IN" IIOBKTE TTlOOEI TT3ROT E
Marktberichten.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Ingezonden Stukken.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxear-Ta biettan 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Staal-Tauletten90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten
Mag ik hier iets van één zijner kostelijke
boekjes vertellen
Hans en Hennie zijn een tweeling. Ze hebben
een kikker gevangen en deze in een kartonnen
doosje opgesloten, ze nemen het mee naar school
en daar valt het doosje van de bank. Het ver
wekt een paniek bij de juffrouw en de kin
deren. Eindelijk is het beest gevangen en gaan
ze er stiekem mee naar huis. Daar bergen ze
het doosje op hun slaapkamer weg tot den
avond. Dan sleepen ze even stil een emmer
water naar boven, zetten een plankje schuin in
den emmer en laten de kikker er in zwemmen.
Als ze in bed liggen hal'en ze het zaakje voor
den dag en deponeeren het aan het voeteinde.
Eindelijk vallen ze in slaap en dan gebeurt het
verschrikkelijke: de emmer rolt door het trappen
dat ze in hun droom doen omver en gaat over
de dekens en over den vloer. Moeder is ziek,
doch springt van de schrik uit bed, vader en
tante, die het huishouden waarneemt (want
moeder is al zoo lang ziek) snellen naar boven
en daar krijgen de jongens van dik hout zaagt
m'en planken. Vader zegt: „Je bent deugnieten
die arme moes heeft tóch al zoo'n hoofd
pijn. En nou maak je zoo'n leven. En nou
breng je stilletjes zoo'n beest meeje bent
deugnieten. Je denkt maar aan je eigenpret
En aan je moes denk je niet't Is mooi,
hoor 1"
Tot zoover zouden ook onze vaderen in de
vorige eeuw gekomen zijn. Maar verder ook
nietEn zouden aan het slot een zedepreek
gegeven hebben, in den vorm vankinderen,
spiegelt u aan de deugnieten, die niet aan hun
moesje dachten. En ze zouden wonder tevreden
geweest zijn, dat ze weer zoo'n mooi boekje
de wereld ingestuurd hadden.
Maar het boekje van v. d. Hulst is nog niet
af. Luister naar het slot
„Het was nog vroeg in den morgen. Toen
riep moes heel zacht: Hans Hennie De deuren
op deg ang stonden een beetje open. Tante Toos
was al naar beneden; vader was al uitgegaan.
Hij moest heel vroeg op reisMoes roept nog
eens heel zacht: Hans Hennie Er stom
melde wat in 't kleine kamertjeZouden de
jongens haar hooren Weer roept ze: „Hans
Hennie 1 Kom eens bij me"Ja moes 1"
En daar kwamen ze aan, allebei erg verlegen.
Moes zei: „Jongens, vertel me toch eens, wat
was dat vannacht?"Hans beet op zijn lip.
Hennie begon te schreien. „Toe jongens, vertel
het me dan eenshoud je niet veel. van me
„Ja moessnikte Hennie. „Ja, moesjuist
héél veel snikte Hans. En toen hebben ze
hun mooie geheim verteld
Wat dit geheim was
Toon van den melkboer had gezegd: als je
een kikker in een emmer doet en een plankje
er bij en hij gaat boven aan het plankje zitten,
dan krijg je mooi weer
En de dokter had gezegd: wanneer het mooi
weer wordt, zal moes gauw beter zijn
En dan verder
„Kruip maar even bij mezei moes
„Hans hier en Hennie daar"Toen lagen
de jongens dicht bij moes weggekropen in het
warme bed. En moes knuffelde hen dicht tegen
zich aan. Hans in haar eenen arm en Hennie in
haar anderen arm. En ze zoende ze allebei. En
ze zei: „Jullie bent tóch mijn goeielieve
dommejongens, hoorEn er kwamen
tranen in haar oogen. Zóó blij was ze
Dit is een stukje kinderliteratuur uit onze
dagen. Diep aangevoeld, een fijn brok kinder-
psycho-analyse, ontleding van de teere kinder
ziel, waarvan onze brave vaderen der vorige
eeuw niet het minste benul hadden.
Maar eerst als wé ons de moeite getroosten
om de kinderziel te benaderen, dus de kinderziel
te erkennen en te waardeer'en is het ook mo
gelijk, dat we het kind opvoeden in positief-
Christelijken geest.
Dat kan alleen liefde.
Er zijn nog menschen, die zeggen: ik houd
niet van kinderen. Dat zijn ongelukkige men-
schen, menschen die óf zelf hun leven lang kind
gebleven zijn, óf egoïsten, die door zelfzucht
verteerd wördètl; Let op dèn geest der vorige-
eeuw.
Christus dacht er anders over. Hij zag in de
ziel van het kind en Hij zag er het meesterwerk
Zijns Vaders in. Hij gevoelde zich tot het kind
aangetrokken en wilde niet, dat ze verhinderd
werden tot Hem te komen. Hij stelde ze den
„grooten" mensehen tot voorbeeld
We mogen God danken, dat er weer iets van
dien geest van Christus in onzen tijd is gaan
leven, dat we het kind weer kind willen laten
en dat we de heerlijke schatten van de kinder
ziel weer willen opdelven om er van te genieten
en er van te leeren.
Maar bovenal moeten we hiervoor dankbaar
zijn, omdat alleen op deze manier weer iets
voor het kind te doen is en inderdaad de mo-
gelijkhèid is om weer met het kind „de wacht
gelijkheid geopend is om weer met het kind „de
wacht te betrekken bij het Kruis"
UITKIJK
De copie van Ingezonden stukken, die niet ge
plaatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik s..v.p. voor onderstaande een plaatsje
in uw blad Mijn hartelijken dank.
Met belangstelling heb ik kennis genomen
van een ingezonden stuk van den heer Van
Zielst te Sommelsdijk.
Genoemde heer trekt te velde tegen de vijf
artikelen, verschenen in de „Maas- en Schelde-
bode", waarin gesproken wordt over het oude
Calvinisme en het neo-Calvinisme.
De geachte inzender zegt dan, dat er velen,
zeer velen zelfs, die de Goddelijke waarheden
lief zijn, doen deze woorden, n.l. „de ver
ondersteld^ wedergeboorte" schikken. Deze leer
wordt dab ook genoemd „Neo-Calvinistisch (dus
de Doopsbeschouwing van Dr. Kuyper).
'tZou te veel plaatsruimte vragen om op
die Doopsbeschouwing in te gaan, aldus de heer
Van Zielst. Maar zoo komt hij--er gemakkelijk
af!
Wanneer Dr. K. met zijn Doopsbeschouwing
niét staat in de lijn der vaderen van de 16e"
en 17e eeuw, dan moet v. Z. dat bewijzen.
En zoo is het ook met zijn andere bewe
ringen.
Bewijs, dat de Paus van Rome de Anti
christ is
Bewijs dan, dat e'en goed gezang Neo-Calvi
nistisch is, daar Paulus zelf aandringt op het
zingen van „Psalmen, gezangen en geestelijke
liedeFen".
De 18e eeuwer zegt en klaagt: „Och mocht
ik eens". Is er geen verschil tusschen een oot
moedige bede, of „och mocht" als sluier van
onmacht om er achter weg te schuilen
En ook niet: „O, als ik nog eens mijn on
sterfelijke ziel mocht behouden van de hel".
Voor God in de schuld, zeker, maar voor de
menschen het hoofd zalven en het aangezicht
Dan zegt de heer Van Zielst ook
Maar vergeet niet, dat er nog zeer velen onder
de leden der Herv. Kerk en ook der Chr. Geref.
Kerk zijn, die nog pal staan voor de Anti-
Rev. beginselen, maar die van deze stellingen
niets moeten hebben."
Dus het gaat er bij de heer Van Zielst over,
wat de menschen gaarne hooren en niet wat
Gods Woord zegt
En is zelfs een paar jaar geleden op een
conferentie door een Confessioneel predikant
Dr. Kuyper niet een „volksverleider" genoemd
Het gaat er echter niet over, wat een Con-
fessioneele dominé zegt, ook niet of Ds. Kersten
Prof. V. een goochelaar met teksten scheldt,
maar wat zegt Gods Woord.
Daarom geef ik den heer Van Zielst den raad;
„Doorzoek u zeiven nauw, ja zeer nauw" en
onderzoek de oude schrijvers voor ge er over
gaat praten
Dirksland. - J. LUGTENBURG.
De heer Lugtenburg blijkt onze artikelen-serie
beter begrepen te hebben dan de heer v. Zielst.
Er wordt in onze dagen heel veel nagepraat,
en ofschoon men in Rome het gezag, dat daar
aan de overlevering wordt toegekend, verfoeit,
leven heel veel menschen schier uitsluitend bij
de overlevering. Wat vader en grootvader ge
zegd hebben, geeft den doorslag. Persoonlijk
onderzoek schijnt te veel inspanning te kosten.
En daarom is de raad om de oude schrijvers
nauwkeurig te onderzoeken voor m'en er over
gaat praten, wel op zijn plaats.
RED.
„BOND VAN GEREFORMEERDEN
(CALVINISTEN) IN NEDERLAND".
Onder de vele vreemde en verrassende ver
schijnselen van dèh laatsten tijd mag zeker wel
gerekend worden', dat men bezig is'ëen „buiten
kerkelijken" Bond in Nederland te vormen, die
zal rusten op denzelfden grondslag, die aanvaard
is en gehandhaafd wordt in de Gereformeerde
perken, namelijkde drie formulieren
van eenigheid.
Reeds op zichzelf, afgezi'en van de leden en
de bestuursleden, is die Bond een vreemd ver
schijnsel, dat -wel nadere toelichting vereischt;
maar een toelichting, die al heel bezwaarlijk
zal kunnen gegeven worden, gelijk wij zullen
aantoonen.
Nederland heeft zijne eigen geschie
denis, zoowel kerkelijk als politiek. Het Cal
vinisme is daar gevestigd: confessioneel in de
kerken en politiek in de antirevolutionaire partij.
Ja, in de ker k e n in verschillende kerk-
groepen.
In de Hervormde Kerk bestaat in theorie
„rechtens" altijd nog de plicht om de „leer", dat
is de confessie van de kerken, zooals de Synode
van Dordt ze in 1619 heeft vastgesteld, te hand
haven. Maar van die handhaving komt in vele
Hervormde gemeenten niets terecht, omdat de
geheele bestuursinrichting, omschreven in een
dikken regelemientenbundel, feitelijk plichtsver
vulling onmogelijk maakt.
Daarnaast bestaan de Gereformeerde Kerken,
voortgekomen uit de Chr. Geref. Kerk en de
doleerende Nederduitsch Geref. Kerken, en ver-
eenigd in 1892.
Daarnaast is opgetreden een hernieuwde
Kerkformatie van de Chr. Gereformeerden, die
zich in en na 1892 bezwaard gevoelden over
den gang der kerkelijke zaken sedert 1886, en
die beweren, dat de Verbondsbeschouwing der
Gereformeerde Kerken en de Doopsbeschouwing
van die Kerken niet zuiver is; die dat maar al
door b 1 ij v e n beweren, niettegenstaande die
beschouwing volkomen in overeenstemming is
met de leer der Gereformeerde Kerkvaderen en
met het Doopsformulier, dat ook de Chr. Geref.
Kerk nog steeds gebruikt.
Wederom daarnaast zijne er nog een aantal
kleinere Kerkformaties, die zich gehecht ver
klaren aan de Gereformeerde belijdenis.
En eindelijk is er 1926 en 1927 een groepje
Kerken ontstaan, hetwelk pretendeert ook Gei
reformeerd te zijn, maar dat buiten het verband
der Gereformeerde Kerken geraakte, omdat het
op zeker hoofdpunt (het Paradijsverhaal) de
historische mededeelingen der Heilige .Schrift
niet onaangevochten liet.
Voorts bestaat er eene politieke anti-revolu
tionaire partij, met een eigen program, waarin
de Calvinistische beginselen voor het Staatkun
dig en het sociale leven zijn verwerkt.
Wegens verschil over de toepassing van die
antirevolutionaire beginselen heeft zich een deel
van die partij afgescheiden onder den naam van
Vrij-antirevolutionairen of chr. historische partij.
Het spreekt wel vanzelf, en het mag niet an
ders worden verondersteld of iedere rechtge
aarde Calvinist betreurt, daf èr ónder de be-
lijders der Gereformeerde religie zooveel ge-
deeldheid is, vooral kerkelijk, en ook politiek.
Maar wat ter wereld is daaraan nu dadelijk te
doen Men kan daartegen bidden, maar kan
de éénheid niet fabriceeren; men kan ze niet
dwingen of opleggen; m'en kan alleen hopen, dat
het riög eens anders wordt, en men kan het
mogelijk achten, dat de nood der tijden, de toe
nemende anti-christelijke bewegingen in de we
reld, de belijders van Christus, woonachtig in
verschillende Gereformeerde Kerken en kringen,
nog eenmaal tot een levendig besef van saam-
hoorigheid zal brengen.
Maar wat hebben een aantal belijdende man
nen en vrouwen nu uitgedacht en aanvankelijk
daargesteld
Zij willen een soort verzamelbond vormen van
gereformeerden met uiteenloopende ge
voelens omtrent voorname stukken van de ge
reformeerde leer en de wijze van haar beleving;
zij willen nochtans dien verzamelbond fundeeren
op de basis der belijdenisschriften van de Ge
reformeerde kerken; en zij willen dien verzaaiel-
bond stempelen alsschrik niet, lezer
als i n t e r k e r k e 1 ij k.
Ja waarlijk, het is wel om van te schrikken;
eene interkerkelijke vereeniging op een zuiver
belijnden kerkelijken grondslag
Meer dan een halve eeuw lang heeft Dr. A.
Kuyper bij ons volk de helderste begrippen
omtrent het wezen en het leven van de Kerk
des Heeren op aarde ingeprent. Hij heeft op de
duidelijkste wijze geleerd, dat hetgeen organisch
onder de gereformeerden uit Christus leeft, zich
ook i n s t i t u a i r zuiver behoort te openba-
r'en. Maar zie, nu staat daar een achtbaar ge
zelschap te wenken, en zegt feitelijk: onder den
naam kerkelijk is er geen algeheele saamver-
eeniging te bereiken; welaan, laten wij het dan
eens onder het merk van interkerkelijk probee-
ren. Wat in de kerkelijke behuizing niet ge
lukt, laat dat eens beproefd worden in het
open veld, of in een buitentent of onder een
koepelbetimmering.
Tot op dit oogenblik blijft het ons een raad
sel hoe hoogst bekwame, scherpdenkende man
nen tot zoo iets den eersten stoot konden geven.
"Maar de verbazing wordt nog veel sterker,
wanneer men let op de leden van het Bestuurs-
comité van den Bond.
Kerkelijke hoofdleiders en voorgangers, die
nog kort geleden juist over cardinale punten
van de gereformeerde Confessie hevig met el
kaar gestreden hebben, en die ter oorzake van
belangrijke geschilpunten kerkelijk van elkaar
af zijn geraakt, zullen nu buiten de kerk-
muren, maar op het terrein van dezelfde
Calvinistische Confessie doen alsof er niets ge
beurd is, alsof m'en elkaar verstond en welbe
wust één was.
Neen, het kan wel niet anders of zulk een
„Bond" draagt de kiemen van ontbinding in
zich. De bedoeling kan prijzenswaard zijn, maar
wat men op confessioneel gebied vurig wenscht is
daarom nog niet verkrijgbaar. Bij de nastreving
van een ideaal moet men de nuchterheid niet
verliezen.
De Bond beoogt ook internationale correspon
dentie. Maar daarvoor is dan toch zeker geen
zwevend, wel een zeer vast adres noodig.
Voor een bepaald omschreven onderdeel van
de gereformeerde actie, zooals voor het propa-
geeren der zuiver christelijke wetenschap, kan
men samenwerking met leden van verschillende
kerken zoeken; maar zoo eens in het algemeen
voor allerlei doeleinden te hoop te loopen
zonder in werkelijkheid éénzelfden grond onder
dev oeten te hebben, kan wel niet anders dan
op teleurstelling uitloopen.
Onder de hoogleeraren te Kampen schijnt men
dit ook in te zien. Althans staat nog geen hunner
tot dusver onder de oprichters of bestuurders
vermeld.
G. G. GIJBEN.
Den Haag, 12 Maart 1930.
Wat de geachte schrijver hier zegt, vindt in
hoofdzaak weerklank in ons hart. Den roep om
politieke eenheid schijrien verschillende menschen
in onze dagen zóó te verstaan, dat er ook een
eenheid geforceerd moet worden op een terrein,
waar blijkens de openbaring der geesten voorals
nog aan geen eenheid te denken valt. En ver
binding van het heterogene zal óf teleurstelling
baren óf moeten leiden tot een verdoezeling der
beginselen. Een derde mogelijkheid zien wij niet.
RED.
Centrale Veiling te Mlddelharnls.
Veiling van Donderdag 13 Maart 1930,
Kipeieren 50—52 Kg. f 4,05—f 4,15 p. 100 stuks.
58-60 Kg. f 4,80—f 4 95.
60-62 Kg. f 4,95—f 5,10.
bruin 60 61 Kg. f 5,10—f 5,15.
Eendeieren f 4,60—f 4,90.
Boter f 0,85—f 1,— per pond.
Aanvoer 2^,000 eieren.
't Kan verkeeren heeft Breeroo gezegd.
Dat zien we nu dezer dagen in Engeland.
Miss Pankhurst heeft een standbeeld gekregen.
Dat hebben we natuurlijk reeds in de dag
bladen gelezen. Standbeelden worden er genoeg
opgericht. Daarin behoeven we niets bijzonders
te zien. Maar dat er in Engeland een stand
beeld voor Miss Pankhurst wordt opgericht,
daarover verbazen we ons toch wel eventjes.
We weten allen wel, dat Miss Pankhurst een
eerste, ergste voorvechtster voor het vrouwen
kiesrecht in Engelang was. Miss Pankhurst had
heel wat medestandsters. De kiesrechtdames of
suffragettes waren bekend genoeg, om geen er
ger woord te gebruiken.
Daar zorgden zij zeiven wel voor.
Ze waren wezenlijk niet kieskeurig in hun
middelen om de algemeene aandacht op hun
zaak gevestigd te krijcjen.
'k Herinner me nog wel uit den tijd, al was
ik toen nog te jong om veel van hun strijd te
snappen, met welk een onbegrensde ontzetting
en minachting ik destijds de menschen in mijn
omgeving hoorde praten over die Engelsche
suffragettes.
En toen ik zooeven in mijn woordenboek,
dat uit dien tijd dateert, nazag welk woord dit
gaf, las ik achter suffragette„ontzinde
kampsters voor Vrouwenkiesrecht".
Kijk, dat geeft de meening van dien tijd over
de suffragettes weer.
Maar ik kan er bijvoegen, ze hebben het er
naar gemaakt.
In „De bonte waereld"-rubriek van „De Maas
bode" Jas ik een heel zondenregister van die
dames, wier voorgangster 'en aanvoerster Miss
Pankhurst was.
'k Laat het hieronder volgen, dan kunnen we
zien, dat die kiesrecht-dames niet ten onrechte
een minder goeden naam hadden.
De Engelsche suffragettes, de kiesrecht
dames oefenden toen (1913) een ware terreur
Uit, waar zij maar konden. Er werd met recht
van „suffragitis", van kiesrechtvrouwen-waan
zin gesproken, welk een dusdanicjen vorm aan
nam, dat de vraag werd gesteld of men niet
het best deed deze „misdadigsters" eenvoudig
in een krankzinnigengesticht op te sluiten. Het
Waren „misdadigsters" naar haar gedragingen
en haar daden waren krankzinnig in aard en
wezen. Huizen werden in brand gestoken,
bommen werden gelegd, ruiten werden stuk
geslagen. Veel sensatie werd verwekt door de
suffragette Emily Davidson, die bij de Derby-
rennen plotseling toesnelde op het paard „Am-
mer", dat aan den koning toebehoorde. Zij
greep het bij den teugel, zoodat de jockey
Jones viel en gekwetst werd. De vrouw zelf
werd ernstig gewond en moest haar daad met
den dood bekoopen. Haar begrafenis werd een
nieuwe militante demonstratie. Emily David
son verborg zich in haar daadwerkelijke actie,
tot driemaal toe in het Lagerhuis; eens zelfs
in een buis van de Centrale Verwarming. Zij
stichtte brand in het hoofdpostkantoor, werd
negen maal gevangen gezet, en driemaal daar
uit ontslagen, omdat zij weigerde voedsel tot
zich te nem'en. Zij verschanste zich eens in de
cel van haar gevangenis: met een brandslang
Werd zij tot andere gedachten gebracht. Toen
men haar kunstmatig voedde, wierp zij zich
als protest de trappen af.
Een der vele keeren, dat mevr. Pankhurst
tot gevangenisstraf was veroordeeld, werden
plannen beraamd om zich op den rechter, die
haar vonniste, rechter Lush, te wreken: men
wilde diens zoon, die te Harrow school ging,
ontvoeren. In die dagen werd ook de school
extra bewaakt, omdat men vreesde, dat de fu
ries zouden pogen het gebouw in brand te ste
ken, e'en der toen zeer gangbare methoden.
In den ochtend van 9 April 1913 lieten de
Londensche kiesrechtvrouwen de Londenaars
leelijk schrikken door het afvuren van een bij
Dudley House staand kanon van Sebastopol.
Op het kanon was een plakkaat bevestigd,
waarop te lezen stond: „Votes for Women 1"
„Kiesrecht voor de Vrouwen Het was nog
slechts een onschuldige aardigheid.Op Woens
dag 11 April van hetzelfde jaar veroorzaak
ten de furiën bijna een verschrikkelijke cata-
stofe: In een der treinen, welke veel handels
lieden uit Londen naar de voorsteden ver
voerde, vond men een extra zwaar geladen
dynamietbom, welk, als zij tot ontploffing was
gekomen, een ernstig onheil zou hebben ver
oorzaakt. Bij ontdekking van de bom ontstond
in den trein een hevige paniek.
Aan de noodige gelden, de nervus rerum,
hadden in die dagen de suffragettes aanvan
kelijk geen gebrek, zoodat de regeering in
overweging nam de kas in beslag te nemen.
Die kas vormde een groot gevaar voor de
veiligheid in Londen. Hoe de dames aan de
pecunaire middelen kwamen, leert een ver
slag van een op 9 April 1913 gehouden bij
eenkomst in Albert Hall onder leiding staande
van mrs. Drummond. In deze vergadering
werd een collecte gehouden voor de propa
ganda. Men kon daarbij terstond zijn gave of
feren en ook voor een bedrag inschrijven.
Dadelijk werd een bedrag van bijna 15.000
pond bijeengebracht. Er bevonden zich giften
onder van 1000 en 1200 p.st. Zeer vele dames
stonden staande de vergadering kostbaarheden
en sieraden af „voor het goede doel"; de be
stuurstafel had ten slotte veel weg van e'en
juwelierswinkel. Een oudje, dat leefde van een
staatspensioentje, bracht zelfs een zakje far
things, stuivertjes, van vele jaren moeilijk spa
ren. Zoo kwam men aan geld om den oorlog
voort te zetten.
Op 15 April werd sensatie verwekt, door
dat in een melkkan, welke tegen een pilaar
aan de buitenzijde van de Bank of Engeland
was gezet, een bom werd gevonden. Een
bobby, die de eerlijke vinder was en eens in
de melkkan had geneusd, dompelde het ding
in een naburige fontein, zoodat de bom on
schadelijk werd. De bom was op wetenschap
pelijke wijze samengesteld en bevatte een
hoeveelheid kruit plus een uurwerk met elec-
trische batterij.
En dan nog geen twintig jaar later een stand
beeld- voor -miss Pankhurst. e -
Ja', 't kan verkeereh.
M'n beste nichtjes en neefjes
Vorigen keer heb ik jullie wat bezigheid voor
de avonduren gegeven. Dezen keer heb weer
wat voor jullie, maar ik wil je wel eerlijk ver
tellen, dat ik het zelf niet uitgezocht heb. Ik
kreeg deze rekenkundige bijzonderheid toege
zonden van één onzer lezers en wel uit
Amerika.
Rekenen jullie het maar eens na of het goed
uitkomt, dan heb je voor een aardig poosje wat
te doen.
Kijk, hier is de getallenbijzonderheid
9X1+2
9 X 12 3
9 X 123 4
9 X 1234 5
9 X 12345 6
9 X 123456 7
9 X 1234567 8
9 X 12345678 9
9 X 123456789 10
Totaal
11
111
1.111
11.111
111.111
1.111.111
11.111.111
111.111.111
1.111.111.111
1.234.567.899
Die laatste 9 in de totaal uitkomst
1.234.567.899 zou eigenlijk 'een nu moeten zijn,
dan was het nog aardiger, dan was het de op
volging regelmatig.
Maar dat kan ook, doch dan moet je het
vraagstuk zoo maken
9X0 0= 0
9X1 1= 10
9 X 12 2 110
9 X 123 3 1.110
9 X 1234 4 11.110
9 X 12345 5 111.110
9 X 123456 6 1.111.110
9 X 1234567 7 11.111.110
9 X 12345678 8 111.111.110
9 X 123456789 9 1.111.111.110
Totaal
1.234.567.890
Reken het maar eens na, en als je goed uit
je hoofd weet hóe je het'ÜÖen moet, dan vraag
je maar eens aan een Oom of Tante of die ook
zoo knap zijn, dat ze rekenvraagstukken op
kunnen geven, waar zoo'n mooi antwoord uit
komt als 1.234.567.899 irr het eerste geval en
1.234.567.890 in het tweede geval.
Elke uitkomst in het tweede geval is 1
minder dan elke uitkomst in het eerste geval,
er zijn 9 uitkomsten, dus totaal 9 minder. De
eerste uitkomst is 1.234,567.899, de tweede 9
minder, dus 1.234.567.890.
Zoo hoor kinderen, ik eindig nu mijn praatje.
Allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
WIM EN MIES
door V. S.
II.
3. 'it Was een héél aar-di-ge do-mi-né
On-der 't brood-e-ten wa-ren Wim en Mies
heel stil ge-weest.
Ze moch-ten niets zeg-gen van moe.
Al-leen had Mies tel-kens naar do-mi-né ge-
ke-ken en toen had ze ook ge-zién, dat hij
blau-we oo-gen had, héél vrien-de-lij-ke oo-gen
èn hij had ook mooi-e lan-ge krul-len, bij-na
de-zelf-de kleur als van Wim.
Ja, dat had ze al-Ie-maal ge-zien.
Maar toen had ze do-mi-né te lang aan-ge-
zien, want van moe kreeg ze een wenk en ze
be-greep wel wat moe be-doel-de.
Wim mocht naast do-mi-né zit-ten.
Mies had ook wel naast do-mi-né wil-len
zit-ten, maar Wim was een jon-gen. Zij moest
altijd naast moe zit-ten. Als zij naast hem mocht
zit-ten, zou ze hem nog Wel eens e-ven heel stil
aan-ge-raakt heb-ben
Na 't e-ten moes-ten ze naar bed.
Niks echt nou.
„Kijk eens naar de klok, Wim", zei moe.
Mies wist het al. Als moe dat zei was 't
bed-tijd.
„Zoo, gaan jul-lie al naar bed", zei do-mi-né.
En toen trok hij Mies op z'n knie
Zóó'n aar-di-ge do-mi-né was het
En Wim trok hij ook naar zich toe
„Ik mag ze-ker nog wel eens e-ven met de
bel-ha-mels pra-ten, voor ze naar bed gaan",
zei hij te-gen moe.
En moe lach-te maar.
't Was heer-lijk zoo.
Maar 't werd nog fijn-er
Hij ging met Mies op de knie paard-rijden en
dan trok hij weer aan haar krul-len.
„LI hebt ook krul-len", zei Mies.
„Ja, maar die van jou zijn lan-ger."
„O, maart U bent een man, U hebt ze net
als Wim."
En toen keek do-mi-né naar Wim.
„Kan jij al tot twin-tig tel-len vroeg do-
mi-né.
„Ja, do-mi-né", zei Wim.
„Ik ook I" zei Mies.
„Jij, en jij gaat nog niet eens naar school 7"
„Van Wim ge-leerd, hoor maar."
En daar tel-de ze tot twin-tig.
Do-mi-né keek ver-baasd.
„Nou, jij bent knap zei hij.
„ik ken al vers-jes ook."
„Ook van Wim ge-leerd
„Ja, en van moe ook, do-mi-né".
„Zoo, nou jij bent een bol-le-boos
Mies lach-te. „Een bol-le-boos", dacht ze,
„wat is dat nou
„En nou zal ik jul-lie een mooi ver-haal-tje
ver-tel-len en dan naar bed
Hè, dat was fijn
Mies ging er goed voor zit-ten.
En Wim ging stijf te-gen do-mi-né's knie staan
Toen be-gon do-mi-né
„Jul-lie weet wel wat een boe-ren-schuur is
Wim wist 't.
Maar Mies wist 't niet.
„Meid, net als bij oom Siem, je weet wel
zoo'n groo-te loods
„O ja, net als bij ons ach-ter, maar nog een
klein beet-je an-ders I"
„Juist", zei do-mi-né, „zoo zal 't we-zen.
Welnu, uit die schuur haal-de boer Harm-sen
al zijn tar-we weg. Je weet wel, dat tar-we in
groo-te wa-gëris van het veld ge-haald wordt en
dan in de schuur wordt op-ge-bor-gen om la-ter
naar den mo-le-rtaar te bren-gen, die het maalt
en dan naar
„Den bak-ker", ant-woord-de Wim; „dat heeft
de juf-frouw pas ver-teld van de plaat
„Prach-tig", zei do-mi-né; „dus naar den bak
ker, die er voor ons
Do-mi-né keek naar Mies.
„Brood van bankt"," vul-de Mies in, blij, dat
ze nu ook het ant-woord wist.
„Knap-pe kin-de-renzei do-mi-né,.
„Die boer had dan ook kin-de-ren, net zoo
als jul-lie."
„Heet-ten die ook: Wim en Mies vroeg
Mies.
„Neen, an-ders; ik zal ze Jaap en Jet noe
men."
„Jaap en Jet", lach-te Mies; „dan heet ik toch
nog lie-ver Wim en Mies 11"
„Zoo, heet jij al-leen niet I" zei Wim.
„Nou ja, sa-men toch
„Luis-ter nauzei Wim.
En do-mi-né ging verder
„Toen de laat-ste wa-g'en-vracht tar-we uit
de schuur ge-haald werd, ston-den Jaap en Jet
er dicht bij en ze ke-ken maar. Ze von-den 't
zoo mooi I 't Laat-ste hoop-je werd door de
knechts weg-ge-haald en toen, o, schrik 1 in eens 'v
drie- vier, vijf muizen en die kwa-men al-le-X^
maal naar den hoek van de schuur, waar Jaap
en Jet ston-den. En op eens gin-gen al-len op
de mui-zen-jacht, be-hal-ve Jaap en Jet, die
wa-ren bang. Ze wil-den weg-loo-pen, maar o
wee, o-ver-al wa-ren mui-zen en ze vlo-gen
zoo maar tus-schen Jaap z'n klompen door F En
Jet hui-len 1 Ge-luk-kig kwam moe-der net aan.
Die nam ze al-le-béi mee naar huis. Maar nu
moe-ten jul-lie eens goed hoo-ren 1"
Do-mi-né stak z'n vin-ger op.
,,'s A-vonds gin-gen Jaap en Jet naar bed
net als jul-lie straks. Moe-der hielp ze uit-
klee-den en wat den-ken jullie nou, dat er uit
de kous van Jaap kwam, toen hij ze uit trok
„Een muiszei Wim.
„Een muiszei Mies.
„Net mis 1 z'n been na-tuur-lijk F'
En do-mi-né lach-te en va-der en moe-der
lach-ten ook. Maar Mies vond het eind van
het ver-haal niets mooi, ze had het veel leu-ker
ge-von-den als er een muis uit-ge-ko-men was.
Wim zei eerst niets, maar toen zei hij
„Ja, na-tuur-lijk, z'n been kwam er'uit]"
„En nou naar bed", zei do-mi-né, „en o-ver
geen mui-zen droo-men
Mies lach-te weer.
Ze sprong van do-mi-né's knie af 'en greep
z'n hand.
„Goe-den nacht, do-mi-né", zei ze.
En Wim zei ook: „Goe-den nacht, do-mi-né."
Toen ga-ven ze al-le-bei va-der een zoen en
moe-der bracht ze bo-ven naar bed.
Maar vóór ze de ka-mer uit-gin-gen, liep Mies
nog gauw e-ven naar den do-mi-né en fluis-
ter-de
,,'k Vind U net zoo'n aar-di-ge do-mi-né I"
„Gauw naar bed, klei-ne dik-zak lach-te hij.
Bo-ven hielp moe zus.
Wim was al uit-ge-kleed.
En met z'n drie-en kniel-den ze.
En toen bad moe voor al-le-maal, voor va-d .r
en moe-der, voor "Wim en Mies, net als ie-de-ren
a-vond.
Maar toen ze opstonden en moe Mies toe-
dek-te, zei Mies
„Moes, had U ook maar voor dien aar-di-gen
do-mi-né ge-be-den I
„Jaj kind, maar dat doet va-der straks nog
wel, als va-der en moes sla-pen gaan, maar ook
al was do-mi-né niet aar-dig, dan zou-den we
toch voor hem moe-ten bid-den, kind
„Ja, dat vond Mies ook, maar als ie niet
aar-dig was zou ze er toch niet aan ge-dacht
heb-ben
Toen moes weg was, riep Mies naar Wim's
ledikant
„Slaap jij al, Wim
„Npe jij?"
„Hoe kan dat nou en ik praat?"
„INTou ja,, als je slaapt praat je ook wel eens
Maar dat ge-loof-de Mies niet, al was Wim
nog zoo knap
,,'t Was toch een aar-di-ge do-mi-né, Wim
„Ja, aar-dig is iel!' zei Wim.
(Wordt vervolgd).