ren! voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, Antire volutionair Orgaan Bij Scheren PUROL entaris IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON OPSTEN No. 3639 WOENSDAG 7 MEI 1930 45ste JAARGANG in. Uit de Pers. n wij ïeftijd :resse, ic om alles vlje .chzetf t onze en de ding tden eefd j de rika. W. BOEKHOVEN ZONEN üile s t nhken voor de Redactie bestemd, Adverteutiën en verdere Administratie, franco toe tekenden aan de Uitgevers Brieven uit Amerika. Van een arm dorp dat rijk werd >r Jhr. STOOP- ommelsdü 114 LMDEN peline. <50 >0 1.90 I TRUIEN MO l30 *25 l*1 U.).b.d.U.U,b.i Deze Couraii versehflat eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND b(j vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z? beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. DE CHR. BLINDENACTIE. Van de contactcommissie der Christelijke Blindenvereenigingen (Barthimeüs, Ned. Chr. Blindenbond, Plantagewerkinrichting A'dam en Sonneheerdt) ontvingen wij een circulaire van den volgenden inhoud Uit verslagen in verschillende Christelijke bladen bleek ons meermalen, dat de Neder- landsche Blindenbond door middel van zijn propagandist, den heer Johs. van den Berg te Oosterbeek, voor zijn bond ook in Christelijke kringefl sympathie en steun zoekt te krijgen en abonné's werft voor zijn blad „De Blinden- bode". Na ingewonnen inlichtingen is het ons telkens gebleken, dat onkunde met de juiste verhoudingen in de blindenwereld en onbe kendheid met het bestaan van d'en Ned. Chr. Blindenbond, gepaard met onvolledige bekend heid met het standpunt van den Ned. Blinden bond, oorzaken waren, die er toe medewerkten dat velen dien steun verleenden. Wij achten het daarom in het belang van den arbeid, die van Christelijke zijde voor de blinden geschiedt, noodig en nuttig het vol- gende onder Uwe aandacht te brengen: De 0 Ned. Blindenbond is in naam neutraal. Echter worden in wezen door deze organisatie om trent de taak der Overheid, de roeping der particuliere liefdadigheid en andere belangrijke vraagstukken opvattingen voorgestaan, welke in onzen Christelijken kring contrabande zijn. Reeds zes jaar lang bestaat er dan ook een Christelijke organisatieDe Nederlandsche Christelijke Blindenbond, die o.m. in zijn or gaan „De Blindengids" samenwerkt met de verschillende Christelijke Blindenvereenigingen in ons land. In een vergadering van afgevaardigden dezer vereeniging werd besloten deze circu laire aan U te zend'en. Voorts wordt in deze circulaire, die aan ver schillende personen in ons land gezonden werd, gevraagd steun te verleenen bij eventueele acte van deze contactcommissie uitgaande. Wij zijn er van overtuigd, dat deze steun ook in elk dorp van ons gewest verleend zal wor den. Het adres der contactcommissie is: Mevr. A. C. Diepenhorst-De Gaay Fortman, Konin ginneweg 4, Amsterdam-Z. Beste Vrijend Voor mij ligt deel I van de agenda voor onze a.s. Synode. Het'behelst o.m. een rapport van de Synodale Commissie aangaande de wijziging van ons Huwelijksformulier. Dr. Hepp liet in „De Reformatie" het concept der Nederlandsche deputaten afdrukken en in een aantal noten geeft hij aan, waarin dit nieuwe formulier van het oude verschilt. Wel opmerkelijk, twee zuster kerken in hetzelfde jaar vergaderd in Synode en beide zullen een en hetzelfde onderwerp behandelen. Natuurlijk is er nog al verschil in de af drukken van deze twee concepten. Dit ligt in de eerste plaats hieraan, dat het huwelijk eigen lijk bij U in Nederland door een ambtenaar van den Burgerlijken Stand gesloten wordt, en bij ons elkeen, die een office (een publiek ambt) heeft, daartoe gerechtigd is, zooals doctoren, notarissen, rechters, ja wie niet al En natuur lijk ook predikanten. Een week voor men trou wen wil, gaat men zijn papieren vragen (ge- boorteactes) en daarmede gaat men naar iemand als bovengenoemd, met de vrouw zijner keuze, en in tien minuten tijd is de plechtigheid af- geloopen. Nu ligt het voor de hand, dat onze kerkmenschen naar hun dominee gaan. Soms maar even in de pastorie. Gewoonlijk geeft men dan 5.00 of 10.00 voor dezen bewezen dienst. En dan is men geboekt als echtelied'en. Natuurlijk moet de predikant daar dan kennis van geven aan de betrokken autoriteiten. Meer meelevende kerkmenschen, vooral in de Chr. Ref. Church, doen dit echter nog op echt Holl. manier, en vragen hun huwelijksvoltrekking in het midden der gemeente aan, in een officieelen dienst. Maar ook in zulk een dienst gaat de huwelijkssluiting uit van den predikant. En hier is nu onze moeilijkheid. De predikant als die naar des Goddelijken Woords een herder en op ziener zijner gemeene, heeft geen last en vol macht van de kerk, die hij dient, een huwelijk te sluiten. Dit doet hij met autoriteit hem door den Staat verleend. Om nu deze twee elementen goed uit elkander te houden, is het noodig een passend formulier te vinden, en dat is niet zoo gemakkelijk. In Nederland moet het formulier blijkens het opschrift dierien „om den Huwelijken Staat voor de gemeente van Christus te beves tigen" en bij ons luidt de titel: „Formulier voor de sluiting van het Huwelijk in het midden der gemeente." Hieraan kan men zien, dat het bij U een bevestiging is van hetgeen al gebeurd was. En bij ons wordt gerept van „een sluiting Geen van beiden heeft mijn bevrediging. Dr. B. Wielenga in zijn boek „Ons Huwelijk moge dit e'en der schoonste van onze formulieren noe men. ik denk, dat het wel eens herzien mag worden. De aanhef is al zoo donker, dat als dat formulier waar was, men zeer zeker zich eerst nog wel eens tweemaal bedenken mocht eer men tot zulk een daad overging. Het be gint toch: „Overmits de getrouwden gemeenlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zon de overkomt" enz. Het is om van te huiveren. (Alsof dit met ongetrouwden niet het geval zou zijn Dit past niet op een blijde bruiloft, dat geeft niet weer wat er op dat oog'enblik in de ziel domineert. Wellicht slaat dit nog wel terug op onze Vaderen in de dagen der vervolging en dan is het volkomen juist. Ik stem wel toe, dat de gevolgen van de zonde zich in het hu welijk ook doen gevoelen, maar is dit nu een onderwerp om ons formulier mee te beginnen En dan komt er m. i. een onwaarheid in voor. Dr. Hepp heeft hierop gewezen. Het huwelijk is niet ingesteld om „hoererij te vermijden". Dit is onschriftuurlijk. Het huwelijk bestond reeds in den Staat der rechtheid, en heeft een veel hoogere beteekenis. Als ik beide concepten of verslagen doorlees, ben ik wat teleurgesteld. M. i. is de huwelijkssluiting op beide terreinen, in Nederland bij den burgerlijken stand en bij ons in de kerk, op verkeerde erve. De huwe lijkssluiting behoort tot het terrein van het huisgezin. De Heilige Schrift leert ons op geen enkele pHats, dat de kerk hier een roeping heeft, evenmin als de Overheid. Dit behoort tot het priesterlijk ambt van dd ouders. Wil men een inzegening of bevestiging in het midden der gemeente, dan verdient dit alle lof, maar de sluiting behoort waar God het plaatste. Daarom legt bij de Schotsche Calvinisten niet de predikant, maar de vader van den bruidegom het bruidspaar zegenend de handen op, wat volkomen juist is. Ook ben ik teleurgesteld in de rapporten van de commissies aangaande het tot uitdrukking brengen van de genadewerking Gods in de lijn der geslachten 'en door de lijn van het huwelijk. En wordt niet genoeg gesproken van het ver bond der genade, wat God door de huwelijks- lijn van kind tot kind bevestigt, zooals ons Doopsformuier zegt. En dit is het toch juist wat ons huwelijk zoo rijk maakt. Daarin ligt het allesbeheerschend verschil met het wereldsche huwelijk zonder God. Toen Dr. van Lonkhuizen nog predikant was te Aarlanderveen, zei hij eens bij de bevestiging van een huwelijk: „Er is eigenlijk maar één huwelijk, en dat is het Geref. huwelijk." Inzonderheid wees hij in dit verband op die verbondswerking in het Gereformeerde huwelijk. Zoo bezien krijgt ons huwelijk eeuwige waarde. Want al weten we, dat genade geen familiegoed is, toch werkt God naar Zijn be lofte in de lijn der geslachten. En dit mocht in het huwelijksformulier wel wat meer op den voorgrond treden. Het zou den indruk van de heiligheid van het huwelijk ten goede kunnen kom'en. Je AMERIKAANSCHE VRIEND. HOE TE HELPEN. II. (Slot). In onS vorig artikel wezen we er op, dat bij de beoordeeling van maatregelen ter bestrijding van de landbouwcrisis gelet behoorde te worden op het onderscheid tusschen factoren van min of meer blijvende beteekenis en zulke die waar schijnlijk slechts van voorbijgaanden invloed war'en. Terwijl dan ook aandacht moest worden geschonken aan den invloed die van bescherming elders uitging op de voortbrengingsmogelijk- heden van onzen bodem. Als van blij venden aard en tegelijk als staande buiten eiken invloed van bescherming elders, wezen we meer dan eenmaal op den concurreerenden invloed van het van overzee aangevoerd broodgraan. Als voorbeeld van een product, dat, onder den invloed van sterke protectie in het buiten land, bij ons in de verdrukking kwam en, naar allen schijn, voor langeten tijd in de verdrukking zal b 1 ij v e n, noemden wij den verbouw van suikerbieten. Terwijl we dan op een derde product wezen de aardappelen waarvan wel viel aan te toonen, dat invoerrechten momenteel ongunstig werken, maar waarvan niet vaststond of we hier te doen hadden met iets, dat van blijvenden aard was. Tegenover ieder van die drie typen is onze houding verschillend. Wat producten betreft, die, in geheel vrije concurrentie hier word'en aangevoerd; waarvan de voortbrenging in het land van herkomst niet van Staatswege gesteund wordt; waar niet tegen hongerloonen gearbeid wordt; waar de concur rentievoorwaarden dus geheel normaal zijn en waar het dan bovendien nog betreft een nood zakelijke eerste levensbehoefte voor het geheele volk, daar aanvaarden we de gevolgen van de vrije concurrentie. En zoo kwamen we dan tot de conclusie, dat we aan rechten op brood graan in geen geval onzen steun zouden kun- n'en verleenen. Anders staan we tegenover de suiker bieten (en eventueel andere producten die hiermee op één lijn zouden zijn te stellen). Hier is de overproductie ten d e e 1 e ge volg van kunstmatige bescherming elders. Laat men hier de dingen op haar beloop, dan staat het voor ons volkomen vast, dat de verbouw van bieten in ons vaderland over enkele jaren tot het verleden zal behooren. De rietsuiker, geen stukgaan en pijn meer en ook geen na» schrijnen der huid, als men vóór het inzeepcn de huid even inwrijft met slechts een weinig Doos 30,60, Tube 80 ct. hoewel voor een zeer belangrijk deel onbe schermd kan den strijd tegen de b e- schermde bietsuiker volhouden. Bij blijven de overproductie moet dus de o n beschermde bietsuiker het loodje leggen. En dat is, prac- tisch gesproken, alleen de Nederlandsche biet suiker. Nu vormt de bietenteelt een zeer gewichtig deel van de opbrengst van onzen bodem ze vordert belangrijk meer arbeidskrachten dan an dere landbouwgewassen en is dus van groote sociale beteekenis zij kan, bij de tegenwoordige omstandigheden in den landbouw, niet worden vervangen door iets, dat meer loonend is, en de onvermijdelijke conclusie is derhalve, dat ze moet blijven bestaan. Maar evenzeer'staat vast, dat ze bij den hui- digen bietenprijs per 1000 K.G. niet loonend is en dus niet kan blijven bestaan. Het is denkbaar, dat er op den duur midde len worden gevonden om de productie per H.A. te vergrooten zonder verhooging van productie kosten, of dat op eenigerlei andere wijze de be staansmogelijkheid vergroot wordt, maar de middelen kennen we op dit oogenblik niet. En er is p e r i c u 1 u m in mora. Er is stervens nood. Er moet dus geholpen worden. Maar hoe Er valt met velerlei rekening te houd'en. We hebben vooreerst de mogelijkheid, dat binnen het jaar onderhandelingen zullen aan vangen over de afschaffing van uitvoerpremiën. Men behoeft zich daar geen gouden bergen van voor te stellen, maar aan den anderen kant is het moeilijk, met dat vooruitzicht voor oogen, thans een definitieven vorm van steun te gaan uitdenken. Ten tweede hebben we er voor te wak'en, dat de steun niet zoodanig zij, dat hij een aanmoedi ging vormt om uitbreiding te geven aan de teelt van bieten. Want wanneer de productie van suiker toeneemt we hebben nu al een overschot waar we nauwelijks weg mee weten waar moeten we dan blijven met de over productie Ten derde hebben we rekening te houden met de West-Indische Suiker. Ook de West is een stuk van Nederland. Dat we van de Oost niet spreken, komt hier vandaan, dat die zich zelf wel redden zal. Zij is voor haar afzet niet van Nederland afhankelijk. Maar voor de West ligt de zaak anders. En daarom zal men ook acht hebben te slaan op de West-Indische Sui kerbelangen. Met het oog op al deze factoren is de rege ling niet gemakkelijk en daarom voelen we in afwachting van hetgeen in den loop van het volgend jaar blijken zal het meest voor het onzerzijds door den heer Schouten in de Kamer geopperde denkbeeld den boeren per 1000 K.G. bieten een zoodanigen toeslag te verleenen, dat zij, deze toeslag gevoegd hij den prijs dien zij per 1000 K.G. van dén kooper erlangen er mee uitkomen. Deze regeling heeft het voordeel, dat ze den suikerprijs niet beïnvloedtdat ze zoover wij zien kunnen -de West-Indische suiker niet in nadeeliger 'positie brengtdat de steun precies daar terecht komt waar men hem ver strekken wil, en dat men niet in strijd komt met de onlangs te Genève geteekende conventie. Waar voorts de uitzaai van bieten reeds heeft plaats gehad, valt ook niet te duchten, dat de premie werkt als een stimulans tot onge motiveerde uitbreiding der cultuur. De rechtvaardiging voor den steun ligt, zoo als we zeiden, in de omstandigheid, dat de steun door andere Staten aan hun bietenteelt ver leend, de e e n i g e oorzaak is van de malaise, van d'en dreigenden ondergang van onzen bie- tenbouw. Eindigen zij er mee, dan houdt ook voor ons elke reden op om er mee voort te gaan. Zou de o n beschermde biet suiker het niet kunnen volhouden tegen de o n beschermde r i e tsuiker, dan zouden we ineens heel anders tegenover het vraagstuk komen te staan. Wij vreezen echter, dat, evenals in de negen tiger jaren der vorige eeuw, de afschaffing der premieering van de bietsuiker eerst komen zal nadat alle Staten tot die premieering hun toe vlucht zullen hebben genomen. Toentertijd steund'en in het eind allen, maar toen allen het deden, werden de voordeelen van steun uitge balanceerd. En kwam men in 1902 tot algemee- ne afschaffing ervan. Waarschijnlijk zal het thans eerst dienzelfden weg op moeten. Maar alvorens tot meer definitieve voorstel len te komen, zouden we eerst willen afwachten, of er iets te hopen valt van de onderhandelin gen. waartoe de Staten zich onlangs te Genève verbonden hebben. En in afwachting daarvan bevelen we dan de oplossing aan die door d'en heer Schouten voor het heden en voor één enkel jaar aan de hand werd gedaan. Het andere product waarmee men danig in de klem schijnt te zitten, is het aardappelmeel uit de veenkoloniën. Eigenlijk geldt de droeve klacht, gelooven we, de aardappelteelt in haar geheel en dat maakt de zaak niet gemakkelijker. door H. KINGMANS. 13) De chauffeur verminderde opeens vaart en wees haar op een hek, dat toegang gaf tot een breede oprijlaan, aan het eind waarvan voor een deel een statig gebouw zichtbaar was. Het kwam Hertha voor, dat zij een ophaalbrug be speurde. „Het kasteel „Oosthove", dame", legde de man uit. „Als u eenigen tijd in Zeeduin blijft, moet u er beslist eens gaan kijken. Het is de moeite waard. Eeuwen- en eeuwenoud." De auto zette zich weer voort en weldra was Hertha op bekend terrein: daar was het stationnetje, waar zij in Mei aangekomen was, nu nog een eindje, dan was het „Wapen van Zeeduin" bereikt, waar mijnheer Van Laansma voor e'en week een kamer besteld had. u- u hotelhouder keek even verbaasd op, toen hij Hertha herkende. - Wiï nje!' dat voor u een kamer besteld heeft'6 "¥W bezoek in het voorjaar heeft toch een goede uitwerking gehad." „Nietwaar? glimlachte Hertha, die met den chauffeur afrekende. ha°0terstondhter den hote,houder herkende „Neen maar dat is aardig", 2eide zij. „Ik had met gedach dat u zoudt komen, omdat ik u met zag U blijft een week, heb ik gehoord? Dat is beter dan enkele uren." „Ik denk en hoop veel langer in Zeeduin te blijven antwoordde Hertha. „Maar dan na tuurlijk niet in een hotel, 'k Wil deze week eens uitzien naar een paar kamers." „Dat zal u niet meevallen", meende de ander. ,,'k Weet hier maar één goed adres. Dat is bij mejuffrouw Saaman. Maar die verhuurt sinds een jaar geen kamers meer. De wijkverpleegster, die pas vertrokken is, heeft moeite genoeg ge daan, er te komen, maar het gelukte haar niet." „Dank u voor de inlichting, 'k Zal nog wel eens zien. Ik krijg straks nog wel thee. Meer heb ik vanavond niet noodig." Het meisje kwam, evenals in Mei, weer onder de bekoring van Hertha's sympathiek gelaat en haar houding, die anders was als die van een gewoon mensch. Zij had iets bevelends over zich, maar toonde toch geen spoor van de meer dere te willen zijn, was niet pedant, maar de eenvoudigheid zelf. En tóch, ondanks dat alles, boezemde zij respect in. Dezelfde kamer is voor u in orde gemaakt, juffrouw. Die beviel u toen zoo best." „Dat is heel vriendelijk van u. Ik zal ze wel vinden, hoor." Enkele minuten later bevond Hertha zich op de kamer, die zij in Mei ook had gehad. Na zich van de reis verfrischt en verkleed te hebben, zette zij zich voor het venster en staarde naar het dorpsplein, waar nog enkele kinderen speel den. N Zij bekeek de wereld geheel anders dan en kele maanden geleden. De rustkuur op de Ve- luwe had haar goed gedaan. Volkomen had zij haar krachten weergekregen. Haar wangen, ge vulder dan ooit, vertoonden weer een blos van gezondheid; haar bruine oogen schitterden leVen- dig; de trekken van vermoeidheid, tot voor kort zoo zichtbaar op haar lief gelaat, waren geheel verdwenen. Zij was weer volkomen de oude, had men in het ziekenhuis, waar zij nog enkele dagen had vertoefd, om afscheid te nemen, op gemerkt. En ook mijnheer en mevrouw Van Laansma hadden het moeten beamen. Het afscheid van het ziekenhuis, waar zij zoo tegenop had gezien, was Hertha meege vallen. Zij schreef het voornamelijk toe aan het feit, dat zij er reeds 'enkele malen uit geweest was, zoodat zij aan haar dagelijksche omgeving was ontwend. Overigens had men haar zeer hartelijk uitge leide gedaan en het betreurd, dat zij vertrok. Eigenlijk kon men het niet goed begrijpen, daar niemand van de verpleegsters in de meening verkeerde, dat Hertha haar taak niet ten volle weer kon opvatten. De dokters, zoo oordeelden zij, waren wel wat pessimistisch geweest. Hertha had het ook wel gedacht, al had zij het niet uitgesproken. Zij voelde zich toch ook weer zeer krachtig en tot alles in staat Had dokter Van Stralen deze gedachte op haar gelaat ge lezen In ieder geval had hij er een zinspeling op gemaakt en gezegd; „Het is goed, dat ge gaat; het zou te bejammeren zijn, wanneer het over een jaar of over een paar jaar weer ver keerd zou loopen met u." Trouwens, redeneering baatte niet. Zij had de benoeming aanvaard tegen den 15en Augustus, terwijl haar voorgangster den lsten van die maand vertrokken was. Het was thans de 13de. Het was zeer vlot gegaan met de benoeming. Hertha moest er nog om glimlachen, als zij er aan dacht. Toen zij dokter Van Stralen haar besluit had meegedeeld, was hij daarover zeer verheugd geweest en had blijkbaar dien eigen dag nog naar Zeeduin geschreven, want drie dagen later verscheen dokter Van Leeuwen in het ziekenhuis, om met haar te praten. Hij was van alles op de hoogte, want hij oordeelde, dat een rust van enkele maanden haar weer geheel op krachten brengen zou en zij berekend zou zijn voor haar taak op Zeeduin en Landdorp. Hij schilderde het dorp, dat hem lief was, niet wetend, en Hertha liet hem er ook onkundig van, dat zij er geweest was. De kennismaking was wederzijds naar genoegen geweest, terwijl Hertha vermoedde, dat dokter Van Stralen haar bij zijn oom zeer aanbevolen had, want deze laatste zeide, dat hij met het bestuur van het „Groene Kruis" spreken zou, maar dat haar benoeming zeker was. Enkele dagen later was zij dan ook benoemd en had zij de benoeming aanvaard. Van terugtreden, zelfs al had zij gewild, was dan ook ge'en sprake. Zij wilde trouwens niet. Hoe meer zij er in haar rustig pensionleven op de Veluwe over nagedacht had, des te sterker werd zij er van overtuigd, dat in Zeeduin werk voor haar was. Met opgewektheid had zij dan ook van haar vrienden in het ziekenhuis afscheid genomen, waarbij het meest haar aandacht had getrokken de houding van dokter Van Stralen, die zich bewogen had getoond. „Het spijt mij zeer, dat u heengaat", had hij gezegd. „Het spijt m ij het meest van allen. Wij konden het samen goed vinden, geloof ik. Maar voor u is het beter. Intusschen hoop ik u nog meermalen te zien, daar Zeeduin mij steeds aan getrokken heeft. Er gaat bijna geen jaar voorbij, of ik ben er een week. Het spijt mij alleen, dat ik er pas geweest ben, zoodat ik u dit jaar niet meer zal ontmoeten. Ik kan u intuschen ver zekeren, dat u er met spanning wordt verwacht." Met gemengde gevoelens had Hertha het toe spraakje aangehoord. Daarbij was haar het bloed naar de wangen gestegen. Want de dokter had haar zóó eigenaardig aangestaard en zijn oogen hadden zóó wonderlijk op haar gerust, dat haar hart hevig klopte. Wat had hij bedoeld Er was toch niets tusschen hen Zeer correct was steeds zijn houding geweest en ook de hare. Er was alleen de verhouding: dokter-hoofd verpleegster. Zocht hij nu toenadering Zoo neen, wat beteekenden dan zijn wonderlijke woor den Wat kon het hem dan in zekeren zin schelen, of hij haar nog zou ontmoeten Waar om speet het hem dan, dat hij dit jaar niet meer in Zeeduin zou komen Hertha vermocht op deze vragen geen ant woord te geven. Tijdens haar rustkuur had zij meermalen gedacht aan den prettigen, jovialen omgang met hem, die de perken der welvoege- lijkheid in geen enkel opzicht te buiten was gegaan. Reeds toen al had zij zich verbaasd over zijn houding tijdens en na het consult. Maar bij haar afscheid van het ziekenhuis kwam die houding in een nog veel vreemder licht te staan. Had zij gevoelens bij hem opgewekt, zonder dat daarvan bij haar van eenig opzet sprake was Maar dan had Hertha weer gelachen om wat zij van zichzelf dwaasheid noemde. Hij had immers gewoon vriendschappelijk gesproken, zooals hij steeds deed, prettig in den omgang als hij was Er was immers geen enkele reden geweest, e'en andere gedachte te koesteren En tóch zij kon zijn blikken niet verklaren. Zij voelde nog zijn krachtigen handdruk, eigenlijk langer aangehouden dan noodig was Er werd op de deur van haar kamer geklopt en binnen trad de dochter van den hotelhouder met het theegerei, zoodat Hertha's gedachten werden afgeleid. „Ik hoop niet, dat ik u lang heb laten wach ten Het is wat druk", verontschuldigde zij zich. „O, heelemaal niet", verzekerde Hertha. „Zijn er veel gasten „Het is dit jaar bijzonder druk geweest. Maar het wordt al minder. Na Augustus keert de stilte terug." „Wij hebben ook een prachtzomer", meende Hertha, naar buiten ziende. „Ik wilde straks nog wel even naar het strand." „Dan moet u toch niet te lang meer wachten. De duisternis valt al snel in deze dagen." „Dat heb ik ook al gedacht. Maar 'k moet nog even gaan zien. In Mei heeft de zee mij verbazend aangetrokken." „U zult de zee nog genoeg zien, als u wer kelijk hier blijft", merkte de ander op. Hertha proefde in deze woorden brandende nieuwsgierigheid. Maar zij was niet van plan zich uit te laten vooralsnog, omdat dan het dorp op de hoogte zou zijn, alvorens zij een bezoek had gebracht bij dokter Van Leeuwen, wat zij den volgenden dag hoopte te doen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1