat
anderen zeggen en oordeelen en poneeren. De
geweldigheid der verschijnselen, die dag aan
dag elkander opvolgen 'en verdringen, eischt
specialiseering. Het leven moet gegroepeerd
worden in afdeelingen en gecatalogiseerd wor
den. De een moet zich toeleggen op dit en de
ander op wat anders. Veel meer dan vroeger
moet er geloofd worden op gezag. Aldus zijn
wij een fragmentarisch geslacht geworden. Ons
leven is maar een fragment, een brokstuk van
het werkelijke leven, waarvan wij deel uitmaken.
En in dat levën wordt het een schier allesbe-
heerschende vraag hoe we ons zelf het best
redden kunnen in den bangen strijd om het
bestaan. Want ook die strijd is veel scherper
dan onze vaderen zich ooit hebben kunnen in
denken. Juist die specialiseering van onzen tijd
maakt het noodig, dat men op een speciaal punt
goed onderlegd zij, opdat men de concurrentie,
die gevoerd moet worden, het hoofd kan bieden.
Vandaar het geweldige opvoeren van de leer
stof op onze lagere, middelbare en hoogere
scholen; het volpompen met allerlei geleerdheid,
die misschien nuttig en noodig is voor de spe
ciale taak, die men in dit leven denkt te ver
vullen, maar êen geleerdheid tevens, die toch
eigenlijk schier overbodig is om werkelijk mensch
te zijn. Want om dit te zijn geldt niet de vraag
premier: wat weet de mensch maar is deze
vraag allereerst te stellen: wat is de mensch
Welnu, al deze dingen maakt ons geslacht
tot een oppervlakkig menschdom.
Geen tijd voor bezinning, geen tijd voor ver
dieping, geen tijd voor oriënteering. Menschen,
In het dorp N. had de burgemeester een adres
in ontvangst te nemen van 173 ingezetenen,
waarin geprotesteerd werd tegen het hijschen
van de Nederlandsche Vlag op het Gemeente'
huis. Zij konden geen respect hebben voor
»rood'grijs> blauwe. De vrouw van den dorps»
predikant bracht uitkomst, want toen de Vlag
weer wapperde, in schitterend »rood»wlt«
blauwe, bleek, dat zij de Vlag een nacht in
een sopje »Ozih«Zeeppoeder had gezet. Slechts
1 dubbeltje per pakje. (Adv.) 13
die klaargemaakt zijn voor een fragment van
het leven, voor stukwerk, menschen, -die over
voerd zijn met intellect of semi-intellect.
Dit moet zich wreken op het geestelijke leven.
Zooals alles wat niet direct verband houdt
met de speciaal-studie, den mensch slechts heel
oppervlakkig beroert, zoo ook is het gevaar
groot, dat alles wat direct het geestelijk leven
raakt 'en dus geen verband houdt met datgene
wat den mensch als zijn geëigend terrein inte
resseert, hem slechts oppervlakkig raakt.
Hierover klagen onze predikanten en onder
wijzers.
En dit euvel moet onverbiddelijk leiden tot
groote schade van het zieleleven. Want ook den
modernen mensch geldt het hoogst ernstig
woord: wat baat het den mensch al wint hij
de geheele wereld en hij lijdt de schade zijner
ziel
Maar behalve, dat hier een groote schade ge
leden wordt aan het persoonlijke leven, moet
deze oppervlakkigheid ten .aanzien van alles,
wat niet innig verband houdt met de afdeeling,
waarin de mensch zich specialiseert, zich wreken
op het algemeene geestelijke leven van onzen
tijd.Want al moge de moderne eeuw den mensch
in het hoekje van het fragmentarische dringen
'en hem tot een nummer maken in de groote
fabriek van het moderne leven, de mensch blijft
toch voor het universeele geschapen. God heeft
hem de eeuw in het hart gelegd. Ieder mensch
is een wereld op zichzelf en heeft de houding
zijner persoonlijke wereld te bepalen tegenover
de wereld der menschheid, tegenover het uni
verseele, tegenover God. Al maakt de moderne
techniek den mensch tot een nummer, daarom
is hij het nog niet en zal hij het ook nooit
worden, want God schiep hem met lichaam en
ziel, als redelijk, zedelijk en verantwoordelijk
schepsel, een schepsel, dat e'enmaal, toen het
nog stond in den staat der rechtheid, voor den
val in zonde, toegerust was bovendien met ware
kennis, gerechtigheid en heiligheid. Daarom
heeft hij een hart, dat onrustig blijft, bij al wat
het moderne leven van hem eischt, een hart,
dat geen genoegen nemen kan als een nummer
te worden ingedeeld in een der tallooze afdee
lingen, die de twintigste eeuw schept; de men-
schenziel en het zoekende hart is geen* pro
duct, dat genoegen nemen kan met het frag
mentarische, het individueele, het kan niet ge
catalogiseerd worden, maar het eischt het uni
verseele, het algemeene, het absolute, het God
delijke.
En daarom zal in de worsteling tusschen het
materieele en het geestelijke .telkens weer de ziel
over de stof overwinnen, want het onrustig hart
neemt geen genoegen met een klompje goud te
worden neergezet in een hokje, dat de moderne
techniek hem in de tot afdeelingen verknipte
wereld hem toedenkt.
En nu is dit het gevaar, dat de ziel van den
m'ensch in zijn vlucht naar het absolute, het
universeele, door gemis aan de diepte, zich
leiden laat door geestesrichtingen, die zijn ziel
in plaats van te redden naar het verderf voeren.
Doordat er geen tijd voor bezinning en ver
dieping en oriënteering is, gaat de moderne
mensch af op gezag van anderen, hij weet het
zelf niet, hij vindt geen bodem voor zijn ziele
leven en daarom slingert hij zich als een klimop
om wat hij denkt een eik te zijn.
En laat ons deze kwaal van den modernen
tijd niet te begrensd nemen. Deze kwaal woekert
ook in positief Christelijke kringen, óók wel in
kringen, waar men zegt te dwepen met de
„oudvaders", waar men genoegen neemt met
de perkamenten kaft, ook al vertelt er een Ar-
miniaan er zijn Remonstrantsche ideeën in. Laat
ons dus niet al te ver van huis gaan. Maar van
Jeruzalem uit beginnen
Er is zooveel gelooven op gezag van anderen.
En op zichzelf is dat nog zoo kwaad niet. God
gaf ons de meerderen, opdat zij de minderen
tot stut en steun en wegwijzer zouden zijn.
Maar het blijft de dure roeping dier minderen,
dat zij zich eerst in de ziel overtuigen, dat
degenen, die zij tot leidsman nem'en, inderdaad
leidslieden zijn, die de ziel brengen tot haar
rustpunt.
En daarom hebben we het eene absolute, het
eene universeele, dat is het eeuwig blijvend
Woord van God.
En met dat Woord hebben we een bodem,
waarop we bouwen kunnen.
Natuurlijk zijn er ook hier weer menschen,
die trachten dit Woord Zijn glans als de Ob
jectieve Waarheid te benemen. Het is nog niet
zoolang geleden, dat een predikant, die zich
orthodox durfde noemen, het uitsprak op den
kansel, dat we er eerst toe moeten komen om
dat Woord eens te sluiten en te gaan graven
in eigen zieleleven. Er werd in onzen tijd vol
gens hem te veel met dat Woord geschermd en
ware zielevroomheid noemde hij het als de
mensch er toe kwam om dat Woord te sluiten
en in eigen ziel ging wroeten om te ontdekken
wat hij daarin vond. Zóó tracht men het eenig
absolute toch nog weer van zijn grondvlak weg
te rukken en er het gevaarlijk betrekkelijke, het
subjectieve voor in de plaats te schuiven.
Hier tegenover moet voor den mensch dezer
eeuw, niet minder dan voor alle voorgaande
geslachten, deze waarheid rotsvast staan: de
ziel blijft onrustig tot zij rust vindt in God.
En tot die rust kan zij slechts komen door
het oor te luisteren te leggen bij het Woord
dat geopenbaard is.
Eenmaal sprak iemand, dat hij de wereld van
haar plaats zou dragen, indien hij slechts een
steunpunt buiten die wereld vinden kon.
Hier is dat steunpunt.
Gods Woord is van eeuwigheid en deze we
reld ingedragen, opdat Het een steunpunt zou
bieden door de stormvlagen dezer wereld heen
naar het einde van het tijdelijke, dit wil zeggen
naar het einde van het fragmentarische en het
betrekkelijke.
Dat Woord heeft ook iets tot onzen tijd te
zeggen. Wat zeg ik Iets Neen 1 het heeft
alles te zeggen, persoondijk en universeel. Dat
Woord en der eeuwen getuigenis zijn conform.
En dat Woord zal ook eenmaal conform blijken
met wat zich in onze eeuw van technische en
materieele geweldigheid heeft afgespeeld.
En daarom, waar de mensch zich gespeciali
seerd heeft, heeft moeten specialiseeren, daar
blijft hem de eisch, de Goddelijke eisch gesteld,
dat voor alles en bij alles hij alle oppervlakkig
heid heeft af te schudden als hij zich stelt
voor dat Woord van God.
Hier past diepgaande, gedegen, rustige, aan
houdende, volhardende en vooral biddende stu
die en heeft hij wel te bedenken, dat hij in dit
opzicht te denken heeft aan zijn Schepper in
de dagen zijner jongelingschap, want als de
kwade dagen gekomen zijn, heeft hij geen lust
meer in dezelve. Een zondaar, honderd jaar
oud geworden zijnde, zal verloren gaan. De
tijdgeest kweekt oppervlakkigheid, maar wee de
mensch, die deze oppervlakkigheid ook over zich
komen laat als hij te letten heeft op de be
hoefte zijner ziel 'en angstig kloppend harte. Hij
is er dan niet mee af te luisteren naar een
preek, zich te laten wiegelen op de golven van
zijn week gevoelsleven, noch om zich te laten
afdrijven op de valsche lijdelijkheid, maar hij
zal eenmaal voor God staan en hebben te ant
woorden op deze vraag: Wat deedt gij met Mijn
Woord Dat Woord zal hem vrijspreken of
verdoemen. Oók den modernen mensch.
Oók den modernen vromen mensch
UITKIJK.
UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD.
(Nadruk verboden).
„De groote fout der landbouwbedrijven".
De heer H. J. Knigge, landbouwer te Stads
kanaal, heeft een intervieuw toegestaan aan den
reizenden redacteur van „Het Volk". Wat hij
zei is waard overwogen te worden. De heer
Knigge die thans een 4-tal boerderijen exploi
teert, begon 40 jaar geleden met het in cultuur
breng'en van een stuk dalgrond; zijn eerste boer
derij. Hij zelf is de algemeene bedrijfsleider, op
ieder der boerderijen, die 50—120 H.A. groot
zijn, heeft hij een zetboer. Een groote fout
der landbouwbedrijven acht de heer Knigge, dat
werkleider en bedrijfsleider in één persoon
vereenigd zijn. De landbouw zoo zei hij
moet ook door den practicus min of meer we
tenschappelijk beoefend worden. Daarbij wis
selen de voortuitzichten voortdurend. Steeds is
het wel in den een of anderen hoek van den
landbouw mis. Dat eischt 'n voortdurende ge
reedheid om e'eri uitzicht biedende wijziging aan
te brengen. Dat eischt tijd voor rustig overleg