BEIT HOEKTE T7" OO^ Ej&T
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Gezondheidscommissie
de zijtakken. De hoofdzaak is dus hier: het
vormen van éénjarige takken.
Over 't algemeen snijdt men bij de zwarte bes
weinig in, om het volgende jaar zware takken
te krijgen. Zware loten ontstaan vaak op oud
hout. De kruisbes wordt heel weinig gesnoeid.
Het bewaren van uien. Op de bewaarplaats,
waartoe men het best een donker, droog plekje
bestemt, spreide men op matten of planken de
uien in een dunne laag uit. Ook kan men, met
behulp van biezen, touwen of stokjes, ze samen
voegen tot rissen, die men vervolgens op don
kere, droge plaatsen hangt. Uien zijn eenigszins
tegen vorst bestand, als ze op droge plaatsen
bewaard worden. Zoolang ze in bevroren toe
stand verkeeren. mag men ze niet aanraken.
Overigens verliezen ook zij, evenals andere
plantaardige produkten, door herhaaldelijk be
vriezen een deel van him goede eigenschappen.
Die bollen, waarvan de .opperhuid openbarst
een bewijs, dat ze beginnen te schieten
zoeke men steeds uit om ze het eerst te nuttigen.
Lang of kort stroo als strooisel. In Duitsch-
land heeft men opzettelijk proeven genomen
omtrent de voordeelen van de Engelsche metho
de, om het stroo niet lang, maar in 13.14 c.M.
lange stukken gesneden, als strooisel te gebrui
ken, en de uitkomst vergeleken met lang stroo
als strooisel. De uitslag was, dat door de En
gelsche methode ongeveer 35 pCt. van het stroo
bespaard kan worden. Rekent men 4 K.G. lang
stroo als strooisel per rund, dan is bij de En
gelsche methode 2.5 K.G. voldoende. Kort stroo
heeft nog andere voordeelen: het zuigt het vocht
beter op en geeft zoodoende beteren mest, ter
wijl het stofverlies voorkomt. Op den mesthoop
is het bewerken eenvoudiger, gemakkelijker en
goedkooper, omdat zulke mest zich minder zet,
niet zoo sterk verrot, en dus geen kosten en
werk vereischt voor 't geregeld vochtig houden.
Mest van kort stroo is gemakkelijker en spoe
diger geladen, uitgespreid en ondergewerkt. Het
ineggen gaat gemakkelijker en beter, omdat kort
stroo onder de tanden der eg niet klontert.
Zoet geworden aardappelen verliezen hun
walgelijken smaak, wanneer de temperatuur,
waarin ze bewaard worden, hooger stijgt. Men
beschouwe ze dus niet te spoedig als waardeloos.
Wij gaven het vorige jaar een kennis den raad
een emmer vol oneetbaar geworden knollen (zoo
zoet waren ze) een paar dagen in de huiskamer
te zetten, 't Succes was verrassend. De zoete
smaak verdween totaal, en dus besloot hij de 5.5
mud, die van hem bevroren waren, vooralsnog
niet weg te doen. Later bleken ze nog heel wel
bruikbaar.
Genezing van mok. Het is vooral van belang
de pooten schoon en droog te houden. Men ma
ke gebruik van olie, glycerine, en meelbestui-
ving en moet de hielen omzwachtelen. De behan
deling vereischt veel geduld en zorg. Indien
vochtafscheidingen plaats hebben, worden zachte
opdrogende middelen gebruikt, zooals een smeer
sel van lood en kalk, of kortstondige baden van
run (5 deelen water en 1 deel run), waarbij 2
eetlepels creolin gevoegd worden. Dan doet
men er een verband van watten omheen en een
windsel van 10 c.M. breedte. Als de mok droog
is, is ook een inwrijving mét boorzalf aan te
bevelen.
Haver voor het paard. Gewoonlijk wordt de
haver niet geplet, gekneusd, gebroken of gemalen
als voedsel voor de paarden, en onzes inziens
zeer terecht. Onder normale omstandigheden
wordt*de haver heel goed verteerd en daar is
een bijzondere bereiding geheel overbodig we
zouden haast zeggen schadelijk, want in de eer
ste plaats behoett men het paard in zijn natuur
lijke voeding niet ter hulp te komen, en ten
tweede wordt er tijdens het kauwen een respec
tabele hoeveelheid speeksel afgescheiden, welke
dienstig is voor de oplosbaarmaking van de zet-
meelachtige bestandeelen der korrels't Is 'n
algemeene wet in de natuur, dat men van alle
dierlijke organen gerust datgene mag eischen,
waartoe ze van nature zijn voorbestemd.
Varkensmest. Déze soort mest moet men niet
onvermengd gebruiken. Verstandig is ze te ver
mengen met mest van koeien of paarden. Het
mengsel wordt op hoopen gezet, terwijl men er
tegelijk wat aarde of zoden bijvoegt. Aanbeve
lenswaardig is het de hoppen meermalen om te
zetten, en er van tijd tot tijd wat gier over te
gieten. Een dusdanig mengsel is voor allerlei
bemesting te gebruiken.
Vergiftiging door Chilisalpeter. Meermalen is
vee .vergiftigd door het voeren van graanvoeder,
dat gemest was met Chilisalpeter. De vraag lag
derhalve voor de hand, ot misschien de ge
noemde meststof maakte, dat in het voeder gif
tige stoffen werden gevormd, die ook in het
gedroogde voeder nog werkzaam konden zijn.
Men heeft evenwel vastgesteld, dat slechts dan
vergiftigingsverschijnselen voorkomen, als nog
deeltjes van het salpeter als zoodanig zich aan
het voedsel bevonden. Zoodra het door eën re
genbui was afgespoeld, kwamen geen vergifti
gingsverschijnselen meer voor. Daaruit blijkt,
dat slechts het ruwe salpeter de schuldige
was en dat niet door bemesting met deze stof
de planten giftige eigenschappen aannamen. Het
blijft aan te raden, niet terstond na de bemesting
te maaien.
Wasschen van paardenbeenen. 's Winters
en bij vochtig weer moet men, wanneer de bee-
nen der paarden worden gewaschen, goed op
letten, dat ze zorgvuldig worden afgedroogd.
Korenwormen. Om deze parastieten te consta-
teeren, behoeft men slechts een pot, gevuld met
koren, op een warme kachel te zetten. Als er
kalanders of korenwormen aanwezig zijn, komen
ze spoedig aan de oppervlakte. „Wie slechts
één jaar zijn roet (onkruid) laat staan. Moet
zeven jaar uit wieden gaan." Weten is de
akker, werken de ploeg. Iedereen is de zoon
van zijn eigen werken. Een goed geweten en
een lekker bed, vormen het mooiste slaapkamer
ameublement. B—r.
ZETELEND TE MIDDELHARNIS.
Wij ontvingen het verslag der bevindingen
en handelingen van de Gezondheidscommissie,
welke haar zetel heeft in Middelharnis, over
het jaar 1929.
Bij den aanvang van 1929 was de commissie
aldus samengesteld
L. van der Sluys, voorz., Dirksland; J. A.
Vreeswijk, Oude Tonge; S. Knöps, Sommelsdijk';
Ds. J. Polhuijs, Stad aan 't Haringvliet; W.
Sneijders de Vogel, Dirksland; C. A. de Later,
Stellendam; C. F. Hossen, Middelharnis; A, W.
Nijgh, secretaris, Middelharnis.
Bij besluit van den Minister van Staat, Com
missaris der Koningin, dato 28 Juni 1929, werd
de heer J. A. Vreeswijk met ingang van V Juli
van dat jaar voor den tijd van vijf jaren lot lid
der Commissie herbenoemd.
Bij besluit dato 21 Mei 1929 werd den heer
W. Sneijders de Vogel op verzoek wegens ver
trek naar 's-Gravenhage, met ingang van 1 .Mei
1929 eervol ontslag verleend als lid dér Comm.
In zijne plaats werd op 22 Juli 1929 met in
gang van die dagteekening benoemd de heer
Dr. P. Boot; arts te Dirksland en directeur van
het aldaar te stichten Van Weel-ziekenhuis.
Hot getal inwoners van Flakkee.
Uit de cijfers'blijkt, dat het getal geboorten
bedroeg 665 emlft getal overledenen 327, zoo
dat uit dien hooWë een vermeerdering valt te
constateeren van 338) Het geboortecijfer was
45 lager dan dat vtin 1928. Het sterftecijfer
was ongunstiger dan in .1928, in welk laatstge
noemd jaar het bedroeg 9.21 per duizend en in
1929 10.37. Het getal inwoners nam met 283 af.
Toestand van water, bodem en lucht en hetgeen
tot verbetering daarvan is verricht,
a. Waterloopen, slooten enz.
Bij ons kwam eën klacht in van H. C. Hees
termans, Molendijk B 4 te Oude Tonge, over
den toestand van slooten en riolen, liggende aan
en nabij erven van naburige perceelen.
Het bleek ons, dat de klacht gegrond was en
de toestand niet langer mocht voortduren.
Dientengevolge adviseeren wij het gemeente
bestuur te bevorderen, dat de noodige rioleering
en demping zou geschieden vanaf achter het
erf van den here Simonse tot en met het erf
van de weduwe J. Pulleman.
B. en W. schreven ons op 19 Juli 1929, dat
de bedoelde slooten in den Molenpolder zijn
gerioleerd en gedempt.
B. en W. van Oude Tonge verzochten ons
advies uit te brengen in zake rioleering en dem
ping der sloot, gelegen aan den Molendijk al
daar, tusschen de perceelen Sectie B no. 401
en 402, en Sectie C no. 2669.
Na ingesteld onderzoek bleek het ons, dat
die sloot, vooral des zomers, veel stank ver
spreidt, zoodat het zeer wënschelijk was, dat
tot de uitvoering werd besloten.
Wij adviseerden dus de totstandkoming dezer
verbetering zooveel mogelijk te bevorderen.
Het kwam ons intusschen geraden voor de
rioleering uit te strekken tot het in 1928 ge
legde riool. Indien daartegen geen overwegende
bezwaren bestonden, adviseerden wij in dien zin.
Wij ontvingen van B. en W. een exemplaar
van hun besluit dato 13 November 1929, waar
bij zij de betrokken eigenaren aanschreven tot
rioleering en demping van bedoelde sloot.
b. Verzameling en afvoer van vuil.
Klachten kwamen bij ons in van Aren van
Noord te Oude Tonge over den last, welken hij
ondervindt van eene mestverzameling, tengevol
ge van het ophokken van een varken en het
houden van konijnën, alles voor het raam van
het huis van klager, terwijl de beschreven voor
werpen het eigendom zijn van J. van Noord,
wonende Zuidelijk te Oude Tonge.
Wij verzochten B. en W. voor zooveel mo
gelijk maatregelen te nemen, welke kunnen leiden
tot spoedige opheffing van den gewraakten
toestand.
In onze vergadering van 26 November werd
de wenschelijkheid besproken van demping eener
sloot te Stad aan 't Haringvliet, waartoe de
medewerking van alle belanghebbenden noodig
is. De afdoening is echter afgestuit op de mede
werking van één der bewoners.
In het gegeven geval vermeende onze Comm.
niet tusschenbeide te kunn'en treden.
c. Verontreiniging van de lucht
(stank van fabrieken enz.)
In verband met het vermeide in ons vorig
jaarverslag betreffende de vischmeelfabriek te
Ouddorp, werd van onzentwege een nader on
derzoek daarnaar ingesteld.
Het bleek, dat de fabriek door brand was
vernield en het gemeentebestuur in overleg met
de arbeidsinspectie eenige voorwaarden ten op
zichte van den herbouw had gesteld, o.a. het
maken van eene straat van beton, waarop de
vischvoorraad blijft liggen, zoolang deze niet op
den droogzolder wordt gebracht.
Het kwam onzen rapporteur voor, dat van
dezen maatregel geene verbetering is te ver
wachten. Later kwam weer een klacht in van
P. Tanis Cz.
De Commissie was van oordeel, dat zij al het
mogelijke heeft gedaan om te trachten klager
tegemoet te komen, zoodat besloten werd te be
richten, dat de Commissie geen verdere stap
pen in deze richting kon doen.
Als vervolg op eene klacht, omschreven in
ons vorig jaarverslag, ten opzichte van een wa-'
tergemaal te Ooltgensplaat, zij het volgende
vermeld.
Ged. Staten deelden ons mede, dat ter voor
koming van hinder voorzieningen waren ge
troffen en verzochten ons te willen nagaan, of
nog hinderlijke roetverspreiding plaats vindt,
dan wel of de aangebrachte verbetering op dit
punt voldoende is te achten.
Het daarnaar ingestelde onderzoek deed zien,
dat de maatregelen niet die gunstige gevolgen
gehad hebben, welke verwacht werden, terwijl
de toestand volgens verklaring der omwonende
personen vrijwel onveranderd is gebleven.
Van het daartoe strekkende rapport deden wij
afschrift aan Ged. Staten toekomen.
Later kwamen weder klachten bij ons binnen.
Wij meenden klagers te moeten verwijzen
naar het Districtshoofd der Arbeidsinspectie te
Dordrecht, aangezien door onze Commissie alles
gedaan is, wat binnen haar bereik ligt, om ver
betering in den toestand te verkrijgen.
V olkshuis vesting.
Sedert het optreden van de Gezondheidscomm.
\verd in ons ressort het volgende aantal wonin
gen onbewoonbaar verklaard
Goedereede 11, Stellendam 18, Melissant 10,
Dirksland 12, Sommelsdijk 15, Nieuwe Tonge 2,
Oude Tonge 30, Middelharnis 16, Stad aan 't
Haringvliet 4, Den Bommel 8, Ooltgensplaat 8.
Totaal 134.
Drinkwatervoorziening.
In onze vergadering van 26 Februari 1929
deelde de voorzitter mede eene bespreking te
hebben gehad met B. en W. van Middelharnis
ter uiteenzetting van het groote belang, dat onze
streek heeft bij de totstandkoming eener water
leiding, met aanbeveling deze zaak zooveel mo
gelijk te bevorderen.
Wij laten hier volgen een bericht uit een
nieuwsblad
Assen, 28 October. In Drenthe worden po
gingen aangewend om de drinkwatervoorziening
te regelen door het oprichten van drinkwater
leidingen. In het oosten der Provincie zijn tien
gemeenten bèzig om een groepsdrinkwaterleiding
in het leven te roepen. Vledder wenscht zich
aan te sluiten bij de eerlang op te richten wa
terleiding voor Noord-Overijsel en Nijeveen
overweegt of aansluiting bij het bedrijf te Mep-
pel voor haar het voordeeligst of dat aanslui
ting bij Overijsel beter is.
Ged. Staten meenen, dat van provinciewege
regelingen moeten worden getroffen om het wa-
terleidingvraagstuk in goede banen te leiden.
Zij hebben daarom bij de Provinciale Staten
een voorstel ingediend, waarbij het vérboden zal
worden waterleidingen in het leven te roepen
zonder vergunning van Ged. Staten, aan welke
vergunningen een aantal voorwaarden kan wor
den verbonden.
De bedoeling van Ged. Staten is, dat bij de
oprichting van eene waterleiding niet het belang
van eene gemeente, maar van de drinkwater
voorziening der geheele provincie, zal domi-
neeren. Ged. Staten wenschen niet, dat eenige
gemeente door hare medewerking voor een ge
meenschappelijk plan te weigeren en haar eigen
weg te gaan, de watervoorziening van eene ge
heele streek in gevaar kan brengen.
Den heer C. B. Baert, inspecteur der volks
gezondheid te 's-Gravenhage, deden wij opgaven
toekomen van de verschillende regen- of wel
watervoorzieningen in ons ressort, waarvan een
algemeen gebruik gemaakt wordt, met de mede-
deeling, dat de hoeveelheid water in de regen
bakken aan de woningen vaak onvoldoende is,
vooral voor groote gezinnen, en de hoedanig
heid van het water dikwijls veel te wenschen
overlaat.
Wij mogen thans in dit verslag het verblij
dende feit vermelden, dat alle gemeenteraden in
ons ressort, behalve die van Ouddorp, besloten
heben tot medewerking aan den aanleg eener
waterleiding, tot welk einde de stichtingsvorm
is aangenomen, en de raden reeds hunne afge
vaardigden in de stichting hebben aangewezen.
Wij nemen aan, dat krachtige stappen worden
ondernomen, om met bekwamen spoed tot voor
bereiding en uitvoering dezer aangelegenheid te
geraken.
Volgaarne voegen wij aan dit bericht de mede-
deeling toe, dat de betrokken gemeenteraden be
sloten hebben tot electrificatie van Overflakkee
en Goedereede, Westelijk deel, en de Electri-
citeitscommissie sedert geruimen tijd druk bezig
is de zaak tot uitvoering te brengen.
De visch in 't water is stil, het dier op
de aarde maakt rumoer, de vogel in de lucht
zingt. Maar de mensch heeft in zich de stilte
dér zee, het rumoer van de aarde en de zang
der lucht.
Vorige week is te Utrecht overleden Nellie
van Kol, onder ons allen wel bekend als Nellie,
de dichteres van eenvoudig teere gedichtjes,
waarvan we vaak in onze Zondagsbladen er
een aantroffen.
Nellie van Kol is acht en zeventig jaar ge
worden, den leeftijd der zeer sterken dus vlak
nabij.
Mevrouw van Kol is vrouw geweest van het
socialistische Eerste Kamerlid H. van Kol.
In den eersten tijd deelde Mevr. van Kol vol
komen de inzichten van haar man. Met al haar
krachten hielp zij hem in den strijd en deelde
in zijn levenswerk.
Zij was een idealistische socialiste. Ze wilde
niet de geheele maatschappijvorm omkeeren, in
felle revolutie alles veranderen, maar langs ge
leidelijken weg wilde ze door het socialisme ver
andering, verbetering brengen. Ze wilde het
goede, dat ze in den mensch dacht te zijn, ont
wikkelen, dan zou het beter worden.
In dien tijd werkte ze mee aan het socialistisch
vrouwenblad „De Vrouw" en ook het socialis
tisch kinderblad „Ons blaadje" werd door haar
geredigeerd.
Ook den tijd, dat Van Kol in Indië was, heeft
zij in zijn werk geheel met hem medegeleefd en
voor hun beginsel ook medegewerkt.
In 1908 kwam de groote verandering. Toen
vond zij Christus als haar Heiland.
Zelf heeft zij het vrijmoedig getuigd in „De
Vrouw", dat er een volkomen scheiding ge
maakt was tusschen het toen en nu. „Ik ben
bekeerd, ik ben wedergeboren geworden", klonk
het toen als een blijden jubelklank.
Vanzelf kon zij toen den arbeid van haar
man niet meer deelen, die vanuit het geheel
andere beginsel nog leefde.
Stil en teruggetrokken is toen haar leven
geworden. Lees zelf wat ze er van dicht
„En nu ga ik in. stilheid mijn weg,
en zie reeds het einde der baan,
en 'k weet het, reeds hoor ik zijn golfgeklots:
daar buldert de Doodsjordaan.
Maar ik vrees niet zijn golven wild,
ik vrees niet zijn bedding diep,
want van verre hoor ik de dierbare stem
die mij eenmaal tot zich riep
„Grijp het Kruis en klem u vast,
vertrouw u toe aan den stroom,
en veilig brengt naar den overkant
u de Eeuwige Levensboom."
De gedichten van Nellie, zooals ze onder ons
steeds genoemd worden, hebben hun bekendheid
niet in de eerste plaats te danken aan hun groo
te kunstwaarde. Doch dat ze veel 'en door velen
gelezen worden komt hierdoor, qdat er zoon
teere godsvrucht en groote liefde voor haar
Heere uit spreekt.
In het voorwoord van „Stamelingen" zegt
Mevr. van Kol hoe ze haar gedichten de wereld
inzendt
„Waarom ik deze versjes uitgeef, die zoo
bitter weinig te maken hebben met kunst
Omdat ik wéét, dat zij, voor zoover zij in
weekbladen hetl icht zagen, eenig goed deden
aan zielen, wier honger naar troost, opbeu
ring, stichting, niet te stillen is het kunst en
schoonheid, hoe bewonderenswaardig ook op
zich zelf. Dat ik, voor hetgeen ik dezen te
zeggen had, rijm en ritme te baat nam, was
géén gril van ijdelheid of zelfoverschatting,
't Was een innerlijk moeten, die vorm
voor die gedachte, En omdat het zoo moet,
durf ik mijn versjes geven zóó als zij kwamen.
Voor letterkundige fijnproevers zijn zij niet
bestemd, maar voor de velen, die een weinig
lafenis behoeven, deze niet weigeren, al wordt
zij hun geboden in een houten beker in plaats
van in een gouden, gedrevenen. Hier komt
het op de lafenis aan, niet op den beker."
Bekend van haar is ook 't gedicht
FEEST.
Er is feest in mijn ziel, want de Heiland kwam in
met al 'Zijn iiefde en luister.
Zijn blik hergaf mij het leven weer,
Zijn glimlach verdreef het duister.
En in die ziel waar zoo somber het was,
begonnen er liekens te zingen
en als het er jubelt en als het er kweelt,
dan kan ik mij niet bedwingen.
Dan moet ik grijpen naar pen en papier,
om armelijk op te vangen
de echo van al dat gekweel en getier,
van al die jubelzangen.
Maar wie er zelf juicht in het feestgenot
van dat heerlijke, nieuwe leven,
die weet aan die echo beduidenis
en volle gestalt' te geven 1
Er is feest in mijn ziel, want de Heiland kwam in
en ik kan het niet voor mij houden 1
Ik moet het verkonden: „Zet open uw hart,
laat Hem binnen, o joncjen en ouden
En mocht ik de eerste vogel soms zijn,
die zóó kwinkelt en tiert in uw dreven,
o, laat Hem binnen En eer gij het weet,
zal uw koor het geleide mij geven
We willen van deze Christen-dichteres nog
twee gedichten overnemen uit den bundel „Uit
de Diepte"
IN DE URE DER VERZOEKING.
Als de ure der verzoeking naakt,
Zoo wend u tot den Heer, die waakt,
En smeek Hem, dat Hij zich ontferm',
Hij uwer zwakheid zich erberm'.
Daarin volbrenge Zijne kracht
En toone Zijner liefde macht,
Dan staat gij voor den vijand pal,
Die u nimmer overwinnen zal,
Want machtig zijn de pijlen Gods
En Hij omringt u als een rots.
Dan trekt de felle vijand heen,
Dan blijft gij met uw Heer alle'en,
Dan voelt gij u veilig als het kind,
Dat troost in Moeders armen vindt
Als de ure der verzoeking naakt,
Zoo wend u tot den Heer en waakt
ACHTER HEM AAN.
Wandel maar stillekens achter Hem aan,
Achter den Heiland: Hij wijst u de wegen,
Zijn die niet altoos zoo lieflijk gelegen
Als gij zoudt wenschen, wil ze toch gaan,
Hij gaat vooraan
Wandel maar stillekens achter Hem aan,
Hij kent uw krachten, Hij richt uw schteden,
Wel moeilijk vaak voor wie ze betreden,
toch nooit te moeilijk is er de baan
Hij gaat vooraan
Wandel maar stillekens achter Hem aan,
is het ook duistere nacht om u henen,
Hij is van hemelsche glorie omschenen
veilig is steeds," voor wie Hem volgt de baan,
Hij gaat vooraan 1
Mevrouw van Kol is niet meer. Zij is heen
gegaan. naar haar Heiland, wien te volgen haar
lust was. Doch lang nog zal zij door haar ge
dichten voor ons blijven spreken.
M'n beste nichtjes en neefjes 1
Eerst moet ik nog een neefje of nichtje be
danken voor een mooie teekening. Maar
ik weet niet meer wie. Op de teekening zelf
stond geen naam en toen ze tusschen ai mijn
brieven vandaan kwam, was ik vergeten wie
ze me gezonden had. 't Is de teekening van
een heel mooien wekker.
De prijswinners voor dezen keer zijn
HENDRIK BESTMAN te DIRKSLAND
en
BASTIAAN LOKKER te DEN BOMMEL.
Die krijgen allebei een Boek.
Zoo, nu alle neefjes en nichtjes heel veel
hartelijke groeten van
TANTE TRUUS.
Eef H. te Stad aan 't Haringvliet, Jij mag
ook met ons meedoen. Ik houd wel van een
groote familie. Het boekje dat je hebt, heb ik
al eens gelezen en ik vind het ook heel mooi.
Je vond het zeker wel prettig, dat je in eens
naar de tweede klas kon? Wil jij ze allemaal
de groeten terug doen van mij
Mien van der K. te Andelst, Zoo n reisje
paar Nijmegen wil er wel in, hé En jij was
toen duhbel goed af toen je nog een mooie muts
kreeg. Je zou zeker wel willen, dat meester een
paar keer meer jarig was in het jaar, als het
zoon fijne feestdag is. 't Is nu al goed weer
om buiten te spelen.
Johan W. B. te Dirksland. Zoo neefje, ben
je verhuist. Nu ik kan me goed begrijpen, dat
het dan heel druk is. Ik vind verhuizen iets ver
schrikkelijks. Gelukkig, dat jullie hu al weer wat
op orde komen. Jij hebt zeker toch ook wel
dapper meegeholpen Dat scheelt weer heel wat
voor Moeder. Ik weet de straat niet waar je
nu woont. Aan welken kant van 't dorp is
die Allemaal de groeten terug.
Leendert M, B. te Rotterdam. Zoo heb ik er
nu ook een Rotterdamschen neef bij. Dat is best
hoor. Vorige week ben ik nog met de tram
vlak bij je geweest. Had je dat eens geweten,
hé Wat heb je die teekening keurig gemaakt.
Die zal ik bewaren. Ik vind het er aardig, dat
jullie altijd de krant bij die zieke brengt. Ik
hoop, dat ze gauw beter wofdt. Dank voor je
nieuwe raadsel.
Wouter V. te Den Bommel. Zeker, je mag
altijd de oplossingen insturen, al is het ook van
raadsels die je zelf ingestuurd hebt. Wil je Pa
en Moe de groeten terug doen Je hebt gelijk,
Pa ken ik wel, omdat die wel eens bij ons ge
weest is. Kom jij den volgenden keer mee
Arentje K. te Dirksland. Zoo, kom je ook bij
ons in de raadselfamilie, net als je broer. Dat
is best. Ik vind dat je het er al knap afge
bracht hebt voor den eersten keer. Brieven
schrijven leert wel gauw.
Jacoba G, K. te Stad aan 't Haringvliet. Wat
heb jij een drukke week gehad. Geen wonder,
dat er weinig tijd overschoot voor een brief.
Toch heb ik nog een langen brief gehad van je.
Dat valt dus mee. Ik heb vorige week, toen ik
door Stad reed, eens gekeken of ik jou nergens
zag, maar ik heb je niet kunnen vinden.
Pieter R. te Melissant. Ik ben blij, dat je den
prijs zoo mooi vindt. Je hebt 't uitstekend na
verteld. Gelukkig, dat. je nu weer naar school
kunt gaan. Thuis zitten is niet, hé Waar is
Johan van de week Dank voor je nieuwe
raadsel.
Willem van G, te Den Bommel. Ook welkom
in onze krantenfamilie. Doe maar trouw met-
ons mee, dan zul je eens zien hoe prettig we het
met elkaar in ons krantenhoekje hebben.
jantje W. te Stad aan 't Haringvliet. Wel
Jantje, wat heb jij al knap een brief voor mij
geschreven. En dan nog zoon prachtige auto
er bij geteekend. Kon die maar rijden, dan kwam
ik er mee naar jou toe.
Abram L. te Den Bommel. Nee hoor, neefje,
dat is geen ijs van 't jaar. Je moet nu de hoop
maar opgeven. Van schaatsenrijden komt niets
van 't jaar. Dank voor je nieuwe raadsels.
Bas L. te Den Bommel, Gefeliciteerd met je
verjaardag. Wat zal dat fijn zijn als je vriendjes
dan een heelen avond bij je mogen spelen. Mag
ik ook komen Dank voor je nieuwe raadsel.
Willem N, te Melissant. Wat zag die brief
er keurig uitDat kwam zeker door de nieuwe
pen, en omdat je bij Tante zoö stilletjes zat te
schrijven. Hoe oud is dat kleine zusje van je
Dank voor je nieuwe raadsels.
Gerrit P, te Numansdorp. Wel, wel jij kunt
al vroeg zaken doen. Ik vind het knap gedaan
met die klappers. Mag je ook naar de uitvoering
van de groote zang Ik zou de uitvoering van
jullie kinderzang wel graag willen -hooren. Jam
mer, dat je zoo ver weg woont, anders kwam
ik luisteren, 't Zal voor de Juffrouw op school
makkelijk zijn als broer al zoo knap kan tellen.
Riek P. te Numansdorp. Op de kinderzang
heb je zeker al heel wat versjes geleerd. Je
moet altijd maar goed je best doen. Om op de
uitvoering heel mooi te zingen, is wel moeilijk.
Wil je Pa en Moe de groeten terug doen
Aren K. te Dirksland. Ik ben al verlangend
naar de tweede helft van dat boek. 't Eerste
gedeelte zal ik goed onthouden. Toén ik van de
week 's middags langs je huis reed zag ik je
nergens. Zou je toen nog in school zijn geweest
Jammer hoor.
Wim S. te Dirksland, Dat is met ijs dikwijls
zoo verraderlijk. Je denkt: 't gaat wel, en dan
gaat het nog niet Nou, door 't ijs zakken is
niet prettig, 't Water lijkt dan wel dubbel koud.
En dan nog wat Moe er van zegt, hé
Jaapje A. van Z. te Middelharnis. Wel nichtje,
was je me zoo maar een keer vergeten, 't Is
mooi, hoor. Maar boos wordt ik zoo gauw niet
op m'n raadselfamilie. En als ik boos word,
moet je voor straf maar eens in den hoek gaan
staan in Moeders kamer. Zeg maar aan Theo,
dat ik erg gemopperd heb toen ik je brief las.
Ik denk, dat hij er zich niet veel van aan zal
trekken. Zeg hem maar gedag van mij.
Gretha van der K. te Andelst, Ik hoop, dat
je voor dien wedstrijd uit de schoolkrant een
mooien prijs zult krijgen. Dan moet je het mij
maar gauw schrijven. Het is prettig, dat je nu
zulke mooie patronen hebt om te kunnen bor
duren. Je moet nu nog maar wat handwerken.
In den zomer komt er niets van.
Pieter A. L. te Melissant. Wat een fijn kaartje
was dat, dat je mij gestuurd hebt. Houd je veel
van Aardrijkskunde Indië is eerst wat moeilijk,
hé"? Maar als je een beetje je best doet valt
het toch wel mee. Ik ben voor jou heel niet
bang, dat je niet zult overgaan. Toch nog maar
goed je best doen, zooveel te mooier wordt het
rapport. Dank voor je nieuwe raadsels,
Hendrik G. te Sommelsdijk. Wat verbazend
aardig zijn die teekeningen. Ik dacht, dat de
Sint nu in dezen tijd wel vergeten was, maar
jou teekening bracht hem weer in herinnering,
t Gedicht is ook mooi.
Annie H. te Stad aan 't Haringvliet, Gelukkig,
dat je nu weer beter bent. Nee, als je ziek bent
valt 't brieven schrijven niet mee. 's Is flink als
je eens probeert wat voor Moe te doen. Dat is
een meevallertje als je zoo maar een mooie tol
krijgt. Rietje kan nu fijn spelen, nu ze een pop
heeft. Maar jij doet toch zeker ook nog wel
eens mee Dat is veel gezelliger. Doe^ze alle
maal veel groeten terug van mij.
Jan D. te Melissant. ik wist niet wat er uit
jou brieven kwam. 't Is prachtig hoor Jan, en
ik vind het echt aardig, dat je die aan mij ge
stuurd hebt. En je raadt nooit waar ik die nou
voor gebruiken zal. Als 't zomer is en ik weer
bloemen heb, dan zet ik er mijn bloemenvaasjes
op, dan krijg ik geen kringen op 't buffet. Dat
is echt, hé Nog wel bedankt, hoor. Vader en
Moeder de groeten terug. Wat een langen brief
heb jij nu 11
Henk S. te Middelharnis. Dank voor je nieu
we raadsels. Zeg neef, ik wandel nog al eens
langs je huis en ik zie je nooit. Waar ben je
dan altijd Ik kijk altijd goed of ik je ook zie.
Abram W. te Stad aan 't Haringvliet. Jij hebt
weer knap van allemaal verteld. Hoe kwam het,
dat je zoo'n haast had Met 't mooie weer wat
lang buiten gespeeld
Arie W. te Stad aan 't Haringvliet, Jij kan
Jantje ook wel al een beetje helpen met het
schrijven van een brief. Wat heeft hij het al
aardig gedaan hé, en dat, terwijl hij nog niet
eens op school is.
Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet. Je hebt
het goed gezien, hoor. Maar één ding heb je
mis, ik ben daar niet uitgestapt, we moesten
nog naar Den Bommel en daardoor had ik geen
tijd om naar jou te komen. Ik vind het jammer,
dat ik je niet gezien heb, en ik heb toen nog
wel zoo goed gekeken of ik je zag. Jij kunt
niet zoo goed raden als ik, want je hebt nog al
wat misgeraden. Ik zie ze hier niet veel tollen,
dat komt misschien over een paar weken weer.
Doe jij 't ook zoo graag Ik vond het vroeger
zoo'n fijn spel.
Hendrik B. te Dirksland. Wat jammer, dat
je zoo weinig tijd had om even aan te komen,
't Is een heele wandeling van Dirksland naar
hier. Je hebt goed opgelet, de jongens vliegeren
hier niet. Ging jou vlieger mooi de hoogte in
Nou, als je weer eens hier naar toe wandelt,
dan kom je maar aan, als je ten minste weer
niet zoo gauw terug moet.
De oplossingen: zijn t
I. Honger.
II. Luiwagen.
III. Tafel of stoel.
Nieuwe raadsels.
I. Ingezonden door Abram L. te Den Bommel:
Ik ben een kleine dwerg.
Toch bouw ik een grooten berg Welk dier
is dat
II. Ingezonden door Willem N. te Melissant:
Wat valt door de glazen zonder ze te breken?
III. Ingezonden door Hendrik B. te Dirksland:
Met welken boog schiet men niet
De oplossingen kunhén, met vermelding van
naam, voornaam, leeftijd en adres, tot Vrijdag
14 Maart worden gezonden aan
TANTE TRUUS,
Bureau „Maas- en Scheldebode",
SOMMELSDIJK.