DERDE BLAD Bij.Gevatte Koude C'sanaBirin- FEUILLETON Zaterdag 8 Maart 1930. No. 3623 Gemeente Nieuws Centrale Proeftuin Land- en Tuinbouw. KFTSBETI 8 8 Ha bietten Vati een arm dorp dat rijk werd TV MOCSKTNO WSES (Onder redactie van L. G. L. Lemkes, ambte naar ter Secretarie te Den Bommel, en P. J. Keijzer, ambtenaar ter Secretarie te Dirksland). DE LANDARBEIDERSWET. IV. Het bestuur van de vereeniging of stichting of den gemeenteraad neemt omtrent de aanvrage binnen acht maanden na ontvangst daarvan of, ingeval van onteigening binnen acht maanden na de verkrijging van het onroerend goed, een met redenen omkleed besluit. In dit besluit wor den de voorwaarden opgenomen, die voor de geldleening of verkrijging van het onroerend goed gesteld worden. In tegenstelling met de in de vorige bijdrage vermelde aanwijzing, is dit de definitieve be slissing. Onder de voorwaarden, welke in dit besluit dienen te worden opgenomen, zijn in de eerste plaats te verstaan die betreffende de betaling der rente en de annuïteit, het eventueel vestigen van een grondrente en het verleenen van eerste hypotheek op het plaatsje, indien het betreft de uitgifte van een plaatsje, en de pachtvoorwaar- den ingeval van de uitgifte van los land. Hier over echter later. Het college is echter bevoegd, binnen redelijke grenzen, ook nog andere voorwaarden te stellen, welke het noodig acht ter verzekering van een goede besteding van het voorschot. Zoo kan b.v. bij uitgifte van een plaatsje worden voor geschreven, dat de bouw der woning onder toe zicht en goedkeuring van den gemeente-opzichter der bouwwerken moet geschieden, dat de aanbe steding van de te bouwen woning openbaar moet plaats hebben, enz. Voorts kan het college zich het recht voorbehouden van tijd tot tijd te doen onderzoeken, of het plaatsje behoorlijk wordt onderhouden en een geringe boete op te leggen ingeval van nalatigheid. Ook kan onder de voorwaarden de verplichting worden opgenomen tot verzekering van het plaatsje tegen brand schade, een regeling betreffende 'het onderhoud van gepacht land (ingeval van de uitgifte van los land) e.d. Natuurlijk mogen de voorwaarden, door het college gesteld niet strijden met de letter of den geest der wet. Zoo mag het college zich niet de bevoegdheid voorbehouden het voorschot op te zeggen, wannaer de landarbeider b.v. later op houdt van het verrichten van landarbeid in loondienst zijn hoofdberoep te maken. Evenmin mag het een borgstelling vorderen voor de richt- tige betaling van rente en annuïteit. Ook kan de landarbeider niet worden gedwongen tot geheele of gedeeltelijke tusschentijdsche aflossing van het voorschot, bijaldien zijn finantieele positie zich later beduidend mocht verbeteren. Evenmin mag den landarbeider het verbod worden opge legd om het plaatsje te eeniger tijd te vervreem den. Hij is daartoe ten allen tijde bevoegd, al zal dit ook met opvorderbaarheid der hypotheek gepaard gaan. Sommige colleges nemen in het besluit, dat we thans nader bezien, de bepaling op, dat het voorschot slechts zal worden verleend, indien van rijkswege geen bezwaar tegen de toekenning van een voorschot uit de schatkist wordt ge maakt. Het opnemen van een dergelijke bepaling is zeer aanbevelingswaardig te achten. Weigert het rijk dan zijn medewerking, dan kan de ge meente nimmer gedwongen worden het voorschot uit de gemeentekas te verstrekken. De wet drukt n.l. het beginsel uit, dat ten deze tot uitgangs punt is genomen, dat de benoodigde gelden door het rijk worden verstrekt. Afschrift van het besluit wordt binnen acht dagen aan den aanvrager gezonden met mede- deeling o.m. van het volgende le. dat de aanvrager gedurende een maand na de verzending van het afschrift bij Ge deputeerde Staten bezwaren kan inbrengen 2e. dat Gedeputeerde Staten een met redenen omkleede uitspraak doen en daarvan kos teloos afschrift zenden aan partijen 3e. dat indien het bestuur van de vereeniging of de stichting weigerachtig of nalatig is uitvoering te geven aan de uitspraak van Gedeputeerde Staten, zulks door Gedepu teerde Staten geschiedt op kosten cfer ver eeniging of stichting. De kosten worden ingevorderd bij dwangbevel, medebrengende het recht om goederen van de vereeniging of stichting zonder rechterlijk vonnis aan te tasten." Van de uitspraak van Gedeputeerde Staten is geen beroep op de Kroon. Er zij nogmaals uitdrukkelijk op gewezen, dat de macht van Gedeputeerde Staten slechts zoo ver gaat, dat zij het college kunnen dwfngen, een voorschot te verleenen onder het gebruike lijke voorbehoud, dat de geldelijke steun door het rijk wordt verleend, in dezen steun aan te vragen. Weigert het rijk medewerking dan heeft het college aan de uitspraak van Gedeputeerde Staten voldaan. Thans sullen we zien hoe de finantieele rege ling met de landarbeider is. De landarbeider begint met gedurende eenigen tijd alleen rente te betalen, daarna geschiedt de aflossing in 30 jaren. Deze regeling is getroffen op grond van de overweging, dat de landarbeider in den beginne met zijn bedrijfje nog niet genoeg op dreef is en allerlei onkosten heeft te maken om het be drijfje te verbeteren, zoodat het onmiddellijk be talen van rente plus aflossing voor hem te be zwaarlijk zou zijn. De aflossing geschiedt zooals reeds is vermeld, in jO annuïteiten, zoodat een arbeider die b.v. op z n 28e jaar e'en plaatsje heeft verkregen, de koopsom daarvan op ongeveer zestigjarigen leeftijd zal hebben betaald. Hij zal dus in den regel onbezwaard eigenaar van het goed kun nen zijn op een leeftijd waarin zijn krachten beginnen af te nemen en hij misschien minder dan vroeger kan verdienen. De landarbeider begint dus van het naar aan- leiding van de verkrijging van het plaatsje ver schuldigde bedrag gedurende ten hoogste drie jaren na het aangaan der schuld een rente te betalen met de aflossing der schuld in dertig annuïteiten ieder groot 54/s van genoemd bedrag. Als we nu aannemen dat het bedrag van het voorschot 3600.— is, (het maximum) dan moet de landarbeider gedurende hoogstens drie jaren een jaarlijksche rente betalen groot J 144.— terwijl hij daarna gedurende 30 jaren een annuïteit moet betalen groot 208.80. De landarbeider moet in de gelegenheid wor den gesteld de jaarlijksche rente zoowel als de annuïteiten in wekelijksche termijnen te voldoen. Het college is niet bevoegd zich daaraan te ont trekken. Opgemerkt zij, dat de landarbeider na tuurlijk reeds in het eerste jaar met de betaling der annuïteiten kan beginnen. Het college kan hem daartoe pVenwel niet verplichten. De landarbeider, die daartoe vóór het nemen van het besluit, dat hiervoren het definitieve be sluit genoemd werd, zijn verlangen te kennen geeft, heeft het recht om ter voldoening van ten hoogste 25 °/0 van het verschuldigde bedrag een jaarlijksche grondrente op het plaatsje te vestigen. De grondrente wordt berekend tegen 4 Zï\ is echter eerste afkoopbaar nadat de geheele aflossing van het overige gedeelte der schuld is atgeiost. Laten we dit eens met een voorbeeld duidelijk maken. Stel dat een plaatsje 4000kost Het voorschot kan dan hoogstens 3600.— bedra gen. Aangenomen wordt dat geen grondrente wordt gevestigd. Gedurende ten hoogste 3 jaren betaalt dan de landarbeider een rente van 4 s jaars of 144.-. Daarna bedraagt de annu- Jte™^betalei1 gedurende 30 jaar 54/h of f 208.80 per jaar. Nu het geval dat wel een grondrente op het plaatsje wordt gevestigd. Deze grondrente kan hoogstens 25 bedragen dus hoogstens 900 roTon geva' behoeft de landarbeider slechts 2700.— op te nemen. Hij moet dan een annu ïteit betalen van 54/s X 2700— of 156.60 per jaar. Doch daarbij komt dan nog de rente van de gevestigde grondrente (4 X 900) of 36. In totaal zal hij dus jaarlijks moeten betalen 192.60 of 16.20 minder dan in ge val grondrente werd gevestigd. In het geval, dat de grondrente gevestigd is, is de landarbeider na dertig jaren in het bezit van het plaatsje, evenwel bezwaard met 900 grondrente. Deze grondrente zal hij natuurlijk aflossen, doch eerst na de geheele aflossing van heto verige deel der schuld. Wordt de grond rente niet afgekocht, dan moet de landarbeider jaarlijks 4 van 900 of 36 rente betalen. Tot dusver is van de gelegenheid tot het vestigen van een grondrente slechts weinig ge bruik gemaakt. Vermoedelijk is dit toe te schrij ven aan het geringe verschil met den gewonen gang van zak'en. Immers bij het vqstigen eener grondrente wordt gedurende den termijn van aflossing l4/s van het bedrag der grondrente minder betaald, welk verschil dus hoogstens l4/{ X 9 of 16,20 kan bedragen. Daartegenover staat dan bovendien, dat de landarbeider na afloop van den aflossingstermijn het plaatsje bezwaard met grondrente overhoudt. Tot zekerheid van de voldoening van het ver schuldigde bedrag verleent de landarbeider eer ste hypotheek op het plaatsje. De notarissen zijn verplicht voor het over lijden van akten, waarbij deze hypotheek wordt verleend, hun dienst kosteloos te verleenen. De vereeniging, stichting of geme'ente b e- hoeft den landarbeider slechts eenmaal in staat te stellen om overeenkomstig de landar- beiderswet een plaatsje te verkrijgen. Deze bepaling strekt om handel in plaatsjes te voorkomen en geeft oplc den waarborg, dat de landarbeider niet lichtvaardig zijn plaatsje van de hand doet, bijv. door de nog verschul digde annuïteiten met geld van een derde te betalen en zich onmiddellijk daarna voor de verkrijging van een nieuw plaatsje tot het be trokken college te wenden. Een landarbeider, die met behulp der wet een plaatsje heeft verkregen, heeft geen recht later nog los land aan te vragen. De opmerkzaamheid wordt gevestigd op het woordje „behoeft". Als de landarbeider wer kelijk, na eenmaal in staat te zijn gesteld een plaatsje te verkrijgen, nog verdient geholpen te worden, dan zal het college daartoe medewer king wel niet weigeren. Maar het gaat niet aan den landarbeider de bevoegdheid te laten om altijd weer van voren af te beginnen en het geheele raderwerk der vereeniging in werking te stellen. Verhuist de landarbeider naar een andere ge meente of naar den kring van een andere ver eeniging of stichting, dan moet hij daar toch twee jaren gewoond hebben om weer een plaats je te kunnen aanvragen. Het losse land wordt ondershands en schrif telijk gepacht. Publieke verpachting is verboden, ten einde opdrijving der pachtprijzen te voor komen. De pachtovereenkomst bevat een regeling be treffende het weder inhuren. Indien een land arbeider of het losse land niet meer aan de wettelijke eischen voldoet, of niet heeft vol daan aan de bepalingen der pachtovereenkomst, mag het losse land niet meer aan hem worden verhuurd. Den landarbeider, die in staat is gesteld los land te pachten, doch hiervan geen gebruik ge maakt heeft, behoeft tot twee jaren na het ne men van het besluit geen los land verpacht te worden. Eenzelfde regeling is getroffen voor een landarbeider, wiens aangegane pacht door eigen toedoen is geëindigd of eindigen zal, het zij tusschentijds, hetzij door afloop van den termijn zonder wederinhuring, met dien ver stande, dat de termijn van twee jaren ingaat bij het eindigen der pacht. 7en landarbeider, die met behulp der wet los land heeft verkregen, heeft niet het recht later een plaatsje te eischen. Den Bommel. L. (Wordt vervolgd). VERGADERING van de Centrale Proeftuin voor Goedereede en Overflakkee te Middelharnis op Dinsdag 4 Maart 1930. De Voorzitter, de heer A. A. Mijs, opent de vergadering en roept den heer Wiersma een welkom toe op deze vergadering. Hij verzoekt den secretaris, den heer Pen, de notulen der vorige vergadering te lezen, die onveranderd worden vastgesteld. Het jaarver slag is aan de aanwezigen uitgereikt, terwijl de Voorzitter aan de pers verzoekt daaraan eenige bekendheid te willen geven. De rekening en verantwoording over 1929 is door de heeren Koote en J. van der Meide na gezien en wordt goedgekeurd. De heer Van der Meide maakt de opmerking, dat de tijd voor nazien wel zeer krap was. De Voorzitter antwoordt, dat door de om standigheden dit jaar het niet anders kon, daar de leening voor de nieuwe kassen enkele moei lijkheden met zich heeft gebracht. Een volgend jaar zal met deze opmerking rekening worden gehouden. De heer Wiersma zou gaarne zien, dat in plaats van de rekening en verantwoording een balans en exploitatierekening werd opgenomen in het jaarverslag. Daarna wordt deze door de vergadering aan genomen. De begrooting voor 1930 geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. In verband met het nadeelig slot van ruim 900.^ hoopt het be stuur, dat de heer Wiersma mede zal kunnen werken om de rijkssubsidie voor dit jaar tot 500.^ te verhoogen. De heer Wiersma antwoordt, dat hij wel gaarne wat vroeger daarvan in kennis was gesteld. Wanneer ook de Voorzitter in Den Haag moeite er voor wil doen en dan spoedig zal ook hij zijn steun verleenen. In verband met de nieuwe kas is de opbrengst aanzienlijk hoo- ger geraamd. Alleen aan tomatenplanten zal bruto 1400.ontvangen worden. Ook de be grooting wordt vastgesteld. Verkiezing bestuur. De heeren Mijs, Keijzer en Slis worden herkozen. In de plaats van den heer Vis wordt gekoz'en de heer De Wilde van Nieuwe Tonge en in de plaats van den heer Hekman de heer Witte van Ouddorp. .De aan wezigen nemen hunne benoeming aan, terwijl aan de afwezigen mededeeling zal worden ge daan. Rondvraag. De heer van Paasschen infor meert naar den tuinbouwcursus. De heer Wiers ma antwoordt dat hij eigenlijk buiten zijn boekje gegaan is, door dezen cursus toe te staan, daar er ook door niet bevoegden les moet worden ge geven. Hij dringt er bij de heeren op aan, aandrang op de gemeentebesturen te oefenen, om bij voor- komWde vacature hoofden of personeel aan de scholen te benoemen in het bezit van land- en tuinbouwacte. Zooals het nu gaat belooft hij niet dat het zal kunnen blijven duren. De heer van der Meide zou den chef van den tuin aanteekening willen laten houden van de bezoekers van den tuin om te controleeren, wie lid zijn. De heer Stehouwer zou liever per soonlijk aan de bezoekers willen vragen lid te worden. Dit gebeurt reeds. De heer van Zetten vraagt of het op den weg van den Proeftuin ligt door het kweeken van bloemen bloemisten te benadeelen in hun bedrijf. De Voorzitter antwoordt dat het geenszins de bedoeling, maar dat bij het kweeken van bloemen de bedoeling voor zit belangsteling ook in de bloementeelt te wekken. Daarvan kunnen de bloemisten niet anders dan voordeel hebben. Dan sluit de Voorzitter de huishoudelijke vergadering en draagt het Voorzitterschap over aan den heer Keijzer. Na afloop van het huishoudelijk gedeelte van de vergadering hield de heer Wiersma rijkstuin- bouwconsulent voor de Zuid-Holandsche eilan den een causerie over de teelt van de druif. Spr. begint met te zeggen, dat voor velen in deZen tijd de vraag voordoet, of de teelt nog wel loonend te maken zal zijn en of er ook van dit product niet een overproductie te verwach ten is. In 1903 heeft de druiventeelt een ernstige cri sis doorgemaakt. Toen werden in ons land al heel wat druivenkassen gevonden, waarvan het product in hoofdzaak naar Engeland werd ver zonden. Men stond toen voor het feit, dat de druivenoogst slechts enkele weken duurde en dat men met concurrentie te maken kreeg, juist in den tijd, dat hier de druiven gesneden wer den. Op een vergadering werd toen zelfs voor gesteld, om de kassen maar te braken, wat na tuurlijk een onmogelijkheid was. Afzet was in ons land toen niet te verwachten, daar vele mensch'en in de overtuiging verkeerden, dat men van al dat rauwe spul maar cholera kreeg. Het was een luxe product. Dat is nu wel geheel ver anderd. Zelfs in volksbuurten worden groote kwantums druiven afgezet. Maar dat moet ook, daar de opbrengst in die 27 jaar van nog niet 2 millioen K.G. is opgeloopen tot 9 millioen K.G. En dat terwijl de prijs zich steeds in een stijgende lijn heeft bewogen. Volgens den Voorzitter van de vereeniging van Westlandsche veilingen zal alleen dan ons product een goede plaats op de wereldmarkt kunn'en behouden en dan speciaal op de markt in West-Europa, indien we maar kunnen zorgen voor wagonladingen druiven. Dat is thans nog niet het geval. Nu moeten nog te veel kleine partijtjes worden verzonden, wat niet ten goede komt aan het product, maar waardoor men ook voortdurend moeilijkheden ondervindt van de builtenlandjsbhe handelaars, die! vaak allerlei chicanes maken, wat bij wagonverladingen niet mogelijk zou zijn. Over den afzet behoeven we ons niet druk te maken, als wij maar zorgen voor een prima product. Zijn er dan geen con currenten Zeker, zijn ook die er. De eerste met wie we te maken kregen, waren de Italia nen. In Noord-Italië liep men een beetje vast met de productie van de natuur-druiven. Dat waren daar dan wijndruiven. Door de coöpe ratieve afzetvereenigingen werd besloten J4 van den oogst te vernietigen. Daar is men echter van terug gekomen en besloot men, dit gedeelte te verzenden. Zoo zijn er een massa druiven uit Italië ook in ons land gekomen. Ze hebben niet veel kwaad gedaan, daar ze al te veel van de Hollandsche in kwaliteit verschilden. Maar toen kwamen de Franschen met hun druiven en die brachten een goed gesorteerd product in ons land, wat bij hén voor eerste kwaliteit gold. Dat wil nu wel niet zeggen, dat die overeen kwam met onze eerste soort, maar die werd toch benaderd. Die invoer heeft een paar be nauwde jaren aan de Westlandsche tuinders be zorgd. Men heeft toen de ergste concurrentie kunnen voorkomen, door de trossen wat langer aan het bout te laten hangen en door de kassen iets te stoken. Na den oorlog heeft m'en van die cocurrentie geen last ondervonden. Of die nog lang zal uitblijven is niet te zeggen, maar als ze komt, zal men ze weer op dezelfde wijze tekeer moeten gaan. De'maand September moet dan als leveringsmaand uitgeschakeld worden. Na deze algemeene beschouwingen over den teelt, die de heer Wiersma besloot met de uit spraak, dat naar zijn meening er nog een goede toekomst voor deze teelt is weggelegd, ging hij over tot een vluchtige bespreking der teelt zelf. Daar het voornemen bestaat in den komen den winter een cursus in de teelt van druif en tomaat te geVen mogen we hier met een vermel ding van enkele punten volstaan. Een belang rijke factor in den teelt is de grond. Naar het spr. voorkomt is zeer veel van den Flakkeeschen grond geschikt om voor de druif te gebruiken. Het beste is de planten te nemen afkomstig van oogstek. Het plaatsen van blijvers en Wij kers in de kas is niet te verdedigen bij het ge bruik van oogstek. Te korte snoei niet alleen in het begin, maar ook later werkt verkeerd op den groei van den boom. Men wordt dan later verplicht sterk terug te snuoeien op het oude hout. De druiventeelt werd een gemakkelijke teelt genoemd, te meer, daar de druif van tevo ren waarschuwt, wanneer zij in opbrengst zal gaan verminderen. Men kan dan ook tijdig de noodige maatregelen nemen. UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD (Nadruk verboden). De bessemstruiken. De vermenigvuldiging der bessen heeft ge woonlijk plaats door middel van stekken, die bij de kruisbes met gen „hieltje" gesneden wor den. Men stekt in den herfst of in 't voorjaar, hoewel de eerste tijd te verkiezen is boven den laatste. Het eerste jaar toch is de ontwikkeling gering, en deze zal bij voorjaarsplanting ge ringer zijn dan bij najaarsplanting. In het 2e jaar snijdt men terug. Men kan echter ook een kroonboompje vormen, wat bij de kruisbes nog wel het meest in gebruik is, hoewel men heel veel last heeft van wortelscheuten. Deze„wortel scheuten zijn voor den struikvorm juist voor- deelig, waarom wij deze verkiezen boven den kroonvorm. Men verkrijgt den kroonvorm der kruisbes ook door enting op Ribes aurea of gele trosbesjes. De vergroeiing gaat echter niet gemakkelijk, waarvoor men het wel doet in een diepen bak. Om een mooien vorm te krijgen, bindt men wel een hoepel binnen in en leidt daar de gesteltakken omheen. Zoon komvormige struik dient-echter nergens toe; men mag binnen in ook gerust takken hebben, als ze maar niet te dicht staan. Tot dusverre is de behandeling van aal- en kruisbessen dezelfde; nu evenwel komt de afwijking. Alleen bij roode en witte bessen onderscheidt men gesteltakken en vrucht hout, bij andere niet. De eindtak moet men elk jaar laten verlengen; 's zomers doet men er niets aan, evenals bij vruchtboomen. Heeft men ingesneden, dan ontstaan reeds het tweede jaar tuiltjes. In de eene streek van ons land plant men de struiken op 2 Meter, in de andere op 1.5 Meter. Daar het eerste jaar het gewas nog klein is, kan men vrij aan tusschenteelt doen. Welk gewas de voorkeur verdient, hangt na tuurlijk af van eigen behoefte, of, als men voor 'den handel kweekt, van de vraag in de om geving. Door het korte insnijden ziet men een sterke ontwikkeling van houttwijgen, die geen vrucht geven. De hoofdzaak bij het snoeien is, dat men de vrucht dicht bij de hoofdtakken krijgt, 'en het vormen van nieuwe gesteltakken om den vorm te bewaren. Bij de zwarte aalbes zijn de éénjarige takken het vruchtbaarst. Het 2e jaar is de vruchtbaar heid al verminderd. De vrucht dragen zij in de oksels van de lange takken, later ook aan rvOOrio rtneumaiieK Wettig beschermd tegen Vervalschingen Hoofdpijn en Kiespijn PriJ» 40 en 75 ct- Bfj Apoth* en Drogisten door H. KINGMANS. 1) HOOFDSTUK I. De verpleegster. Hertha van Landen leunde moe in haar fau teuil, die geplaatst was vóór het venster van de smaakvol gemeubileerde hoofdverpleegsterska mer in het groote stadsziekenhuis. Het was een zware dag geweest. Sinds enkele dagen waren er eenige leerlingverpleegsters ge komen, die door haar moesten worden opgeleid. Zij had liever gezien, dat die taak aan een an dere hoofdverpleegster was opgedragen, maar de directeur had verordonneerd, dat zij, als steeds, er voor zorg te dragen had, „daar", zoo had hij er bijgevoegd, „zij de eenige was, die dat werk zoo uitnemend verstond, dat het als van een leien dakje ging". Gedoken in haar fauteuil, glimlachte Hertha pijnlijk; de directeur moest eens weten, hoe moe zij zich vaak gevoelde, onmiddellijk des morgens na het opstaan reeds. Hij wist het niet. Hij behoefde het ook niet te weten. Zij vertelde het aan niemand. En zeker ïiiet aan een dokter. Want die zou allicht ad- viseeren, dat zij eens eenige maanden volslagen rust nemen moest, zoo hij haar niet aanraden zou, voorgoed de zware verpleging vaarwel te zeggen. En dat zou zij niet kunnen. Het scheen haar toe, dat iets dergelijks haar onder gang zou beteekenen. Vandaar, dat zij dokter Van Stralen, den jongsten inwonend medicus, zooveel mogelijk uit Iden weg bleef. Niet zonder grond vermoedde zij, dat deze scherpe opmerker, wien men geen knol- t len voor citroenen verkoopen zou, haar door zag en zeer goed bemerkte, dat zij levenslust, vroolijkheid en opgewektheid voorwendde. Hij zag haar bij den rondgang langs de patiënten vaak zoo eigenaardig en doordringend aan, ter wijl hij enkele malen reeds een opmerking had gemaakt, die zij liever niet hoorde, omdat die haar er aan herinnerde, hoe dikwijls zij moe en lusteloos op haar kamer zat. Den vorigen dag nog, toen het gesprek ter loops op de vacantie kwam, had hij langs zijn neus weg gezegd: „U moogt wel spoedig rust hebben; u overwerkt u, geloof ik". Zij had wel lachend geantwoord, dat hij zich vergiste, maar zijn oogen zeiden haar, dat hij die lachend ge geven verzekering eenvoudig niet geloofde. Zij had zich voorgenomen, met opzet haar vacantie wat uit te stellen, alleen om hem te toonen, dat hij zich inderdaad vergiste. Doch zij gevoelde wel, dat dit voornemen niet zou worden uitgevoerd. Want ongetwijfeld snakte zij naar rust, instinctmatig gevoelend evenwel, dat enkele weken vacantie haar niet voldoende baat zouden brengen. Neen, als zij er met den dokter over sprak, hem de verschijnselen opnoemde en vertelde, hoe intens moe zij zich gevoelde, dan zou hij haar eenvoudig eenige maanden, mogelijk wel een jaar, ziekteverlof voorschrijven. Dat was het minste. Eer was de kans groot, dat hij haar ongeschikt zou verklaren voor het verder waar nemen harer functie. En, o neen, dat wilde zij niet. Dat offer was te groot. Men mocht het niet van haar, die met haar gansche hart en ziel verpleegster was, vergen, dat zij het ziekenhuis vaarwel zegde. Dan er liever maar ondergaan Hertha schrok opeens van die ontzettende ge dachte. Het was niet in den haak, zóó te rede neeren. Het werd haar immers niet van m e n- s c h e n aangedaan, dat haar gezondheidstoe stand minder goed was Was het God niet, Die haar beproefde Had zij dan niet Zijn wil te gehoorzamen Als Hij met haar vóór had een zwaren weg, had zij dien dan niet kloek moedig, geduldig, vol geloofsvertrouwen te gaan? Was het niet een spotten met haar gezondheid, als zij zich niet stoorde aan de duidelijke wen ken, die haar gegeven werden en die haar er op wezen, dat zij, de verpleegster, zélf een dokter had te raadplegen, wilde zij niet hopeloos inzinken Als haar gedachten deze wending namen, en dat geschiedde vaak, omdat zij maar al te goed inzag, dat die overwegingen in overeenstemming waren met de belijdenis van haar leven, met haar levensbeschouwing, dan stond de weg, dien zij te loopen had, haar duidelijk voor oogen: een consult met den dokter aanvragen; hem alles vertellen en het advies opvolgen, dat hij gaf, al ging dat ook lijnrecht tegen haar verlangen in-. Met kracht drong zij dan evenwel die ge dachten terug: neen, neen, dat niet. Haar zie kenhuis, haar patiënten vaarwel zeggen Neen, neen, dat mocht niet van haar worden gevergd... Schei-bevelend klonk in een hoek van haar gezellig apartement een electrisch schelletje: bij den directeur komen. Met een hoorbare zucht rees Hertha uit haar fauteuil op, om het bevel te gehoorzamen. Ter wijl zij door het vertrek schreed, viel haar oog op den tekst, die aan den wand hing: „Wat ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan". Het was de tekst, dien zij van haar moeder had gekregen, een half jaar vóór deze stierf, nu bijkans elf jaar geleden. Het fluweel was verkleurd en de lijst was niet van den laatsten tijd, maar zij kon er geen afstand van doen, omdat zij hem zóó van haar moedertje had ont vangen, die haar daarna alleen op de wereld had gelaten, omdat vader reeds gestorven was. „Wat Ik doe, weet gij nu niet". Neen, dat wist zij zeker niet, toen ook moeder stierf en zij, snikkend, niet tot bedaren kunnende komen, aan het bed stond, waarop de geliefde doode, die vredig, vertrouwend op Jezus' zoendood, was ingeslapen, lag uitgestrekt. Zij wist nóg niet, wat God had gedaan en waarom Hij zóó ge handeld had. Alleen haar geloof, eerst nog wan kel, maar langzamerhand vastheid verkrijgend, omdat zij wies in geloofskracht, had haar staan de gehouden en het „waarom" van de lippen doen versterven. God wist wel, waarom Hij het had gedaan: „Na dezen" zou zij het ver staan. Wanneer Zij wist het niet. Niet als vroeger, tot vóór eenige maanden nog met een veerkrachtigen, haast huppelenden gang, maar min of meer slepend, liep Hertha door de breede corridoren naar het privé-vertrek van den geneesheer-directeur, in wiens kamer de hoofdverpleegster een jong meisje ontwaarde, dat blijkbaar op haar zat te wachten. Zij be greep het onmiddellijk: wéér een nieuwelinge, die opgeleid worden moest; kwam er dan geen eind aan en hoe kwam deze zoo plotseling uit de lucht gevallen Er werden de eerste maanden toch geen leerlingen verwacht „Zuster", lichtte de directeur haar spoedig in, „ik heb deze week verzuimd u mede te deelen, dat nóg een leerlinge komen zou. Een verzuim was het feitelijk niet, want de bedoeling was, dat mejuffrouw Van Henten, die ik u hierbij voorstel, eerst volgende maand komen zou. Door omstandigheden is haar komst vervroegd. U wilt haar wel bij de Overige nemen Zij kan dan gelijk opwerken, omdat die andere er ook pas zijn." „Het komt in orde, dokter. Had u nog speciale orders inzake mejuffrouw Van Henten „Neen, zuster. U gaat uw gang maar. Het is u toevertrouwd. Deze is", stelde hij de nieuwe linge voor, „zuster Van Landen, hoofdverpleeg ster, den laatsten tijd speciaal belast met de op leiding van leerlingen. Zij is dus uw onmiddel lijke chef, die strikte gehoorzaamheid vraagt, maar u, dat weet ik uit ervaring, zeer humaan zal behandelen", lachte hij. Hertha lachte ook. Maar het was een gedwongen lag. Zeker, gelijk met de andere leerlingen opwerken, omdat die er toch pas waren. Alsof het geen verschil maakte, vier of vijf I Niettemin nam zij de nieuwste nieuwelinge onder haar vriendelijke, lieftallige bescherming mede uit het vertrek van den directeur, die zich reeds weer over zijn papieren gebogen had, en geleidde haar, ter nadere kennismaking, naar haar eigen vertrek, dat op de bezoekster een zeldzaam aangenamen indruk maakte, zóó, dat deze haar meening onomwonden te kennen gaf. Hertha glimlachte. „Elke hoofdverpleegster heeft zulk een ka mer", zeide zij, verwijgend evenwel, dat alleen haar vertrek zoo rijk en smaakvol was gemeu bileerd, omdat het haar eigen meubelen waren, financieel onafhankelijk als zij was. „En de verpleegsters, zuster „,Een gezamenlijk eet- en conversatievertrek. En dan nog een zit-slaapvertrek, dat met tweeën of drieën moet worden gedeeld. Ik heb voor u nog een plaatsje bij een verpleegster, die hier reeds eenige jaren werkzaam is, bij zuster Fer nanda Straks breng ik u daar wel. Zooveel mogelijk voeg ik.een nieuwelinge bij een ervaren verpleegster. Den eersten tijd is dat wel niet prettig, maar het went gauw. Ik heb met deze methode veel baat. Ongemerkt leert de nieuw- aangekomene van de meer ervarene. En daar is het toch om begonnen. Ge weet zeker al, dat het verplegen een zwaar, inspannend werk is?" „Ja, zuster, dat heb ik vaak gehoord. Maar ik zie er niet tegen op." „Dat is al heel wat waard", meende Hertha. „Het is eigenlijk het halve werk." Meer zeide zij er niet van. Ook op dat punt had zij ervaring. Hoevelen had zij er al niet ingeleid in het werk der verpleging En wat waren er een heele of halve mislukten onder (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 5