IN" IIOBKTE TTlOOEI TT3ROT E Marktberichten. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. Ingezonden Stukken. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct. Laxear-Ta biettan 60 ct. Zenuw-Tabletten 75 ct. Staal-Tauletten90 ct. Maag-Tabletten 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten Mag ik hier iets van één zijner kostelijke boekjes vertellen Hans en Hennie zijn een tweeling. Ze hebben een kikker gevangen en deze in een kartonnen doosje opgesloten, ze nemen het mee naar school en daar valt het doosje van de bank. Het ver wekt een paniek bij de juffrouw en de kin deren. Eindelijk is het beest gevangen en gaan ze er stiekem mee naar huis. Daar bergen ze het doosje op hun slaapkamer weg tot den avond. Dan sleepen ze even stil een emmer water naar boven, zetten een plankje schuin in den emmer en laten de kikker er in zwemmen. Als ze in bed liggen hal'en ze het zaakje voor den dag en deponeeren het aan het voeteinde. Eindelijk vallen ze in slaap en dan gebeurt het verschrikkelijke: de emmer rolt door het trappen dat ze in hun droom doen omver en gaat over de dekens en over den vloer. Moeder is ziek, doch springt van de schrik uit bed, vader en tante, die het huishouden waarneemt (want moeder is al zoo lang ziek) snellen naar boven en daar krijgen de jongens van dik hout zaagt m'en planken. Vader zegt: „Je bent deugnieten die arme moes heeft tóch al zoo'n hoofd pijn. En nou maak je zoo'n leven. En nou breng je stilletjes zoo'n beest meeje bent deugnieten. Je denkt maar aan je eigenpret En aan je moes denk je niet't Is mooi, hoor 1" Tot zoover zouden ook onze vaderen in de vorige eeuw gekomen zijn. Maar verder ook nietEn zouden aan het slot een zedepreek gegeven hebben, in den vorm vankinderen, spiegelt u aan de deugnieten, die niet aan hun moesje dachten. En ze zouden wonder tevreden geweest zijn, dat ze weer zoo'n mooi boekje de wereld ingestuurd hadden. Maar het boekje van v. d. Hulst is nog niet af. Luister naar het slot „Het was nog vroeg in den morgen. Toen riep moes heel zacht: Hans Hennie De deuren op deg ang stonden een beetje open. Tante Toos was al naar beneden; vader was al uitgegaan. Hij moest heel vroeg op reisMoes roept nog eens heel zacht: Hans Hennie Er stom melde wat in 't kleine kamertjeZouden de jongens haar hooren Weer roept ze: „Hans Hennie 1 Kom eens bij me"Ja moes 1" En daar kwamen ze aan, allebei erg verlegen. Moes zei: „Jongens, vertel me toch eens, wat was dat vannacht?"Hans beet op zijn lip. Hennie begon te schreien. „Toe jongens, vertel het me dan eenshoud je niet veel. van me „Ja moessnikte Hennie. „Ja, moesjuist héél veel snikte Hans. En toen hebben ze hun mooie geheim verteld Wat dit geheim was Toon van den melkboer had gezegd: als je een kikker in een emmer doet en een plankje er bij en hij gaat boven aan het plankje zitten, dan krijg je mooi weer En de dokter had gezegd: wanneer het mooi weer wordt, zal moes gauw beter zijn En dan verder „Kruip maar even bij mezei moes „Hans hier en Hennie daar"Toen lagen de jongens dicht bij moes weggekropen in het warme bed. En moes knuffelde hen dicht tegen zich aan. Hans in haar eenen arm en Hennie in haar anderen arm. En ze zoende ze allebei. En ze zei: „Jullie bent tóch mijn goeielieve dommejongens, hoorEn er kwamen tranen in haar oogen. Zóó blij was ze Dit is een stukje kinderliteratuur uit onze dagen. Diep aangevoeld, een fijn brok kinder- psycho-analyse, ontleding van de teere kinder ziel, waarvan onze brave vaderen der vorige eeuw niet het minste benul hadden. Maar eerst als wé ons de moeite getroosten om de kinderziel te benaderen, dus de kinderziel te erkennen en te waardeer'en is het ook mo gelijk, dat we het kind opvoeden in positief- Christelijken geest. Dat kan alleen liefde. Er zijn nog menschen, die zeggen: ik houd niet van kinderen. Dat zijn ongelukkige men- schen, menschen die óf zelf hun leven lang kind gebleven zijn, óf egoïsten, die door zelfzucht verteerd wördètl; Let op dèn geest der vorige- eeuw. Christus dacht er anders over. Hij zag in de ziel van het kind en Hij zag er het meesterwerk Zijns Vaders in. Hij gevoelde zich tot het kind aangetrokken en wilde niet, dat ze verhinderd werden tot Hem te komen. Hij stelde ze den „grooten" mensehen tot voorbeeld We mogen God danken, dat er weer iets van dien geest van Christus in onzen tijd is gaan leven, dat we het kind weer kind willen laten en dat we de heerlijke schatten van de kinder ziel weer willen opdelven om er van te genieten en er van te leeren. Maar bovenal moeten we hiervoor dankbaar zijn, omdat alleen op deze manier weer iets voor het kind te doen is en inderdaad de mo- gelijkhèid is om weer met het kind „de wacht gelijkheid geopend is om weer met het kind „de wacht te betrekken bij het Kruis" UITKIJK De copie van Ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Mijnheer de Redacteur Mag ik s..v.p. voor onderstaande een plaatsje in uw blad Mijn hartelijken dank. Met belangstelling heb ik kennis genomen van een ingezonden stuk van den heer Van Zielst te Sommelsdijk. Genoemde heer trekt te velde tegen de vijf artikelen, verschenen in de „Maas- en Schelde- bode", waarin gesproken wordt over het oude Calvinisme en het neo-Calvinisme. De geachte inzender zegt dan, dat er velen, zeer velen zelfs, die de Goddelijke waarheden lief zijn, doen deze woorden, n.l. „de ver ondersteld^ wedergeboorte" schikken. Deze leer wordt dab ook genoemd „Neo-Calvinistisch (dus de Doopsbeschouwing van Dr. Kuyper). 'tZou te veel plaatsruimte vragen om op die Doopsbeschouwing in te gaan, aldus de heer Van Zielst. Maar zoo komt hij--er gemakkelijk af! Wanneer Dr. K. met zijn Doopsbeschouwing niét staat in de lijn der vaderen van de 16e" en 17e eeuw, dan moet v. Z. dat bewijzen. En zoo is het ook met zijn andere bewe ringen. Bewijs, dat de Paus van Rome de Anti christ is Bewijs dan, dat e'en goed gezang Neo-Calvi nistisch is, daar Paulus zelf aandringt op het zingen van „Psalmen, gezangen en geestelijke liedeFen". De 18e eeuwer zegt en klaagt: „Och mocht ik eens". Is er geen verschil tusschen een oot moedige bede, of „och mocht" als sluier van onmacht om er achter weg te schuilen En ook niet: „O, als ik nog eens mijn on sterfelijke ziel mocht behouden van de hel". Voor God in de schuld, zeker, maar voor de menschen het hoofd zalven en het aangezicht Dan zegt de heer Van Zielst ook Maar vergeet niet, dat er nog zeer velen onder de leden der Herv. Kerk en ook der Chr. Geref. Kerk zijn, die nog pal staan voor de Anti- Rev. beginselen, maar die van deze stellingen niets moeten hebben." Dus het gaat er bij de heer Van Zielst over, wat de menschen gaarne hooren en niet wat Gods Woord zegt En is zelfs een paar jaar geleden op een conferentie door een Confessioneel predikant Dr. Kuyper niet een „volksverleider" genoemd Het gaat er echter niet over, wat een Con- fessioneele dominé zegt, ook niet of Ds. Kersten Prof. V. een goochelaar met teksten scheldt, maar wat zegt Gods Woord. Daarom geef ik den heer Van Zielst den raad; „Doorzoek u zeiven nauw, ja zeer nauw" en onderzoek de oude schrijvers voor ge er over gaat praten Dirksland. - J. LUGTENBURG. De heer Lugtenburg blijkt onze artikelen-serie beter begrepen te hebben dan de heer v. Zielst. Er wordt in onze dagen heel veel nagepraat, en ofschoon men in Rome het gezag, dat daar aan de overlevering wordt toegekend, verfoeit, leven heel veel menschen schier uitsluitend bij de overlevering. Wat vader en grootvader ge zegd hebben, geeft den doorslag. Persoonlijk onderzoek schijnt te veel inspanning te kosten. En daarom is de raad om de oude schrijvers nauwkeurig te onderzoeken voor m'en er over gaat praten, wel op zijn plaats. RED. „BOND VAN GEREFORMEERDEN (CALVINISTEN) IN NEDERLAND". Onder de vele vreemde en verrassende ver schijnselen van dèh laatsten tijd mag zeker wel gerekend worden', dat men bezig is'ëen „buiten kerkelijken" Bond in Nederland te vormen, die zal rusten op denzelfden grondslag, die aanvaard is en gehandhaafd wordt in de Gereformeerde perken, namelijkde drie formulieren van eenigheid. Reeds op zichzelf, afgezi'en van de leden en de bestuursleden, is die Bond een vreemd ver schijnsel, dat -wel nadere toelichting vereischt; maar een toelichting, die al heel bezwaarlijk zal kunnen gegeven worden, gelijk wij zullen aantoonen. Nederland heeft zijne eigen geschie denis, zoowel kerkelijk als politiek. Het Cal vinisme is daar gevestigd: confessioneel in de kerken en politiek in de antirevolutionaire partij. Ja, in de ker k e n in verschillende kerk- groepen. In de Hervormde Kerk bestaat in theorie „rechtens" altijd nog de plicht om de „leer", dat is de confessie van de kerken, zooals de Synode van Dordt ze in 1619 heeft vastgesteld, te hand haven. Maar van die handhaving komt in vele Hervormde gemeenten niets terecht, omdat de geheele bestuursinrichting, omschreven in een dikken regelemientenbundel, feitelijk plichtsver vulling onmogelijk maakt. Daarnaast bestaan de Gereformeerde Kerken, voortgekomen uit de Chr. Geref. Kerk en de doleerende Nederduitsch Geref. Kerken, en ver- eenigd in 1892. Daarnaast is opgetreden een hernieuwde Kerkformatie van de Chr. Gereformeerden, die zich in en na 1892 bezwaard gevoelden over den gang der kerkelijke zaken sedert 1886, en die beweren, dat de Verbondsbeschouwing der Gereformeerde Kerken en de Doopsbeschouwing van die Kerken niet zuiver is; die dat maar al door b 1 ij v e n beweren, niettegenstaande die beschouwing volkomen in overeenstemming is met de leer der Gereformeerde Kerkvaderen en met het Doopsformulier, dat ook de Chr. Geref. Kerk nog steeds gebruikt. Wederom daarnaast zijne er nog een aantal kleinere Kerkformaties, die zich gehecht ver klaren aan de Gereformeerde belijdenis. En eindelijk is er 1926 en 1927 een groepje Kerken ontstaan, hetwelk pretendeert ook Gei reformeerd te zijn, maar dat buiten het verband der Gereformeerde Kerken geraakte, omdat het op zeker hoofdpunt (het Paradijsverhaal) de historische mededeelingen der Heilige .Schrift niet onaangevochten liet. Voorts bestaat er eene politieke anti-revolu tionaire partij, met een eigen program, waarin de Calvinistische beginselen voor het Staatkun dig en het sociale leven zijn verwerkt. Wegens verschil over de toepassing van die antirevolutionaire beginselen heeft zich een deel van die partij afgescheiden onder den naam van Vrij-antirevolutionairen of chr. historische partij. Het spreekt wel vanzelf, en het mag niet an ders worden verondersteld of iedere rechtge aarde Calvinist betreurt, daf èr ónder de be- lijders der Gereformeerde religie zooveel ge- deeldheid is, vooral kerkelijk, en ook politiek. Maar wat ter wereld is daaraan nu dadelijk te doen Men kan daartegen bidden, maar kan de éénheid niet fabriceeren; men kan ze niet dwingen of opleggen; m'en kan alleen hopen, dat het riög eens anders wordt, en men kan het mogelijk achten, dat de nood der tijden, de toe nemende anti-christelijke bewegingen in de we reld, de belijders van Christus, woonachtig in verschillende Gereformeerde Kerken en kringen, nog eenmaal tot een levendig besef van saam- hoorigheid zal brengen. Maar wat hebben een aantal belijdende man nen en vrouwen nu uitgedacht en aanvankelijk daargesteld Zij willen een soort verzamelbond vormen van gereformeerden met uiteenloopende ge voelens omtrent voorname stukken van de ge reformeerde leer en de wijze van haar beleving; zij willen nochtans dien verzamelbond fundeeren op de basis der belijdenisschriften van de Ge reformeerde kerken; en zij willen dien verzaaiel- bond stempelen alsschrik niet, lezer als i n t e r k e r k e 1 ij k. Ja waarlijk, het is wel om van te schrikken; eene interkerkelijke vereeniging op een zuiver belijnden kerkelijken grondslag Meer dan een halve eeuw lang heeft Dr. A. Kuyper bij ons volk de helderste begrippen omtrent het wezen en het leven van de Kerk des Heeren op aarde ingeprent. Hij heeft op de duidelijkste wijze geleerd, dat hetgeen organisch onder de gereformeerden uit Christus leeft, zich ook i n s t i t u a i r zuiver behoort te openba- r'en. Maar zie, nu staat daar een achtbaar ge zelschap te wenken, en zegt feitelijk: onder den naam kerkelijk is er geen algeheele saamver- eeniging te bereiken; welaan, laten wij het dan eens onder het merk van interkerkelijk probee- ren. Wat in de kerkelijke behuizing niet ge lukt, laat dat eens beproefd worden in het open veld, of in een buitentent of onder een koepelbetimmering. Tot op dit oogenblik blijft het ons een raad sel hoe hoogst bekwame, scherpdenkende man nen tot zoo iets den eersten stoot konden geven. "Maar de verbazing wordt nog veel sterker, wanneer men let op de leden van het Bestuurs- comité van den Bond. Kerkelijke hoofdleiders en voorgangers, die nog kort geleden juist over cardinale punten van de gereformeerde Confessie hevig met el kaar gestreden hebben, en die ter oorzake van belangrijke geschilpunten kerkelijk van elkaar af zijn geraakt, zullen nu buiten de kerk- muren, maar op het terrein van dezelfde Calvinistische Confessie doen alsof er niets ge beurd is, alsof m'en elkaar verstond en welbe wust één was. Neen, het kan wel niet anders of zulk een „Bond" draagt de kiemen van ontbinding in zich. De bedoeling kan prijzenswaard zijn, maar wat men op confessioneel gebied vurig wenscht is daarom nog niet verkrijgbaar. Bij de nastreving van een ideaal moet men de nuchterheid niet verliezen. De Bond beoogt ook internationale correspon dentie. Maar daarvoor is dan toch zeker geen zwevend, wel een zeer vast adres noodig. Voor een bepaald omschreven onderdeel van de gereformeerde actie, zooals voor het propa- geeren der zuiver christelijke wetenschap, kan men samenwerking met leden van verschillende kerken zoeken; maar zoo eens in het algemeen voor allerlei doeleinden te hoop te loopen zonder in werkelijkheid éénzelfden grond onder dev oeten te hebben, kan wel niet anders dan op teleurstelling uitloopen. Onder de hoogleeraren te Kampen schijnt men dit ook in te zien. Althans staat nog geen hunner tot dusver onder de oprichters of bestuurders vermeld. G. G. GIJBEN. Den Haag, 12 Maart 1930. Wat de geachte schrijver hier zegt, vindt in hoofdzaak weerklank in ons hart. Den roep om politieke eenheid schijrien verschillende menschen in onze dagen zóó te verstaan, dat er ook een eenheid geforceerd moet worden op een terrein, waar blijkens de openbaring der geesten voorals nog aan geen eenheid te denken valt. En ver binding van het heterogene zal óf teleurstelling baren óf moeten leiden tot een verdoezeling der beginselen. Een derde mogelijkheid zien wij niet. RED. Centrale Veiling te Mlddelharnls. Veiling van Donderdag 13 Maart 1930, Kipeieren 50—52 Kg. f 4,05—f 4,15 p. 100 stuks. 58-60 Kg. f 4,80—f 4 95. 60-62 Kg. f 4,95—f 5,10. bruin 60 61 Kg. f 5,10—f 5,15. Eendeieren f 4,60—f 4,90. Boter f 0,85—f 1,— per pond. Aanvoer 2^,000 eieren. 't Kan verkeeren heeft Breeroo gezegd. Dat zien we nu dezer dagen in Engeland. Miss Pankhurst heeft een standbeeld gekregen. Dat hebben we natuurlijk reeds in de dag bladen gelezen. Standbeelden worden er genoeg opgericht. Daarin behoeven we niets bijzonders te zien. Maar dat er in Engeland een stand beeld voor Miss Pankhurst wordt opgericht, daarover verbazen we ons toch wel eventjes. We weten allen wel, dat Miss Pankhurst een eerste, ergste voorvechtster voor het vrouwen kiesrecht in Engelang was. Miss Pankhurst had heel wat medestandsters. De kiesrechtdames of suffragettes waren bekend genoeg, om geen er ger woord te gebruiken. Daar zorgden zij zeiven wel voor. Ze waren wezenlijk niet kieskeurig in hun middelen om de algemeene aandacht op hun zaak gevestigd te krijcjen. 'k Herinner me nog wel uit den tijd, al was ik toen nog te jong om veel van hun strijd te snappen, met welk een onbegrensde ontzetting en minachting ik destijds de menschen in mijn omgeving hoorde praten over die Engelsche suffragettes. En toen ik zooeven in mijn woordenboek, dat uit dien tijd dateert, nazag welk woord dit gaf, las ik achter suffragette„ontzinde kampsters voor Vrouwenkiesrecht". Kijk, dat geeft de meening van dien tijd over de suffragettes weer. Maar ik kan er bijvoegen, ze hebben het er naar gemaakt. In „De bonte waereld"-rubriek van „De Maas bode" Jas ik een heel zondenregister van die dames, wier voorgangster 'en aanvoerster Miss Pankhurst was. 'k Laat het hieronder volgen, dan kunnen we zien, dat die kiesrecht-dames niet ten onrechte een minder goeden naam hadden. De Engelsche suffragettes, de kiesrecht dames oefenden toen (1913) een ware terreur Uit, waar zij maar konden. Er werd met recht van „suffragitis", van kiesrechtvrouwen-waan zin gesproken, welk een dusdanicjen vorm aan nam, dat de vraag werd gesteld of men niet het best deed deze „misdadigsters" eenvoudig in een krankzinnigengesticht op te sluiten. Het Waren „misdadigsters" naar haar gedragingen en haar daden waren krankzinnig in aard en wezen. Huizen werden in brand gestoken, bommen werden gelegd, ruiten werden stuk geslagen. Veel sensatie werd verwekt door de suffragette Emily Davidson, die bij de Derby- rennen plotseling toesnelde op het paard „Am- mer", dat aan den koning toebehoorde. Zij greep het bij den teugel, zoodat de jockey Jones viel en gekwetst werd. De vrouw zelf werd ernstig gewond en moest haar daad met den dood bekoopen. Haar begrafenis werd een nieuwe militante demonstratie. Emily David son verborg zich in haar daadwerkelijke actie, tot driemaal toe in het Lagerhuis; eens zelfs in een buis van de Centrale Verwarming. Zij stichtte brand in het hoofdpostkantoor, werd negen maal gevangen gezet, en driemaal daar uit ontslagen, omdat zij weigerde voedsel tot zich te nem'en. Zij verschanste zich eens in de cel van haar gevangenis: met een brandslang Werd zij tot andere gedachten gebracht. Toen men haar kunstmatig voedde, wierp zij zich als protest de trappen af. Een der vele keeren, dat mevr. Pankhurst tot gevangenisstraf was veroordeeld, werden plannen beraamd om zich op den rechter, die haar vonniste, rechter Lush, te wreken: men wilde diens zoon, die te Harrow school ging, ontvoeren. In die dagen werd ook de school extra bewaakt, omdat men vreesde, dat de fu ries zouden pogen het gebouw in brand te ste ken, e'en der toen zeer gangbare methoden. In den ochtend van 9 April 1913 lieten de Londensche kiesrechtvrouwen de Londenaars leelijk schrikken door het afvuren van een bij Dudley House staand kanon van Sebastopol. Op het kanon was een plakkaat bevestigd, waarop te lezen stond: „Votes for Women 1" „Kiesrecht voor de Vrouwen Het was nog slechts een onschuldige aardigheid.Op Woens dag 11 April van hetzelfde jaar veroorzaak ten de furiën bijna een verschrikkelijke cata- stofe: In een der treinen, welke veel handels lieden uit Londen naar de voorsteden ver voerde, vond men een extra zwaar geladen dynamietbom, welk, als zij tot ontploffing was gekomen, een ernstig onheil zou hebben ver oorzaakt. Bij ontdekking van de bom ontstond in den trein een hevige paniek. Aan de noodige gelden, de nervus rerum, hadden in die dagen de suffragettes aanvan kelijk geen gebrek, zoodat de regeering in overweging nam de kas in beslag te nemen. Die kas vormde een groot gevaar voor de veiligheid in Londen. Hoe de dames aan de pecunaire middelen kwamen, leert een ver slag van een op 9 April 1913 gehouden bij eenkomst in Albert Hall onder leiding staande van mrs. Drummond. In deze vergadering werd een collecte gehouden voor de propa ganda. Men kon daarbij terstond zijn gave of feren en ook voor een bedrag inschrijven. Dadelijk werd een bedrag van bijna 15.000 pond bijeengebracht. Er bevonden zich giften onder van 1000 en 1200 p.st. Zeer vele dames stonden staande de vergadering kostbaarheden en sieraden af „voor het goede doel"; de be stuurstafel had ten slotte veel weg van e'en juwelierswinkel. Een oudje, dat leefde van een staatspensioentje, bracht zelfs een zakje far things, stuivertjes, van vele jaren moeilijk spa ren. Zoo kwam men aan geld om den oorlog voort te zetten. Op 15 April werd sensatie verwekt, door dat in een melkkan, welke tegen een pilaar aan de buitenzijde van de Bank of Engeland was gezet, een bom werd gevonden. Een bobby, die de eerlijke vinder was en eens in de melkkan had geneusd, dompelde het ding in een naburige fontein, zoodat de bom on schadelijk werd. De bom was op wetenschap pelijke wijze samengesteld en bevatte een hoeveelheid kruit plus een uurwerk met elec- trische batterij. En dan nog geen twintig jaar later een stand beeld- voor -miss Pankhurst. e - Ja', 't kan verkeereh. M'n beste nichtjes en neefjes Vorigen keer heb ik jullie wat bezigheid voor de avonduren gegeven. Dezen keer heb weer wat voor jullie, maar ik wil je wel eerlijk ver tellen, dat ik het zelf niet uitgezocht heb. Ik kreeg deze rekenkundige bijzonderheid toege zonden van één onzer lezers en wel uit Amerika. Rekenen jullie het maar eens na of het goed uitkomt, dan heb je voor een aardig poosje wat te doen. Kijk, hier is de getallenbijzonderheid 9X1+2 9 X 12 3 9 X 123 4 9 X 1234 5 9 X 12345 6 9 X 123456 7 9 X 1234567 8 9 X 12345678 9 9 X 123456789 10 Totaal 11 111 1.111 11.111 111.111 1.111.111 11.111.111 111.111.111 1.111.111.111 1.234.567.899 Die laatste 9 in de totaal uitkomst 1.234.567.899 zou eigenlijk 'een nu moeten zijn, dan was het nog aardiger, dan was het de op volging regelmatig. Maar dat kan ook, doch dan moet je het vraagstuk zoo maken 9X0 0= 0 9X1 1= 10 9 X 12 2 110 9 X 123 3 1.110 9 X 1234 4 11.110 9 X 12345 5 111.110 9 X 123456 6 1.111.110 9 X 1234567 7 11.111.110 9 X 12345678 8 111.111.110 9 X 123456789 9 1.111.111.110 Totaal 1.234.567.890 Reken het maar eens na, en als je goed uit je hoofd weet hóe je het'ÜÖen moet, dan vraag je maar eens aan een Oom of Tante of die ook zoo knap zijn, dat ze rekenvraagstukken op kunnen geven, waar zoo'n mooi antwoord uit komt als 1.234.567.899 irr het eerste geval en 1.234.567.890 in het tweede geval. Elke uitkomst in het tweede geval is 1 minder dan elke uitkomst in het eerste geval, er zijn 9 uitkomsten, dus totaal 9 minder. De eerste uitkomst is 1.234,567.899, de tweede 9 minder, dus 1.234.567.890. Zoo hoor kinderen, ik eindig nu mijn praatje. Allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. WIM EN MIES door V. S. II. 3. 'it Was een héél aar-di-ge do-mi-né On-der 't brood-e-ten wa-ren Wim en Mies heel stil ge-weest. Ze moch-ten niets zeg-gen van moe. Al-leen had Mies tel-kens naar do-mi-né ge- ke-ken en toen had ze ook ge-zién, dat hij blau-we oo-gen had, héél vrien-de-lij-ke oo-gen èn hij had ook mooi-e lan-ge krul-len, bij-na de-zelf-de kleur als van Wim. Ja, dat had ze al-Ie-maal ge-zien. Maar toen had ze do-mi-né te lang aan-ge- zien, want van moe kreeg ze een wenk en ze be-greep wel wat moe be-doel-de. Wim mocht naast do-mi-né zit-ten. Mies had ook wel naast do-mi-né wil-len zit-ten, maar Wim was een jon-gen. Zij moest altijd naast moe zit-ten. Als zij naast hem mocht zit-ten, zou ze hem nog Wel eens e-ven heel stil aan-ge-raakt heb-ben Na 't e-ten moes-ten ze naar bed. Niks echt nou. „Kijk eens naar de klok, Wim", zei moe. Mies wist het al. Als moe dat zei was 't bed-tijd. „Zoo, gaan jul-lie al naar bed", zei do-mi-né. En toen trok hij Mies op z'n knie Zóó'n aar-di-ge do-mi-né was het En Wim trok hij ook naar zich toe „Ik mag ze-ker nog wel eens e-ven met de bel-ha-mels pra-ten, voor ze naar bed gaan", zei hij te-gen moe. En moe lach-te maar. 't Was heer-lijk zoo. Maar 't werd nog fijn-er Hij ging met Mies op de knie paard-rijden en dan trok hij weer aan haar krul-len. „LI hebt ook krul-len", zei Mies. „Ja, maar die van jou zijn lan-ger." „O, maart U bent een man, U hebt ze net als Wim." En toen keek do-mi-né naar Wim. „Kan jij al tot twin-tig tel-len vroeg do- mi-né. „Ja, do-mi-né", zei Wim. „Ik ook I" zei Mies. „Jij, en jij gaat nog niet eens naar school 7" „Van Wim ge-leerd, hoor maar." En daar tel-de ze tot twin-tig. Do-mi-né keek ver-baasd. „Nou, jij bent knap zei hij. „ik ken al vers-jes ook." „Ook van Wim ge-leerd „Ja, en van moe ook, do-mi-né". „Zoo, nou jij bent een bol-le-boos Mies lach-te. „Een bol-le-boos", dacht ze, „wat is dat nou „En nou zal ik jul-lie een mooi ver-haal-tje ver-tel-len en dan naar bed Hè, dat was fijn Mies ging er goed voor zit-ten. En Wim ging stijf te-gen do-mi-né's knie staan Toen be-gon do-mi-né „Jul-lie weet wel wat een boe-ren-schuur is Wim wist 't. Maar Mies wist 't niet. „Meid, net als bij oom Siem, je weet wel zoo'n groo-te loods „O ja, net als bij ons ach-ter, maar nog een klein beet-je an-ders I" „Juist", zei do-mi-né, „zoo zal 't we-zen. Welnu, uit die schuur haal-de boer Harm-sen al zijn tar-we weg. Je weet wel, dat tar-we in groo-te wa-gëris van het veld ge-haald wordt en dan in de schuur wordt op-ge-bor-gen om la-ter naar den mo-le-rtaar te bren-gen, die het maalt en dan naar „Den bak-ker", ant-woord-de Wim; „dat heeft de juf-frouw pas ver-teld van de plaat „Prach-tig", zei do-mi-né; „dus naar den bak ker, die er voor ons Do-mi-né keek naar Mies. „Brood van bankt"," vul-de Mies in, blij, dat ze nu ook het ant-woord wist. „Knap-pe kin-de-renzei do-mi-né,. „Die boer had dan ook kin-de-ren, net zoo als jul-lie." „Heet-ten die ook: Wim en Mies vroeg Mies. „Neen, an-ders; ik zal ze Jaap en Jet noe men." „Jaap en Jet", lach-te Mies; „dan heet ik toch nog lie-ver Wim en Mies 11" „Zoo, heet jij al-leen niet I" zei Wim. „Nou ja, sa-men toch „Luis-ter nauzei Wim. En do-mi-né ging verder „Toen de laat-ste wa-g'en-vracht tar-we uit de schuur ge-haald werd, ston-den Jaap en Jet er dicht bij en ze ke-ken maar. Ze von-den 't zoo mooi I 't Laat-ste hoop-je werd door de knechts weg-ge-haald en toen, o, schrik 1 in eens 'v drie- vier, vijf muizen en die kwa-men al-le-X^ maal naar den hoek van de schuur, waar Jaap en Jet ston-den. En op eens gin-gen al-len op de mui-zen-jacht, be-hal-ve Jaap en Jet, die wa-ren bang. Ze wil-den weg-loo-pen, maar o wee, o-ver-al wa-ren mui-zen en ze vlo-gen zoo maar tus-schen Jaap z'n klompen door F En Jet hui-len 1 Ge-luk-kig kwam moe-der net aan. Die nam ze al-le-béi mee naar huis. Maar nu moe-ten jul-lie eens goed hoo-ren 1" Do-mi-né stak z'n vin-ger op. ,,'s A-vonds gin-gen Jaap en Jet naar bed net als jul-lie straks. Moe-der hielp ze uit- klee-den en wat den-ken jullie nou, dat er uit de kous van Jaap kwam, toen hij ze uit trok „Een muiszei Wim. „Een muiszei Mies. „Net mis 1 z'n been na-tuur-lijk F' En do-mi-né lach-te en va-der en moe-der lach-ten ook. Maar Mies vond het eind van het ver-haal niets mooi, ze had het veel leu-ker ge-von-den als er een muis uit-ge-ko-men was. Wim zei eerst niets, maar toen zei hij „Ja, na-tuur-lijk, z'n been kwam er'uit]" „En nou naar bed", zei do-mi-né, „en o-ver geen mui-zen droo-men Mies lach-te weer. Ze sprong van do-mi-né's knie af 'en greep z'n hand. „Goe-den nacht, do-mi-né", zei ze. En Wim zei ook: „Goe-den nacht, do-mi-né." Toen ga-ven ze al-le-bei va-der een zoen en moe-der bracht ze bo-ven naar bed. Maar vóór ze de ka-mer uit-gin-gen, liep Mies nog gauw e-ven naar den do-mi-né en fluis- ter-de ,,'k Vind U net zoo'n aar-di-ge do-mi-né I" „Gauw naar bed, klei-ne dik-zak lach-te hij. Bo-ven hielp moe zus. Wim was al uit-ge-kleed. En met z'n drie-en kniel-den ze. En toen bad moe voor al-le-maal, voor va-d .r en moe-der, voor "Wim en Mies, net als ie-de-ren a-vond. Maar toen ze opstonden en moe Mies toe- dek-te, zei Mies „Moes, had U ook maar voor dien aar-di-gen do-mi-né ge-be-den I „Jaj kind, maar dat doet va-der straks nog wel, als va-der en moes sla-pen gaan, maar ook al was do-mi-né niet aar-dig, dan zou-den we toch voor hem moe-ten bid-den, kind „Ja, dat vond Mies ook, maar als ie niet aar-dig was zou ze er toch niet aan ge-dacht heb-ben Toen moes weg was, riep Mies naar Wim's ledikant „Slaap jij al, Wim „Npe jij?" „Hoe kan dat nou en ik praat?" „INTou ja,, als je slaapt praat je ook wel eens Maar dat ge-loof-de Mies niet, al was Wim nog zoo knap ,,'t Was toch een aar-di-ge do-mi-né, Wim „Ja, aar-dig is iel!' zei Wim. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 2