ren!
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
Antire volutionair
Orgaan
Bij Scheren
PUROL
entaris
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
OPSTEN
No. 3639
WOENSDAG 7 MEI 1930
45ste JAARGANG
in.
Uit de Pers.
n wij
ïeftijd
:resse,
ic om
alles
vlje
.chzetf
t onze
en de
ding
tden
eefd
j de
rika.
W. BOEKHOVEN ZONEN
üile s t nhken voor de Redactie bestemd, Adverteutiën en verdere Administratie, franco toe tekenden aan de Uitgevers
Brieven uit Amerika.
Van een arm dorp
dat rijk werd
>r Jhr. STOOP-
ommelsdü
114
LMDEN
peline. <50
>0 1.90 I
TRUIEN
MO l30
*25 l*1
U.).b.d.U.U,b.i
Deze Couraii versehflat eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b(j vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z? beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
DE CHR. BLINDENACTIE.
Van de contactcommissie der Christelijke
Blindenvereenigingen (Barthimeüs, Ned. Chr.
Blindenbond, Plantagewerkinrichting A'dam en
Sonneheerdt) ontvingen wij een circulaire van
den volgenden inhoud
Uit verslagen in verschillende Christelijke
bladen bleek ons meermalen, dat de Neder-
landsche Blindenbond door middel van zijn
propagandist, den heer Johs. van den Berg te
Oosterbeek, voor zijn bond ook in Christelijke
kringefl sympathie en steun zoekt te krijgen
en abonné's werft voor zijn blad „De Blinden-
bode". Na ingewonnen inlichtingen is het ons
telkens gebleken, dat onkunde met de juiste
verhoudingen in de blindenwereld en onbe
kendheid met het bestaan van d'en Ned. Chr.
Blindenbond, gepaard met onvolledige bekend
heid met het standpunt van den Ned. Blinden
bond, oorzaken waren, die er toe medewerkten
dat velen dien steun verleenden.
Wij achten het daarom in het belang van
den arbeid, die van Christelijke zijde voor de
blinden geschiedt, noodig en nuttig het vol-
gende onder Uwe aandacht te brengen: De
0 Ned. Blindenbond is in naam neutraal. Echter
worden in wezen door deze organisatie om
trent de taak der Overheid, de roeping der
particuliere liefdadigheid en andere belangrijke
vraagstukken opvattingen voorgestaan, welke
in onzen Christelijken kring contrabande zijn.
Reeds zes jaar lang bestaat er dan ook een
Christelijke organisatieDe Nederlandsche
Christelijke Blindenbond, die o.m. in zijn or
gaan „De Blindengids" samenwerkt met de
verschillende Christelijke Blindenvereenigingen
in ons land.
In een vergadering van afgevaardigden
dezer vereeniging werd besloten deze circu
laire aan U te zend'en.
Voorts wordt in deze circulaire, die aan ver
schillende personen in ons land gezonden werd,
gevraagd steun te verleenen bij eventueele acte
van deze contactcommissie uitgaande.
Wij zijn er van overtuigd, dat deze steun ook
in elk dorp van ons gewest verleend zal wor
den. Het adres der contactcommissie is: Mevr.
A. C. Diepenhorst-De Gaay Fortman, Konin
ginneweg 4, Amsterdam-Z.
Beste Vrijend
Voor mij ligt deel I van de agenda voor onze
a.s. Synode. Het'behelst o.m. een rapport van
de Synodale Commissie aangaande de wijziging
van ons Huwelijksformulier. Dr. Hepp liet in
„De Reformatie" het concept der Nederlandsche
deputaten afdrukken en in een aantal noten geeft
hij aan, waarin dit nieuwe formulier van het
oude verschilt. Wel opmerkelijk, twee zuster
kerken in hetzelfde jaar vergaderd in Synode
en beide zullen een en hetzelfde onderwerp
behandelen.
Natuurlijk is er nog al verschil in de af
drukken van deze twee concepten. Dit ligt in
de eerste plaats hieraan, dat het huwelijk eigen
lijk bij U in Nederland door een ambtenaar van
den Burgerlijken Stand gesloten wordt, en bij
ons elkeen, die een office (een publiek ambt)
heeft, daartoe gerechtigd is, zooals doctoren,
notarissen, rechters, ja wie niet al En natuur
lijk ook predikanten. Een week voor men trou
wen wil, gaat men zijn papieren vragen (ge-
boorteactes) en daarmede gaat men naar iemand
als bovengenoemd, met de vrouw zijner keuze,
en in tien minuten tijd is de plechtigheid af-
geloopen. Nu ligt het voor de hand, dat onze
kerkmenschen naar hun dominee gaan. Soms
maar even in de pastorie. Gewoonlijk geeft men
dan 5.00 of 10.00 voor dezen bewezen
dienst. En dan is men geboekt als echtelied'en.
Natuurlijk moet de predikant daar dan kennis
van geven aan de betrokken autoriteiten. Meer
meelevende kerkmenschen, vooral in de Chr.
Ref. Church, doen dit echter nog op echt Holl.
manier, en vragen hun huwelijksvoltrekking in
het midden der gemeente aan, in een officieelen
dienst. Maar ook in zulk een dienst gaat de
huwelijkssluiting uit van den predikant. En hier
is nu onze moeilijkheid. De predikant als die
naar des Goddelijken Woords een herder en op
ziener zijner gemeene, heeft geen last en vol
macht van de kerk, die hij dient, een huwelijk
te sluiten. Dit doet hij met autoriteit hem door
den Staat verleend. Om nu deze twee elementen
goed uit elkander te houden, is het noodig een
passend formulier te vinden, en dat is niet zoo
gemakkelijk. In Nederland moet het formulier
blijkens het opschrift dierien „om den Huwelijken
Staat voor de gemeente van Christus te beves
tigen" en bij ons luidt de titel: „Formulier voor
de sluiting van het Huwelijk in het midden der
gemeente." Hieraan kan men zien, dat het bij
U een bevestiging is van hetgeen al gebeurd
was. En bij ons wordt gerept van „een sluiting
Geen van beiden heeft mijn bevrediging. Dr.
B. Wielenga in zijn boek „Ons Huwelijk moge
dit e'en der schoonste van onze formulieren noe
men. ik denk, dat het wel eens herzien mag
worden. De aanhef is al zoo donker, dat als
dat formulier waar was, men zeer zeker zich
eerst nog wel eens tweemaal bedenken mocht
eer men tot zulk een daad overging. Het be
gint toch: „Overmits de getrouwden gemeenlijk
velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zon
de overkomt" enz. Het is om van te huiveren.
(Alsof dit met ongetrouwden niet het geval zou
zijn Dit past niet op een blijde bruiloft, dat
geeft niet weer wat er op dat oog'enblik in de
ziel domineert. Wellicht slaat dit nog wel terug
op onze Vaderen in de dagen der vervolging
en dan is het volkomen juist. Ik stem wel toe,
dat de gevolgen van de zonde zich in het hu
welijk ook doen gevoelen, maar is dit nu een
onderwerp om ons formulier mee te beginnen
En dan komt er m. i. een onwaarheid in voor.
Dr. Hepp heeft hierop gewezen. Het huwelijk
is niet ingesteld om „hoererij te vermijden". Dit
is onschriftuurlijk. Het huwelijk bestond reeds
in den Staat der rechtheid, en heeft een veel
hoogere beteekenis. Als ik beide concepten of
verslagen doorlees, ben ik wat teleurgesteld.
M. i. is de huwelijkssluiting op beide terreinen,
in Nederland bij den burgerlijken stand en bij
ons in de kerk, op verkeerde erve. De huwe
lijkssluiting behoort tot het terrein van het
huisgezin. De Heilige Schrift leert ons op geen
enkele pHats, dat de kerk hier een roeping heeft,
evenmin als de Overheid. Dit behoort tot het
priesterlijk ambt van dd ouders. Wil men een
inzegening of bevestiging in het midden der
gemeente, dan verdient dit alle lof, maar de
sluiting behoort waar God het plaatste.
Daarom legt bij de Schotsche Calvinisten niet
de predikant, maar de vader van den bruidegom
het bruidspaar zegenend de handen op, wat
volkomen juist is.
Ook ben ik teleurgesteld in de rapporten van
de commissies aangaande het tot uitdrukking
brengen van de genadewerking Gods in de lijn
der geslachten 'en door de lijn van het huwelijk.
En wordt niet genoeg gesproken van het ver
bond der genade, wat God door de huwelijks-
lijn van kind tot kind bevestigt, zooals ons
Doopsformuier zegt. En dit is het toch juist wat
ons huwelijk zoo rijk maakt. Daarin ligt het
allesbeheerschend verschil met het wereldsche
huwelijk zonder God. Toen Dr. van Lonkhuizen
nog predikant was te Aarlanderveen, zei hij
eens bij de bevestiging van een huwelijk: „Er is
eigenlijk maar één huwelijk, en dat is het Geref.
huwelijk." Inzonderheid wees hij in dit verband
op die verbondswerking in het Gereformeerde
huwelijk. Zoo bezien krijgt ons huwelijk eeuwige
waarde. Want al weten we, dat genade geen
familiegoed is, toch werkt God naar Zijn be
lofte in de lijn der geslachten. En dit mocht
in het huwelijksformulier wel wat meer op den
voorgrond treden. Het zou den indruk van de
heiligheid van het huwelijk ten goede kunnen
kom'en.
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
HOE TE HELPEN.
II. (Slot).
In onS vorig artikel wezen we er op, dat bij
de beoordeeling van maatregelen ter bestrijding
van de landbouwcrisis gelet behoorde te worden
op het onderscheid tusschen factoren van min
of meer blijvende beteekenis en zulke die waar
schijnlijk slechts van voorbijgaanden invloed
war'en. Terwijl dan ook aandacht moest worden
geschonken aan den invloed die van bescherming
elders uitging op de voortbrengingsmogelijk-
heden van onzen bodem.
Als van blij venden aard en tegelijk als
staande buiten eiken invloed van bescherming
elders, wezen we meer dan eenmaal op den
concurreerenden invloed van het van overzee
aangevoerd broodgraan.
Als voorbeeld van een product, dat, onder
den invloed van sterke protectie in het buiten
land, bij ons in de verdrukking kwam en, naar
allen schijn, voor langeten tijd in de verdrukking
zal b 1 ij v e n, noemden wij den verbouw van
suikerbieten.
Terwijl we dan op een derde product wezen
de aardappelen waarvan wel viel aan te
toonen, dat invoerrechten momenteel ongunstig
werken, maar waarvan niet vaststond of we
hier te doen hadden met iets, dat van blijvenden
aard was.
Tegenover ieder van die drie typen is
onze houding verschillend.
Wat producten betreft, die, in geheel vrije
concurrentie hier word'en aangevoerd; waarvan
de voortbrenging in het land van herkomst niet
van Staatswege gesteund wordt; waar niet tegen
hongerloonen gearbeid wordt; waar de concur
rentievoorwaarden dus geheel normaal zijn en
waar het dan bovendien nog betreft een nood
zakelijke eerste levensbehoefte voor het geheele
volk, daar aanvaarden we de gevolgen van de
vrije concurrentie. En zoo kwamen we dan tot
de conclusie, dat we aan rechten op brood
graan in geen geval onzen steun zouden kun-
n'en verleenen.
Anders staan we tegenover de suiker
bieten (en eventueel andere producten
die hiermee op één lijn zouden zijn te stellen).
Hier is de overproductie ten d e e 1 e ge
volg van kunstmatige bescherming elders. Laat
men hier de dingen op haar beloop, dan staat
het voor ons volkomen vast, dat de verbouw
van bieten in ons vaderland over enkele jaren
tot het verleden zal behooren. De rietsuiker,
geen stukgaan en pijn meer en ook geen na»
schrijnen der huid, als men vóór het inzeepcn
de huid even inwrijft met slechts een weinig
Doos 30,60, Tube 80 ct.
hoewel voor een zeer belangrijk deel onbe
schermd kan den strijd tegen de b e-
schermde bietsuiker volhouden. Bij blijven
de overproductie moet dus de o n beschermde
bietsuiker het loodje leggen. En dat is, prac-
tisch gesproken, alleen de Nederlandsche biet
suiker.
Nu vormt de bietenteelt een zeer gewichtig
deel van de opbrengst van onzen bodem ze
vordert belangrijk meer arbeidskrachten dan an
dere landbouwgewassen en is dus van groote
sociale beteekenis zij kan, bij de tegenwoordige
omstandigheden in den landbouw, niet worden
vervangen door iets, dat meer loonend is, en
de onvermijdelijke conclusie is derhalve, dat ze
moet blijven bestaan.
Maar evenzeer'staat vast, dat ze bij den hui-
digen bietenprijs per 1000 K.G. niet loonend is
en dus niet kan blijven bestaan.
Het is denkbaar, dat er op den duur midde
len worden gevonden om de productie per H.A.
te vergrooten zonder verhooging van productie
kosten, of dat op eenigerlei andere wijze de be
staansmogelijkheid vergroot wordt, maar de
middelen kennen we op dit oogenblik niet. En
er is p e r i c u 1 u m in mora. Er is stervens
nood.
Er moet dus geholpen worden. Maar hoe
Er valt met velerlei rekening te houd'en.
We hebben vooreerst de mogelijkheid, dat
binnen het jaar onderhandelingen zullen aan
vangen over de afschaffing van uitvoerpremiën.
Men behoeft zich daar geen gouden bergen van
voor te stellen, maar aan den anderen kant is
het moeilijk, met dat vooruitzicht voor oogen,
thans een definitieven vorm van steun te
gaan uitdenken.
Ten tweede hebben we er voor te wak'en, dat
de steun niet zoodanig zij, dat hij een aanmoedi
ging vormt om uitbreiding te geven aan
de teelt van bieten. Want wanneer de productie
van suiker toeneemt we hebben nu al een
overschot waar we nauwelijks weg mee weten
waar moeten we dan blijven met de over
productie
Ten derde hebben we rekening te houden
met de West-Indische Suiker. Ook de West is
een stuk van Nederland. Dat we van de Oost
niet spreken, komt hier vandaan, dat die zich
zelf wel redden zal. Zij is voor haar afzet niet
van Nederland afhankelijk. Maar voor de West
ligt de zaak anders. En daarom zal men ook
acht hebben te slaan op de West-Indische Sui
kerbelangen.
Met het oog op al deze factoren is de rege
ling niet gemakkelijk en daarom voelen we
in afwachting van hetgeen in den loop van het
volgend jaar blijken zal het meest voor het
onzerzijds door den heer Schouten in de Kamer
geopperde denkbeeld den boeren per 1000 K.G.
bieten een zoodanigen toeslag te verleenen, dat
zij, deze toeslag gevoegd hij den prijs dien zij
per 1000 K.G. van dén kooper erlangen er
mee uitkomen.
Deze regeling heeft het voordeel, dat ze den
suikerprijs niet beïnvloedtdat ze zoover
wij zien kunnen -de West-Indische suiker
niet in nadeeliger 'positie brengtdat de steun
precies daar terecht komt waar men hem ver
strekken wil, en dat men niet in strijd komt met
de onlangs te Genève geteekende conventie.
Waar voorts de uitzaai van bieten reeds
heeft plaats gehad, valt ook niet te duchten, dat
de premie werkt als een stimulans tot onge
motiveerde uitbreiding der cultuur.
De rechtvaardiging voor den steun ligt, zoo
als we zeiden, in de omstandigheid, dat de steun
door andere Staten aan hun bietenteelt ver
leend, de e e n i g e oorzaak is van de malaise,
van d'en dreigenden ondergang van onzen bie-
tenbouw. Eindigen zij er mee, dan houdt ook
voor ons elke reden op om er mee voort te
gaan. Zou de o n beschermde biet suiker het
niet kunnen volhouden tegen de o n beschermde
r i e tsuiker, dan zouden we ineens heel anders
tegenover het vraagstuk komen te staan.
Wij vreezen echter, dat, evenals in de negen
tiger jaren der vorige eeuw, de afschaffing der
premieering van de bietsuiker eerst komen zal
nadat alle Staten tot die premieering hun toe
vlucht zullen hebben genomen. Toentertijd
steund'en in het eind allen, maar toen allen het
deden, werden de voordeelen van steun uitge
balanceerd. En kwam men in 1902 tot algemee-
ne afschaffing ervan.
Waarschijnlijk zal het thans eerst dienzelfden
weg op moeten.
Maar alvorens tot meer definitieve voorstel
len te komen, zouden we eerst willen afwachten,
of er iets te hopen valt van de onderhandelin
gen. waartoe de Staten zich onlangs te Genève
verbonden hebben.
En in afwachting daarvan bevelen we dan
de oplossing aan die door d'en heer Schouten
voor het heden en voor één enkel jaar aan
de hand werd gedaan.
Het andere product waarmee men danig in de
klem schijnt te zitten, is het aardappelmeel uit
de veenkoloniën. Eigenlijk geldt de droeve
klacht, gelooven we, de aardappelteelt in haar
geheel en dat maakt de zaak niet gemakkelijker.
door
H. KINGMANS.
13)
De chauffeur verminderde opeens vaart en
wees haar op een hek, dat toegang gaf tot een
breede oprijlaan, aan het eind waarvan voor
een deel een statig gebouw zichtbaar was. Het
kwam Hertha voor, dat zij een ophaalbrug be
speurde.
„Het kasteel „Oosthove", dame", legde de
man uit. „Als u eenigen tijd in Zeeduin blijft,
moet u er beslist eens gaan kijken. Het is de
moeite waard. Eeuwen- en eeuwenoud."
De auto zette zich weer voort en weldra
was Hertha op bekend terrein: daar was het
stationnetje, waar zij in Mei aangekomen was,
nu nog een eindje, dan was het „Wapen van
Zeeduin" bereikt, waar mijnheer Van Laansma
voor e'en week een kamer besteld had.
u- u hotelhouder keek even verbaasd op, toen
hij Hertha herkende.
- Wiï nje!' dat voor u een kamer besteld
heeft'6 "¥W bezoek in het voorjaar
heeft toch een goede uitwerking gehad."
„Nietwaar? glimlachte Hertha, die met
den chauffeur afrekende.
ha°0terstondhter den hote,houder herkende
„Neen maar dat is aardig", 2eide zij. „Ik
had met gedach dat u zoudt komen, omdat ik
u met zag U blijft een week, heb ik gehoord?
Dat is beter dan enkele uren."
„Ik denk en hoop veel langer in Zeeduin te
blijven antwoordde Hertha. „Maar dan na
tuurlijk niet in een hotel, 'k Wil deze week
eens uitzien naar een paar kamers."
„Dat zal u niet meevallen", meende de ander.
,,'k Weet hier maar één goed adres. Dat is bij
mejuffrouw Saaman. Maar die verhuurt sinds
een jaar geen kamers meer. De wijkverpleegster,
die pas vertrokken is, heeft moeite genoeg ge
daan, er te komen, maar het gelukte haar niet."
„Dank u voor de inlichting, 'k Zal nog wel
eens zien. Ik krijg straks nog wel thee. Meer
heb ik vanavond niet noodig."
Het meisje kwam, evenals in Mei, weer onder
de bekoring van Hertha's sympathiek gelaat en
haar houding, die anders was als die van een
gewoon mensch. Zij had iets bevelends over
zich, maar toonde toch geen spoor van de meer
dere te willen zijn, was niet pedant, maar de
eenvoudigheid zelf. En tóch, ondanks dat alles,
boezemde zij respect in.
Dezelfde kamer is voor u in orde gemaakt,
juffrouw. Die beviel u toen zoo best."
„Dat is heel vriendelijk van u. Ik zal ze wel
vinden, hoor."
Enkele minuten later bevond Hertha zich op
de kamer, die zij in Mei ook had gehad. Na zich
van de reis verfrischt en verkleed te hebben,
zette zij zich voor het venster en staarde naar
het dorpsplein, waar nog enkele kinderen speel
den. N
Zij bekeek de wereld geheel anders dan en
kele maanden geleden. De rustkuur op de Ve-
luwe had haar goed gedaan. Volkomen had zij
haar krachten weergekregen. Haar wangen, ge
vulder dan ooit, vertoonden weer een blos van
gezondheid; haar bruine oogen schitterden leVen-
dig; de trekken van vermoeidheid, tot voor kort
zoo zichtbaar op haar lief gelaat, waren geheel
verdwenen. Zij was weer volkomen de oude,
had men in het ziekenhuis, waar zij nog enkele
dagen had vertoefd, om afscheid te nemen, op
gemerkt. En ook mijnheer en mevrouw Van
Laansma hadden het moeten beamen.
Het afscheid van het ziekenhuis, waar zij
zoo tegenop had gezien, was Hertha meege
vallen. Zij schreef het voornamelijk toe aan het
feit, dat zij er reeds 'enkele malen uit geweest
was, zoodat zij aan haar dagelijksche omgeving
was ontwend.
Overigens had men haar zeer hartelijk uitge
leide gedaan en het betreurd, dat zij vertrok.
Eigenlijk kon men het niet goed begrijpen, daar
niemand van de verpleegsters in de meening
verkeerde, dat Hertha haar taak niet ten volle
weer kon opvatten. De dokters, zoo oordeelden
zij, waren wel wat pessimistisch geweest. Hertha
had het ook wel gedacht, al had zij het niet
uitgesproken. Zij voelde zich toch ook weer
zeer krachtig en tot alles in staat Had dokter
Van Stralen deze gedachte op haar gelaat ge
lezen In ieder geval had hij er een zinspeling
op gemaakt en gezegd; „Het is goed, dat ge
gaat; het zou te bejammeren zijn, wanneer het
over een jaar of over een paar jaar weer ver
keerd zou loopen met u."
Trouwens, redeneering baatte niet. Zij had de
benoeming aanvaard tegen den 15en Augustus,
terwijl haar voorgangster den lsten van die
maand vertrokken was. Het was thans de 13de.
Het was zeer vlot gegaan met de benoeming.
Hertha moest er nog om glimlachen, als zij er
aan dacht. Toen zij dokter Van Stralen haar
besluit had meegedeeld, was hij daarover zeer
verheugd geweest en had blijkbaar dien eigen
dag nog naar Zeeduin geschreven, want drie
dagen later verscheen dokter Van Leeuwen in
het ziekenhuis, om met haar te praten. Hij was
van alles op de hoogte, want hij oordeelde, dat
een rust van enkele maanden haar weer geheel
op krachten brengen zou en zij berekend zou
zijn voor haar taak op Zeeduin en Landdorp.
Hij schilderde het dorp, dat hem lief was, niet
wetend, en Hertha liet hem er ook onkundig
van, dat zij er geweest was. De kennismaking
was wederzijds naar genoegen geweest, terwijl
Hertha vermoedde, dat dokter Van Stralen haar
bij zijn oom zeer aanbevolen had, want deze
laatste zeide, dat hij met het bestuur van het
„Groene Kruis" spreken zou, maar dat haar
benoeming zeker was. Enkele dagen later was
zij dan ook benoemd en had zij de benoeming
aanvaard.
Van terugtreden, zelfs al had zij gewild, was
dan ook ge'en sprake. Zij wilde trouwens niet.
Hoe meer zij er in haar rustig pensionleven op
de Veluwe over nagedacht had, des te sterker
werd zij er van overtuigd, dat in Zeeduin werk
voor haar was.
Met opgewektheid had zij dan ook van haar
vrienden in het ziekenhuis afscheid genomen,
waarbij het meest haar aandacht had getrokken
de houding van dokter Van Stralen, die zich
bewogen had getoond.
„Het spijt mij zeer, dat u heengaat", had hij
gezegd. „Het spijt m ij het meest van allen. Wij
konden het samen goed vinden, geloof ik. Maar
voor u is het beter. Intusschen hoop ik u nog
meermalen te zien, daar Zeeduin mij steeds aan
getrokken heeft. Er gaat bijna geen jaar voorbij,
of ik ben er een week. Het spijt mij alleen, dat
ik er pas geweest ben, zoodat ik u dit jaar niet
meer zal ontmoeten. Ik kan u intuschen ver
zekeren, dat u er met spanning wordt verwacht."
Met gemengde gevoelens had Hertha het toe
spraakje aangehoord. Daarbij was haar het bloed
naar de wangen gestegen. Want de dokter had
haar zóó eigenaardig aangestaard en zijn oogen
hadden zóó wonderlijk op haar gerust, dat haar
hart hevig klopte. Wat had hij bedoeld Er
was toch niets tusschen hen Zeer correct was
steeds zijn houding geweest en ook de hare.
Er was alleen de verhouding: dokter-hoofd
verpleegster. Zocht hij nu toenadering Zoo
neen, wat beteekenden dan zijn wonderlijke woor
den Wat kon het hem dan in zekeren zin
schelen, of hij haar nog zou ontmoeten Waar
om speet het hem dan, dat hij dit jaar niet meer
in Zeeduin zou komen
Hertha vermocht op deze vragen geen ant
woord te geven. Tijdens haar rustkuur had zij
meermalen gedacht aan den prettigen, jovialen
omgang met hem, die de perken der welvoege-
lijkheid in geen enkel opzicht te buiten was
gegaan. Reeds toen al had zij zich verbaasd
over zijn houding tijdens en na het consult. Maar
bij haar afscheid van het ziekenhuis kwam die
houding in een nog veel vreemder licht te staan.
Had zij gevoelens bij hem opgewekt, zonder dat
daarvan bij haar van eenig opzet sprake was
Maar dan had Hertha weer gelachen om wat
zij van zichzelf dwaasheid noemde. Hij had
immers gewoon vriendschappelijk gesproken,
zooals hij steeds deed, prettig in den omgang
als hij was Er was immers geen enkele reden
geweest, e'en andere gedachte te koesteren En
tóch zij kon zijn blikken niet verklaren. Zij
voelde nog zijn krachtigen handdruk, eigenlijk
langer aangehouden dan noodig was
Er werd op de deur van haar kamer geklopt
en binnen trad de dochter van den hotelhouder
met het theegerei, zoodat Hertha's gedachten
werden afgeleid.
„Ik hoop niet, dat ik u lang heb laten wach
ten Het is wat druk", verontschuldigde zij zich.
„O, heelemaal niet", verzekerde Hertha. „Zijn
er veel gasten
„Het is dit jaar bijzonder druk geweest. Maar
het wordt al minder. Na Augustus keert de stilte
terug."
„Wij hebben ook een prachtzomer", meende
Hertha, naar buiten ziende. „Ik wilde straks nog
wel even naar het strand."
„Dan moet u toch niet te lang meer wachten.
De duisternis valt al snel in deze dagen."
„Dat heb ik ook al gedacht. Maar 'k moet
nog even gaan zien. In Mei heeft de zee mij
verbazend aangetrokken."
„U zult de zee nog genoeg zien, als u wer
kelijk hier blijft", merkte de ander op.
Hertha proefde in deze woorden brandende
nieuwsgierigheid. Maar zij was niet van plan
zich uit te laten vooralsnog, omdat dan het dorp
op de hoogte zou zijn, alvorens zij een bezoek
had gebracht bij dokter Van Leeuwen, wat zij
den volgenden dag hoopte te doen.
(Wordt vervolgd).