-STOHEII
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
n
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
RECHT
No. 3623
WOENSDAG 12 MAART 1930
45ste JAARGANG
I»
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig «die Wet op het Auteursrecht.
Brieven uit Amerika.
fEeen wonden
Kloosterh&ï$em
„Geen goud
zoo goed"
Van een arm dorp
dat rijk werd
ng tot verbe»
het Rundvee
erflakkee
joeree.
cht de Stier
Vaan III
SR DEKKING,
ralis
ting.
ins
BILLIJK
:0 TERUG
RIJSCOURANT
AGENTEN
Deze Courant verschjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.-- b?S vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
Fa. W. BOEKHOVEN A 250NJKN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 ceet, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING ïOceut per rege
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| beslag;'»
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur.
EEN ^WONDERLIJKE WERELD.
Dezer dagen werd in Londen een standbeeld
onthuld voor Mevrouw Pankhurst.
Een welbekende Engelsche dame.
Miss Pankhurst was eenmaal nog niet zoo
heel veel jaren geleden de beruchtste Engel
sche vrouw, die met alle mogelijke middelen
streed voor het vrouwenkiesrecht.
Het was een onvrouwelijke vrouw.
Een furie soms.
De dagbladen gaven dezer dagen foto's van
haar. Eén er van was wel merkwaardig; links
zag men het statige standbeeld van miss Pank
hurst en rechts een oude foto, voorstellende
hoe ze door de politie met geweld werd weg
gevoerd van een druk Londensch plein.
De Hors d'Oeuvre schrijver van „De Maas
bode schreef zeer terecht
Wij leven snel in deze rare wereld.
Wie in de jaren vóór den oorlog deze sin
guliere Engelsche dame zelve had voorspeld,
dat er binnen afzienbaTen tijd in een der fraai
ste parken van Londen, onder de schaduw van
het Parlement, voor haar een standbeeld zou
worden opgericht, en dat dit nog wel zou wor
den onthuld door een voormalig eerste minis
ter der Kroon, de militante Lady zou den
waarzegger door zijn vermeende bittere spot
ternij mogelijk met haar hamer bewerkt of met
haar petroleumkan begoten-hebben.
En toch is 't gebeurd, deze Haetera, deze
petroleum, deze vrouw met den moker, deze
vandaliste, die spiegelruiten insloeg, kunst
werken in musea vernielde, brandstichtte in
de deftige landhuizen van ministers en lord-
lieden van het parlement, deze relletjes- en
opstootjesverwekkende feeks, die een paar
keer in de week door de politieagenten naar
de wacht werd gesleept, heeft nu, nog maar
weinig jaren nadien in de Victoria Gardens
haar marmeren en bronzen standbeeld ge
kregen.
Bij de plechtige onthulling van dit monu
ment vormden de Londensche bobbies, die
misschien in den waren zin des woords nog
pijnlijke herinneringen aan haar bewaren, de
eeregarde, 'en haar twijfelachtige verdiensten
werden officieel herdacht door den hoogsten
vertegenwoordiger der politieke partij, wier
voormannen en leiders zij vroeger het leven
vaak zoo lastig en ondragelijk heeft gemaakt.
Deze weinig navolgenswaardige voorgang
ster der Engelsche suffragettes wordt nu in
marmer en brons onsterfelijk herdacht, omdat
zij indertijd haar argumenten kracht wist bij
te zetten met behulp van een moker en een
petroleumkan.
Inderdaad: wèl een wonderlijke wereld
DE DOODSTRAF.
Het ontzettend drama, dat zich in de bosschen
bij Bennekom afspeelde, bracht het vraagstuk
van de doodstraf weer aan de orde.
Een Roomsch-Katholiek Eerste Kamerlid stel
de vragen hieromtrent aan de regeering, en ging
van de veronderstelling uit, dat wederinvoering
van de doodstraf tot vermindering van deze
vreeselijke misdaden leiden zou
„Het Vaderland" schreef naar aanleiding hier
van
Dat het geachte lid van de Eerste Kamer,
die de hierboven genoemde vragen aan de
Regeering stelde, zoo maar voetstoots aan
nam, dat de wederinvoering van de dood
straf tot vermindering van zware misdaden
zou leiden, moeten wij geheel voor zijne
rekening laten; hij heeft daarbij toch de
statistiek niet in zijn voordeel; wij staan er
in deze niet slechter, maar beter voor dan
in de landen, waar de doodstraf nog bestaat,
en met dit feit valt eigenlijk het fundament
van de vraag van Z.E. weg.
Voor een christen staat de vraag anders.
Het karakter van het strafrecht wordt niet in
de eerste plaats bepaald door het nuttigheids
principe.
De overheid draagt het zwaard niet tever
geefstot straf der boosdoeners.
Het geschonden recht moet gewroken worden.
Dit is het fundament voor de strafoefening,
ook van de doodstraf.
Ds. Kersten zag weer kans van dit ernstige
vraagstuk een stukje propaganda voor zijn partij
te maken.
Een artikel in „De Banier" van Zaterdag
komt hierop neer, dat men smart op «mart
(moord op moord) te vreezen heeft, omdat men
het beginsel (de doodstraf) verlaten heeft.
En natuurlijk krijgt dan de A.-R. partij weer
de volle laag.
Is er in des heeren Kerstens oog een kwaad
in het land, dat de A.-R. partij niet doet?
Zelfs wordt den A.-R. voormannen in den
mond gelegd: „het ijveren voor de doodstraf was
nonsens".
Natuurlijk blijft Ds. Kersten in gebreke te
zeggen waar en wanneer dat ooit gezegd en
geschreven is.
Met dergelijke details bemoeit Zijn Eerw.
zich niet
Intusschen zijn we zoo vrij te zeggen, dat
Ds. Kersten hier weer eens liegt.
De doodstraf is altijd eisch van het A.-R. be
ginsel geweest, niet omdat ons volk anders smart
op smart te vreezen heeft, zooals Ds. Kersten
het zeer onschriftuurlijk meent, maar omdat de
moordenaar het beeld Gods in den mensch aan
randt en deze daad naar Goddelijk bevel met
den dood moet gestraft?» worden.
En om dat in onze wetgeving door te voeren,
moet er in de Staten-Generaal e'en meerderheid
zijn. Zelfs Ds. Kersten schijnt dat te begrijpen,
want hij heeft nog nooit een wetsvoorstel voor
invoering van de doodstraf ingediend.
Maar dan past het hem ook te zwijgen tegen
over de A.-R. partij, die voor hetzelfde feit staat
als hij, en nimmer in gebreke is gebleven, om
wanneer er gelegenheid toe was, voor de in
voering van de doodstraf te getuigen.
Beste Vriend 1
Vele menschen uit de Oostelijke en ook wel
uit de Westelijke Staten van Amerika gaan in
den winter naar het Zuiden, om daar, in een
warm klimaat, den winter door te brengen.
Ook ik heb dit 2 jaar geleden eens gedaan.
Natuurlijk is zulk een rit de moeite waard, maar
m. i. niet om het klimaatDie verandering is
in eens te groot. Men is in 5 dagen met de auto
van den harden winter in den heeten zomer.
En dit geeft, vooral in de eerste weken, een
zeer onaangenaam gevoel. Een gevoel van mat-
het en lusteloosheid.
Toen wij van huis gingen was het zeer koud,
het vroor dat 't kraakte. Den eersten dag maak
ten wij ruim 400 mijl. Dit is zoo je weet 600
kilometer. Wij logeerden den eersten nacht in
Indianapels, de hoofdstad van den Staat Indiana.
Daar was de thermometer al lang zoo laag niet
meer als bij ons. Wij waren recht Zuid ge
gaan en dan beteekent zoon afstand al heel wat.
Ongeveer 7 uur verlieten wij den volgenden
morgen deze stad en wij gingen weer recht Zuid
over een prachtigen cementen weg, totdat wij
ongeveer 's middags aan de „Ohio-rivier" kwa
men. Deze rivier zal wel aan velen van U be
kend zijn uit de geschiedenis van de „hut van
Oom Tom". Daar vluchtte Eliza met haar kind
op haar arm over de ijsschotsenDe Ohio-
rivier is de scheiding van den Staat Indiana en
Kentucky. Hier 'ligt een groote brug, waar wij
30 cent tol moesten betalen. Dit tolgeld heffen
de beide Staten zoo lang tot de brug is betaald.
Toen waren wij in Kentucky Hier was het weer
al mooi en zacht. Wij hadden na den vorigen
dag 5 uur al geen sneeuw meer gezien Deze
Staat is niet zoo groot, in een grooten halven
dag waren wij er dwars door en aan den avond
van den tweeden dag waren wij in den Staat
Tennessee. In een groote stad bleven wij over
nachten. Het was hier al te zien, dat wij aardig
Zuidelijk waren. Hier zijn n.l. veel meer negers
dan bij ons. En de meeste menschen loopen op
straat zonder overjas Wij wilden eerst de stad
zien voor wij in ons hotel ons ter ruste be
gaven. Ik liep een winkel in en zag daar dezelfde
sigaren als ik in mijn Home town kochtIk
keek verwonderd, dat ik een cent per stuk meer
betalen moest dan bij ons; bij ons zijn deze 5
cent en hier 6 cent per stuk. Ik vroeg den ver-
kooper hoe dit mogelijk was. Immers: hier was
ik in het land waar de tabak bij duizenden acres
groeitEn de sigaren zijn duurder De man ver
telde mij echter, dat de sigaren in Tennessee
extra belast zijn, en die extra belasting is voor
de „negerschool". Die negers hebben in 't ver
leden weinig genoten uit de staatskas en daar
om hebben zij ook weinig geleerd. Er zijn hier
neger-onderwijzers, die 4 scholen in een jaar be
dienen. Dat beteekent dat er maar 3 maanden
school in een jaar isMen zal nu door die
sigarenbelasting daar verbetering in brengen
Good I am willy to pa extra penni
Onze mooie vlakken wegen hadden e'en einde
genomen, want de staat Tennessee is bergachtig,
wij gaan op en neer, soms ongeveer 3000 voet.
Ook is het hier steenachtig. Toch heeft men
hier prachtige boerderijen en groote tabakplan
tages. De koeien loopen hier buiten rustig te
grazen.
Na dezen staat komen wij circa 4 uur in den
namiddag in Alabama, doch hiervan nemen wij
maar een klein hoekje, 's Avonds 8 uur zag'en
wij aan het eerste teeken aan den weg, dat wij
in Georgia waren. Deze staat moesten wij niet
dwars, maar overlangs door. Daarom hadden wij
500 mijl voor den boeg eer wij er door waren.
Hier reden wij geregeld met de ramen open. Het
is hier al warm
De grond is hier rood. Toen wij een keer stil
hielden om benzine in te nemen nam ik dien
grond in mijn hand. En ik zei tegen mijn zoon:
Denk niet gering over beenwonden. Bij
den last komt het gevaar, wanneer ze niet
zorgvuldig worden behandeld. Akker's
Kloosterbalsem op de wonde, verzacht
de pijn, bevordert de vorming van nieuwe
weefsels en werkt ontsmettend. Akker's
„Ik geloof, dat ik dezen grond reeds vroeger
zag, toen mijn grootmoeder in Nederland haar
koperwerk poetste
Hier en daar zagen wij een prachtig huis,
meestal van twee verdiepingen hoog, met een
schoon aangelegden werf, of liever „park" er
omheen. Het scheen wel een verblijfplaats van
den een of anderen millionair. En dat was 't
ook. Dit zijn de woningen van de Plantage
houders, die in den Slaventijd hun millioenen
verdiend hebben 1
Op een afstand van een mijl zagen we een
groep houten hutten zonder ramen, ongeverfd,
niets beter dan mij varkens- of kippenhok. Daar
wonen de negers, die met hard werken hun baas
rijk gemaakt hebben. Mijn zoon zei: „Dad, you
can hardly believevthat we are in America here".
(Vader, je kunt haast niet gelooven, dat wij hier
in Amerika zijn
Ja hier zien wij het verschil tusschen „Noord"
en „Zuid" Ginds gaat een streetcar met 2
wagons; een mooie voor de „witte" menschen,
en een, met houten banken voor de negers.
Daar staat een armoedige negerkerk, en elders
een school waarvan de deur niet te zien is. De
kinderen zijn van den weg af goed zicht
baar 1
Wij stoppen boven in de bergen voor ons
middagmaal. In dat restaurant gaf ik mijn af
keuring te kennen over dit verschil van m'en-
schen: de ééne schatrijk en geëerd, en de andere,
omdat hij „zwart" is, doodarm en niet in aan
zien Die dame zeide tegen mij: „Ja meheer,
li komt uit 't Noorden en weet van onze Zui
delijke toestanden ni®ts af; anders zou u wel
een ander oordeel over deze dingen hebben.
Maar U moest toch weten als Noordelijke far
mer, wanneer je een jongen stier vertroetelt, dan
steekt hij je dood als hij oud is 1" Ik antwoord
de: „Dat weet ik, lady 1 maar die zwarte men
schen zijn ge'en. stieren, het zijn menschen, ge
schapen naar het beeld Gods, zoowel als UI"
Ze zei: ,Wel, is dat Uw opinie, dan spreken
wij daar niet verder over Ik beschouw ze niet
anders dan als werkdieren. En ze hebben het
hier best. Zij eten en drinken er beter van dan
hun stamgenooten in Afrika
Wij reden verdér. Daar vlak aan den weg
stond een negerhut, met een jong negermeisje,
van ik denk 18 jaar, voor 't huis. Een oude
grootvader staat in de deur. Wij stopten. Mijn
zoon nam zijn camera om een kiekje van hen
te nemen, maar zoo gauw zij dit zagen, liepen
zij met haast naar binnen. Ik volgde hen en
vertelde hun, dat ik uit het Noorden kwam,
en dat ik zoo graag een foto wilde hebben van
hen en hun huis. Maar zij vertrouwden mij niet.
Ze zijn niet gewend, dat een blanke zich zoo
interesseert voor hen. Na veel moeite gelukte
het mij, ten minste de dochter voor mijn doel
te winnen. Maar zij moest eerst wat kleederen
aandoen, want zoo was het niet passelijk. Zij
spraken gebroken Amerikaansch, moeilijk te ver
staan. Maar toch vertelde zij mij, dat zij in Jezus
geloofden en dat zij af en toe naar een Metho
disten negerkerk gingen. Maar dat was 9 mijl
weg (bijna 3 uur loopen). Hun dochter kon den
Bijbel lezen, die dat dan ook voor haar moe
der en grootvader deed. Toen ik vroeg of haar
vader dood was, kreeg ik geen antwoord. Mis
schien heeft zij dien nooit gekend. Toen mijn
zoon de foto genomen had, vroeg de dochter
als wij terug kwamen en weer naar het Noorden
gingen, of zij dan met ons mede mocht, zij zou
goed werken voor mijn vrouw en als ik wilde
zou zij ook mij helpen op de farm. Ik had mede
lijden met haar en deelde haar mede, dat wij
hulp genoeg hadden. Ik beloofde, dat ik haar
een foto zou sturen als wij thuis waren. En ik
ried haar aan veel studie te maken van haar
Bijbel, omdat bij God geen verschil bestaat tus
schen „zwart" en „wit". En als wij beiden ver
lossing gevonden hebben in 't bloed van Chris
tus, dan waren wij broeders en zusters Dan
waren wij uit éénën bloede
Is het wonder, dat mijn zoon, toen wij weer
verder reden, vroeg: „Pa, is dit alles nog de
vloek van Cham
(Wordt vervolgd).
Je AMERIKAANSCHE VRIEND.
door
H. KINGMANS.
vone goede afstamming
gifte en vet.
oor f 3,— voor f 2,—
Jz. te Sommelsdijk.
werd op de districts,
d met een premie k f 50,
HET BESTUUR,
2)
Met enthousiasme, evenals deze verklarend,
dat zij tegen het werk niet opzagen, begonnen zij
om spoedig in te zinken. Maar óók: hoevelen
had zij er geken'd, die vol liefde zich gaven,
om weldra geheel thuis te zijn in deze aparte
wereld, de wereld van leed en smart
„Ja", vervolgde zij, „het is zwaar werk. Maar
wanneer men er hart voor heeft, doet men het
vanzelf met plezier en merkt men niet, althans
wanneer men zelf gezond is, dat het druk is. Ik
zou u nog iets van de eerste beginselen van het
werk in dit ziekenhuis willen vertellen, opdat
ge er morgenochtend niet al te vreemd voor
komt te staan, en u daarna naar uw vertrek
brengen. Den verderen avond zijt gij dan vrij,
om u te installeeren en kennis te maken."
Met haar sympathieke stem, die weldadig
aandeed, vertelde Hertha, terwijl de ander vol
belangstelling luisterde, bij zichzelf de gevolg
trekking makend, dat de vertelster wel een ras
echte verpleegster zijn moest, daar haar oogen
onder het mededeelen gingen schitteren en er
kleur op haar bleeke wangen kwam en de geest
drift op haar gelaat te lezen viel.
Dan geleidde zij de pas-aangekomene door
een reeks van gangen naar een gezellig vertrek,
dat de verblijfplaats van 'de aanstaande zuster
van Henten zou zijn.
„Welkom hier", zeide Hertha vriendelijk. „U
maakt u het hier maar zoo gezellig mogelijk.
Het duurt nog wel een uurtje, eer zuster Fer-
nandi hier verschijnen zal. Ik zal haar zeggen,
dat zij een kamergenoote heeft gekregen."
Met een bemoedigend lachje liet zij de nieuwe
linge alleen, om terug te gaan naar haar kamer,
waar zij weer in den fauteuil bij het venster
plaats nam, kijkend naar buiten in den mooien
tuin van het ziekenhuis, die al wat ging be-
teekenen, daar Meimaand juist in het land ge
komen was.
Tóch tierde het buiten nog niet. Het grootste
deel der maand April was heel mooi geweest,
maar nauw had Mei haar intrede gedaan, of
een gure wind blies, zoodat de centrale ver
warming in de vele vertrekken van het zieken
huis zeer goed dienst deed.
^Hertha leunde moe achterover in haar fau
teuil.
Den draad harer gedachten vóór de direc
teur haar opschrikte uit haar overpeinzingen
vatte zij weer op, ziende op haar marmeren
pendule: over een uur had zij nog even dienst
'en dan was zij verder den geheelen avond vrij.
Hertha besloot op haar kamer te blijven, om
uit te rusten van haar vermoeidheid. Met schrik
bedacht zij evenwel iets later, dat zij verwacht
werd bij mevrouw Van Laansma, met wie zij,
sinds deze in het ziekenhuis verpleegd was, zéér
vriendschappelijke betrekkingen onderhouden
had.
Met schrik dacht zij aan de afspraak, hoewel
zij hunkerde, er heen te gaan. Zij was in het
kleine, gezellige gezin op den Heemraadsingel
zóó thuis geraakt, dat een bezoek bij de Van
Laansma's behoorde tot de gelukkigste oogen-
blikken van haar leven, dat in zekeren zin toch'
eenzaam was.
Hertha voelde zich evenwel zóó vermoeid en
neerslachtig, dat zij bijna niet den moed had,
het ziekenhuis voor eenige uren te verlaten.
Maar komaan, zij moest er maar niet aan toe
geven, aan dat neerdrukkende gevoel. Dan kwam
er heel niets van haar terecht. Bovendien, zij
wist het, het zou zeer teleurstellend zijn daar
ginds, als zij niet kwamen. Zij zou dan maar
een trammetje nemen, dat haar zoo goed als
vóór het huis op den Heemraadsingel bracht.
Dan zou het wel gaan» Als zij toegaf aan het
gevoel van vermoeidheid, zou het spoedig ge
daan zijn. Het was best mogelijk, zoo paaide
zij zich dan, dat haar loomheid en matheid een
gevolg was van het voorjaarsweer. Het kwam
meer voor bij sommige menschen, die daarvoor
zeer vatbaar waren.
Opeens glimlachte Hertha pijnlijk: zij moest
zich niet zoo dwaas aanstellen en zich vleien
met iets, dat niet waar was. Nooit had zij last
gehad van de verandering der jaargetijden. Zij
moest de werkelijkheid onder de oogen zien en
durven erkennen, dat het met haar gezondheids
toestand niet was, zooals het behoorde te zijn.
En daarvan ook de consequenties dragen.
Ja, maar dat beteekende een gaan naar den
dokter om een advies, datzij zichzelf wel
geven kon. Zij hóórde het den arts al zeggen:
rust, zuster, volslagen rupt; om te beginnen voor
eenige maanden; eens weg uit deze omgeving;
ga eens naar bosch en heide; stevige wandelin
gen maken en daarna veel en lang slapen.
Ja, natuurlijk, dat was het eenige recept. Medi
cijnen had zij niet noodig. Zij was wat over
werkt; trok zich ook te veel aan het lijden in
het ziekenhuis. Het was haar onmogelijk, al
nam zij het de verpleegsters niet kwalijk, on
verschillig te spreken over de talrijke gevallen,
die zich voordeden. Kwam het, omdat zij zélf
reeds zooveel smart ervaren had; omdat zij
wist, wat het zeggen wilde, dierbare betrek
kingen te verliezen
O, de meest Vreugdevolle dagen in haar zie
kenhuisleven waren die, waarop een geliefde
vader of moeder of een dierbaar kind, hersteld,
als het ware gerukt uit de klauwen des doods,,
door de betrekkingen uit het ziekenhuis werd
gehaald. Dan kon zij wel springen van vreugde.
Terwijl, wanneer een patiënt de oogen voorgoed
op aarde had gesloten, omdat alle middelen had
den gefaald, zij een dag beleefde, die triest was,
als de meest sombere herfstdag
Neen, niet naar den dokter. Dat beteekende
een vonnis, dat zij niet dragen kon. Weg uit het
ziekenhuis, dat wasdat was, naar zij meen
de, de reden van haar bestaan wegnemen
Wéér schrok zij: waren dat nu overleggin
gen Had zij dan niet geduldig en geloovig te
aanvaarden, wat God haar zond Had hij daar
mede niet Zijn wijze bedoelingen Wat deed
het er toe, dat zij die niet verstond
„Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult
het na dezen verstaan". Als zij zich daaraan
vastklemde, wel, dan kon zij immers de werke
lijkheid onder de oogen zien, al was die nog
zoo hard
Maar neen, neen, niet naar den dokter
Daar wachtte haar een vonnis. Hij zou haar
zeggen: verlaat, althans voorloopig, mogelijk
wel voor altijd, de verpleging. En dat kon
zij niet.
Zij moest volhouden. Niet forceeren natuurlijk.
Zich zoo rustig mogelijk houden. En dan straks
in de vacantie, niet, zooals de bedoeling was,
met de Van Laansma's naar Zwitserland, maar
kalm, in Gelderland bijvoorbeeld, in pension
gaan. Vast sterkte zij weer aan en dan zou het
hier, na de vacantie, weer wel gaan.
Opgewekt door dit voornemen stond Hertha
veerkrachtig op.
Maar des avonds, even tien uur, terugkeerend
van haar bezoek aan den Heemraadsingel, voel
de zij zich nameloos verlaten, ondanks de groo
te hartelijkheid, waarmede men haar, als steeds,
bij de Van Laansma's had omringd. Doodelijk
bleek zonk zij, moe en mat, in haar fauteuil, met
hevige hartkloppingen.
„Je bent geheel in de war, Hertha", zeide zij
halfluid. „Mevrouw Laansma was ook niet te
vreden over je uiterlijk, al deed je gewild vroo-
lijk en opgewekt."
Zij ging naar bed. Doch urenlang lag zij
klaar wakker, zoodat zij den anderen morgen
méér moe opstond, dan toen zij naar bed was
gegaan.
HOOFDSTUK II.
Het dorp en zijn dokter.
„En wat wou je dan doen?"
Mevrouw Van Leeuwen keek haar man, den
arts van Zeeduin, vol belangstelling aan.
„Ja, wat wou je doen 1 Dat is nu juist de
vraag. Je moet zelf zeggen, dat wij met deze
toch leelijk weggekomen zijn. Haar werk is maar
zóó, zóó en zij kan het met de menschen hier
absoluut niet vinden. Wij mogen dankbaar zijn,
dat zij vrijwillig verdwijnt van het tooneel. On
getwijfeld ziet zij zélf wel in, dat zij hier niet
gewild is. Als wij nu den gebruikelijken weg
volgen en een oproep plaatsen, dan kunnen
wij het goed treffen, maar er is evenveel kans,
dat er weer zoo'n exemplaar komt, als wij nu
gelukkig kwijt raken. En zulk een lot wilde ik
het dorp voor het vervolg sparen."
Mevrouw Van Leeuwen glimlachte stil voor
zich heen. Al wat haar man nu had gezegd,
had hij zooeven ook betoogd. En daarop was
haar vraag gevolgd: „En wat wou je dan doen?"
Zij zeide het evenwel niet, niet alleen, om
hem niet te ontstemmen, maar ook, omdat zij
zeer goed begreep, wat hem bezielde. Hij had
het dorp, waar hij nu reeds lange jaren de prak
tijk uitoefende, lief. En de bewoners stonden bij
hem in een goed blaadje. Vandaar, dat hij het
zoo ontzettend had betreurd, dat de wijkver
pleegster, aangesteld door het „Groene Kruis",
zoo bitter was tegengevallen. Het was e'en geluk
dat zij ontslag had aangevraagd, ingaande over
twee maanden. Dan was men fatsoenlijk van
haar af, oordeelde hij.
Doch nu piekerde haar man weer over een
opvolgster. Als er zij er wéér zóó één was, dan
kwam; de zoo nuttige instelling, die door de
dorpelingen toch al met een scheef oog werd
aangezien, geheel in discrediet, zoo niet in vol
komen gevaar. Het was voor het bestuur, waar
van de dokter deel uitmaakte en waarin hij
uiteraard een plaats van beteekenis en Invloed
innam, zaak, goed uit te oogen te zien, alvorens
definitief een nieuwe te benoemen.
(Wordt vervolgd).