GRATIS
lïÖEIZJiE T710I0E VEOT7W E
Gemeente Nieuws
Gemeenteraad.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
A. VERWAAL
ROTTERDAM
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
behouden wat we hebben. Want ons land is
geen oliedrup op de volkerenzee. Het wereld
leven gaat niet zonder meer aan ons voorbij.
De gruwelijke Godverzaking, waaraan alle lan
den zich schuldig maken, dringt ook onze
veste in.
En daarom is het meer dan ooit zaak, dat
we in eensgezindheid tegen den tijdgeest op
trekken. UITKIJK.
(Onder redactie van L. G. L. Lemkes, ambte
naar ter Secretarie te Den Bommel, en P. J.
Keijzer, ambtenaar ter Secretarie te Dirksland).
DE HINDERWET.
(Slot).
Voorwaardelijke vergunningen.
Deze worden verleend, wanneer door het stel
len van voorwaarden, gevaar, schade of hinder
wordt voorkomen. De voorwaarden kunnen
worden ingetrokken, wanneer naderhand blijkt,
dat ze onnoodig waren en nadat aan belang
hebbenden, op wier verzoek de voorwaarden
werden opgenomen, gelegenheid is gegeven, hun
bezwaren tegen het intrekken der voorwaarden
in te brengen.
Bovendien kunnen later nieuwe voorwaar
den worden opgelegd. De concessionaris moet
worden gehoord of opgeroepen, terwijl het be
sluit van B. en W. gemotiveerd moet zijn.
Het Gemeentebestuur is steeds bevoegd voor
waarden aan de vergunning te verbinden, ook
al zijn er geen bezwaren tegen de oprichting
ingebracht.
Worden er voorwaarden opgelegd en valt de
inrichting ook onder de Veiligheidswet, dan
is het Gemeentebestuur verplicht om zijn ont-
werpbesluit eerst ter kennisneming te zenden
aan het districtshoofd, omdat de gestelde voor
waarden absoluut niet in strijd mogen zijn met
de bepalingen der Veiligheidswet. Deze moet zoo
spoedig mogelijk mededeelen, welke veranderin
gen het ontwerp-besluit behoeft, om de naleving
dier bepalingen mogelijk te maken. Zoo noodig
moeten Burgemeester en Wethouders alles doen
om met het districtshoofd in overeenstemming
te geraken.
Bestaande inrichtingen.
Is na het in werking brengen eener inrichting
volgens de Veiligheidswet afwijking noodig van
een bij de vergunning gestelde voorwaarde of
van den inhoud der in deze wet bedoelde stuk
ken, dan moet de concessionaris daarvan kennis
geven aan het Gemeentebestuur. Laat deze dit
na, dan is hij strafbaar met ten hoogst een maand
hechtenis of ten hoogste 100.— boete.
Eischt de Veiligheidswet afwijking van een
gestelde voorwaarde of van den inhoud van
bovengenoemde stukken, dan geeft het Districts
hoofd hiervan zoodra tegen het door hem ge
geven voorschrift geen beroep meer kan worden
ingesteld of zoodra omtrent een beroep door den
Minister een beslissing genomen is, kennis aan
het Gemeentebestuur.
Het Gemeentebestuur beslist of er in die twee
gevallen nieuwe en zoo ja, welke voorwaarden
zullen worden opgelegd. Wanneer dit niet ge
beurt, mag de vergunninghouder zooveel van de
vergunning afwijken als noodig is, om aan de
eischen der Veiligheidswet te voldoen. Meent
het Gemeentebestuur in zulke gevallen wel nieu
we voorwaarden te moeten opleggen, dan gelden
omtrent die voorwaarden weder dezelfde rege
len als voor de voorwaarden, die na het ver-
leenen eener vergunning worden opgelegd, zoo
als: het niet onmogelijk maken van de regelen
bij de Veiligheidswet gesteld: het zenden van
het ontwerp-besluit aan het Districtshoofd; het
hooren of althans behoorlijk oproepen van den
concessionaris; hooger beroep binnen 14 dagen
voor den vergunninghouder, die daarvan kennis
geeft aan B. en W.; hooger beroep voor het
districtshoofd.
Nog een enkel woord over de op te leggen
voorwaarden in het algemeen.
Al vallen ze naar de meening van het Ge
meentebestuur buiten het kader der Veiligheids
wet, toch moet het districtshoofd vooraf van
hen kennis krijgen en moeten de op te leggen
voorwaarden aan hem worden medegedeeld.
O.a. mag niet als voorwaarde de verplich
ting worden opgelegd, dat de concessionaires, de
geneeskundige hulp, die zijne werklieden, door
een aan hen in zijn bedrijf overkomen ongeluk,
behoeven, voor zijne rekening moet nemen.
Evenmin mogen B. en W. een vergunning
verleenen, onder voorwaarde dat het steeds de
bevoegdheid heeft de vergunning in' te trekken,
omdat de gevallen, waarin vergunningen mogen
worden ingetrokken, in de wet genoemd zijn en
daaraan door een Gemeentebestuur geen onbe
perkte uitbreiding mag worden gegeven.
Een vergunning kan voor een bepaalden tijd
worden verleend, als de gevolgen van de op
richting niet te voorzien zijn. Wordt de proeftijd
verlengd of de vergunning definitief verleend,
dan moeten weder alle formaliteiten plaats heb-
ven, welke we reeds beschreven hebben.
Burgemeester en Wethouders zullen vóór den
afloop van den proeftijd de vergunning niet de
finitief mogen weigeren, want de ondernemer
heeft de vergunning voor een bepaalden tijd
verkregen.
Het Gemeentebestuur heeft de verplichting
toe te zien, dat de voorwaarden, die zij bij de
vergunning gesteld heeft, trouw worden nage
komen. Zelfs de Wethouders kunnen zelfstandig
van die bevoegdheid gebruik maken.
Van Rijkswege wordt op de naleving der Hin
derwet toezicht uitgeoefend.
Het Gemeentebestuur heeft de bevoegdheid
zijne vergunning in te trekken, ofschoon hij niet
tot intrekking verplicht is. In elk voorko
mend geval kan hij daarover beslissen.
B. en W. zijn ook belast met het toezicht op
de naleving der voorwaarden, die door de Kroon
zijn opgelegd, bij een door den verleende ver
gunning en op de door Ged. Staten verleende
vergunningen. Zij brengen, bij niet naleving der
voorwaarden, een en ander ter kennis van het
gezag, dat de ver gunning verleende, die dan
over de al- of niet-intrekking beslist.
Bij de vergunning wordt een termijn die
eenmaal verlengd kan worden genoemd, bin
nen welke de inrichting voltooid en in werking
moet zijn gesteld. Wanneer deze termijn niet in
acht wordt genomen, vervalt de vergunning.
Een nieuwe vergunning is noodig
le. Om de inrichting uit te breiden of te
veranderen (dan krijgt men een andere ver
gunning)
2e. de inrichting weder in werking te bren
gen, wanneer zij 4 jaar heeft stilgestaan
3e. de inrichting te herstellen, wanneer zij
verwoest is, tengevolge van haar aard.
Vóór het in werking treden der wet golden
omtrent dit onderwerp eenige Kon. besluiten, die
voor oprichting van met name genoemde in
richtingen, een vergunning van de Kroon vor
derden. Is voor die inrichtingen thans een nieuwe
vergunning noodig, dan dient deze niet meer aan
de Kroon, maar gevraagd te worden aan het
gezag, dat thans de vergunning zou moeten
geven.
Het Gemeentebestuur verbiedt het voortzet
ten der werkzaamheden en verzegelt zoonoodig
de werktuigen, wanneer de -inrichting zonder
vergunning in werking is gebracht. Betreft het
een inrichting die onder de Veiligheidswet valt,
dan moet hiervan binnen 24 uren bericht wor
den gezonden' aan het Districtshoofd.
Belanghebbende heeft het recht voorziening
te vragen bij de Kroon binnen 14 dagen.
Het hoofd eener onderneming die in strijd
handelt met een voorwaarde, wordt gestraft
behalve met intrekking der vergunning, met een
geldboete van 0,50 tot 100,— of met hech
tenis van 1 dag tot 14 dagen.
Hierboven hebben we aangegeven, in welke
gevallen B. en W. de vergunning verleenen.
Nu willen we nog even opgeven, dat Gedepu
teerde Staten haar verleenen
a. wanneer de inrichting in twee of meer
gemeenten ligt
b. wanneer de gemeenten of een waterschap
de inrichting oprichten.
In beide gevallen is er beroep op de Kroon.
De Kroon verleent de vergunning
a. wanneer de oprichting geschiedt door een
departement van algemeen bestuur
b. wanneer de inrichting ligt in een of meer
gemeenten van verschillende provinciën
c. wanneer de inrichting wordt opgericht door
een Spoorweg-Maatschappij
d. door een provincie
e. door een waterschap, dat in een of meer
provinciën ligt.
De kennisgevingen en het houden der zitting
geschiedt dan resp. door B. en W. en Ged.
Staten.
Wij meenen hierdoor op eenvoudige wijze iets
omtrent deze wet te hebben medegedeeld.
Wellicht komen we er binnenkort, bij de
behandeling der Veiligheidswet, nog wel eens
op terug.
Dirksland.
K.
en franco zenden wij
aan ieder die er om
vraagt, het boek van
Priester H a m o n,
handelende over
Kruiden geneeswijze
Aanvragen te rich»
ten tot de drogisterij
der Fa.
le MIddellandstr. 49 n
■I Telefoon 7959
20
VERGADERING van den Raad der ge
meente NIEUW-HELVOET, op 22
Maart 1930, v.m. half tien.
Voorzitter de heer F. W. van Driel.
Allen tegenwoordig.
De stemming wordt door loting aangewezen
als volgtde heeren de Jonge, W. v. d. Ban,
J. v. d. Ban, Kramer, Trouw, Spuybroek en
Langerveld.
De VOORZITTER opent de vergadering en
verzoekt den Secretaris de notulen der vorige
vergadering voor te lezen.
Deze worden onveranderd goedgekeurd.
Ingekomen Stukken
1. Proces-verbaal der kasopname van den Ge
meente-Ontvanger. In kas was 623,055.
2. Een schrijven van Z. Ex. den Minister van
Arbeid, H. en N„ waarbij medegedeeld wordt,
dat over 1929 een bedrag van 10,— zal toe
gekend worden als tegemoetkoming in de kosten
van den Correspondent der Arbeidsbemiddeling
alhier.
3. Van Ged. Staten goedgekeurd terugontvan
gen een wijzigingsbegrooting dienst 1929.
4. Twee adressen van de V.V.V. alhier, welke
na voorlezing ter zijde worden gelegd als zijnde
ongezegeld.
5. Een- adres van de loodgieters C. v. d.
Sijde te Nieuwenhoorn en G. Klop te Hellevoet-
sluis om in aanmerking te komen voor het aan
leggen der waterleiding in de school en school-
woning aan den Westdijk.
De VOORZITTER zegt dat B. en W. hier
over reeds hebben gesproken en deze personen
niet in aanmerking komen, daar zij geen inge
zetenen dezer gemeente zijn. Dit werk zal wor
den opgedragen aan v. d. Sijde, die alhier woon
achtig is, wanneer de prijsopgave B. en W.
aannemelijk voorkomt.
Vermenigvuldigingscijfer Gem. Ink. Bel., diens
1930/31.
De VOORZITTER zet uiteen hoeveel de
opbrengst was over het laatst bekende dienstjaar.
In verband hiermede, stellen B. en W. thans
voor dit cijfer te bepalen op 0,7.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
Verharding van den Moriaanschen weg.
De VOORZITTER zegt, dat waarschijnlijk
alle heeren de correspondentie met het Polder
bestuur over deze zaak hebben gelezen. Spr.
zegt, dat niet alleen correspondentie, maar ook
de noodige conferentie heeft plaats gehad. B.
en W. durven e'en teerbehandeling van dezen
weg niet adviseeren, ook de heeren van het
Polderbestuur niet. Er zal dus een andere me
thode worden toegepast, terwijl tevens rekening
gehouden moet worden met de wenschen van
het polderbestuur. Geen voorstel kan aan den
raad gedaan worden, daar eerst technische voor
lichting noodig is. B. en W. vragen mitsdien
toestemming om deze voorlichting te bekomen
en de kosten van alle voorbereidingen hierom
trent te voteeren. Daarna zullen B. en W. met
definitieve voorstellen komen.
De heer KRAMER zegt het polderbestuur
dank voor de welwillende houding. Ook dit
bestuur begrijpt dat de weg niet zoo kan blij
ven. Het ligt dus aan den gemeenteraad. Hij
wil ook den weg door het dorp- daarbij opne
men. Al is kei -of klinkerbestrating door het
poldebestuur verboden, als na onderzoek dit
wenschelijk mocht zijn, met het oog op de vele
ingravingen, zal het polderbestuur waarschijn
lijk hiermee wel genoegen nemen. Het invoeren
van straatbelasting ligt ook in het voornemen
van B. en W.
De heer SPUIJBROEK zegt het polderbestuur
ook dank en feliciteert hen. Spr. heeft den uit
voerder van de wegen langs het Voornsche
Kanaal gesproken. Deze meent een weg te ma
ken, die onvermoeibaar is. Spr. heeft dezen
persoon naar den Voorzitter verwezen.
De heer KRAMER bepleit e'en klinkerbe
strating, al zou deze ook het dubbele kosten.
Na ingravingen is deze beter te herstellen. De
opritten bij den rijkssstraatweg zijn uitstekend
gebleven. Als dit niet mogelijk is, dan een an
dere methode. In elk geval wenschts pr. voor
lichting van een onpartijdig deskundige.
De heer J. VAN DER BAN is het met den
heer Kramer eens. Spr. heeft meer dan eens met
den ingenieur van den Waterstaat gesproken en
zegt, dat het eenige dek is een waterdicht dek
en geen straatweg. Met het oog op de ingra
vingen voor gas, water en electriciteit kunnen
de onderhouders aangeschreven worden, dat
verbetering van den weg aanstaande is. Ze kun
nen dan de boel afdoende in orde brengen, voor
dat de weg verbeterd wordt.
De VOORZITTER vraagt den heer J. van
der Ban welke bepaalde bezwaren het polder
bestuur zou kunnen hebben tegen kei- of klin
kerbestrating.
De heer J. VAN DER BAN antwoordt dat
de weg alsdan niet waterdicht wordt en door
slik, afkomstig van de wielen der wagens, een
modderdek wordt.
De heer W. VAN DER BAN zegt, dat tege
lijkertijd ook de kosten kunnen gevraagd wor
den van een straatbedekking.
De heer DE JONGE brengt het dag. bestuur
dank voor de vlugge wijze, waarop het gehan
deld heeft. Hij begrijpt echter niet, waarom het
polderbestuur de voorwaarde gesteld heeft om
een straatbelastïng te heffen.
De VOORZITTER zegt, dat bij het polder
bestuur de heffing van een straatbelasting bil
lijk werd geacht en de woningen door de weg-
verbetering in waarde zullen stijgen.
De heer J. VAN DER BAN, zegt, dat de
weg, zooals hij thans is, als polderweg zeer
goed is en dat ook gezegd kan worden van de
andere wegen van de polders Nieuw-Helvoet en
de Quak.
De VOORZITTER gaat hiermee accoord, en
zegt, dat er voor deze wegen veel gedaan wordt.
De heer W. VAN DER BAN vreest, dat het
onderhoud een voortdurende ergernis zal zijn
voor de betrokken bewoners bij irigravingen
voor gas, waterleiding en electriciteit. Spr. ves-
tigd er de aandacht op, dat de herstellingen na
ingravingen dienen te geschieden onder toezicht
van een deskundige.
De heer LANGERVELD zegt, dat de direc
teur der gasfabriek wel nieuwe buizen zal doen
leggen.
De VOORZITTER resumeerende, stelt het
voorstel van B. en W. als volgtle. B. en
W. worden gemachtigd tot het instellen van een
technische onderzoek met inachtneming van de
daaraan verbonden kosten. 2e. B. en W. maken
een ontwerp voor de straatbelasting.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
De heer KRAMER merkt nog op, dat alleen
de toestemming van het polderbestuur is ver
kregen, doch ook die van de gecommiteerde in
gelanden noodig is.
De VOORZITTER antwoordt hierover te
zullen schrijven.
Na de rondvraag vestigt de heer J. VAN
DER BAN de aandacht op de aan te brengen
naamborden, die de 'heer de Jonge voorstelde,
en dat deze geplaatst moeten worden, voor de
nieuwe huisnummering tot stand komt.
De VOORZITTER zegt, dat er geen verband
bestaat tussch'en naamborden en huisnummering
en hij de bestaande huisnummering wenscht te
handhaven behoudens enkele verbeteringen.
Dan sluiting.
Een mij nog steeds onbekend schrijver in De
(Staatk. Geref.) Banier, wien ik reeds een
en andermaal op min juiste voorlichting van zijn
lezers wees, en wien ik dat laatstelijk deed, toen
hij op 3 Maart j.l. in verband met de Commu
nistische woelingen schreef, dat de A.-R. leeren
,,dat de Overheid neutraal moet staan tegen
over elke uiting en elke meening komt daar in
het nummer van 22 Maart j.l. op terug. Hij geeft
evenwel ook daar weer een voorlichting in be
trekking tot de A.-R. beginselen en opvatting,
die andermaal doet denken aan de bekende zegs
wijze, welke van een bloem, een bij en een spin
gewaagt.
Hij schrijft toch
„Optreden tegen de communisten dus alléén
als het gevaar hier gaat dreigen. Zoolang het bij
woorden blijft, hindert het den heer Den Ouden
niet. Of God openlijk gevloekt en gelasterd
wordt in woord en geschrift, hindert den heer
Den Ouden niet zoo zeer. Hij geraakt alleen in
vuur, als de communisten met de wapenen in
de hand naar de macht staan. Van een roeping^ W
van de Regeering om op te komen voor de eere
Qods, daarvan wil de heer Den. Ouden niets
weten. Zoo beschreven wij ook het standpunt
van vele antirevolutionairen."
Wie mijn boven- en hierbedoelde beschouwing
met aandacht gelezen heeft, zal bemerken, dat
de schrijver in De Banier op deze wijze twee
verschillende zaken handig dooreen hutselt en
daardoor Voor zijn lezers er weer in geslaagd
is een valsche voorstelling van het antirevolu
tionair beginsel in elkaar te knutselen.
Ik moge er dan de aandacht op vestigen, dat
door de A.-R. partij in 1923 een commissie werd
ingesteld met opdracht de partij te willen voor
lichten betreffende de roeping der Overheid ten
opzichte van „Godslastering en vloeken". Deze
commissie, bestaande uit de heeren Prof. Dr.
J. Ridderbos van Kampen, voorzitter, Mr. J. P.
Chardon te Delft, Mr. V. H. Rutgers, destijds
te 's-Gravenhage, P. A. Schwartz te Krabben-
dijke en Mr. J. Wedeven te Winschoten, leden,
voldeed met bekwamer spoed aan haar opdracht
Getrouw krijg ik het maandblad „Onze Kin
deren" toegezonden. Ook deze maand weer.
'k Zag in het blad van deze maand, dat de
vijfde jaargang begonnen was. Gaarne maken
we van deze gelegenheid gebruik om er weer
eens de aandacht op te vestigen.
Bekend is dit eenvoudig maandblad, gewijd
aan christelijke opvoeding in school en huis,
nog niet. Reeds meermalen als ik er hier en
daar eens naar informeerde bleek me, dat men
van 't bestaan van zulk een blad niets afwist.
En dat is toch jammer,
Al meermalen nam ik in ons hoekje een stukje
uit dat blad over. Juist door de eenvoudige ma
nier, waarop alles behandeld wordt, trekt het
lezen ons steeds aan. De geringe abonnements
prijs van 1.50 per jaar kan toch voor niemand
te veel zijn.
Ook dezen keer vonden we er weer zoo'n
aardig stukje in, waarvoor we gaarne een
plaatsje in ons hoekje afstaan.
ONHANDIG?
„Moeder, duurt het nou nog heel lang, voor
ze komt?" vroeg kleine Wim met ongeduldig
stemmetje. Hij stond met z'n Moeder aan het
station in Hilversum te wachten. „Ze" was
Liesje, zijn achtjarig nichtje, dat een poosje in
Hilversum bij Wims Moeder, Mevrouw Franc-
ke, zou komen Iogeeren.
„Fijn 1" vond Liesje het, „dan kon ze den
heelen tijd met Wim spelen ('t was juist vacan-
tie) net of ze een broertje had en d'r was ook
zoo'n reuze groote tuin."
„Maar denk er om, Liesje, je mag er geen
rommel maken 1" waarschuwde haar Moeder,
„ik wil geen klachten over je hooren 1 en geen
bloemen afplukken en niet op het gras loopen
enO 1 ik durf haast niet op reis te gaan,
als ik bedenk, wat je in dien tijd bij Tante en
Oom zou kunnen uitvoeren 1 Je moet een lief
meisje zijn, hoor 1 en heel gehoorzaam."
„Maar 'k mag toch wel gieteren, hè Moeder
„Kind 1 Gieten Begin daar asjeblieft niet mee,
dan maak je je goed maar nat, of je laat den
heelen gieter vallen, net als laatst de melkkan,
of ben je dat alweer vergeten En, o ja, Liesje,
denk er aan, dat je op je jurkjes netjes moet
zijn, dat Tante An niet telkens voor je moet
laten .wasschen. Hoor je me, Liesje „Ja Moe
der", "antwoordde het kind gedwee.
Was 't nog wel zoo aardig om uit Iogeeren
te gaan Maar toen de trein het Hilversumsche
station binnenstoomde en ze even later Tante
en Wimmie zag staan, begon haar hartje toch
sneller te kloppen. Zoo gauw ze kon, kroop ze
tusschen de menschen door op haar Tante af,
die 't opgewonden gezichtje hartelijk kuste.
„Zoo Liesje, kind, ben je daar 1 En waar is
Moeder „Hier is Moeder", klonk een mop
perende stem, „dat kind laat me zóó schrikken,
inééns is ze verdwenen
„Maar ik zei het, Moeder, ik zei toch: kijk,
daar staat Tante."
„Moet je dan zóó over het perron hollen 1 Je
bonsde een ouden heer haast omver. En kijk
eens, je reistasch, hoe je dien draagt. Zoo kreuk
je al je jurken, onhandig kind, dat je bent."
Mevrouw Francke nam de tasch van het kind
over. „Kom Lize", zei ze, „laten we nu eens
opstappen. En die jurkjes laat ik wel even op
strijken, als het noodig is."
„Maar dat wil ik juist niet", zei Liesjes Moe
der, „ik wil niet, dat je van mijn kind zoo'n
last hebt." „Last 1" lachte Mevr. Francke, „kom
nou Liesje, last van zoo'n lieve, kleine peuter,
't Is mijn meisje, deze weken, niet Liesje
En ze knikte vroolijk tegen het kleine figuurtje
dat hand aan hand met Wimmie voor haar
uitliep 'en verlegen terugknikte.
„Ik hoop maar, dat Liesje lief zal zijn en
gehoorzaam en Ans, ze wil wel eens d'r melk of
boterham laten staan, maar dat zijn kunsten
van d'r. Liesje 1 je probeert het niet, hoor 1"
Weer knikte Liesje.
„Kom", zei Mevr. Francke, „laat die kinderen
nu eens met rust en vertel eens wat". Al bab
belend liepen ze verder, tot plotseling Liesjes
Moeder vooruitschoot, en haar kind bij den arm
greep. Liesje stond juist op den rand van het
trottoir.
„Wou je een ongeluk krijgen, Liesje Zie
je die auto niet aankomen
„Maar ik wou wachten, Moeder heusch I"
verdedigde Liesje zich.
„Ja, wachten, dat 's net iets voor jou Ze is
toch zóó onvoorzichtig 1 Altijd moet ik voor
haar uitkijken. Ik breng haar ook nog eiken dag
naar school."
„Hoe is 't mogelijk 1 Maar dat zou ik niet
doen, Lize. Zoo leert ze niet voor zich zelf
zorgen."
„Maar als ze dan onder een auto komt
'k Heb er maar een, moet je denken."
„Ja", zuchtte Mevr. Francke, „als je er zes
had Lize, zou je wel andere dingen te doen
hebben. Dan had je 't veel te druk."
,,'k Heb anders van dat eene kind al drukte
genoeg. Ze is zoo bewerkelijk, alles moet je
haar zeggen en nog doet ze de dingen verkeerd."
„Dan zou 'n maar niets meer zeggen
glimlachte Mevrouw. „Maar ik moet haar toch
opvoeden Ik wil er niet zoo'n lomp, onhandig,
verwend kind uit laten groeien. Ik zal 't haar
zeggen, tot ze 't goed doet."
Mevrouw Francke gaf ge'en antwoord, maar
nam zich voor de „opvoeding" van haar lo
geetje te laten rusten, zoodat het kind zich ook
eens echt „vrij" zou voelen.
's Avonds zou Liesjes Moeder weer naar
Utrecht terugkeeren.
„Ans", zei ze, voor ze heenging, „ik durf 't
kind haast niet bij je te laten. Je hebt het kunnen
zien, hoe onhandig ze wezen kan. Zoo schichtig
bij alles, wat ze doet. Dat kopje thee, nou weer,
ze liet het gewoon uit haar handen vallen."
„Nee, nee, zoo was het niet 1 Ze struikelde
over 'n voetbankje, dat ze niet had gezien."
„Maar dat moet ze toch zien 1 Zoo gaat het
nou altijd."
„Ja, maar jij riep d'r juist, Lize, daardoor
keek" ze naar j o u."
„IkMaar Ans 1 Ik riep, dat ze oppassen
moest en 't niet laten vallen 1"
„Dacht je dan, dat ze 't van plan was Kom,
Lize, laat het kind* eens wat met rust 'en let
niet zoo voortdurend op haar. Ze is aldoor onder
den druk van een paar spiedende oogen. Zou
jij dat prettig vinden Ik niet, 't zou me zeker
zenwachtig en „onhandig" maken 1 Maar maak
jij nu voort, anders mis je den trein."
„Maar Ans, hoor nog eens even, ik wou je
nog zeggen„Dat ik voor Liesje zorgen
moet viel de andere vlug in. ,,'k Zal zorgen,
dat ze een prettige vacantie heeft, ja, dat be
doel je, hè 1
G. v. E.
M'n beste nichtjes en neefjes 1
Voor onze nichtjes heb ik nog een aardig
handwerkje. M'n nichtjes vinden 't zeker wel
goed, dat zij er voor een keertje weer eens met
een klein beurtje afkomen
't Handwerkje, dat ik nu geven zal, is nu
eens voor de grootere nichtjes.
Jullie houden allemaal van mooie zakdoekjes,
hé Een mooi zakdoekje in je taschje, dat staat
maar wat fijn. Daarom ga ik jullie nu eens
helpen om mooie zakdoekjes te maken.
'k Zal jullie twee hoekjes voor zakdoekjes
geven. Maar 't is een fijn precies werkje, daar
om raad ik 't de jongere nichtjes niet aan om
't te doen.
Je maakt eerst dit hoekje en zet op 75 lossen.
Je moet dit hoekje beginnen te werken van A
naar B. Elke volgende toer wordt dus een hoekje
kleiner. De open ruimte wordt aangevuld met
stokje, twee lossen.
'k Heb er nu zoo maar een letter ingezet,
maar ieder kan er de letter inhaken, die noodig
is. Als je 't voor je zus Mien maakt, haak je
er dus een M in.
Als 't hoekje af is neem je een vierkant lapje
fijn katoen van ongeveer 30 c.M. 'en knip een
hoekje weg zoo groot dat 't gehaakte hoekje
er precies aan past; rijg nu langs alle naden
een heel, heel fijn zoompje en zet dan eerst
't gehaakte hoekje er aan. Dan haak je heelemaal
in 't vierkant een klein fijn kantje en je hebt
een prachtig zakdoekje. Maak er zoo drie en
vouw ze keurig in een zakdoekendoosje dat je
nog hebt en ieder is blij met zoo'n cadeautje.
Volgenden keer zal ik 't andere hoekje geven.
Nu zou 't te veel plaatsruimte vergen.
Allemaal nu heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
WIM EN MIES.
4. Maar dat mocht niet
Mies wrijft d'r oo-gen uit.
't Is al licht.
Maar Wim slaapt nog.
Ze hoort Moes be-ne-den al loo-pen.
Hè, Wim draait zich om, met z'n ge-zicht
naar 't raam.
Toen kon Mies 'm net zien 1
,,'k Maak 'm wak-ker 1" denkt Mies; „niks
echt zoo al-leen wak-ker 1"
Mies stapt 't bed uit en trekt Wim aan z'n
neus. In eens is Wim ook wak-ker en kijkt
Mies ver-schrikt aan.
Maar dan zegt hij: „Is do-mi-né al wak-ker
O ja, do-mi-né is er
Daar had ze nog niet eens aan ge-dacht 1
„Kleed je aan, jö, dan gaan we naar be-
ne-den, mis-schien is ie al in de ka-mer 1"
Maar daar komt moe aan.
„Al wak-ker, kin-de-ren
„Dag lie-ve Moes 1" zegt Mies, ze pakt moe
stijf.
„Dag Moe I" zegt Wim en hij geeft moe een
zoen.
Moe knielt weer met Wim en Mies en als
ze ge-be-den heb-ben krij-gen ze al-le-bei een
flin-ke wasch-beurt.
Brr,w at is dat wa-ter koud! Maar dat is
gauw o-ver. En dan krij-gen ze hun Zon-dag-
sche klee-rën aan. Mies haar flu-wee-len jurk
en Wim z'n wit-te trui met flu-wee-len broek.
„Is do-mi-né al wak-ker, Moes vraagt Mies,
ter-wijl Moe een strik in 'r haar doet.
„Neen, kind, do-mi-né slaapt nog, zul-len jul
lie zacht-jes doen als je de trap af komt
„Ja Moe 1"
Be-ne-den was 't nog stil en moe ging weer
aan 't werk; de ka-chel aan-ma-ken en e-ten
klaar zet-ten. 't Was nog niks echt be-ne-den
„Mo-gen we nog een poos-je naar ons ka-
mer-tje, Moe x
„Als je heel stil bent, Wim 1"
„Ja Moe
Voet-je voor voet-je slui-pen ze de gang in
en klim-men o zóó zachtjes de trap-p'en op,
Wim en Mies, en als ze voor-bij de deur van
do-mi-né's ka-mer ko-men, kijkt Mies e-ven heel
ver-lan-gend.
In hun kamer-tje zoekt Mies naar haar pop,
maar Wim kijkt uit 't raam.
„Was do-mi-né maar wak-ker 1" zegt Wim.
„Ja, was ie maar wak-ker", zegt Mies.
Mies speelt weer met haar pop, maar pop
is stout. Dat is al-tijd zoo, als Mies niet blij is.
En Mies is niet blij.
Nee En Wim ook niet.
„Zou-ie nou nóg sla-pen 7" vraagt Mies, na
een poos-je.
,,'k Weet het niet", zegt Wim; ,,'k ga eens
luis-te-ren 1"
„Ik ga mee", zegt Mies.
Zacht-jes, héél zacht-jes gaan ze de gang op
naar de deur van do-mi-né's ka-mer.
Wim luis-tert bij den knop van de deur.
En Mies luis-tert ook.
Maar ze hoo-ren hee-le-maal niks.
't Is zóó stil.'
Al-leen moe hoo-xen ze, ach-ter in de keu-ken.
,,'k Hoor niks", zegt Wim.
„Doe de deur op een kier-tje", zegt Mies.
„Ja, op een kier-tje, dan hoo-ren we mis-schi'en
wat 1" fluistert Wim.
Héél, héél voor-zich-tig pakt Wim den knop
van de deur; hij houdt de lip-pen stijf op el-
kan-der en Mies ziet dat ie rood wordt.
O, daar draaitde knop
Mies nijpt d'r vuist-jes stijf dicht.
Maar ver-der wil de knop niet en de deur
blijft stijf dicht.
,,'t Gaat niet", fluis-tert Wim.
Maar nog e-ven pro-beert hij 't.
O, wee 1
Daar schiet de knop door en t maakt zoo n
le-ven.
O, nou heeft do-mi-né 't ge-hoord 1
En de deur staat op een kier.
Nou zal de do-mi-né er uit ko-men
Wim kijkt naar Mies en Mes kijkt naar Wim..
En ze zijn al-le-bei o zoo bang.
Als de do-mi-né nou eens komt 1
Maar de do-mi-né komt niet.
En ze hoo-ren niets meer.
't Is net of de do-mi-né er niet is.
„Zou ie er wel we-zen?" fluis-tert Mies.
,,'k Weet niet", zegt Wim.
Nog e-ven wach-ten ze héél stil.
„Kijk 's om 't hoek-je", zegt Mies.
„Doe jij 't", zegt Wim; „als ie 's wak-ker is 1"
Maar Mies durft eerst ook niet.
Zoo staan ze al-le-bei ach-ter de deur.
En de deur staat op een kier 1
En ze hoo-ren niks ach-ter die deur
En moe is nog be-ne-den in de keu-ken 1
Die kan niet we-ten wat Wim en Mies doen.
Moe denkt, dat Wim en Mies op hun ka
mer-tje zijn en spë-len, want dat had-den Wim
en Mies al-le-bei bel-oofd 1
Maar nou staan ze hier.
O, als moe dat eens wist 1
(Wordt vervolgd).