Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
Feest des voorbijgangs
No. 3634
ZATERDAG 19 APRIL 1930
45STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
Gemeente Nieuws
Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Echtscheiding
PELEN.
■/aren de
3rielsche
blauwe
50-1.10,
I's 1.80
V 1.50
Malta
agnvoer
:SEN.
bgaaf van
|G. blauw
Jeeuwsch
bh, 0.75
-1; 3100
Jgram.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG,
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- b| vooruitbetaling.
BJITENLAND bij vooruitbetaling t 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per.regtl
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 1 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die x| beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur.
V.
Weer vieren we Paschen.
Het feest der Opstanding.
Het feest van het Leven uit den
Dood.
Neen, geen symboliek van Lenteont-
waking, van natuurherleving.
Maar heerlijke geestelijke realiteit,
blijde werkelijkheid, waarvan Da Costa
gezongen heeft
,Ja 1 de Heer is opgestaan 1
Gods bazuinen zullen klinken 1
de eerste dingen zijn vergaan,
nieuwe heemlen zullen blinken
Nieuwe tijden vangen aan
God is scheppend opgestaan
Heel de Westersche wereld is in
Paaschdos.
Ieder viert Paaschfeest.
Maar hoevelen ervaren de heerlijke
realiteit van het geweldige feit van Op
standing uit de dooden
Deze week schreef de jood Kleere-
koper in zijn oproerig hoekje over dief
stal. Een Roomsch-Katholiek blad „De
Tijd" nam aanstoot aan een communis-
tischen oproep van „De Tribune" tot
het houden van een vergadering op
tweeden Paaschdag. „De Tijd" schreef:
„Als gij dan tegen het Christelijk geloof
gekant zijt, moet gij U ook niet van de
namen der Christelijke feestdagen be
dienen."
Maar tegen deze uitspraak teekent
Kleerekoper weer protest aan. Hij
i vraagt„Zou „De Tijd" het auteurs-
recht op den naam Paaschdag voor
het Christendom willen op-
eischen Daar komt zijn Jodenhart te
gen op „Want", zegt hij: ,*,P a s c h e n
dat beteekent oorspronkelijk „de deur
waar men voorbij gaat
Volgens dezen socialistischen propa
gandist, die door al zijn propaganda
heen, steeds zich een Rabbijnenzoon
toont, heeft ook het Christendom dezen
feestdag gestolen en komt hij oorspron
kelijk toe aan het Israëlitische volk, dat
bloed aan de posten der deuren streek,
opdat de Engel des Verderfs zou voor
bij gaan.
Een bewijs dat men met groote kennis
van den grondtekst, van de oorspron
kelijke, letterlijke openbaring Gods en
van het ritueel bij het oude Bondsvolk
gebruikelijk, toch volkomen blind kan
staan voor de realiteit van het Paasch-
Evangelie.
Wat baat het offerbloed aan de pos
ten der deuren, als ons hart niet geraakt
is door dat andere Bloed, dat vloeide
van Golgotha's kruis
Wat baat het al geloof ik in den En
gel des Verderfs, die al wat eerstgebo
ren was in Egypte sloeg en aan de deu
ren der Israëlieten voorbijging, indien
diezelfde Engel mij niet gereinigd vindt
in het Bloed des Zoons van God en
dus met de eeuwige Ban zal slaan.
Het Paaschfeest des Christendoms is
geen namaak van het Paaschfeest der
oude Israëlieten, het is er de vervullinq
van.
Zonder het Paaschfeest des Chris
tendoms is het Paaschfeest der Joden
geen feest van voorbijgang meer. Want
indien Christus niet gestorven ware en
indien Hij niet verrezen was uit het
graf, geen onzer zou aan den Engel des
Verderfs ontkomen, want geen Bloed
zou er gevonden zijn aan de deurposten
van menschenharten.
Daarom niet de Jood-socialist Klee-
rekooper heeft den zin van het Paasch
feest van zijn oude Volk begrepen,
maar die andere Jood. die Christen-
Jood Da Costa heeft de volle realiteit
z'Jn ziel voelen doorhuiveren, toen hij
zong
,,Ja nog een weinig en de Waarheid
zal spruiten uit des aardrijks schoot
Een nooit geziene zonneklaarheid
stijgt uit de diepte van den dood
Het Jubeljaar is thans voldragen,
door de oude schaduwwet verkond
Versmelt, o zevende der dacfen
In d' Eersten dag van 't Nieuw Verbond."
Inderdaad Paaschfeest is het feest
van voorbijgaan.
Van voorbijgaan van den dood.
Maar nooit zou de mensch die voor
bijgang smaken indien niet de Zoon
van God ware ingegaan in de diepste
kolken van den doodsjordaan om daar
den drieledigen dood stervend aan
Lichaam, Geest en Ziel, het leven uit
dien dood op te halen voor hen die voor
Zijn Bloed knielen en hunne harten er
mee bestrijken.
Neen, het Christendom pleegt geen
plagiaat, het is geen namaak van het
oude Israëlitische Paaschfeest, De „ze
vende der dagen moest versmelten in
den Eersten dag van 't Nieuw Ver
bond". Het bloed van stieren en bokken
en lammeren kon de zondeschuld niet
uitdelgen. „God had geen lust aan
slachtoffer en spijsoffer, brandoffer en
zondoffer heeft Hij niet geëischt", maar
dat andere bloed moest vloeien van den
Zoon des Hemels, Die sprak „Zie Ik
kom in de rol des Boeks is van Mij ge
schreven. Ik heb lust, o Mijn God om
Uw welbehagen te doen, en Uwe Wet
is in het midden Mijns ingewands."
Door Zijn ingaan tot den dood, mo
gen wij het feest des voorbijgangs vie
ren.
God is mensch geworden en heeft
met goddelijke krachten het leven uit
den dood gered en zoo de zielen, die
in Hem gelooven, toegesloten voor den
Engel des Verderfs.
Zóó wordt Paaschfeest pas een Pa
scha, een feest des voorbijgangs.
Zalig die déze realiteit op onze
Paaschdagen smaken wil, hij drinkt uit
den fontein des levenden waters en zal
in eeuwigheid niet meer dorsten.
Alle andere wateren schroeien weg in
den brandenden dood.
's Werelds genietingen, zondelust en
zondedienst, geldmakerij, revolutie en
ongeloof, socialisme en communisme,
bruut egoïsme, zelfzucht en zelfbeha
gen, het zijn wateren die zoet mogen
zijn in den mond, in den buik zijn ze bit
ter als gal, men drinkt er zich den dood,
den vreeselijken dood aan, want de
Engel des Verderfs doodt de eerstge
borene van onze ziel; maar wie nadert
tot het kruis, zal Gods heilstem hooren,
ja, eenmaal wonen in het Huis des
eeuwigen levens
O, zalig feest des voorbijgangs.
O, mijne ziel aanbid dat Paaschlam
en neem van Zijn bloed, opdat ook gij
jubelen moogtMijn God is ook in mijn
ziel scheppend opgestaan
Het Kind is zulk een "kostelijke gave van God.
't Voltooit het huisgezin.
Ook de pas gehuwden vormen wel een ge
zinsleven, maar toch zoo, dat zij altoos gevoe
len, dat er nog iets aan ontbreekt.
Natuurlijk spreken we hier van het gezin,
waarin God de Heere de eerste in het Ver
bond is.
Man en vrouw, wier uitgangen van het hart
zich naar de wereld met zijn ijdelheden neigen,
missen meestal dat verlangen naar de volle ont
wikkeling van het gezinsleven, of zoo zij al iets
missen, dan weet de man in sociteit, café, sport
veld en de vrouw in schouwburg enz. dit gemis
wel te onderdrukken. De wereld -biedt hun
zooveel
Niet alzoo in het christengezin, waar de
kinderen beschouwd worden als het erfdeel des
Heeren. In dat gezin voelt man en vrouw het
gezinsleven volgroeid, wanneer de tweeheid tot
drieheid geworden is, en naast vader en moeder
ook de kinderen deel uitmaken van het gezin.
Dat volstrekte volgroeid zijn van een gezin
wordt nooit bereikt, ook al wordt er een innige
band gelegd tusschen man en vrouw en een
aangenomen kind, of al wordt eventueel
dienstpersoneel in het gezinsleven opgenomen.
Alleen tot volle ontplooiing komt dat gezin,
waarin een eigen kind geboren wordt en de
gehuwde man en vrouw saam de ouders van
dit jonggeboten wicht zijn.
Dat geeft iets heerlijks aan het gezinsleven
en aan de verhouding tusschen man en vrouw,
die nu vader en moeder werden.
Alleen uit dit voltooide gezin is het dan ook,
dat zich het menschelijk geslacht ontwikkelen
kan in zijn rijke schakeeringen en verhoudingen.
Dit tot volle ontwikkeling gekomen gezin om
vat in zich, alle verhoudingen, die zich in het
staatkundige, maatschappelijke en sociale leven
voordoen.
In een met kinderen gezegend gezin vindt men
niet alleen de verhouding tusschen man en
vrouw, maar ook de verhouding tusschen
vader en moeder, ouders en kinderen,
vader en kinderen, moeder en kinderen, broeders
en zusters. En indien die verhoudingen gezond
zijn en geregeld volgens den eisch van Gods
Woord, dan is zulk een gezin een rijke zegen
voor het gansche menschelijk leven in al zijn
vertakkingen.
Is het gezin geestelijk gezond, dan is de
maatschappij het ook.
Vandaar, dat het zulk een ontzettend groot
gevaar is, dat de revolutieleer de schoone ver
houdingen in het gezin wil verwoesten. Hier
mede raakt de revolutie rechtstreeks den wortel
van het maatschappelijk leven.
Tegen de Revolutie het Evangelie geldt dan
ook in de eerste plaats voor het gezin. Het
Evangelie in het gezin als wapen tegen de
Revolutie. En juist baart het nu zulk een vreeze
voor de toekomst van ons volk, dat het hoe
langer hoe meer schijnt, dat de ouders den eisch
van het Evangelie voor hun gezin miskennen
en verwaarloozen.
Hiertegen dient met alle kracht ingegaan. En
niet beter kan dit geschieden dan door bij den
aanvang en voortgang te wijzen op de diepe
beteekenis van het bezit van het kind.
Het kind is zulk een kostelijke gave van God.
't Voltooit het huisgezin. Ja; maar aan dit
bijzondere voorrecht zijn ook bijzonder groote
verplichtingen verbonden. Verplichtingen, die
zonder de hulpe des Heeren niet te vervullen
zijn.
Een ons geschonken kind is een pand van
den Heere, dat Hij eens van onze hand terug
eischen zal. 't Is en blijft Zijn eigendom. Hij
schonk het ons, opdat wij het zouden opvoeden
en onderwijlen in den weg der zaligheid.
Zoo alleen hebben we het kind te beschou
wen.
Ieder ouder, die deze gewichtige zaak op
het harte gebonden houdt en zich steeds voor
oogen stelt, gevoelt zijn onbekwaamheid voor
zijn taak als vader of moeder. En juist dit ge
voel van onmacht drijft uit tot gebed om hulpe,
opdat Gods kracht ook hierin, in onze zwakheid
volbracht worde.
Het gebed neemt dan de eerste plaats in
in het huisgezin. Allereerst het persoonlijk gebed
van vader en moeder in de binnenkamer, maar
dan ook het Hoogepriesterlijk gebed van den
vader, dat hij opzendt, terwijl heel het gezin
zich rondom hem geschaard heeft.
Van dat Hoogepriesterlijk gebed gaat zulk
een heerlijken invloed uit.
Men komt wel in gezinnen waar ieder stil
voor zich zelve bidt, waar vader niet al de noo-
den van het geheele gezin in gemeenschappelijk
gebed den Heere God opdraagt. Dat stille gebed
aan den gemeenschappelijken disch doet zoo
koud aan. De man is dan te laf om zijn ambt
als Hoogepriester in huis te vervullen en die
lafhatigheid wreekt zich in de opvoeding van
het kind.
In de eerste plaats breekt dit de band die al
leen in het gezinsleven moet samenbinden. Het
is toch niet zoo dat het gezin uiteen valt in een
groep individuen of personen, die ieder voor
zich zelf moet zorgen en dus ook voor zich
zelf bidden. Het gezin is een eenheid, één li
chaam, één geheel, waarvan de man het hoofd
en de kinderen de leden zijn. En nu eischt God
dat dit lichaam, dit organisme voor Zijn God
delijk aangezicht zal treden door middel van
het Hoogepriesterlijk gebed van het hoofd. Die
band nu, die alleen in dit gemeenschappelijk
gebed gevoeld wordt, wordt gemist waar de va
der zijn ambt verwaarloost. De sfeer in zulk een
gezin doet koud aan, men is teruggetrokken en
zoo er persoonlijke gemeenschap met God is,
is men schuchter om er over te spreken en er
van te getuigen in het gezinsleven. De vader
openbaart zijn gemeenschapsleven met God niet
en de kinderen merken niet, hoe zij dagelijksch
den Heere worden opgedragen en het gebed
opsteigt om hun bewaring voor zonden en af
dwaling. Bovendien verliest' de vader die zijn
roeping niet vervult in deze, zoo licht zijn gezag
de kinderen zien niet met eerbied en ontzag tot
hem op, die hij als hoofd van het gezin ver
dient. Eerder wordt hij beschouwd als huns ge
lijken. En niet zelden valt in die gezinnen op
te merken dat vader genegeerd wordt en moeder
de vraagbaak, de hulpe en de ziel van het ge
zin vormt.
Zulk een onttroond gezinshoofd maakt een
jammerlijk figuur, doch heeft dit zichzelven te
wijten.
Toch is het Hoogepriesterlijk gebed nog niet
genoeg, ook het kind zelf moet bidden geleerd
worden.
De geloofskiem, die God in het jonge kin
derhart belieft te leggen komt niet van zelf tot
ontwikkeling.
Veronderstelt dat Uw jong kind, U ontno
men werd, en gebracht in een omgeving, waar
God niet gevreesd werd, maar eer bespot en
gehoond, de geloofskiem zou niet tot ontwikke
ling gekomen zijn ook al werd uw kind 20 of
30 jaar oud. Natuurlijk niet, dat uw uitwendig
toerusten van het kind voldoende zou zijn. God
moet door den Heiligen Geest eerst inwendig
de geloofskiem in 't kinderhart planten, maar
waar we als geloovige ouders dit onder biddend
opzien tot den Heiligen Doop verzegeld, durft
veronderstellen, heeft die geloofskiem Uwe ver
zorging noodig. En in deze verzorging nu, die
gij den Heere bij den Doop van uw kind be
loofd hebt op U te nemen, neemt het kinderlijk
gebed dat ge uw kind leert een eerste plaats in
Een kind moet leerten bidden. Niet zoo dat
ge de teere kinderziel verwoest door het ge
beden te laten opzegg'en waar het hart koud van
blijft en door het aan den disch op de oneerbie
digste manier het „Heere zegen deze spijze,
amen" te laten afraffelen, soms vier of vijf kin
deren na elkander, daarmede vermoordt gij het
teedere gebedsleven in uw kind.
Beter is het dat aan den huiselijken disch
Voor de rechtbank te L. kwam een zondering
geval ter behandeling. De vrouw van G. de Z
verklaarde namelijk, dat met haar man geen
buis was te houden iemand van een door
loopend slecht humeur, een huistiran, die in
alles gelijk wou hebben en zelfs wit zwart
noemde. Toen hij dat echter toepaste op de
wasch, had de vrouw hem, in woede ont.
stoken, een ketel kokend water naar het hoofd
geslingerd, want, zeide zijMijnheer de Kech.
ter mijn wasch was hagelwit want ik gebruik
Zeeppoeder »Ozil«, die kost maar 10 cent per
pakje. (Adv")
het kind medebidt met den vader ia diens Hoo
gepriesterlijk gebed ook al is het nog te jong
om alles wat vader zegt te begrijpen.
Maar de „stille oefenschool" zooals een God
geleerde eens schreef, moet zijn het morgengebed
als ze opstaan en het avondgebed als ze ter
ruste gaan. Een oefenschool waar ge als vader
of moeder eerst uw jonge kind voorbidt, dan met
ze meebidt en ten slotte ze zelf alleen laat
bidden. En dan bij voorkeur geen formulier
gebed, dat komt dan pas wanneer de geest van
den m'ensch te dof of te kil is voor een gebed
waarin de ziel warm spreekt tot God. Het geeft
niet al draagt het gebed een gebrekkigen vorm,
maar de ziel moet kunnen uitspreken, uitzuchten
vaak in al haar nooden en zorgen, voor haar
Schepper. Dat moet de vader doen in zijn
Hoogepriesterlijk gebed en het kind geleerd
worden in zijn morgen- en avondgebed.
En dan moet het kind zelf bidden, niet in
groote menschen taal maar in ongekunstelde kin
dertaal waarin het echte naieve kinderlijk ver
trouwen op den Heere tot uiting komt en den
vader of moeder, vaak zoo beschamen kan.
Het kind moet zelf bidden en dat moet ge als
ouder hem leeren. Zoo bidden dat ge als ouder
de ziel van uw kind leert kennen, als het kind
dankt wanneer het verblijd is, en bidt wanneer
kommer of verdriet het zorgen baart.
Dan moet ge uw kind wennen aan extra ge
beden. Het moet God danken in alles en Hem
bidden zonder ophouden. Dan wordt het gebed
een ware goudmijn.
Niets is te klein of te gering voor den Heere.
Ach, wat in ons oog vaak zoo nietig schijnt
kan e'en kinderziel dagen lang zoo drukken, en
in zijn oog evlen gewichtig zijn als een veld
slag voor een vorst.
,,'k Ben gewoon in bange dagen. Mijn be-
nauwheid u te klagen" moet het kind reeds
vroeg geleerd worden.
Daarin heeft God een welgevallen en dat
gebedsleven is zulk een machtig wapen tegen de
zonde.
Alleen dient ge bij dat leeren bidden van uw
kind, zorgvuldig te werk te gaan. Het is een
heiligen kunst, het zoo op te voeden, dat dit
gebedsleven niet verstikt in vormelijkheid, maar
dat uw kind in oprechtheid des harten met zijn
God leeft.
Naast dit gebed neemt een groote plaats in
bij de opvoeding van uw kind het leeren belij
denis te doen van zijn geloof.
Menig ouder denkt dat wanneer zijn kind
eenmaal volwassen zijnde, belijdenis doet in de
Kerk dit voldoende is. Maar de Heere eischt
dat uw kind altijd belijdenis doet, reeds op
school, teg'enover zijn makkers, die Jezus durven
aanranden en zondigen met woord en daad. Die
belijdenis moet uw kind niet doen op een
pharizeïstische manier, geen methodisme uit
kindermond, maar liefde, geestdrift voor 'den
Heiland, dat niet duldt, dat Hij wordt aan
gerand.
Uw kind moet belijdenis doen van zijn jeugd
af aan en dit zal hem strijd kosten, maar thuis
spreekt ge hem toe over dien strijd.
Alleen dat kind, dat reeds vroeg geleerd heeft
belijdenis te doen van zijn geloof en liefde aan
zijn Heiland, kan instaat zijn straks op acht
tientwintigjarigen leeftijd belijdenis te doen
in de Kerk. Zonder dat er belijdenis in de
wereld voorafging, is belijdenis doen in de Kerk,
wat o zoo gemakkelijk is en niets kost dan het
kleine woordje „ja", een leugen van de lippen
van uw kind.
Zoo dient ge uw kind van de wieg af te
leiden 'en tot God te brengen, het Hem op te
dragen.
Laat nooit het stoffelijk welzijn van uw kind
de eerste plaats innemen bij uw opvoeding. Het
stoffelijke gaat voorbij en eenmaal komt de tijd,
dat ge u voor Gods Aangezicht hebt te stellen
met uw gansche huis en dan zal het zoo on
dragelijk, zoo ontzettend voor u zijn, indien
uw kinderen tegen U moesten getuigen en u
verwijten, hen niet toebereid te hebben voor de
eeuwigheid, die zij tegemoet gingen.
Maar daartegenover staat'het eeuwige geluk,
indien gij straks aan Gods Rét-hterhand gesteld,
mag zeggjen: „hier sta ik en de kinderen, die
Gij mij gegeven hebt". Dat zal zulk een zegen
zijnUITKIJK.
(Onder redactie van L. G. L. Lemkes, ambte
naar ter Secretarie te Den Bommel, en P. J.
Keijzer, ambtenaar ter Secretarie te Dirksland).
DE DIENSTPLICHTWET.
III.
De Loting,
Voor elke lichting afzonderlijk wordt een
loting gehouden, ter bepaling van den ingeschre
vene, die in elke gemeente het eerst in aanmer
king komt om tot gewoon dienstplichtige te wor
den bestemd.
De loting geschiedt in het openbaar door een
Commissie, welke is samengesteld uit drie leden,
terwijl aan deze Commissie worden toegevoegd
een Secretaris en een Adjunct-Secretaris.
De benoeming geschiedt door den Minister.
Werd vroeger de loting meestal gehouden in
de maand Augustus van het jaar voorafgaande
aan de lichting, thans wordt de loting gehouden
vóór de inschrijving en wel in den regel in
de maand Juni, telkens voor de lichting, waar
voor de algemeene inschrijving plaats heeft in
het eerstvolgende jaar.
De Minister bepaalt den juisten tijd en de
plaats waar de loting zal plaats hebben.
Vroeger kon de Minister twee of meer ge
meenten voor de loting samenvoegen, mits ge
legen in hetzelfde indeelingsdistrict en in de
zelfde provincie, maar toch had voor elke ge
meente loting afzonderlijk plaats, thans worden
op groote schaal gemeenten, tot één groep
samengevoegd.
Ook nu bepaalt de Minister de samenvoeging,
waarbij hij in acht heeft te nemen, dat in het
algemeen tot groepen worden vereenigd, ge
meten, waar het getal ingeschrevenen per lich
ting als regel minder dan 200 bedraagt en de
groep slechts gemeenten omvat, die in dezelfde
provincie gelegen zijn.
De Minister heeft den Burgemeester een lijst
doen toekomen, bevattende de namen en groepen
van gemeenten, voor welke een loting zal plaats
hebben.
Bij de toezending van het alphabetisch re
gister aan den Commissaris der Koningin, voegt
de Burgemeester eener samengevoegde gemeente,
omtrent eiken ingeschrevene een kaart, vermel
dende de gegevens, door den Minister te bepalen.
Voor de invulling der kaarten zijn eenige
wenken gegeven.
De Secretaris der Lotingscommissie brengt
een aantal lotingsbiljetten in gereedheid, over
eenkomende met het aantal personen vermeld in
het alphabetisch register van de gemeente Am
sterdam, van de lichting, door den Minister
aan te wijzen.
Op verzoek van den Minister staat de Bur
gemeester dier gemeente dit alph. register tij
delijk aan den Commissie af.
De lotingsbiljetten worden onderscheidenlijk
genummerd, overeenkomstig de volgnummers,
onder welke de onderscheidene namen in het
bedoelde alph. register vermeld zijn.
De bus wordt door den Voorzitter ontzegeld
en geopend. Hij neemt er een biljet uit, leest
duidelijk op welk nummer daarop vermeld staat,
parafeert het en vertoont het den aanwezigen.
Daarna wordt nagegaan, welke naam en ge
boortedatum in het bedoelde Amsterdamsche al
phabetisch register achter het getrokken num
mer is vermeld.
Een en ander wordt aan het publiek, dat bij
de loting aanwezig is, medegedeeld en vermeld
in het proces-verbaal, dat met dat der voor
bereiding in de Nederlandsche Staatscourant
wordt geplaatst.
Aan den bij de loting aangewezen geslachts
naam, dezelfde voornamen en geboortedatum in
geschreven persoon, in elke geme'ente of groep
van gemeenten, van de lichting, waarvoor ge
loot is, wordt lotingsnummer 1 toegekend.
Zijn er meerdere personen onder dezen naam
en geboortedatum ingeschreven, dan krijgt hij,
die het laatst in het alph. register der gemeente
of groep van gemeenten is vermeld, lotingsno. 1.
Zijn er geen van dien naam, dan krijgt lo
tingsnummer 1, de ingeschrevene, die In het
alph. register onmiddellijk op dien persoon ge
volgd zou hebben.
In de volgorde, waarin zij in het alph. register
zijn vermeld, krijgen de overige ingeschrevenen
de lotingsnummers 2, 3, 4 enz,