Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES Feest des voorbijgangs No. 3634 ZATERDAG 19 APRIL 1930 45STE JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Gemeente Nieuws Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Echtscheiding PELEN. ■/aren de 3rielsche blauwe 50-1.10, I's 1.80 V 1.50 Malta agnvoer :SEN. bgaaf van |G. blauw Jeeuwsch bh, 0.75 -1; 3100 Jgram. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG, ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- b| vooruitbetaling. BJITENLAND bij vooruitbetaling t 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per.regtl DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 1 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die x| beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur. V. Weer vieren we Paschen. Het feest der Opstanding. Het feest van het Leven uit den Dood. Neen, geen symboliek van Lenteont- waking, van natuurherleving. Maar heerlijke geestelijke realiteit, blijde werkelijkheid, waarvan Da Costa gezongen heeft ,Ja 1 de Heer is opgestaan 1 Gods bazuinen zullen klinken 1 de eerste dingen zijn vergaan, nieuwe heemlen zullen blinken Nieuwe tijden vangen aan God is scheppend opgestaan Heel de Westersche wereld is in Paaschdos. Ieder viert Paaschfeest. Maar hoevelen ervaren de heerlijke realiteit van het geweldige feit van Op standing uit de dooden Deze week schreef de jood Kleere- koper in zijn oproerig hoekje over dief stal. Een Roomsch-Katholiek blad „De Tijd" nam aanstoot aan een communis- tischen oproep van „De Tribune" tot het houden van een vergadering op tweeden Paaschdag. „De Tijd" schreef: „Als gij dan tegen het Christelijk geloof gekant zijt, moet gij U ook niet van de namen der Christelijke feestdagen be dienen." Maar tegen deze uitspraak teekent Kleerekoper weer protest aan. Hij i vraagt„Zou „De Tijd" het auteurs- recht op den naam Paaschdag voor het Christendom willen op- eischen Daar komt zijn Jodenhart te gen op „Want", zegt hij: ,*,P a s c h e n dat beteekent oorspronkelijk „de deur waar men voorbij gaat Volgens dezen socialistischen propa gandist, die door al zijn propaganda heen, steeds zich een Rabbijnenzoon toont, heeft ook het Christendom dezen feestdag gestolen en komt hij oorspron kelijk toe aan het Israëlitische volk, dat bloed aan de posten der deuren streek, opdat de Engel des Verderfs zou voor bij gaan. Een bewijs dat men met groote kennis van den grondtekst, van de oorspron kelijke, letterlijke openbaring Gods en van het ritueel bij het oude Bondsvolk gebruikelijk, toch volkomen blind kan staan voor de realiteit van het Paasch- Evangelie. Wat baat het offerbloed aan de pos ten der deuren, als ons hart niet geraakt is door dat andere Bloed, dat vloeide van Golgotha's kruis Wat baat het al geloof ik in den En gel des Verderfs, die al wat eerstgebo ren was in Egypte sloeg en aan de deu ren der Israëlieten voorbijging, indien diezelfde Engel mij niet gereinigd vindt in het Bloed des Zoons van God en dus met de eeuwige Ban zal slaan. Het Paaschfeest des Christendoms is geen namaak van het Paaschfeest der oude Israëlieten, het is er de vervullinq van. Zonder het Paaschfeest des Chris tendoms is het Paaschfeest der Joden geen feest van voorbijgang meer. Want indien Christus niet gestorven ware en indien Hij niet verrezen was uit het graf, geen onzer zou aan den Engel des Verderfs ontkomen, want geen Bloed zou er gevonden zijn aan de deurposten van menschenharten. Daarom niet de Jood-socialist Klee- rekooper heeft den zin van het Paasch feest van zijn oude Volk begrepen, maar die andere Jood. die Christen- Jood Da Costa heeft de volle realiteit z'Jn ziel voelen doorhuiveren, toen hij zong ,,Ja nog een weinig en de Waarheid zal spruiten uit des aardrijks schoot Een nooit geziene zonneklaarheid stijgt uit de diepte van den dood Het Jubeljaar is thans voldragen, door de oude schaduwwet verkond Versmelt, o zevende der dacfen In d' Eersten dag van 't Nieuw Verbond." Inderdaad Paaschfeest is het feest van voorbijgaan. Van voorbijgaan van den dood. Maar nooit zou de mensch die voor bijgang smaken indien niet de Zoon van God ware ingegaan in de diepste kolken van den doodsjordaan om daar den drieledigen dood stervend aan Lichaam, Geest en Ziel, het leven uit dien dood op te halen voor hen die voor Zijn Bloed knielen en hunne harten er mee bestrijken. Neen, het Christendom pleegt geen plagiaat, het is geen namaak van het oude Israëlitische Paaschfeest, De „ze vende der dagen moest versmelten in den Eersten dag van 't Nieuw Ver bond". Het bloed van stieren en bokken en lammeren kon de zondeschuld niet uitdelgen. „God had geen lust aan slachtoffer en spijsoffer, brandoffer en zondoffer heeft Hij niet geëischt", maar dat andere bloed moest vloeien van den Zoon des Hemels, Die sprak „Zie Ik kom in de rol des Boeks is van Mij ge schreven. Ik heb lust, o Mijn God om Uw welbehagen te doen, en Uwe Wet is in het midden Mijns ingewands." Door Zijn ingaan tot den dood, mo gen wij het feest des voorbijgangs vie ren. God is mensch geworden en heeft met goddelijke krachten het leven uit den dood gered en zoo de zielen, die in Hem gelooven, toegesloten voor den Engel des Verderfs. Zóó wordt Paaschfeest pas een Pa scha, een feest des voorbijgangs. Zalig die déze realiteit op onze Paaschdagen smaken wil, hij drinkt uit den fontein des levenden waters en zal in eeuwigheid niet meer dorsten. Alle andere wateren schroeien weg in den brandenden dood. 's Werelds genietingen, zondelust en zondedienst, geldmakerij, revolutie en ongeloof, socialisme en communisme, bruut egoïsme, zelfzucht en zelfbeha gen, het zijn wateren die zoet mogen zijn in den mond, in den buik zijn ze bit ter als gal, men drinkt er zich den dood, den vreeselijken dood aan, want de Engel des Verderfs doodt de eerstge borene van onze ziel; maar wie nadert tot het kruis, zal Gods heilstem hooren, ja, eenmaal wonen in het Huis des eeuwigen levens O, zalig feest des voorbijgangs. O, mijne ziel aanbid dat Paaschlam en neem van Zijn bloed, opdat ook gij jubelen moogtMijn God is ook in mijn ziel scheppend opgestaan Het Kind is zulk een "kostelijke gave van God. 't Voltooit het huisgezin. Ook de pas gehuwden vormen wel een ge zinsleven, maar toch zoo, dat zij altoos gevoe len, dat er nog iets aan ontbreekt. Natuurlijk spreken we hier van het gezin, waarin God de Heere de eerste in het Ver bond is. Man en vrouw, wier uitgangen van het hart zich naar de wereld met zijn ijdelheden neigen, missen meestal dat verlangen naar de volle ont wikkeling van het gezinsleven, of zoo zij al iets missen, dan weet de man in sociteit, café, sport veld en de vrouw in schouwburg enz. dit gemis wel te onderdrukken. De wereld -biedt hun zooveel Niet alzoo in het christengezin, waar de kinderen beschouwd worden als het erfdeel des Heeren. In dat gezin voelt man en vrouw het gezinsleven volgroeid, wanneer de tweeheid tot drieheid geworden is, en naast vader en moeder ook de kinderen deel uitmaken van het gezin. Dat volstrekte volgroeid zijn van een gezin wordt nooit bereikt, ook al wordt er een innige band gelegd tusschen man en vrouw en een aangenomen kind, of al wordt eventueel dienstpersoneel in het gezinsleven opgenomen. Alleen tot volle ontplooiing komt dat gezin, waarin een eigen kind geboren wordt en de gehuwde man en vrouw saam de ouders van dit jonggeboten wicht zijn. Dat geeft iets heerlijks aan het gezinsleven en aan de verhouding tusschen man en vrouw, die nu vader en moeder werden. Alleen uit dit voltooide gezin is het dan ook, dat zich het menschelijk geslacht ontwikkelen kan in zijn rijke schakeeringen en verhoudingen. Dit tot volle ontwikkeling gekomen gezin om vat in zich, alle verhoudingen, die zich in het staatkundige, maatschappelijke en sociale leven voordoen. In een met kinderen gezegend gezin vindt men niet alleen de verhouding tusschen man en vrouw, maar ook de verhouding tusschen vader en moeder, ouders en kinderen, vader en kinderen, moeder en kinderen, broeders en zusters. En indien die verhoudingen gezond zijn en geregeld volgens den eisch van Gods Woord, dan is zulk een gezin een rijke zegen voor het gansche menschelijk leven in al zijn vertakkingen. Is het gezin geestelijk gezond, dan is de maatschappij het ook. Vandaar, dat het zulk een ontzettend groot gevaar is, dat de revolutieleer de schoone ver houdingen in het gezin wil verwoesten. Hier mede raakt de revolutie rechtstreeks den wortel van het maatschappelijk leven. Tegen de Revolutie het Evangelie geldt dan ook in de eerste plaats voor het gezin. Het Evangelie in het gezin als wapen tegen de Revolutie. En juist baart het nu zulk een vreeze voor de toekomst van ons volk, dat het hoe langer hoe meer schijnt, dat de ouders den eisch van het Evangelie voor hun gezin miskennen en verwaarloozen. Hiertegen dient met alle kracht ingegaan. En niet beter kan dit geschieden dan door bij den aanvang en voortgang te wijzen op de diepe beteekenis van het bezit van het kind. Het kind is zulk een kostelijke gave van God. 't Voltooit het huisgezin. Ja; maar aan dit bijzondere voorrecht zijn ook bijzonder groote verplichtingen verbonden. Verplichtingen, die zonder de hulpe des Heeren niet te vervullen zijn. Een ons geschonken kind is een pand van den Heere, dat Hij eens van onze hand terug eischen zal. 't Is en blijft Zijn eigendom. Hij schonk het ons, opdat wij het zouden opvoeden en onderwijlen in den weg der zaligheid. Zoo alleen hebben we het kind te beschou wen. Ieder ouder, die deze gewichtige zaak op het harte gebonden houdt en zich steeds voor oogen stelt, gevoelt zijn onbekwaamheid voor zijn taak als vader of moeder. En juist dit ge voel van onmacht drijft uit tot gebed om hulpe, opdat Gods kracht ook hierin, in onze zwakheid volbracht worde. Het gebed neemt dan de eerste plaats in in het huisgezin. Allereerst het persoonlijk gebed van vader en moeder in de binnenkamer, maar dan ook het Hoogepriesterlijk gebed van den vader, dat hij opzendt, terwijl heel het gezin zich rondom hem geschaard heeft. Van dat Hoogepriesterlijk gebed gaat zulk een heerlijken invloed uit. Men komt wel in gezinnen waar ieder stil voor zich zelve bidt, waar vader niet al de noo- den van het geheele gezin in gemeenschappelijk gebed den Heere God opdraagt. Dat stille gebed aan den gemeenschappelijken disch doet zoo koud aan. De man is dan te laf om zijn ambt als Hoogepriester in huis te vervullen en die lafhatigheid wreekt zich in de opvoeding van het kind. In de eerste plaats breekt dit de band die al leen in het gezinsleven moet samenbinden. Het is toch niet zoo dat het gezin uiteen valt in een groep individuen of personen, die ieder voor zich zelf moet zorgen en dus ook voor zich zelf bidden. Het gezin is een eenheid, één li chaam, één geheel, waarvan de man het hoofd en de kinderen de leden zijn. En nu eischt God dat dit lichaam, dit organisme voor Zijn God delijk aangezicht zal treden door middel van het Hoogepriesterlijk gebed van het hoofd. Die band nu, die alleen in dit gemeenschappelijk gebed gevoeld wordt, wordt gemist waar de va der zijn ambt verwaarloost. De sfeer in zulk een gezin doet koud aan, men is teruggetrokken en zoo er persoonlijke gemeenschap met God is, is men schuchter om er over te spreken en er van te getuigen in het gezinsleven. De vader openbaart zijn gemeenschapsleven met God niet en de kinderen merken niet, hoe zij dagelijksch den Heere worden opgedragen en het gebed opsteigt om hun bewaring voor zonden en af dwaling. Bovendien verliest' de vader die zijn roeping niet vervult in deze, zoo licht zijn gezag de kinderen zien niet met eerbied en ontzag tot hem op, die hij als hoofd van het gezin ver dient. Eerder wordt hij beschouwd als huns ge lijken. En niet zelden valt in die gezinnen op te merken dat vader genegeerd wordt en moeder de vraagbaak, de hulpe en de ziel van het ge zin vormt. Zulk een onttroond gezinshoofd maakt een jammerlijk figuur, doch heeft dit zichzelven te wijten. Toch is het Hoogepriesterlijk gebed nog niet genoeg, ook het kind zelf moet bidden geleerd worden. De geloofskiem, die God in het jonge kin derhart belieft te leggen komt niet van zelf tot ontwikkeling. Veronderstelt dat Uw jong kind, U ontno men werd, en gebracht in een omgeving, waar God niet gevreesd werd, maar eer bespot en gehoond, de geloofskiem zou niet tot ontwikke ling gekomen zijn ook al werd uw kind 20 of 30 jaar oud. Natuurlijk niet, dat uw uitwendig toerusten van het kind voldoende zou zijn. God moet door den Heiligen Geest eerst inwendig de geloofskiem in 't kinderhart planten, maar waar we als geloovige ouders dit onder biddend opzien tot den Heiligen Doop verzegeld, durft veronderstellen, heeft die geloofskiem Uwe ver zorging noodig. En in deze verzorging nu, die gij den Heere bij den Doop van uw kind be loofd hebt op U te nemen, neemt het kinderlijk gebed dat ge uw kind leert een eerste plaats in Een kind moet leerten bidden. Niet zoo dat ge de teere kinderziel verwoest door het ge beden te laten opzegg'en waar het hart koud van blijft en door het aan den disch op de oneerbie digste manier het „Heere zegen deze spijze, amen" te laten afraffelen, soms vier of vijf kin deren na elkander, daarmede vermoordt gij het teedere gebedsleven in uw kind. Beter is het dat aan den huiselijken disch Voor de rechtbank te L. kwam een zondering geval ter behandeling. De vrouw van G. de Z verklaarde namelijk, dat met haar man geen buis was te houden iemand van een door loopend slecht humeur, een huistiran, die in alles gelijk wou hebben en zelfs wit zwart noemde. Toen hij dat echter toepaste op de wasch, had de vrouw hem, in woede ont. stoken, een ketel kokend water naar het hoofd geslingerd, want, zeide zijMijnheer de Kech. ter mijn wasch was hagelwit want ik gebruik Zeeppoeder »Ozil«, die kost maar 10 cent per pakje. (Adv") het kind medebidt met den vader ia diens Hoo gepriesterlijk gebed ook al is het nog te jong om alles wat vader zegt te begrijpen. Maar de „stille oefenschool" zooals een God geleerde eens schreef, moet zijn het morgengebed als ze opstaan en het avondgebed als ze ter ruste gaan. Een oefenschool waar ge als vader of moeder eerst uw jonge kind voorbidt, dan met ze meebidt en ten slotte ze zelf alleen laat bidden. En dan bij voorkeur geen formulier gebed, dat komt dan pas wanneer de geest van den m'ensch te dof of te kil is voor een gebed waarin de ziel warm spreekt tot God. Het geeft niet al draagt het gebed een gebrekkigen vorm, maar de ziel moet kunnen uitspreken, uitzuchten vaak in al haar nooden en zorgen, voor haar Schepper. Dat moet de vader doen in zijn Hoogepriesterlijk gebed en het kind geleerd worden in zijn morgen- en avondgebed. En dan moet het kind zelf bidden, niet in groote menschen taal maar in ongekunstelde kin dertaal waarin het echte naieve kinderlijk ver trouwen op den Heere tot uiting komt en den vader of moeder, vaak zoo beschamen kan. Het kind moet zelf bidden en dat moet ge als ouder hem leeren. Zoo bidden dat ge als ouder de ziel van uw kind leert kennen, als het kind dankt wanneer het verblijd is, en bidt wanneer kommer of verdriet het zorgen baart. Dan moet ge uw kind wennen aan extra ge beden. Het moet God danken in alles en Hem bidden zonder ophouden. Dan wordt het gebed een ware goudmijn. Niets is te klein of te gering voor den Heere. Ach, wat in ons oog vaak zoo nietig schijnt kan e'en kinderziel dagen lang zoo drukken, en in zijn oog evlen gewichtig zijn als een veld slag voor een vorst. ,,'k Ben gewoon in bange dagen. Mijn be- nauwheid u te klagen" moet het kind reeds vroeg geleerd worden. Daarin heeft God een welgevallen en dat gebedsleven is zulk een machtig wapen tegen de zonde. Alleen dient ge bij dat leeren bidden van uw kind, zorgvuldig te werk te gaan. Het is een heiligen kunst, het zoo op te voeden, dat dit gebedsleven niet verstikt in vormelijkheid, maar dat uw kind in oprechtheid des harten met zijn God leeft. Naast dit gebed neemt een groote plaats in bij de opvoeding van uw kind het leeren belij denis te doen van zijn geloof. Menig ouder denkt dat wanneer zijn kind eenmaal volwassen zijnde, belijdenis doet in de Kerk dit voldoende is. Maar de Heere eischt dat uw kind altijd belijdenis doet, reeds op school, teg'enover zijn makkers, die Jezus durven aanranden en zondigen met woord en daad. Die belijdenis moet uw kind niet doen op een pharizeïstische manier, geen methodisme uit kindermond, maar liefde, geestdrift voor 'den Heiland, dat niet duldt, dat Hij wordt aan gerand. Uw kind moet belijdenis doen van zijn jeugd af aan en dit zal hem strijd kosten, maar thuis spreekt ge hem toe over dien strijd. Alleen dat kind, dat reeds vroeg geleerd heeft belijdenis te doen van zijn geloof en liefde aan zijn Heiland, kan instaat zijn straks op acht tientwintigjarigen leeftijd belijdenis te doen in de Kerk. Zonder dat er belijdenis in de wereld voorafging, is belijdenis doen in de Kerk, wat o zoo gemakkelijk is en niets kost dan het kleine woordje „ja", een leugen van de lippen van uw kind. Zoo dient ge uw kind van de wieg af te leiden 'en tot God te brengen, het Hem op te dragen. Laat nooit het stoffelijk welzijn van uw kind de eerste plaats innemen bij uw opvoeding. Het stoffelijke gaat voorbij en eenmaal komt de tijd, dat ge u voor Gods Aangezicht hebt te stellen met uw gansche huis en dan zal het zoo on dragelijk, zoo ontzettend voor u zijn, indien uw kinderen tegen U moesten getuigen en u verwijten, hen niet toebereid te hebben voor de eeuwigheid, die zij tegemoet gingen. Maar daartegenover staat'het eeuwige geluk, indien gij straks aan Gods Rét-hterhand gesteld, mag zeggjen: „hier sta ik en de kinderen, die Gij mij gegeven hebt". Dat zal zulk een zegen zijnUITKIJK. (Onder redactie van L. G. L. Lemkes, ambte naar ter Secretarie te Den Bommel, en P. J. Keijzer, ambtenaar ter Secretarie te Dirksland). DE DIENSTPLICHTWET. III. De Loting, Voor elke lichting afzonderlijk wordt een loting gehouden, ter bepaling van den ingeschre vene, die in elke gemeente het eerst in aanmer king komt om tot gewoon dienstplichtige te wor den bestemd. De loting geschiedt in het openbaar door een Commissie, welke is samengesteld uit drie leden, terwijl aan deze Commissie worden toegevoegd een Secretaris en een Adjunct-Secretaris. De benoeming geschiedt door den Minister. Werd vroeger de loting meestal gehouden in de maand Augustus van het jaar voorafgaande aan de lichting, thans wordt de loting gehouden vóór de inschrijving en wel in den regel in de maand Juni, telkens voor de lichting, waar voor de algemeene inschrijving plaats heeft in het eerstvolgende jaar. De Minister bepaalt den juisten tijd en de plaats waar de loting zal plaats hebben. Vroeger kon de Minister twee of meer ge meenten voor de loting samenvoegen, mits ge legen in hetzelfde indeelingsdistrict en in de zelfde provincie, maar toch had voor elke ge meente loting afzonderlijk plaats, thans worden op groote schaal gemeenten, tot één groep samengevoegd. Ook nu bepaalt de Minister de samenvoeging, waarbij hij in acht heeft te nemen, dat in het algemeen tot groepen worden vereenigd, ge meten, waar het getal ingeschrevenen per lich ting als regel minder dan 200 bedraagt en de groep slechts gemeenten omvat, die in dezelfde provincie gelegen zijn. De Minister heeft den Burgemeester een lijst doen toekomen, bevattende de namen en groepen van gemeenten, voor welke een loting zal plaats hebben. Bij de toezending van het alphabetisch re gister aan den Commissaris der Koningin, voegt de Burgemeester eener samengevoegde gemeente, omtrent eiken ingeschrevene een kaart, vermel dende de gegevens, door den Minister te bepalen. Voor de invulling der kaarten zijn eenige wenken gegeven. De Secretaris der Lotingscommissie brengt een aantal lotingsbiljetten in gereedheid, over eenkomende met het aantal personen vermeld in het alphabetisch register van de gemeente Am sterdam, van de lichting, door den Minister aan te wijzen. Op verzoek van den Minister staat de Bur gemeester dier gemeente dit alph. register tij delijk aan den Commissie af. De lotingsbiljetten worden onderscheidenlijk genummerd, overeenkomstig de volgnummers, onder welke de onderscheidene namen in het bedoelde alph. register vermeld zijn. De bus wordt door den Voorzitter ontzegeld en geopend. Hij neemt er een biljet uit, leest duidelijk op welk nummer daarop vermeld staat, parafeert het en vertoont het den aanwezigen. Daarna wordt nagegaan, welke naam en ge boortedatum in het bedoelde Amsterdamsche al phabetisch register achter het getrokken num mer is vermeld. Een en ander wordt aan het publiek, dat bij de loting aanwezig is, medegedeeld en vermeld in het proces-verbaal, dat met dat der voor bereiding in de Nederlandsche Staatscourant wordt geplaatst. Aan den bij de loting aangewezen geslachts naam, dezelfde voornamen en geboortedatum in geschreven persoon, in elke geme'ente of groep van gemeenten, van de lichting, waarvoor ge loot is, wordt lotingsnummer 1 toegekend. Zijn er meerdere personen onder dezen naam en geboortedatum ingeschreven, dan krijgt hij, die het laatst in het alph. register der gemeente of groep van gemeenten is vermeld, lotingsno. 1. Zijn er geen van dien naam, dan krijgt lo tingsnummer 1, de ingeschrevene, die In het alph. register onmiddellijk op dien persoon ge volgd zou hebben. In de volgorde, waarin zij in het alph. register zijn vermeld, krijgen de overige ingeschrevenen de lotingsnummers 2, 3, 4 enz,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1