-STOHEII Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. n IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON RECHT No. 3623 WOENSDAG 12 MAART 1930 45ste JAARGANG I» Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig «die Wet op het Auteursrecht. Brieven uit Amerika. fEeen wonden Kloosterh&ï$em „Geen goud zoo goed" Van een arm dorp dat rijk werd ng tot verbe» het Rundvee erflakkee joeree. cht de Stier Vaan III SR DEKKING, ralis ting. ins BILLIJK :0 TERUG RIJSCOURANT AGENTEN Deze Courant verschjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.-- b?S vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER Fa. W. BOEKHOVEN A 250NJKN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 ceet, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING ïOceut per rege DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die s| beslag;'» Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur. EEN ^WONDERLIJKE WERELD. Dezer dagen werd in Londen een standbeeld onthuld voor Mevrouw Pankhurst. Een welbekende Engelsche dame. Miss Pankhurst was eenmaal nog niet zoo heel veel jaren geleden de beruchtste Engel sche vrouw, die met alle mogelijke middelen streed voor het vrouwenkiesrecht. Het was een onvrouwelijke vrouw. Een furie soms. De dagbladen gaven dezer dagen foto's van haar. Eén er van was wel merkwaardig; links zag men het statige standbeeld van miss Pank hurst en rechts een oude foto, voorstellende hoe ze door de politie met geweld werd weg gevoerd van een druk Londensch plein. De Hors d'Oeuvre schrijver van „De Maas bode schreef zeer terecht Wij leven snel in deze rare wereld. Wie in de jaren vóór den oorlog deze sin guliere Engelsche dame zelve had voorspeld, dat er binnen afzienbaTen tijd in een der fraai ste parken van Londen, onder de schaduw van het Parlement, voor haar een standbeeld zou worden opgericht, en dat dit nog wel zou wor den onthuld door een voormalig eerste minis ter der Kroon, de militante Lady zou den waarzegger door zijn vermeende bittere spot ternij mogelijk met haar hamer bewerkt of met haar petroleumkan begoten-hebben. En toch is 't gebeurd, deze Haetera, deze petroleum, deze vrouw met den moker, deze vandaliste, die spiegelruiten insloeg, kunst werken in musea vernielde, brandstichtte in de deftige landhuizen van ministers en lord- lieden van het parlement, deze relletjes- en opstootjesverwekkende feeks, die een paar keer in de week door de politieagenten naar de wacht werd gesleept, heeft nu, nog maar weinig jaren nadien in de Victoria Gardens haar marmeren en bronzen standbeeld ge kregen. Bij de plechtige onthulling van dit monu ment vormden de Londensche bobbies, die misschien in den waren zin des woords nog pijnlijke herinneringen aan haar bewaren, de eeregarde, 'en haar twijfelachtige verdiensten werden officieel herdacht door den hoogsten vertegenwoordiger der politieke partij, wier voormannen en leiders zij vroeger het leven vaak zoo lastig en ondragelijk heeft gemaakt. Deze weinig navolgenswaardige voorgang ster der Engelsche suffragettes wordt nu in marmer en brons onsterfelijk herdacht, omdat zij indertijd haar argumenten kracht wist bij te zetten met behulp van een moker en een petroleumkan. Inderdaad: wèl een wonderlijke wereld DE DOODSTRAF. Het ontzettend drama, dat zich in de bosschen bij Bennekom afspeelde, bracht het vraagstuk van de doodstraf weer aan de orde. Een Roomsch-Katholiek Eerste Kamerlid stel de vragen hieromtrent aan de regeering, en ging van de veronderstelling uit, dat wederinvoering van de doodstraf tot vermindering van deze vreeselijke misdaden leiden zou „Het Vaderland" schreef naar aanleiding hier van Dat het geachte lid van de Eerste Kamer, die de hierboven genoemde vragen aan de Regeering stelde, zoo maar voetstoots aan nam, dat de wederinvoering van de dood straf tot vermindering van zware misdaden zou leiden, moeten wij geheel voor zijne rekening laten; hij heeft daarbij toch de statistiek niet in zijn voordeel; wij staan er in deze niet slechter, maar beter voor dan in de landen, waar de doodstraf nog bestaat, en met dit feit valt eigenlijk het fundament van de vraag van Z.E. weg. Voor een christen staat de vraag anders. Het karakter van het strafrecht wordt niet in de eerste plaats bepaald door het nuttigheids principe. De overheid draagt het zwaard niet tever geefstot straf der boosdoeners. Het geschonden recht moet gewroken worden. Dit is het fundament voor de strafoefening, ook van de doodstraf. Ds. Kersten zag weer kans van dit ernstige vraagstuk een stukje propaganda voor zijn partij te maken. Een artikel in „De Banier" van Zaterdag komt hierop neer, dat men smart op «mart (moord op moord) te vreezen heeft, omdat men het beginsel (de doodstraf) verlaten heeft. En natuurlijk krijgt dan de A.-R. partij weer de volle laag. Is er in des heeren Kerstens oog een kwaad in het land, dat de A.-R. partij niet doet? Zelfs wordt den A.-R. voormannen in den mond gelegd: „het ijveren voor de doodstraf was nonsens". Natuurlijk blijft Ds. Kersten in gebreke te zeggen waar en wanneer dat ooit gezegd en geschreven is. Met dergelijke details bemoeit Zijn Eerw. zich niet Intusschen zijn we zoo vrij te zeggen, dat Ds. Kersten hier weer eens liegt. De doodstraf is altijd eisch van het A.-R. be ginsel geweest, niet omdat ons volk anders smart op smart te vreezen heeft, zooals Ds. Kersten het zeer onschriftuurlijk meent, maar omdat de moordenaar het beeld Gods in den mensch aan randt en deze daad naar Goddelijk bevel met den dood moet gestraft?» worden. En om dat in onze wetgeving door te voeren, moet er in de Staten-Generaal e'en meerderheid zijn. Zelfs Ds. Kersten schijnt dat te begrijpen, want hij heeft nog nooit een wetsvoorstel voor invoering van de doodstraf ingediend. Maar dan past het hem ook te zwijgen tegen over de A.-R. partij, die voor hetzelfde feit staat als hij, en nimmer in gebreke is gebleven, om wanneer er gelegenheid toe was, voor de in voering van de doodstraf te getuigen. Beste Vriend 1 Vele menschen uit de Oostelijke en ook wel uit de Westelijke Staten van Amerika gaan in den winter naar het Zuiden, om daar, in een warm klimaat, den winter door te brengen. Ook ik heb dit 2 jaar geleden eens gedaan. Natuurlijk is zulk een rit de moeite waard, maar m. i. niet om het klimaatDie verandering is in eens te groot. Men is in 5 dagen met de auto van den harden winter in den heeten zomer. En dit geeft, vooral in de eerste weken, een zeer onaangenaam gevoel. Een gevoel van mat- het en lusteloosheid. Toen wij van huis gingen was het zeer koud, het vroor dat 't kraakte. Den eersten dag maak ten wij ruim 400 mijl. Dit is zoo je weet 600 kilometer. Wij logeerden den eersten nacht in Indianapels, de hoofdstad van den Staat Indiana. Daar was de thermometer al lang zoo laag niet meer als bij ons. Wij waren recht Zuid ge gaan en dan beteekent zoon afstand al heel wat. Ongeveer 7 uur verlieten wij den volgenden morgen deze stad en wij gingen weer recht Zuid over een prachtigen cementen weg, totdat wij ongeveer 's middags aan de „Ohio-rivier" kwa men. Deze rivier zal wel aan velen van U be kend zijn uit de geschiedenis van de „hut van Oom Tom". Daar vluchtte Eliza met haar kind op haar arm over de ijsschotsenDe Ohio- rivier is de scheiding van den Staat Indiana en Kentucky. Hier 'ligt een groote brug, waar wij 30 cent tol moesten betalen. Dit tolgeld heffen de beide Staten zoo lang tot de brug is betaald. Toen waren wij in Kentucky Hier was het weer al mooi en zacht. Wij hadden na den vorigen dag 5 uur al geen sneeuw meer gezien Deze Staat is niet zoo groot, in een grooten halven dag waren wij er dwars door en aan den avond van den tweeden dag waren wij in den Staat Tennessee. In een groote stad bleven wij over nachten. Het was hier al te zien, dat wij aardig Zuidelijk waren. Hier zijn n.l. veel meer negers dan bij ons. En de meeste menschen loopen op straat zonder overjas Wij wilden eerst de stad zien voor wij in ons hotel ons ter ruste be gaven. Ik liep een winkel in en zag daar dezelfde sigaren als ik in mijn Home town kochtIk keek verwonderd, dat ik een cent per stuk meer betalen moest dan bij ons; bij ons zijn deze 5 cent en hier 6 cent per stuk. Ik vroeg den ver- kooper hoe dit mogelijk was. Immers: hier was ik in het land waar de tabak bij duizenden acres groeitEn de sigaren zijn duurder De man ver telde mij echter, dat de sigaren in Tennessee extra belast zijn, en die extra belasting is voor de „negerschool". Die negers hebben in 't ver leden weinig genoten uit de staatskas en daar om hebben zij ook weinig geleerd. Er zijn hier neger-onderwijzers, die 4 scholen in een jaar be dienen. Dat beteekent dat er maar 3 maanden school in een jaar isMen zal nu door die sigarenbelasting daar verbetering in brengen Good I am willy to pa extra penni Onze mooie vlakken wegen hadden e'en einde genomen, want de staat Tennessee is bergachtig, wij gaan op en neer, soms ongeveer 3000 voet. Ook is het hier steenachtig. Toch heeft men hier prachtige boerderijen en groote tabakplan tages. De koeien loopen hier buiten rustig te grazen. Na dezen staat komen wij circa 4 uur in den namiddag in Alabama, doch hiervan nemen wij maar een klein hoekje, 's Avonds 8 uur zag'en wij aan het eerste teeken aan den weg, dat wij in Georgia waren. Deze staat moesten wij niet dwars, maar overlangs door. Daarom hadden wij 500 mijl voor den boeg eer wij er door waren. Hier reden wij geregeld met de ramen open. Het is hier al warm De grond is hier rood. Toen wij een keer stil hielden om benzine in te nemen nam ik dien grond in mijn hand. En ik zei tegen mijn zoon: Denk niet gering over beenwonden. Bij den last komt het gevaar, wanneer ze niet zorgvuldig worden behandeld. Akker's Kloosterbalsem op de wonde, verzacht de pijn, bevordert de vorming van nieuwe weefsels en werkt ontsmettend. Akker's „Ik geloof, dat ik dezen grond reeds vroeger zag, toen mijn grootmoeder in Nederland haar koperwerk poetste Hier en daar zagen wij een prachtig huis, meestal van twee verdiepingen hoog, met een schoon aangelegden werf, of liever „park" er omheen. Het scheen wel een verblijfplaats van den een of anderen millionair. En dat was 't ook. Dit zijn de woningen van de Plantage houders, die in den Slaventijd hun millioenen verdiend hebben 1 Op een afstand van een mijl zagen we een groep houten hutten zonder ramen, ongeverfd, niets beter dan mij varkens- of kippenhok. Daar wonen de negers, die met hard werken hun baas rijk gemaakt hebben. Mijn zoon zei: „Dad, you can hardly believevthat we are in America here". (Vader, je kunt haast niet gelooven, dat wij hier in Amerika zijn Ja hier zien wij het verschil tusschen „Noord" en „Zuid" Ginds gaat een streetcar met 2 wagons; een mooie voor de „witte" menschen, en een, met houten banken voor de negers. Daar staat een armoedige negerkerk, en elders een school waarvan de deur niet te zien is. De kinderen zijn van den weg af goed zicht baar 1 Wij stoppen boven in de bergen voor ons middagmaal. In dat restaurant gaf ik mijn af keuring te kennen over dit verschil van m'en- schen: de ééne schatrijk en geëerd, en de andere, omdat hij „zwart" is, doodarm en niet in aan zien Die dame zeide tegen mij: „Ja meheer, li komt uit 't Noorden en weet van onze Zui delijke toestanden ni®ts af; anders zou u wel een ander oordeel over deze dingen hebben. Maar U moest toch weten als Noordelijke far mer, wanneer je een jongen stier vertroetelt, dan steekt hij je dood als hij oud is 1" Ik antwoord de: „Dat weet ik, lady 1 maar die zwarte men schen zijn ge'en. stieren, het zijn menschen, ge schapen naar het beeld Gods, zoowel als UI" Ze zei: ,Wel, is dat Uw opinie, dan spreken wij daar niet verder over Ik beschouw ze niet anders dan als werkdieren. En ze hebben het hier best. Zij eten en drinken er beter van dan hun stamgenooten in Afrika Wij reden verdér. Daar vlak aan den weg stond een negerhut, met een jong negermeisje, van ik denk 18 jaar, voor 't huis. Een oude grootvader staat in de deur. Wij stopten. Mijn zoon nam zijn camera om een kiekje van hen te nemen, maar zoo gauw zij dit zagen, liepen zij met haast naar binnen. Ik volgde hen en vertelde hun, dat ik uit het Noorden kwam, en dat ik zoo graag een foto wilde hebben van hen en hun huis. Maar zij vertrouwden mij niet. Ze zijn niet gewend, dat een blanke zich zoo interesseert voor hen. Na veel moeite gelukte het mij, ten minste de dochter voor mijn doel te winnen. Maar zij moest eerst wat kleederen aandoen, want zoo was het niet passelijk. Zij spraken gebroken Amerikaansch, moeilijk te ver staan. Maar toch vertelde zij mij, dat zij in Jezus geloofden en dat zij af en toe naar een Metho disten negerkerk gingen. Maar dat was 9 mijl weg (bijna 3 uur loopen). Hun dochter kon den Bijbel lezen, die dat dan ook voor haar moe der en grootvader deed. Toen ik vroeg of haar vader dood was, kreeg ik geen antwoord. Mis schien heeft zij dien nooit gekend. Toen mijn zoon de foto genomen had, vroeg de dochter als wij terug kwamen en weer naar het Noorden gingen, of zij dan met ons mede mocht, zij zou goed werken voor mijn vrouw en als ik wilde zou zij ook mij helpen op de farm. Ik had mede lijden met haar en deelde haar mede, dat wij hulp genoeg hadden. Ik beloofde, dat ik haar een foto zou sturen als wij thuis waren. En ik ried haar aan veel studie te maken van haar Bijbel, omdat bij God geen verschil bestaat tus schen „zwart" en „wit". En als wij beiden ver lossing gevonden hebben in 't bloed van Chris tus, dan waren wij broeders en zusters Dan waren wij uit éénën bloede Is het wonder, dat mijn zoon, toen wij weer verder reden, vroeg: „Pa, is dit alles nog de vloek van Cham (Wordt vervolgd). Je AMERIKAANSCHE VRIEND. door H. KINGMANS. vone goede afstamming gifte en vet. oor f 3,— voor f 2,— Jz. te Sommelsdijk. werd op de districts, d met een premie k f 50, HET BESTUUR, 2) Met enthousiasme, evenals deze verklarend, dat zij tegen het werk niet opzagen, begonnen zij om spoedig in te zinken. Maar óók: hoevelen had zij er geken'd, die vol liefde zich gaven, om weldra geheel thuis te zijn in deze aparte wereld, de wereld van leed en smart „Ja", vervolgde zij, „het is zwaar werk. Maar wanneer men er hart voor heeft, doet men het vanzelf met plezier en merkt men niet, althans wanneer men zelf gezond is, dat het druk is. Ik zou u nog iets van de eerste beginselen van het werk in dit ziekenhuis willen vertellen, opdat ge er morgenochtend niet al te vreemd voor komt te staan, en u daarna naar uw vertrek brengen. Den verderen avond zijt gij dan vrij, om u te installeeren en kennis te maken." Met haar sympathieke stem, die weldadig aandeed, vertelde Hertha, terwijl de ander vol belangstelling luisterde, bij zichzelf de gevolg trekking makend, dat de vertelster wel een ras echte verpleegster zijn moest, daar haar oogen onder het mededeelen gingen schitteren en er kleur op haar bleeke wangen kwam en de geest drift op haar gelaat te lezen viel. Dan geleidde zij de pas-aangekomene door een reeks van gangen naar een gezellig vertrek, dat de verblijfplaats van 'de aanstaande zuster van Henten zou zijn. „Welkom hier", zeide Hertha vriendelijk. „U maakt u het hier maar zoo gezellig mogelijk. Het duurt nog wel een uurtje, eer zuster Fer- nandi hier verschijnen zal. Ik zal haar zeggen, dat zij een kamergenoote heeft gekregen." Met een bemoedigend lachje liet zij de nieuwe linge alleen, om terug te gaan naar haar kamer, waar zij weer in den fauteuil bij het venster plaats nam, kijkend naar buiten in den mooien tuin van het ziekenhuis, die al wat ging be- teekenen, daar Meimaand juist in het land ge komen was. Tóch tierde het buiten nog niet. Het grootste deel der maand April was heel mooi geweest, maar nauw had Mei haar intrede gedaan, of een gure wind blies, zoodat de centrale ver warming in de vele vertrekken van het zieken huis zeer goed dienst deed. ^Hertha leunde moe achterover in haar fau teuil. Den draad harer gedachten vóór de direc teur haar opschrikte uit haar overpeinzingen vatte zij weer op, ziende op haar marmeren pendule: over een uur had zij nog even dienst 'en dan was zij verder den geheelen avond vrij. Hertha besloot op haar kamer te blijven, om uit te rusten van haar vermoeidheid. Met schrik bedacht zij evenwel iets later, dat zij verwacht werd bij mevrouw Van Laansma, met wie zij, sinds deze in het ziekenhuis verpleegd was, zéér vriendschappelijke betrekkingen onderhouden had. Met schrik dacht zij aan de afspraak, hoewel zij hunkerde, er heen te gaan. Zij was in het kleine, gezellige gezin op den Heemraadsingel zóó thuis geraakt, dat een bezoek bij de Van Laansma's behoorde tot de gelukkigste oogen- blikken van haar leven, dat in zekeren zin toch' eenzaam was. Hertha voelde zich evenwel zóó vermoeid en neerslachtig, dat zij bijna niet den moed had, het ziekenhuis voor eenige uren te verlaten. Maar komaan, zij moest er maar niet aan toe geven, aan dat neerdrukkende gevoel. Dan kwam er heel niets van haar terecht. Bovendien, zij wist het, het zou zeer teleurstellend zijn daar ginds, als zij niet kwamen. Zij zou dan maar een trammetje nemen, dat haar zoo goed als vóór het huis op den Heemraadsingel bracht. Dan zou het wel gaan» Als zij toegaf aan het gevoel van vermoeidheid, zou het spoedig ge daan zijn. Het was best mogelijk, zoo paaide zij zich dan, dat haar loomheid en matheid een gevolg was van het voorjaarsweer. Het kwam meer voor bij sommige menschen, die daarvoor zeer vatbaar waren. Opeens glimlachte Hertha pijnlijk: zij moest zich niet zoo dwaas aanstellen en zich vleien met iets, dat niet waar was. Nooit had zij last gehad van de verandering der jaargetijden. Zij moest de werkelijkheid onder de oogen zien en durven erkennen, dat het met haar gezondheids toestand niet was, zooals het behoorde te zijn. En daarvan ook de consequenties dragen. Ja, maar dat beteekende een gaan naar den dokter om een advies, datzij zichzelf wel geven kon. Zij hóórde het den arts al zeggen: rust, zuster, volslagen rupt; om te beginnen voor eenige maanden; eens weg uit deze omgeving; ga eens naar bosch en heide; stevige wandelin gen maken en daarna veel en lang slapen. Ja, natuurlijk, dat was het eenige recept. Medi cijnen had zij niet noodig. Zij was wat over werkt; trok zich ook te veel aan het lijden in het ziekenhuis. Het was haar onmogelijk, al nam zij het de verpleegsters niet kwalijk, on verschillig te spreken over de talrijke gevallen, die zich voordeden. Kwam het, omdat zij zélf reeds zooveel smart ervaren had; omdat zij wist, wat het zeggen wilde, dierbare betrek kingen te verliezen O, de meest Vreugdevolle dagen in haar zie kenhuisleven waren die, waarop een geliefde vader of moeder of een dierbaar kind, hersteld, als het ware gerukt uit de klauwen des doods,, door de betrekkingen uit het ziekenhuis werd gehaald. Dan kon zij wel springen van vreugde. Terwijl, wanneer een patiënt de oogen voorgoed op aarde had gesloten, omdat alle middelen had den gefaald, zij een dag beleefde, die triest was, als de meest sombere herfstdag Neen, niet naar den dokter. Dat beteekende een vonnis, dat zij niet dragen kon. Weg uit het ziekenhuis, dat wasdat was, naar zij meen de, de reden van haar bestaan wegnemen Wéér schrok zij: waren dat nu overleggin gen Had zij dan niet geduldig en geloovig te aanvaarden, wat God haar zond Had hij daar mede niet Zijn wijze bedoelingen Wat deed het er toe, dat zij die niet verstond „Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan". Als zij zich daaraan vastklemde, wel, dan kon zij immers de werke lijkheid onder de oogen zien, al was die nog zoo hard Maar neen, neen, niet naar den dokter Daar wachtte haar een vonnis. Hij zou haar zeggen: verlaat, althans voorloopig, mogelijk wel voor altijd, de verpleging. En dat kon zij niet. Zij moest volhouden. Niet forceeren natuurlijk. Zich zoo rustig mogelijk houden. En dan straks in de vacantie, niet, zooals de bedoeling was, met de Van Laansma's naar Zwitserland, maar kalm, in Gelderland bijvoorbeeld, in pension gaan. Vast sterkte zij weer aan en dan zou het hier, na de vacantie, weer wel gaan. Opgewekt door dit voornemen stond Hertha veerkrachtig op. Maar des avonds, even tien uur, terugkeerend van haar bezoek aan den Heemraadsingel, voel de zij zich nameloos verlaten, ondanks de groo te hartelijkheid, waarmede men haar, als steeds, bij de Van Laansma's had omringd. Doodelijk bleek zonk zij, moe en mat, in haar fauteuil, met hevige hartkloppingen. „Je bent geheel in de war, Hertha", zeide zij halfluid. „Mevrouw Laansma was ook niet te vreden over je uiterlijk, al deed je gewild vroo- lijk en opgewekt." Zij ging naar bed. Doch urenlang lag zij klaar wakker, zoodat zij den anderen morgen méér moe opstond, dan toen zij naar bed was gegaan. HOOFDSTUK II. Het dorp en zijn dokter. „En wat wou je dan doen?" Mevrouw Van Leeuwen keek haar man, den arts van Zeeduin, vol belangstelling aan. „Ja, wat wou je doen 1 Dat is nu juist de vraag. Je moet zelf zeggen, dat wij met deze toch leelijk weggekomen zijn. Haar werk is maar zóó, zóó en zij kan het met de menschen hier absoluut niet vinden. Wij mogen dankbaar zijn, dat zij vrijwillig verdwijnt van het tooneel. On getwijfeld ziet zij zélf wel in, dat zij hier niet gewild is. Als wij nu den gebruikelijken weg volgen en een oproep plaatsen, dan kunnen wij het goed treffen, maar er is evenveel kans, dat er weer zoo'n exemplaar komt, als wij nu gelukkig kwijt raken. En zulk een lot wilde ik het dorp voor het vervolg sparen." Mevrouw Van Leeuwen glimlachte stil voor zich heen. Al wat haar man nu had gezegd, had hij zooeven ook betoogd. En daarop was haar vraag gevolgd: „En wat wou je dan doen?" Zij zeide het evenwel niet, niet alleen, om hem niet te ontstemmen, maar ook, omdat zij zeer goed begreep, wat hem bezielde. Hij had het dorp, waar hij nu reeds lange jaren de prak tijk uitoefende, lief. En de bewoners stonden bij hem in een goed blaadje. Vandaar, dat hij het zoo ontzettend had betreurd, dat de wijkver pleegster, aangesteld door het „Groene Kruis", zoo bitter was tegengevallen. Het was e'en geluk dat zij ontslag had aangevraagd, ingaande over twee maanden. Dan was men fatsoenlijk van haar af, oordeelde hij. Doch nu piekerde haar man weer over een opvolgster. Als er zij er wéér zóó één was, dan kwam; de zoo nuttige instelling, die door de dorpelingen toch al met een scheef oog werd aangezien, geheel in discrediet, zoo niet in vol komen gevaar. Het was voor het bestuur, waar van de dokter deel uitmaakte en waarin hij uiteraard een plaats van beteekenis en Invloed innam, zaak, goed uit te oogen te zien, alvorens definitief een nieuwe te benoemen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 1