GRATIS lïÖEIZJiE T710I0E VEOT7W E Gemeente Nieuws Gemeenteraad. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. A. VERWAAL ROTTERDAM Hoe men de Kiezers voorlicht. behouden wat we hebben. Want ons land is geen oliedrup op de volkerenzee. Het wereld leven gaat niet zonder meer aan ons voorbij. De gruwelijke Godverzaking, waaraan alle lan den zich schuldig maken, dringt ook onze veste in. En daarom is het meer dan ooit zaak, dat we in eensgezindheid tegen den tijdgeest op trekken. UITKIJK. (Onder redactie van L. G. L. Lemkes, ambte naar ter Secretarie te Den Bommel, en P. J. Keijzer, ambtenaar ter Secretarie te Dirksland). DE HINDERWET. (Slot). Voorwaardelijke vergunningen. Deze worden verleend, wanneer door het stel len van voorwaarden, gevaar, schade of hinder wordt voorkomen. De voorwaarden kunnen worden ingetrokken, wanneer naderhand blijkt, dat ze onnoodig waren en nadat aan belang hebbenden, op wier verzoek de voorwaarden werden opgenomen, gelegenheid is gegeven, hun bezwaren tegen het intrekken der voorwaarden in te brengen. Bovendien kunnen later nieuwe voorwaar den worden opgelegd. De concessionaris moet worden gehoord of opgeroepen, terwijl het be sluit van B. en W. gemotiveerd moet zijn. Het Gemeentebestuur is steeds bevoegd voor waarden aan de vergunning te verbinden, ook al zijn er geen bezwaren tegen de oprichting ingebracht. Worden er voorwaarden opgelegd en valt de inrichting ook onder de Veiligheidswet, dan is het Gemeentebestuur verplicht om zijn ont- werpbesluit eerst ter kennisneming te zenden aan het districtshoofd, omdat de gestelde voor waarden absoluut niet in strijd mogen zijn met de bepalingen der Veiligheidswet. Deze moet zoo spoedig mogelijk mededeelen, welke veranderin gen het ontwerp-besluit behoeft, om de naleving dier bepalingen mogelijk te maken. Zoo noodig moeten Burgemeester en Wethouders alles doen om met het districtshoofd in overeenstemming te geraken. Bestaande inrichtingen. Is na het in werking brengen eener inrichting volgens de Veiligheidswet afwijking noodig van een bij de vergunning gestelde voorwaarde of van den inhoud der in deze wet bedoelde stuk ken, dan moet de concessionaris daarvan kennis geven aan het Gemeentebestuur. Laat deze dit na, dan is hij strafbaar met ten hoogst een maand hechtenis of ten hoogste 100.— boete. Eischt de Veiligheidswet afwijking van een gestelde voorwaarde of van den inhoud van bovengenoemde stukken, dan geeft het Districts hoofd hiervan zoodra tegen het door hem ge geven voorschrift geen beroep meer kan worden ingesteld of zoodra omtrent een beroep door den Minister een beslissing genomen is, kennis aan het Gemeentebestuur. Het Gemeentebestuur beslist of er in die twee gevallen nieuwe en zoo ja, welke voorwaarden zullen worden opgelegd. Wanneer dit niet ge beurt, mag de vergunninghouder zooveel van de vergunning afwijken als noodig is, om aan de eischen der Veiligheidswet te voldoen. Meent het Gemeentebestuur in zulke gevallen wel nieu we voorwaarden te moeten opleggen, dan gelden omtrent die voorwaarden weder dezelfde rege len als voor de voorwaarden, die na het ver- leenen eener vergunning worden opgelegd, zoo als: het niet onmogelijk maken van de regelen bij de Veiligheidswet gesteld: het zenden van het ontwerp-besluit aan het Districtshoofd; het hooren of althans behoorlijk oproepen van den concessionaris; hooger beroep binnen 14 dagen voor den vergunninghouder, die daarvan kennis geeft aan B. en W.; hooger beroep voor het districtshoofd. Nog een enkel woord over de op te leggen voorwaarden in het algemeen. Al vallen ze naar de meening van het Ge meentebestuur buiten het kader der Veiligheids wet, toch moet het districtshoofd vooraf van hen kennis krijgen en moeten de op te leggen voorwaarden aan hem worden medegedeeld. O.a. mag niet als voorwaarde de verplich ting worden opgelegd, dat de concessionaires, de geneeskundige hulp, die zijne werklieden, door een aan hen in zijn bedrijf overkomen ongeluk, behoeven, voor zijne rekening moet nemen. Evenmin mogen B. en W. een vergunning verleenen, onder voorwaarde dat het steeds de bevoegdheid heeft de vergunning in' te trekken, omdat de gevallen, waarin vergunningen mogen worden ingetrokken, in de wet genoemd zijn en daaraan door een Gemeentebestuur geen onbe perkte uitbreiding mag worden gegeven. Een vergunning kan voor een bepaalden tijd worden verleend, als de gevolgen van de op richting niet te voorzien zijn. Wordt de proeftijd verlengd of de vergunning definitief verleend, dan moeten weder alle formaliteiten plaats heb- ven, welke we reeds beschreven hebben. Burgemeester en Wethouders zullen vóór den afloop van den proeftijd de vergunning niet de finitief mogen weigeren, want de ondernemer heeft de vergunning voor een bepaalden tijd verkregen. Het Gemeentebestuur heeft de verplichting toe te zien, dat de voorwaarden, die zij bij de vergunning gesteld heeft, trouw worden nage komen. Zelfs de Wethouders kunnen zelfstandig van die bevoegdheid gebruik maken. Van Rijkswege wordt op de naleving der Hin derwet toezicht uitgeoefend. Het Gemeentebestuur heeft de bevoegdheid zijne vergunning in te trekken, ofschoon hij niet tot intrekking verplicht is. In elk voorko mend geval kan hij daarover beslissen. B. en W. zijn ook belast met het toezicht op de naleving der voorwaarden, die door de Kroon zijn opgelegd, bij een door den verleende ver gunning en op de door Ged. Staten verleende vergunningen. Zij brengen, bij niet naleving der voorwaarden, een en ander ter kennis van het gezag, dat de ver gunning verleende, die dan over de al- of niet-intrekking beslist. Bij de vergunning wordt een termijn die eenmaal verlengd kan worden genoemd, bin nen welke de inrichting voltooid en in werking moet zijn gesteld. Wanneer deze termijn niet in acht wordt genomen, vervalt de vergunning. Een nieuwe vergunning is noodig le. Om de inrichting uit te breiden of te veranderen (dan krijgt men een andere ver gunning) 2e. de inrichting weder in werking te bren gen, wanneer zij 4 jaar heeft stilgestaan 3e. de inrichting te herstellen, wanneer zij verwoest is, tengevolge van haar aard. Vóór het in werking treden der wet golden omtrent dit onderwerp eenige Kon. besluiten, die voor oprichting van met name genoemde in richtingen, een vergunning van de Kroon vor derden. Is voor die inrichtingen thans een nieuwe vergunning noodig, dan dient deze niet meer aan de Kroon, maar gevraagd te worden aan het gezag, dat thans de vergunning zou moeten geven. Het Gemeentebestuur verbiedt het voortzet ten der werkzaamheden en verzegelt zoonoodig de werktuigen, wanneer de -inrichting zonder vergunning in werking is gebracht. Betreft het een inrichting die onder de Veiligheidswet valt, dan moet hiervan binnen 24 uren bericht wor den gezonden' aan het Districtshoofd. Belanghebbende heeft het recht voorziening te vragen bij de Kroon binnen 14 dagen. Het hoofd eener onderneming die in strijd handelt met een voorwaarde, wordt gestraft behalve met intrekking der vergunning, met een geldboete van 0,50 tot 100,— of met hech tenis van 1 dag tot 14 dagen. Hierboven hebben we aangegeven, in welke gevallen B. en W. de vergunning verleenen. Nu willen we nog even opgeven, dat Gedepu teerde Staten haar verleenen a. wanneer de inrichting in twee of meer gemeenten ligt b. wanneer de gemeenten of een waterschap de inrichting oprichten. In beide gevallen is er beroep op de Kroon. De Kroon verleent de vergunning a. wanneer de oprichting geschiedt door een departement van algemeen bestuur b. wanneer de inrichting ligt in een of meer gemeenten van verschillende provinciën c. wanneer de inrichting wordt opgericht door een Spoorweg-Maatschappij d. door een provincie e. door een waterschap, dat in een of meer provinciën ligt. De kennisgevingen en het houden der zitting geschiedt dan resp. door B. en W. en Ged. Staten. Wij meenen hierdoor op eenvoudige wijze iets omtrent deze wet te hebben medegedeeld. Wellicht komen we er binnenkort, bij de behandeling der Veiligheidswet, nog wel eens op terug. Dirksland. K. en franco zenden wij aan ieder die er om vraagt, het boek van Priester H a m o n, handelende over Kruiden geneeswijze Aanvragen te rich» ten tot de drogisterij der Fa. le MIddellandstr. 49 n ■I Telefoon 7959 20 VERGADERING van den Raad der ge meente NIEUW-HELVOET, op 22 Maart 1930, v.m. half tien. Voorzitter de heer F. W. van Driel. Allen tegenwoordig. De stemming wordt door loting aangewezen als volgtde heeren de Jonge, W. v. d. Ban, J. v. d. Ban, Kramer, Trouw, Spuybroek en Langerveld. De VOORZITTER opent de vergadering en verzoekt den Secretaris de notulen der vorige vergadering voor te lezen. Deze worden onveranderd goedgekeurd. Ingekomen Stukken 1. Proces-verbaal der kasopname van den Ge meente-Ontvanger. In kas was 623,055. 2. Een schrijven van Z. Ex. den Minister van Arbeid, H. en N„ waarbij medegedeeld wordt, dat over 1929 een bedrag van 10,— zal toe gekend worden als tegemoetkoming in de kosten van den Correspondent der Arbeidsbemiddeling alhier. 3. Van Ged. Staten goedgekeurd terugontvan gen een wijzigingsbegrooting dienst 1929. 4. Twee adressen van de V.V.V. alhier, welke na voorlezing ter zijde worden gelegd als zijnde ongezegeld. 5. Een- adres van de loodgieters C. v. d. Sijde te Nieuwenhoorn en G. Klop te Hellevoet- sluis om in aanmerking te komen voor het aan leggen der waterleiding in de school en school- woning aan den Westdijk. De VOORZITTER zegt dat B. en W. hier over reeds hebben gesproken en deze personen niet in aanmerking komen, daar zij geen inge zetenen dezer gemeente zijn. Dit werk zal wor den opgedragen aan v. d. Sijde, die alhier woon achtig is, wanneer de prijsopgave B. en W. aannemelijk voorkomt. Vermenigvuldigingscijfer Gem. Ink. Bel., diens 1930/31. De VOORZITTER zet uiteen hoeveel de opbrengst was over het laatst bekende dienstjaar. In verband hiermede, stellen B. en W. thans voor dit cijfer te bepalen op 0,7. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Verharding van den Moriaanschen weg. De VOORZITTER zegt, dat waarschijnlijk alle heeren de correspondentie met het Polder bestuur over deze zaak hebben gelezen. Spr. zegt, dat niet alleen correspondentie, maar ook de noodige conferentie heeft plaats gehad. B. en W. durven e'en teerbehandeling van dezen weg niet adviseeren, ook de heeren van het Polderbestuur niet. Er zal dus een andere me thode worden toegepast, terwijl tevens rekening gehouden moet worden met de wenschen van het polderbestuur. Geen voorstel kan aan den raad gedaan worden, daar eerst technische voor lichting noodig is. B. en W. vragen mitsdien toestemming om deze voorlichting te bekomen en de kosten van alle voorbereidingen hierom trent te voteeren. Daarna zullen B. en W. met definitieve voorstellen komen. De heer KRAMER zegt het polderbestuur dank voor de welwillende houding. Ook dit bestuur begrijpt dat de weg niet zoo kan blij ven. Het ligt dus aan den gemeenteraad. Hij wil ook den weg door het dorp- daarbij opne men. Al is kei -of klinkerbestrating door het poldebestuur verboden, als na onderzoek dit wenschelijk mocht zijn, met het oog op de vele ingravingen, zal het polderbestuur waarschijn lijk hiermee wel genoegen nemen. Het invoeren van straatbelasting ligt ook in het voornemen van B. en W. De heer SPUIJBROEK zegt het polderbestuur ook dank en feliciteert hen. Spr. heeft den uit voerder van de wegen langs het Voornsche Kanaal gesproken. Deze meent een weg te ma ken, die onvermoeibaar is. Spr. heeft dezen persoon naar den Voorzitter verwezen. De heer KRAMER bepleit e'en klinkerbe strating, al zou deze ook het dubbele kosten. Na ingravingen is deze beter te herstellen. De opritten bij den rijkssstraatweg zijn uitstekend gebleven. Als dit niet mogelijk is, dan een an dere methode. In elk geval wenschts pr. voor lichting van een onpartijdig deskundige. De heer J. VAN DER BAN is het met den heer Kramer eens. Spr. heeft meer dan eens met den ingenieur van den Waterstaat gesproken en zegt, dat het eenige dek is een waterdicht dek en geen straatweg. Met het oog op de ingra vingen voor gas, water en electriciteit kunnen de onderhouders aangeschreven worden, dat verbetering van den weg aanstaande is. Ze kun nen dan de boel afdoende in orde brengen, voor dat de weg verbeterd wordt. De VOORZITTER vraagt den heer J. van der Ban welke bepaalde bezwaren het polder bestuur zou kunnen hebben tegen kei- of klin kerbestrating. De heer J. VAN DER BAN antwoordt dat de weg alsdan niet waterdicht wordt en door slik, afkomstig van de wielen der wagens, een modderdek wordt. De heer W. VAN DER BAN zegt, dat tege lijkertijd ook de kosten kunnen gevraagd wor den van een straatbedekking. De heer DE JONGE brengt het dag. bestuur dank voor de vlugge wijze, waarop het gehan deld heeft. Hij begrijpt echter niet, waarom het polderbestuur de voorwaarde gesteld heeft om een straatbelastïng te heffen. De VOORZITTER zegt, dat bij het polder bestuur de heffing van een straatbelasting bil lijk werd geacht en de woningen door de weg- verbetering in waarde zullen stijgen. De heer J. VAN DER BAN, zegt, dat de weg, zooals hij thans is, als polderweg zeer goed is en dat ook gezegd kan worden van de andere wegen van de polders Nieuw-Helvoet en de Quak. De VOORZITTER gaat hiermee accoord, en zegt, dat er voor deze wegen veel gedaan wordt. De heer W. VAN DER BAN vreest, dat het onderhoud een voortdurende ergernis zal zijn voor de betrokken bewoners bij irigravingen voor gas, waterleiding en electriciteit. Spr. ves- tigd er de aandacht op, dat de herstellingen na ingravingen dienen te geschieden onder toezicht van een deskundige. De heer LANGERVELD zegt, dat de direc teur der gasfabriek wel nieuwe buizen zal doen leggen. De VOORZITTER resumeerende, stelt het voorstel van B. en W. als volgtle. B. en W. worden gemachtigd tot het instellen van een technische onderzoek met inachtneming van de daaraan verbonden kosten. 2e. B. en W. maken een ontwerp voor de straatbelasting. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. De heer KRAMER merkt nog op, dat alleen de toestemming van het polderbestuur is ver kregen, doch ook die van de gecommiteerde in gelanden noodig is. De VOORZITTER antwoordt hierover te zullen schrijven. Na de rondvraag vestigt de heer J. VAN DER BAN de aandacht op de aan te brengen naamborden, die de 'heer de Jonge voorstelde, en dat deze geplaatst moeten worden, voor de nieuwe huisnummering tot stand komt. De VOORZITTER zegt, dat er geen verband bestaat tussch'en naamborden en huisnummering en hij de bestaande huisnummering wenscht te handhaven behoudens enkele verbeteringen. Dan sluiting. Een mij nog steeds onbekend schrijver in De (Staatk. Geref.) Banier, wien ik reeds een en andermaal op min juiste voorlichting van zijn lezers wees, en wien ik dat laatstelijk deed, toen hij op 3 Maart j.l. in verband met de Commu nistische woelingen schreef, dat de A.-R. leeren ,,dat de Overheid neutraal moet staan tegen over elke uiting en elke meening komt daar in het nummer van 22 Maart j.l. op terug. Hij geeft evenwel ook daar weer een voorlichting in be trekking tot de A.-R. beginselen en opvatting, die andermaal doet denken aan de bekende zegs wijze, welke van een bloem, een bij en een spin gewaagt. Hij schrijft toch „Optreden tegen de communisten dus alléén als het gevaar hier gaat dreigen. Zoolang het bij woorden blijft, hindert het den heer Den Ouden niet. Of God openlijk gevloekt en gelasterd wordt in woord en geschrift, hindert den heer Den Ouden niet zoo zeer. Hij geraakt alleen in vuur, als de communisten met de wapenen in de hand naar de macht staan. Van een roeping^ W van de Regeering om op te komen voor de eere Qods, daarvan wil de heer Den. Ouden niets weten. Zoo beschreven wij ook het standpunt van vele antirevolutionairen." Wie mijn boven- en hierbedoelde beschouwing met aandacht gelezen heeft, zal bemerken, dat de schrijver in De Banier op deze wijze twee verschillende zaken handig dooreen hutselt en daardoor Voor zijn lezers er weer in geslaagd is een valsche voorstelling van het antirevolu tionair beginsel in elkaar te knutselen. Ik moge er dan de aandacht op vestigen, dat door de A.-R. partij in 1923 een commissie werd ingesteld met opdracht de partij te willen voor lichten betreffende de roeping der Overheid ten opzichte van „Godslastering en vloeken". Deze commissie, bestaande uit de heeren Prof. Dr. J. Ridderbos van Kampen, voorzitter, Mr. J. P. Chardon te Delft, Mr. V. H. Rutgers, destijds te 's-Gravenhage, P. A. Schwartz te Krabben- dijke en Mr. J. Wedeven te Winschoten, leden, voldeed met bekwamer spoed aan haar opdracht Getrouw krijg ik het maandblad „Onze Kin deren" toegezonden. Ook deze maand weer. 'k Zag in het blad van deze maand, dat de vijfde jaargang begonnen was. Gaarne maken we van deze gelegenheid gebruik om er weer eens de aandacht op te vestigen. Bekend is dit eenvoudig maandblad, gewijd aan christelijke opvoeding in school en huis, nog niet. Reeds meermalen als ik er hier en daar eens naar informeerde bleek me, dat men van 't bestaan van zulk een blad niets afwist. En dat is toch jammer, Al meermalen nam ik in ons hoekje een stukje uit dat blad over. Juist door de eenvoudige ma nier, waarop alles behandeld wordt, trekt het lezen ons steeds aan. De geringe abonnements prijs van 1.50 per jaar kan toch voor niemand te veel zijn. Ook dezen keer vonden we er weer zoo'n aardig stukje in, waarvoor we gaarne een plaatsje in ons hoekje afstaan. ONHANDIG? „Moeder, duurt het nou nog heel lang, voor ze komt?" vroeg kleine Wim met ongeduldig stemmetje. Hij stond met z'n Moeder aan het station in Hilversum te wachten. „Ze" was Liesje, zijn achtjarig nichtje, dat een poosje in Hilversum bij Wims Moeder, Mevrouw Franc- ke, zou komen Iogeeren. „Fijn 1" vond Liesje het, „dan kon ze den heelen tijd met Wim spelen ('t was juist vacan- tie) net of ze een broertje had en d'r was ook zoo'n reuze groote tuin." „Maar denk er om, Liesje, je mag er geen rommel maken 1" waarschuwde haar Moeder, „ik wil geen klachten over je hooren 1 en geen bloemen afplukken en niet op het gras loopen enO 1 ik durf haast niet op reis te gaan, als ik bedenk, wat je in dien tijd bij Tante en Oom zou kunnen uitvoeren 1 Je moet een lief meisje zijn, hoor 1 en heel gehoorzaam." „Maar 'k mag toch wel gieteren, hè Moeder „Kind 1 Gieten Begin daar asjeblieft niet mee, dan maak je je goed maar nat, of je laat den heelen gieter vallen, net als laatst de melkkan, of ben je dat alweer vergeten En, o ja, Liesje, denk er aan, dat je op je jurkjes netjes moet zijn, dat Tante An niet telkens voor je moet laten .wasschen. Hoor je me, Liesje „Ja Moe der", "antwoordde het kind gedwee. Was 't nog wel zoo aardig om uit Iogeeren te gaan Maar toen de trein het Hilversumsche station binnenstoomde en ze even later Tante en Wimmie zag staan, begon haar hartje toch sneller te kloppen. Zoo gauw ze kon, kroop ze tusschen de menschen door op haar Tante af, die 't opgewonden gezichtje hartelijk kuste. „Zoo Liesje, kind, ben je daar 1 En waar is Moeder „Hier is Moeder", klonk een mop perende stem, „dat kind laat me zóó schrikken, inééns is ze verdwenen „Maar ik zei het, Moeder, ik zei toch: kijk, daar staat Tante." „Moet je dan zóó over het perron hollen 1 Je bonsde een ouden heer haast omver. En kijk eens, je reistasch, hoe je dien draagt. Zoo kreuk je al je jurken, onhandig kind, dat je bent." Mevrouw Francke nam de tasch van het kind over. „Kom Lize", zei ze, „laten we nu eens opstappen. En die jurkjes laat ik wel even op strijken, als het noodig is." „Maar dat wil ik juist niet", zei Liesjes Moe der, „ik wil niet, dat je van mijn kind zoo'n last hebt." „Last 1" lachte Mevr. Francke, „kom nou Liesje, last van zoo'n lieve, kleine peuter, 't Is mijn meisje, deze weken, niet Liesje En ze knikte vroolijk tegen het kleine figuurtje dat hand aan hand met Wimmie voor haar uitliep 'en verlegen terugknikte. „Ik hoop maar, dat Liesje lief zal zijn en gehoorzaam en Ans, ze wil wel eens d'r melk of boterham laten staan, maar dat zijn kunsten van d'r. Liesje 1 je probeert het niet, hoor 1" Weer knikte Liesje. „Kom", zei Mevr. Francke, „laat die kinderen nu eens met rust en vertel eens wat". Al bab belend liepen ze verder, tot plotseling Liesjes Moeder vooruitschoot, en haar kind bij den arm greep. Liesje stond juist op den rand van het trottoir. „Wou je een ongeluk krijgen, Liesje Zie je die auto niet aankomen „Maar ik wou wachten, Moeder heusch I" verdedigde Liesje zich. „Ja, wachten, dat 's net iets voor jou Ze is toch zóó onvoorzichtig 1 Altijd moet ik voor haar uitkijken. Ik breng haar ook nog eiken dag naar school." „Hoe is 't mogelijk 1 Maar dat zou ik niet doen, Lize. Zoo leert ze niet voor zich zelf zorgen." „Maar als ze dan onder een auto komt 'k Heb er maar een, moet je denken." „Ja", zuchtte Mevr. Francke, „als je er zes had Lize, zou je wel andere dingen te doen hebben. Dan had je 't veel te druk." ,,'k Heb anders van dat eene kind al drukte genoeg. Ze is zoo bewerkelijk, alles moet je haar zeggen en nog doet ze de dingen verkeerd." „Dan zou 'n maar niets meer zeggen glimlachte Mevrouw. „Maar ik moet haar toch opvoeden Ik wil er niet zoo'n lomp, onhandig, verwend kind uit laten groeien. Ik zal 't haar zeggen, tot ze 't goed doet." Mevrouw Francke gaf ge'en antwoord, maar nam zich voor de „opvoeding" van haar lo geetje te laten rusten, zoodat het kind zich ook eens echt „vrij" zou voelen. 's Avonds zou Liesjes Moeder weer naar Utrecht terugkeeren. „Ans", zei ze, voor ze heenging, „ik durf 't kind haast niet bij je te laten. Je hebt het kunnen zien, hoe onhandig ze wezen kan. Zoo schichtig bij alles, wat ze doet. Dat kopje thee, nou weer, ze liet het gewoon uit haar handen vallen." „Nee, nee, zoo was het niet 1 Ze struikelde over 'n voetbankje, dat ze niet had gezien." „Maar dat moet ze toch zien 1 Zoo gaat het nou altijd." „Ja, maar jij riep d'r juist, Lize, daardoor keek" ze naar j o u." „IkMaar Ans 1 Ik riep, dat ze oppassen moest en 't niet laten vallen 1" „Dacht je dan, dat ze 't van plan was Kom, Lize, laat het kind* eens wat met rust 'en let niet zoo voortdurend op haar. Ze is aldoor onder den druk van een paar spiedende oogen. Zou jij dat prettig vinden Ik niet, 't zou me zeker zenwachtig en „onhandig" maken 1 Maar maak jij nu voort, anders mis je den trein." „Maar Ans, hoor nog eens even, ik wou je nog zeggen„Dat ik voor Liesje zorgen moet viel de andere vlug in. ,,'k Zal zorgen, dat ze een prettige vacantie heeft, ja, dat be doel je, hè 1 G. v. E. M'n beste nichtjes en neefjes 1 Voor onze nichtjes heb ik nog een aardig handwerkje. M'n nichtjes vinden 't zeker wel goed, dat zij er voor een keertje weer eens met een klein beurtje afkomen 't Handwerkje, dat ik nu geven zal, is nu eens voor de grootere nichtjes. Jullie houden allemaal van mooie zakdoekjes, hé Een mooi zakdoekje in je taschje, dat staat maar wat fijn. Daarom ga ik jullie nu eens helpen om mooie zakdoekjes te maken. 'k Zal jullie twee hoekjes voor zakdoekjes geven. Maar 't is een fijn precies werkje, daar om raad ik 't de jongere nichtjes niet aan om 't te doen. Je maakt eerst dit hoekje en zet op 75 lossen. Je moet dit hoekje beginnen te werken van A naar B. Elke volgende toer wordt dus een hoekje kleiner. De open ruimte wordt aangevuld met stokje, twee lossen. 'k Heb er nu zoo maar een letter ingezet, maar ieder kan er de letter inhaken, die noodig is. Als je 't voor je zus Mien maakt, haak je er dus een M in. Als 't hoekje af is neem je een vierkant lapje fijn katoen van ongeveer 30 c.M. 'en knip een hoekje weg zoo groot dat 't gehaakte hoekje er precies aan past; rijg nu langs alle naden een heel, heel fijn zoompje en zet dan eerst 't gehaakte hoekje er aan. Dan haak je heelemaal in 't vierkant een klein fijn kantje en je hebt een prachtig zakdoekje. Maak er zoo drie en vouw ze keurig in een zakdoekendoosje dat je nog hebt en ieder is blij met zoo'n cadeautje. Volgenden keer zal ik 't andere hoekje geven. Nu zou 't te veel plaatsruimte vergen. Allemaal nu heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. WIM EN MIES. 4. Maar dat mocht niet Mies wrijft d'r oo-gen uit. 't Is al licht. Maar Wim slaapt nog. Ze hoort Moes be-ne-den al loo-pen. Hè, Wim draait zich om, met z'n ge-zicht naar 't raam. Toen kon Mies 'm net zien 1 ,,'k Maak 'm wak-ker 1" denkt Mies; „niks echt zoo al-leen wak-ker 1" Mies stapt 't bed uit en trekt Wim aan z'n neus. In eens is Wim ook wak-ker en kijkt Mies ver-schrikt aan. Maar dan zegt hij: „Is do-mi-né al wak-ker O ja, do-mi-né is er Daar had ze nog niet eens aan ge-dacht 1 „Kleed je aan, jö, dan gaan we naar be- ne-den, mis-schien is ie al in de ka-mer 1" Maar daar komt moe aan. „Al wak-ker, kin-de-ren „Dag lie-ve Moes 1" zegt Mies, ze pakt moe stijf. „Dag Moe I" zegt Wim en hij geeft moe een zoen. Moe knielt weer met Wim en Mies en als ze ge-be-den heb-ben krij-gen ze al-le-bei een flin-ke wasch-beurt. Brr,w at is dat wa-ter koud! Maar dat is gauw o-ver. En dan krij-gen ze hun Zon-dag- sche klee-rën aan. Mies haar flu-wee-len jurk en Wim z'n wit-te trui met flu-wee-len broek. „Is do-mi-né al wak-ker, Moes vraagt Mies, ter-wijl Moe een strik in 'r haar doet. „Neen, kind, do-mi-né slaapt nog, zul-len jul lie zacht-jes doen als je de trap af komt „Ja Moe 1" Be-ne-den was 't nog stil en moe ging weer aan 't werk; de ka-chel aan-ma-ken en e-ten klaar zet-ten. 't Was nog niks echt be-ne-den „Mo-gen we nog een poos-je naar ons ka- mer-tje, Moe x „Als je heel stil bent, Wim 1" „Ja Moe Voet-je voor voet-je slui-pen ze de gang in en klim-men o zóó zachtjes de trap-p'en op, Wim en Mies, en als ze voor-bij de deur van do-mi-né's ka-mer ko-men, kijkt Mies e-ven heel ver-lan-gend. In hun kamer-tje zoekt Mies naar haar pop, maar Wim kijkt uit 't raam. „Was do-mi-né maar wak-ker 1" zegt Wim. „Ja, was ie maar wak-ker", zegt Mies. Mies speelt weer met haar pop, maar pop is stout. Dat is al-tijd zoo, als Mies niet blij is. En Mies is niet blij. Nee En Wim ook niet. „Zou-ie nou nóg sla-pen 7" vraagt Mies, na een poos-je. ,,'k Weet het niet", zegt Wim; ,,'k ga eens luis-te-ren 1" „Ik ga mee", zegt Mies. Zacht-jes, héél zacht-jes gaan ze de gang op naar de deur van do-mi-né's ka-mer. Wim luis-tert bij den knop van de deur. En Mies luis-tert ook. Maar ze hoo-ren hee-le-maal niks. 't Is zóó stil.' Al-leen moe hoo-xen ze, ach-ter in de keu-ken. ,,'k Hoor niks", zegt Wim. „Doe de deur op een kier-tje", zegt Mies. „Ja, op een kier-tje, dan hoo-ren we mis-schi'en wat 1" fluistert Wim. Héél, héél voor-zich-tig pakt Wim den knop van de deur; hij houdt de lip-pen stijf op el- kan-der en Mies ziet dat ie rood wordt. O, daar draaitde knop Mies nijpt d'r vuist-jes stijf dicht. Maar ver-der wil de knop niet en de deur blijft stijf dicht. ,,'t Gaat niet", fluis-tert Wim. Maar nog e-ven pro-beert hij 't. O, wee 1 Daar schiet de knop door en t maakt zoo n le-ven. O, nou heeft do-mi-né 't ge-hoord 1 En de deur staat op een kier. Nou zal de do-mi-né er uit ko-men Wim kijkt naar Mies en Mes kijkt naar Wim.. En ze zijn al-le-bei o zoo bang. Als de do-mi-né nou eens komt 1 Maar de do-mi-né komt niet. En ze hoo-ren niets meer. 't Is net of de do-mi-né er niet is. „Zou ie er wel we-zen?" fluis-tert Mies. ,,'k Weet niet", zegt Wim. Nog e-ven wach-ten ze héél stil. „Kijk 's om 't hoek-je", zegt Mies. „Doe jij 't", zegt Wim; „als ie 's wak-ker is 1" Maar Mies durft eerst ook niet. Zoo staan ze al-le-bei ach-ter de deur. En de deur staat op een kier 1 En ze hoo-ren niks ach-ter die deur En moe is nog be-ne-den in de keu-ken 1 Die kan niet we-ten wat Wim en Mies doen. Moe denkt, dat Wim en Mies op hun ka mer-tje zijn en spë-len, want dat had-den Wim en Mies al-le-bei bel-oofd 1 Maar nou staan ze hier. O, als moe dat eens wist 1 (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2