Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. k IN HOC SIGNO VINCES Burgemeester in moeiiiiiMeii. No. 3640 ZATERDAG 10 MEI 1930 45ste JAARGANG Fa. W. BOEKHOVEN SS0MKN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. EERSTE BLAD. Verbinding ftotterdam-Overflakkee. Op den Uitkijk. Lasid- en Tuinbouw. tl A* n T g- Deze Courant verschgnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b? vooruitbetaling. Bi/ITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| beslaan. AdvertentlEn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Verbindingsvraagstukken 2ijn van vitaal belang. Vooral in onzen tijd van economische hoogspanning. Toch werd deze waarheid van oude tijden af verstaan. De Romeinen begrepen reeds, dat hun hegemonie en welvaart voorname- I lijk afhingen van doelmatige verbin dingswegen. En Napoleon heeft zijn staatkundig talent niet het minst hierin getoond, dat mhij de noodzakelijkheid van verbin- dingswegen heeft ingezien. En het zijn in onzen tijd toe nog niet de slecht- ste wegen, die wij aan den naam van Napoleon verbinden. Het verkeersvraagstuk heeft onder i den geweldigen groei der autotractie niet weinig aan urgentie gewonnen en als gevolg hier weer van is de perfec- tioneering van de verbindingswegen een dringende eisch geworden. Te meer daar de verzorging der verbindings wegen in het minst geen gelijken tred heeft gehouden met de toename van het gebruik dier wegen. Dit is in zoo verre te verontschuldigen, dat geen mensch heeft kunnen voorzien, dat bin nen een luttel aantal jaren het verkeers probleem een zoo geweldigen omvang zou nemen. Waarschijnlijk heeft men langen tijd gedacht, dat door de leg ging van spoor- en tramwegen de ove rige verkeerswegen wel ontlast en dit jfcrerkeer althans zeer gelocaliseerd zou worden. Hieruit zou dan te verklaren zijn de uitermate slechte verzorging der verkeerswegen in het hartje van Hol land, met zijn dicht bevolkingscentrum, dat eer betere dan slechtere wegen in vergelijking met andere provinciën zou doen verwachten. Gelukkig zal hierin binnen afzienbaren tijd verandering komen. Een verandering, die noodza kelijk gevolg is van het feit, dat men zich vergist heeft in den aard der ver keersmiddelen, die, dank zij de moderne techniek, niet localiseerend werkten, maar juist het tegendeel bewerkstellig den en alle localiteit uit haar isolement ophieven. En nu mogen wij onze regeering ze ker niet verwijten, dat zij haar tijd niet begreep. Met energie heeft zij inge grepen en naar middelen vooral fi- nantieele middelen gezocht om de verbindingswegen zoo te maken, dat zij aan de eischen van het moderne verkeer zullen voldoen. En het is te be grijpen, dat zij met een variant op het waterschapsrecht wien het water deert, het water keert gezegd heeft: de gebruikers der wegen moeten de wegen betalen. Intusschen deed zich we zijn nu toch bij het „water" aangeland (men vergeve ons deze contradictie) in ons waterlandje de groote moeilijkheid der waterwegen voor. Het feit doet zich nu eenmaal voor, dat een belangrijk gedeelte van ons goede landje, dat im mers naar het woord van Bilderdijk uit een handvol drijvend zeewier ont staan is, uit eilanden bestaat. En Goe- ree en Overflakkee vormen er één van. Dit verbindt een nieuwe moeilijkheid aan het toch al zoo netelige probleem. Want het gaat toch niet aan om de ei landbewoners in hun isolement te laten zitten. Op meer, dan één gebied kan er in „isolement kracht" liggen, maar dat gaat toch op dit terrein in geen enkel deel op. Hier breekt het de eco nomische kracht. Want als er één ding uit economisch oogpunt fataal is, dan is het zeker wel isolement. En nu moge het waar zijn, dat voor wat Flakkee betreft door particulier f initiatief veel van dit isolement werd opgeheven, dat hier gelijken tred werd gehouden met de eischen van het mo derne verkeer zal toch niemand met goed recht kunnen beweren. De schets, die in de Prov. Staten van Zuid-Hol land het vorige jaar werd voorgelezen uit ons blad, waarin werd aangetoond, dat de man, die in zestienhonderd zoo veel te paard de reis van Goedereede naar Delfshaven maakte en precies zoo kort of zoo lang er over deed als de moderne mensch van negentienhonderd zooveel, die dezelfde reis per tram maakte, heeft ons in dit opzicht toch wel wat te leeren. Als wij dit opmerken, behoeft dit nog niet direct het karakter van kritiek te dragen, want de breede waterstroomen maken de verbindings wegen nu eenmaal moeilijk, en het laat zich juist daarom goed verstaan, dat het particulier initiatief hier niet kon doen wat er gedaan moet worden. Maar dat legt dan ook een des te grootere taak op de landsregeering. Zij moet bijspringen, waar het particulier initiatief tekort schiet. En dat dit tekort schiet behoeft toch waarlijk geen betoog meer. Daar is al genoeg over gesproken en geschreven. Er dient een eind te komen aan de geïsoleerde positie van Flakkee. Daar wonen 32000 menschen, een nijvere landbouwende bevolking uitmakend, wier economische belangen voor een belangrijk gedeelte op Rotterdam ge oriënteerd zijn, maar die daarnaast toch evenzeer een groot belang-bij een goede, d. w. z. vlugge en goedkoope verbinding op het Brabantsche hebben. Het is de verdienste van den Bond van Bedrijfsautohouders, dat deze organi satie hierop de Regeering attent ge maakt heeft. Sinds heeft de Regeering dan ook van zich laten hooren. In Juli des vorigen jaars werd er een commissie benoemd, met de opdracht om het verbindingsvraagstuk onder de oogen te zien en de Regeering met ad vies te dienen over de vraag, wat er gedaan moet worden om een verbin ding te krijgen tusschen de Zeeuwsche eilanden, Zuid-Holland en Noord-Bra bant. Zooals men ziet heeft men het vraagstuk zoo breed mogelijk aangevat. Maar sindsdien het wordt gauw een jaar hoorde men niets meer. Dat behoeft nu wel niet te verontrusten. Het is blijkbaar een noodzakelijkheid, dat commissies, en vooral staatscom missies, langzaam aan doen en het ge duld van alle betrokkenen op vuurproef stellen. Maar de zaak waar het hier over loopt, is toch niet van zoo over wegende beteekenis, dat het zoo extra lang moet duren. En daarom juichen wij van harte toe, dat nu ook de Rotterdamsche Ka mer van Koophandel en Fabrieken zich er mee ging bemoeien, en zelfs volgens haar uitspraak voor Rotterdam er een belang in ziet, dat Flakkee verbindings wegen krijgt. Zij toch besloot in haar vergadering van Dinsdag j.l. het volgende adres tot den Minister van Waterstaat te richten: Voorgesteld wordt met betrekking tot de verbinding tusschen Rotterdam en het eiland Goedereede 'en Overflakkee het volgende adres tot den Minister van Waterstaat te richten Onze Kamer heeft enkele jaren geleden een uitgebreide studie gemaakt van de verbindin gen van het eiland Goedereede en Overflakkee en is daarbij tot de conclusie gekomen, dat deze verbindingen, mede met het oog op de groote oeconomische beteekenis van dit eiland, dringend verbetering behoefden. In het bij zonder is dit van belang voor Rotterdam, dat toch als marktplaats van dit eiland mag worden beschouwd. Met instemming heeft on ze Kamer dan ook begroet de instelling door Uwer Excellentie's ambtsvoorganger van een commissie, welke tot opdracht kreeg te onder zoeken, welke aan redelijke eischen beant woordende verbetering in het verkeer tussch'en de Zeeuwsche eilanden, Zuid-Holland en Noord-Brabant onderling behoort te worden aangebracht. Onze Kamer heeft de instelling van deze commissie ten zeerste toegejuicht en daarin aanleiding gevonden voorloopig in deze aangelegenheid geen verdere stappen te on dernemen, vertrouwende, dat door deze com missie spoedig een afdoende oplossing van de bezwaren, die men op dit gebied thans gevoelt, zou worden voorgesteld. De benoe ming van de commissie, 2 Juni 1929 ingesteld, heeft bij belanghebbenden, 'en ook bij onze Kamer, de rechtmatige verwachting gewekt, dat binnen redelijken tijd voorstellen zouden worden ingediend. Het heeft onze Kamer ten zeerste teleurgesteld, dat dit tot dusver nog niet is geschied. Wanneer deze commissie rapport zal hebben uitgebracht, zal het na tuurlijk nog eenigen tijd duren, vóórdat de uit voering van haar voorstellen ter hand kan worden genomen, daar Uwe Excellentie vol doende gelegenheid moet hebben om deze voorstellen te bestudeeren. Wij vreezen nu dat, wanneer de voorstellen van de commissie niet zeer spoedig komen, het nog langen tijd zal duren vóór met betrekking tot de ver bindingen van Goedereede en Overflakkee de zoo noodzakelijke verbeteringen tot stand zul len worden gebracht. In verband daarmede zoji onze Kamer het op hoogen prijs stellen, wapneer Uwe Excel lentie termen zou kunnen vfhden er bij boven bedoelde commissie op aan te dringen, het uitbrengen van haar rapport zooveel mogelijk te bespoedigen, Tot de afzending besloten. We behoeven er niets aan toe te voegen. Het verheugt ons, dat óók Rotterdam voor zichzelf er een belang in ziet en hopen, dat haar adres niet ter plaatse gedeponeerd zal worden waar zulks te doen gebruikelijk is, voor en aleer de Minister met de daad getoond heeft, dat het ook zijn overtuiging is, dat we hier voort moeten. Te meer, daar de economische strijd óók voor Flakkee al zwaarder wordt. Er wordt in onze dagen veel geklaagd over oppervlakkigheid, vooral bij de jeugd. Inspec teurs bij het onderwijs en paedogogen schrijven er over in de bladen en onderwijzers bij mid delbare scholen uiten dezelfde klacht. Ik geloof, dat we hier te doen hebben met een algemeen verschijnsel van onzen tijd. En ik geloof ook, dat onze vermechaniseerde tijd er veel schuld aan heeft. De uitvindingen op het gebied van stoom en electriciteit hebben niet alleen veel veranderd op het gebied van het natuurlijke en het maat- schappelijk-sociale leven, maar ook een omme keer gebracht in het psychische en het geestelijke leven van ons geslacht. Er is nergens meer tijd voor. Jachtend glijdt het leven van den eenen dag in den anderen over. En er wordt veel gedacht en gewerkt voor de toekomst, maar bezinning over het heden schijnt niet meer mogelijk. De telefoon, de tele graaf, de tram, de trein hebben de wereld compact gemaakt. Voor den mensch van twee eeuwen terug was de wereld misschien wel honderd maal grooter dan voor den mensch van vandaag. En we moeten in die wereld mee. Daar helpt niets aan. We moeten haar meeleven in al haar geweldig gebeuren. De financieele po litiek van Amerika, met zijn beursmanoeuvres, de Britsch-Indische politiek van Engeland, de consolidatie-politiek van Frankrijk, de herstel- politiek van Düitschland en de wereldpolitiek van den Volkenbond, het vraagt alles onze aandacht in haar acuut gebeuren. En de eene gebeurtenis overvalt -de andere. De telegrammen van -heden melden ons wat êr gisteren op het terrein der gansche aarde heeft plaats gehad. Dat alles is gevolg van de techniek, die in het moderne leven beslag legt op het zieleleven van het menschelijke geslacht. Nu wil ik hiermee natuurlijk niet zeggen, dat ieder mensch al deze dingen door zijn ziel laat gaat. Er zijn er ook in dezen tijd nog maar al te veel, die alles wat er gebeurt langs zich heen laten gaan, zonder er zelfs notitie van te nemen. Maar dit neemt niet weg, dat de geest des tijds toch door de ge weldigheid van deze dingen radicaal is omgezet. En de mensch, ieder mensch is product vpn zijn tijd. Daaraan ontkomt niemand. Want er is naast een individueele psyche ook een massa- psyche, naast de persoonlijke opinie is er ook de publieke opinie en naast de persoonlijke men taliteit is er ook de massa-mentaliteit. Er zou van deze dingen nog heel veel te zeggen zijn, maar zooveel begrijpen we er toch wel uit, dat deze moderne gesteldheid de opper vlakkigheid in de hand moet werken. Er is geen tijd of gelegenheid meer om de dingen tot in hun wezen te aanschouwen en tot de diepte van deze dingen door te dringen. De mensch heeft geen gelegenheid meer om persoonlijk de dingen te verwerken. Hij moet afgaan op wat anderen zeggen en oordeelen en poneeren. De geweldigheid der verschijnselen, die dag aan dag elkander opvolgen 'en verdringen, eischt specialiseering. Het leven moet gegroepeerd worden in afdeelingen en gecatalogiseerd wor den. De een moet zich toeleggen op dit en de ander op wat anders. Veel meer dan vroeger moet er geloofd worden op gezag. Aldus zijn wij een fragmentarisch geslacht geworden. Ons leven is maar een fragment, een brokstuk van het werkelijke leven, waarvan wij deel uitmaken. En in dat levën wordt het een schier allesbe- heerschende vraag hoe we ons zelf het best redden kunnen in den bangen strijd om het bestaan. Want ook die strijd is veel scherper dan onze vaderen zich ooit hebben kunnen in denken. Juist die specialiseering van onzen tijd maakt het noodig, dat men op een speciaal punt goed onderlegd zij, opdat men de concurrentie, die gevoerd moet worden, het hoofd kan bieden. Vandaar het geweldige opvoeren van de leer stof op onze lagere, middelbare en hoogere scholen; het volpompen met allerlei geleerdheid, die misschien nuttig en noodig is voor de spe ciale taak, die men in dit leven denkt te ver vullen, maar êen geleerdheid tevens, die toch eigenlijk schier overbodig is om werkelijk mensch te zijn. Want om dit te zijn geldt niet de vraag premier: wat weet de mensch maar is deze vraag allereerst te stellen: wat is de mensch Welnu, al deze dingen maakt ons geslacht tot een oppervlakkig menschdom. Geen tijd voor bezinning, geen tijd voor ver dieping, geen tijd voor oriënteering. Menschen, In het dorp N. had de burgemeester een adres in ontvangst te nemen van 173 ingezetenen, waarin geprotesteerd werd tegen het hijschen van de Nederlandsche Vlag op het Gemeente' huis. Zij konden geen respect hebben voor »rood'grijs> blauwe. De vrouw van den dorps» predikant bracht uitkomst, want toen de Vlag weer wapperde, in schitterend »rood»wlt« blauwe, bleek, dat zij de Vlag een nacht in een sopje »Ozih«Zeeppoeder had gezet. Slechts 1 dubbeltje per pakje. (Adv.) 13 die klaargemaakt zijn voor een fragment van het leven, voor stukwerk, menschen, -die over voerd zijn met intellect of semi-intellect. Dit moet zich wreken op het geestelijke leven. Zooals alles wat niet direct verband houdt met de speciaal-studie, den mensch slechts heel oppervlakkig beroert, zoo ook is het gevaar groot, dat alles wat direct het geestelijk leven raakt 'en dus geen verband houdt met datgene wat den mensch als zijn geëigend terrein inte resseert, hem slechts oppervlakkig raakt. Hierover klagen onze predikanten en onder wijzers. En dit euvel moet onverbiddelijk leiden tot groote schade van het zieleleven. Want ook den modernen mensch geldt het hoogst ernstig woord: wat baat het den mensch al wint hij de geheele wereld en hij lijdt de schade zijner ziel Maar behalve, dat hier een groote schade ge leden wordt aan het persoonlijke leven, moet deze oppervlakkigheid ten .aanzien van alles, wat niet innig verband houdt met de afdeeling, waarin de mensch zich specialiseert, zich wreken op het algemeene geestelijke leven van onzen tijd.Want al moge de moderne eeuw den mensch in het hoekje van het fragmentarische dringen 'en hem tot een nummer maken in de groote fabriek van het moderne leven, de mensch blijft toch voor het universeele geschapen. God heeft hem de eeuw in het hart gelegd. Ieder mensch is een wereld op zichzelf en heeft de houding zijner persoonlijke wereld te bepalen tegenover de wereld der menschheid, tegenover het uni verseele, tegenover God. Al maakt de moderne techniek den mensch tot een nummer, daarom is hij het nog niet en zal hij het ook nooit worden, want God schiep hem met lichaam en ziel, als redelijk, zedelijk en verantwoordelijk schepsel, een schepsel, dat e'enmaal, toen het nog stond in den staat der rechtheid, voor den val in zonde, toegerust was bovendien met ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Daarom heeft hij een hart, dat onrustig blijft, bij al wat het moderne leven van hem eischt, een hart, dat geen genoegen nemen kan als een nummer te worden ingedeeld in een der tallooze afdee lingen, die de twintigste eeuw schept; de men- schenziel en het zoekende hart is geen* pro duct, dat genoegen nemen kan met het frag mentarische, het individueele, het kan niet ge catalogiseerd worden, maar het eischt het uni verseele, het algemeene, het absolute, het God delijke. En daarom zal in de worsteling tusschen het materieele en het geestelijke .telkens weer de ziel over de stof overwinnen, want het onrustig hart neemt geen genoegen met een klompje goud te worden neergezet in een hokje, dat de moderne techniek hem in de tot afdeelingen verknipte wereld hem toedenkt. En nu is dit het gevaar, dat de ziel van den m'ensch in zijn vlucht naar het absolute, het universeele, door gemis aan de diepte, zich leiden laat door geestesrichtingen, die zijn ziel in plaats van te redden naar het verderf voeren. Doordat er geen tijd voor bezinning en ver dieping en oriënteering is, gaat de moderne mensch af op gezag van anderen, hij weet het zelf niet, hij vindt geen bodem voor zijn ziele leven en daarom slingert hij zich als een klimop om wat hij denkt een eik te zijn. En laat ons deze kwaal van den modernen tijd niet te begrensd nemen. Deze kwaal woekert ook in positief Christelijke kringen, óók wel in kringen, waar men zegt te dwepen met de „oudvaders", waar men genoegen neemt met de perkamenten kaft, ook al vertelt er een Ar- miniaan er zijn Remonstrantsche ideeën in. Laat ons dus niet al te ver van huis gaan. Maar van Jeruzalem uit beginnen Er is zooveel gelooven op gezag van anderen. En op zichzelf is dat nog zoo kwaad niet. God gaf ons de meerderen, opdat zij de minderen tot stut en steun en wegwijzer zouden zijn. Maar het blijft de dure roeping dier minderen, dat zij zich eerst in de ziel overtuigen, dat degenen, die zij tot leidsman nem'en, inderdaad leidslieden zijn, die de ziel brengen tot haar rustpunt. En daarom hebben we het eene absolute, het eene universeele, dat is het eeuwig blijvend Woord van God. En met dat Woord hebben we een bodem, waarop we bouwen kunnen. Natuurlijk zijn er ook hier weer menschen, die trachten dit Woord Zijn glans als de Ob jectieve Waarheid te benemen. Het is nog niet zoolang geleden, dat een predikant, die zich orthodox durfde noemen, het uitsprak op den kansel, dat we er eerst toe moeten komen om dat Woord eens te sluiten en te gaan graven in eigen zieleleven. Er werd in onzen tijd vol gens hem te veel met dat Woord geschermd en ware zielevroomheid noemde hij het als de mensch er toe kwam om dat Woord te sluiten en in eigen ziel ging wroeten om te ontdekken wat hij daarin vond. Zóó tracht men het eenig absolute toch nog weer van zijn grondvlak weg te rukken en er het gevaarlijk betrekkelijke, het subjectieve voor in de plaats te schuiven. Hier tegenover moet voor den mensch dezer eeuw, niet minder dan voor alle voorgaande geslachten, deze waarheid rotsvast staan: de ziel blijft onrustig tot zij rust vindt in God. En tot die rust kan zij slechts komen door het oor te luisteren te leggen bij het Woord dat geopenbaard is. Eenmaal sprak iemand, dat hij de wereld van haar plaats zou dragen, indien hij slechts een steunpunt buiten die wereld vinden kon. Hier is dat steunpunt. Gods Woord is van eeuwigheid en deze we reld ingedragen, opdat Het een steunpunt zou bieden door de stormvlagen dezer wereld heen naar het einde van het tijdelijke, dit wil zeggen naar het einde van het fragmentarische en het betrekkelijke. Dat Woord heeft ook iets tot onzen tijd te zeggen. Wat zeg ik Iets Neen 1 het heeft alles te zeggen, persoondijk en universeel. Dat Woord en der eeuwen getuigenis zijn conform. En dat Woord zal ook eenmaal conform blijken met wat zich in onze eeuw van technische en materieele geweldigheid heeft afgespeeld. En daarom, waar de mensch zich gespeciali seerd heeft, heeft moeten specialiseeren, daar blijft hem de eisch, de Goddelijke eisch gesteld, dat voor alles en bij alles hij alle oppervlakkig heid heeft af te schudden als hij zich stelt voor dat Woord van God. Hier past diepgaande, gedegen, rustige, aan houdende, volhardende en vooral biddende stu die en heeft hij wel te bedenken, dat hij in dit opzicht te denken heeft aan zijn Schepper in de dagen zijner jongelingschap, want als de kwade dagen gekomen zijn, heeft hij geen lust meer in dezelve. Een zondaar, honderd jaar oud geworden zijnde, zal verloren gaan. De tijdgeest kweekt oppervlakkigheid, maar wee de mensch, die deze oppervlakkigheid ook over zich komen laat als hij te letten heeft op de be hoefte zijner ziel 'en angstig kloppend harte. Hij is er dan niet mee af te luisteren naar een preek, zich te laten wiegelen op de golven van zijn week gevoelsleven, noch om zich te laten afdrijven op de valsche lijdelijkheid, maar hij zal eenmaal voor God staan en hebben te ant woorden op deze vraag: Wat deedt gij met Mijn Woord Dat Woord zal hem vrijspreken of verdoemen. Oók den modernen mensch. Oók den modernen vromen mensch UITKIJK. UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD. (Nadruk verboden). „De groote fout der landbouwbedrijven". De heer H. J. Knigge, landbouwer te Stads kanaal, heeft een intervieuw toegestaan aan den reizenden redacteur van „Het Volk". Wat hij zei is waard overwogen te worden. De heer Knigge die thans een 4-tal boerderijen exploi teert, begon 40 jaar geleden met het in cultuur breng'en van een stuk dalgrond; zijn eerste boer derij. Hij zelf is de algemeene bedrijfsleider, op ieder der boerderijen, die 50—120 H.A. groot zijn, heeft hij een zetboer. Een groote fout der landbouwbedrijven acht de heer Knigge, dat werkleider en bedrijfsleider in één persoon vereenigd zijn. De landbouw zoo zei hij moet ook door den practicus min of meer we tenschappelijk beoefend worden. Daarbij wis selen de voortuitzichten voortdurend. Steeds is het wel in den een of anderen hoek van den landbouw mis. Dat eischt 'n voortdurende ge reedheid om e'eri uitzicht biedende wijziging aan te brengen. Dat eischt tijd voor rustig overleg

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1