GRATIS DERDE BLAD Zaterdag 22 Februari 1930. No. 3618 VERSLAG A. VERWAAL ROTTERDAM Land- en Tuinbouw. TTV WOC-SKrNO WSES Patrimonium of Socialisme. Over bovengenoemd onderwerp sprak Vrij dagavond 14 Febr. j.l. de heer A. Vingerling van Zuidland. De vergadering, daarvoor belegd in de Oude School, wordt door den spreker ge opend met gebed, waarna hij 'voorleest Psalm 8. Spr. begint met de aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen en zegt, dat hij dezen avond over maatschappelijk werk zal spreken. De maatschappij is een zelfstandig terrein. Als men geen vreemde is op het gebied der J.V., dan weet men, dat de J.V. den leden bekwaam maakt voor de terreinen van Kerk, Staat en Maatschappij. Dus niet alleen voor Kerk en Staat, maar ook voor Maatschappij. Dat trekken wij er maar niet bij, dat hoort er bij. En nu is het wel jammer, dat hier voor Flakkee nog nadruk op moet gelegd worden; dat er velen zijn, die wel trouw ter kerk gaan, maar die in de week'- het niet zoo nauw nemen met het Chr. beginsel. Zoo vaak is er geen onderscheid tusschen een Chr.- en een niet-Chr. werkgever. Nooit mag men echter wat die personen doen op naam stellen van het Christendom zelf. Het Christendom draagt in zich het be ginsel een zegen te zijn tot in de laagste lagen van het volksleven. De Heilige Schrift spreekt ten opzichte van het maatschappelijk leven geen onduidelijke taal. Reeds in het begin, direct nadat de mensch uit het Paradijs verdreven is, klinkt het Woord, dat de mensch in het zweet zijns aanschijns brood zal eten en wel alle dagen zijns levens. Hier wordt dus gesproken over uitgesteld loon. De mensch moet zwoegen, door de zonde, maar hij zal dan ook alle de dagen zijns levens brood eten. Wat zien wij daarvan in de praktijk Dikwijls moet de arbeider zwoegen voor zijn dagelijksch brood en als hij niet meer werken kan, dan heeft hij niets meer om verder van te leven. Zoo liggen door heel het Woord de beginselen inzake het maatschappelijk leven. De Profeten waarschuwen tegen het akker aan akker trekken. De Heere Jezus bidt in het allervolmaakste ge bed: Geef ons heden ons dagelijksch brood. j Het stoffelijk leven is dus niet iets minderwaar digs. Als de Heiland uit den staat der verhoo ging neerdaalt in den staat der laagheid, dan zien wij, dat juist het lage gedragen moet wor den, gelijk dan ook het gebod luidt Heb den naaste lief als u zeiven. En nu zijn er vele chris tenen, die die beginselen der H. S. niet willen zien of daarover willen spreken. Zij bekommeren zich niet om hun roeping hier op aarde, die ieder mensch toch heeft, niet het minst in onze dagen. Wij leven tegenwoordig sneller dan vroe ger, hetwelk zijn voordeelen, maar -ook zijn nadeelen heeft. Voordeelen: sneller verkeer, min dere afstand tusschen stad en platteland en ook daardoor meerdere ontwikkeling onder de lagere klassen der bevolking: de beginselen worden door middel van het dagblad meer en meer ver spreid, enz. Maar wat ons voordeel aanbrengt, brengt tegelijk ook nadeel met zich mede. Want waar wij van profiteeren, heeft ook het ongeloof van geprofiteerd, en dat is niet anders dan na deel voor ons. Want dat zijn de twee lijnen, Christendom 'en ongeloof. De scheidingslijn is thans Socialisme met Communisme en Christen dom. Het Christendom begint bij God en Gods Woord, waarin de normen liggen ook voor het f maatschappelijk leven. Het Socialisme begint bij den mensch en eindigt bij den mensch. De mensch is niet bedorven door de zonde, maar de slechteomstandigheden bederven hem. Hier ligt verschil in het beginsel. De laagste klassen moeten wij opheffen, omdat God ons plichten, maar ook rechten gegeven heeft. Het Christen dom nu heeft zich helaas weinig geïnteresseerd voor het maatschappelijk leven, terwijl het So cialisme zich integendeel daarvoor interesseert. De beschouwing van de maatschappij en de verhoudingen daarin, hangt af van het beginsel waardoor wij gedreven worden. Gods Woord zegt: Rijken en armen ontmoeten elkander, God heeft ze beiden gemaakt. Wat komt daar nu in de praktijk van terecht? Het is vaak het tegenovergestelde. Er moet zijn een ontmoeten, een overleg plegen. Het Socialisme zegt: de klassestrijd, dat is de weg; die moet uitgestreden worden en dan zullen de wantoe standen verdwenen zijn. Hier nu zijn wij tegen; de klassestrijd druischt lijnrecht tegen de H. S. in. Bovendien als het proletariaat de overwin ning eens behaalde, zou dan de klassestrijd uit zijn Weineen immers* dan begon zij opnieuw in omgekeerde volgorde. Zoo zou er nooit vrede of rust komen. Nu zijn er die zeggen: Wij hebben er toch niets bij te verliezen, dus strijden maar Dit is echter ge'en waar. Er is wel iets te verliezen. Denken wij b.v. maar aan stakin- ken zooals onlangs in Groningen. Ook al is zoo'n staking rechtvaardig, dan brengt zij toch ontzettend veel nadeel. Het brengt verbittering en haat, met het gevolg, dat b.v. ouden van dagen geen werk meer krijgen. Daarom is het beter met hen die boven ons staan op goeden voet te leven. Het is nu eenmaal zoo, dat een deel van het volk ondergeschikt is, dat er een werkende stand is. Dit zal zoo blijven, en als men dan iets in zijn voordeel wil bereiken moet men overleg plegen. Een staking maakt meer kapot dan heel, zoodat men met dit wapen uiterst voorzichtig moet zijn. Wat heeft nu het Socialisme in landen waar het meeregeert, zoo als in Duitschland en Engeland, gedaan Is het in die landen beter Neen Zelfs „Het Volk" schrijft, dat men in Engeland teleurgesteld is en wie met de zaken op de hoogte is, weet, dat Nederland op het gebied van arbeidswetgeving en volkshuisvesting niet voor die andere landen onder doet. Zoo heeft de Christelijke regeering toch nog wel iets gedaan, zij het dan ook met veel gebrek. Een Christen kan geen socialist zijn, want het socialisme is^anti-Christelijk. Dit is h e t be zwaar van Christenen tegen het socialisme. Zie naar Rusland, denk aan November 1918. In Rusland zijn het de communisten, zeer zeker. Maar als het op zakendoen aankomt, dan is het socialisme niet zoo heel erg afkeerig van het communisme. Bovendi'en heeft vaak b.v. bij sta kingen zooals die in Groningen niet de S.D.A.P. maar het Communisme de leiding. Hoe kan nu het Christendom, dat de goede beginselen voor het maatschappelijk leven in £ich draagt, tot meerdere ontplooiing ook op dit terrein komen Door de kennis aan te kweeken kennis van de beginselen die neergelegd zijn in de H. S. Als vele Christelijke patroons, die nu dikwijls zoo heel weinig voor hun onderhoo- rigen over hebben, eens wisten wat Gods Woord hiervan zegt, er zou veel veranderd worden. Daarom mogen wij nooit rusten met te wijzen op de H. S., die de roeping van hoogeren en lager'en duidelijk aanwijst. Het Evangelie zal ook hier de uitkomst moeten schenken. Hoe ko men de menschen tot die meerdere kennis van het Christendom en Gods Woord In de eerste plaats door gezamenlijk de verschillende vragen en problemen van het maatschappelijk leven te bespreken en in de tweede plaats, door de men schen, die zich van zulk een vereeniging af zijdig houden, met sociale lectuur te bewerken. Ook door middel van de Christelijke pers kan die kennis bevorderd worden. „Patrimonium nu stelt zich ten doel die kennis der beginselen te bevorderen. „Patrimonium" is geen vakvereeniging voor arbeiders alleen, maar zij, brengt rijk en arm bijeen, daar die beginselen voor ieder mensch van beteekenis zijn. Het maatschappelijk leven is een organisch geheel; als een lid lijdt, lijden alle leden. Meeleven is verplicht voor ieder mensch. Aller liefde moet uitgaan tot het sociaal gedrukte. Het is niet alleen e'en werk voor rijk en arm, maar ook voor oud en jong. Ook de jongeren, de leden der Jongelingsvereenigingen moeten meeleven en meewerken. Zij bekwamen zich voor Kerk, Staat en Maatschappij. Maar wat zal het ge leerde ten opzichte van de Maatschappij voor nut hebben, als daar straks geen organen zijn, als daar straks geen „Patrimonium" gevonden wordt Onze tijd is ernstig. En nu is het in ons ge zegend landje zoo, dat het politieke en andere lev'en uiteengaat op dev raag: „Wat dunkt U van den Christus De teekenen wijzen er op, dat de maatschap pelijke strijd, evenals de strijd voor vrijheid van Godsdienst en onderwijs, op onzen bodem zal beslecht worden. Die strijd om Godsdienstvrijheid en vrijheid van onderwijs is met Gods hulp geëindigd in een overwinning. Het stoere Calvinistische volks deel mocht de vreugde der overwinning smaken Nog worden er van die Calvinisten gevonden en voor hen wacht nu weer de strijd op maat schappelijk gebied. Er is door hen reeds iets gedaan. Dr. Kuyper heeft reeds, vóór nog één socialist in de Kamer zitting had, gepleit voor de invoering van een wetboek voor d'en arbeid. Ook „Patrimonium" heeft in de 50 jaar van zijn bestaan iets mogen doen aan de groote taak van het Christendom ten opzichte van het maat schappelijk leven en zij gaat nog steeds voort met het arbeiden. En al zal er dan dezen avond nog geen af- deeling van „Patrimonium" hier ter plaatse worden opgericht, het zal reeds een groote vol doening zijn als er door deze bijeenkomst over de dingen gesproken en gedacht wordt, opdat het Christendom ook in Oude Tonge meer en meer zijn roeping moge vervullen. Over deze boeiende en kernachtige rede heeft niemand der aanwezigen een vraag te stellen, zoodat de heer Vingerling de vergadering met dankgebed sluit. Elf personen bleven achter om een en ander nader te bespreken. Het resul taat dezer bespreking is, dat nog niet tot op richting eener afdeeling wordt overgegaan, ook met het oog op de naderende zomer, maar dat door ieder zooveel mogelijk propaganda zal wor den gemaakt, opdat in het begin van den winter een flinke afdeeling zal kunnen worden opge richt. Bovendien gaVen deze personen zich op als abonné op het weekblad „Patrimonium". Moge dit eerste levensteeken spoedig gevolgd worden door meerdere. H. VAN DE VERGADERING VAN HET CENTRAAL VERBAND VAN LANDARBEIDERSVEREENIGINGEN OP GOEREE EN OVERFLAKKEE, gehouden Zaterdag 15 Febr. 1930, 'a.m. 2 uur, in Hotel Spee te Sommelsdijk. De Voorz., de heer Baart, opent de vergade ring. Het spijt spr., dat de opkomst niet groot er is, want het is toch zeker in het belang van iederen landarbeider om vergaderingen van het Centraal Verband te bezoeken, waar de belan gen van allen worden besproken. Spr. hoopt, dat het slechte weer de eenige factor is geweest, die velen thuis hield. Dat de Landarbeiderswet er is, weet men, maar hoe zij werkt weten velen niet. Vandaar, dat getracht is om de menschen bijeen te krijgen in een Centraal Verband. Gevraagd is of dat wel zoo noodig is. Die vraag kan volmondig met ja worden beantwoord. Wanneer we rond om ons zien, dan bemerken wij, dat er flinke vooruitgang te bespeuren is. Maar kan er nog niet meer gebeuren. 'Op sommige plaatsen werkt de wet uitstekend. Plaatsen waar vroeger niets werd gedaan, daar zijn nu velen in het genot gesteld van een stukje land of een plaatsje. Nu gaat het evenwel niet gemakkelijk om het land los te krijgen uit de handen van de groote eigenaars. Op de eene plaats gaat dit gemakke lijker dan op de andere. Er moet evenwel met kracht worden aangepakt. Onbekendheid met de wet is een belangrijke factor. Het verheugt spr., dat pas in de Maas' en Scheldebode een artikel verscheen over de Landarbeiderswet. Spr. wenscht, dat de arbei ders nu ook door middel van de Maas- en Scheldebode wat meer te weten zullen komen over de werking van de Landarbeiderswet. Maar ten slotte blijft dit theorie. Er zijn ver- eenigingen op ons eiland, waar het goed gaat, maar er zijn vereenigingén waar het treurig ge steld is. Spr. denkt b.v. aan Goedereede. De landarbeidersbevolking is daar arm. Men is daar arm of rijk. Het bestuur van de Landarbeiders- vereeniging bestaat daar uit boeren. En zoolang dit bestuur van die samenstelling blijft, zullen de landarbeiders niet zoo gauw aan land worden geholpen. Spr. vraagt zich af of we de arbeiders daar nu maar aan hun lot moeten overlaten. De Landarbeiderswet is toch voor geheel Ne derland. Getracht zal nu worden om door middel van het Centraal Verband de uitvoering van de Landarbeiderswet op ons eiland te bevorderen. Het is alleen maar jammer, dat er van de zijde der landarbeiders zoo weinig belangstelling is. Op de laatstgehouden vergadering is besloten tot het uitschrijven van deze vergadering, die voor iedereen toegankelijk zou zijn. Getracht is daarvoor een paar bekwame sprekers te vinden. Dit is gelukt. Spr. roept de heer'en Mr. Dr. Nijgh van Hellevoetsluis en Smits, hoofd der Land bouwschool te Sommelsdijk, een hartelijk welkom toe. Daarna verleent hij het woord aan den heer Nijgh om te refereeren over het onderwerp „Grondslagen der Landarbeiderswet". Mr. Nijgh het woord nemend, zegt dat mo menteel in Rusland de strijd gevoerd wordt tegen de z.g. koelakki. Dit zijn voor Russische begrippen de groote boeren. Nu is in Rusland een groote boer iets anders dan bij ons. De Rus sische groote boer heeft als maximum 3 koeien en eenige H.A, grond. Dat is daar al zeer veel De Russische regeering is er op doende om die groote boeren van de aarde te doen verdwijnen. Het land moet worden gesocialiseerd. Het land moet genom'en worden uit de handen van den enkeling en komen in handen der gemeenschap. De boer verdwijnt als zelfstandig persoon, hij wordt staatsambtenaar, of wilt ge, lid van de groote coöperatie of de vereeniging van land arbeiders, en hij werkt voortaan om loon. De producten komen voortaan ten goede aan de ge meenschap. En als dit stelsel ten volle zal zijn doorgevoerd, zoo denkt men, dan zal zijn aan gebroken de volmaakte heilstaat van het com munisme. Tegenover de maatschappij van den enkeling, die elk voor zich najaagt het doel dat voor hem de meeste winst oplevert, komt te staan de gesocialiseerde productiemiddelen, in handen van de gemeenschap, die voortaan alles doet. In die gesocialiseerde gemeenschap zijn geen boeren en burgers meer, daar zijn alleen arbeiders. De onderscheiding arm en rijk valt er weg, daar is maar een soort menschen meer. Om het gestelde doel te bereiken neemt de Russische regeering de meest barbaarsche mid delen te baat. Ieder mensch heeft van die din gen, waaraan hij gehecht is, die hij niet missen wil, waarmee hij vergroeid is. Maar nu komt in Rusland de Staat en eischt dat alles op voor de gemeenschap. En daar komt nu de Russische boer tegen op. Dat is nu de practische doorvoering van de volledige socialisatie. De Russische staat knoopt deze geschiedenis vast aan de mir, d. i. het stamverband, de dorpsgemeenschap. Econo- misch-wetenschappelijk is ze daar toe gekomen eensdeels door de werken van Marx, anderdeels door de werken van Henry George. Deze laatste en franco zenden wij aan ieder die er om vraagt, het boek van Priester H a m o n, handelende over Kruiden geneeswijze Aanvragen te rich» ten tot de drogisterij der Fa. le Mlddellandstr. 49 n I Telefoon 7959 20 heeft een brochure geschreven: Vooruitgang en Armoede. Hij vraagt zich daarin af hoe het toch komt, dat de een rijk is en de ander arm Er is voor hem maar een oorzaak. De grond eigenaars zijn ware duivels, ze worden slapende rijk. De landpachters hebben volgens den schrij ver steeds de neiging om te stijgen, want er komen steeds meer menschen bij 'en door de werking van vraag en aanbod stijgt de pacht. George beroept zich ook op den Bijbel en op de toestanden in het oude Israël. Maar de schrijver vergeet, dat wat vroeger kon, nu niet altijd meer mogelijk is. We leven in een historisch geworden Maat schappij. Die Maatschappij heeft als grondslag de bijzondere eigendom. In het leven is evenwel niets standvastig. De begrippen vervormen zich. Een 100 jaar geleden beschouwde men den eig'endom nog als iets, dat onschendbaar was. Iedereen moest daar af blijven, ook dan als de gemeenschap die eigendom noodig had. Toen indertijd de spoorweg moest worden aangelegd van Rotterdam naar Delft was er een grond eigenaar die zei: je blijft van mijn -grond af. En daar was niets aan te doen. De spoorweg was gedwongen om in een grooten boog om het bedoelde land heen te gaan. Die eigenaar was dus in staat om de ontwikkeling der ge meenschap tegen te houden. Hier ziet men de botsing tusschen individu en gemeenschap. In Rusland lost m'en dit op zonder rekening te houden met het historisch gewordene. Zoo doen wij niet. Laat de Maatschappij zich evolutio- neeren. In dit gezichtspunt moet men de Landarbei derswet bezien. Omdat er geen Onteigeningswet voor was heeft men steeds tegen kunnen houden de onteigening ten behoeve van bepaalde cate gories b.v. ten behoeve van de landarbeiders en voor woningbouw. Hoe was de toestand van den landarbeider oorspronkelijk Vroeger waren allen vrije man nen. Door slechte economische toestanden was een zeker aantal mensch'en gedwongen lijf eigene te worden, doordat ze de hulp inriepen van nabgrige groote heeren. Ze kregen nu een stukje land en moesten voortaan werken voor hun heer, die daartegenover verplicht was om zijn lijfeigene van voedsel en kleeding te voor zien. In 1795 zijn de laatste resten dezer hoo- righeid verdwenen. Maar daar waren de men schen niet mee klaar. In Engeland trof men dezelfde toestand'en aan. In Engeland heeft men lang gevonden gemeen schappelijke gronden. De groote farmers stuur den evenwel aan op verdeeling. De minstbe deelden daalden tengevolge daarvan af tot een toestand van armlastigheid. De gevolgen daar van waren kleine en groote aanslagen op den eigendom. De aanslagen op den eigendom ge durende de zestiger en zeventiger jaren der vo rige eeuw was onrustbarend groot in aantal. De menschen werden er door armoe toe ge dwongen, de armsten ondernamen letterlijk strooptochten. Toen begon men te zeggen: de landarbeider moet een stukje grond hebb'en. Daarmee be strijden we de armoede. Dus niet omdat ze er recht op hebben, omdat ze toch ook leden zijn eener maatschappij, die zonder hen niet kan bestaan. Zoo kwam in Engeland reeds in 1875 de eerste wet tot stand, die de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders bevorderde. Wat zijn wij daarbij ten achter, want onze wet is van 1918. In 1906 is hier ingesteld een Staatscommissie voor den Landbouw. Deze heeft ook hare aan dacht geschonken aan het landarbeidersvraag- stuk. De vraag was daarbij: moeten we kleine boeren in het leven roepen of alleen de ver krijging van onroerend goed door landarbeiders steunen. Spr. staat uitvoerig stil bij de oplossing dezer vraag in andere landen. Een andere vraag is: heeft de landbouw niet in zich de eigenschap zich te ontwikkelen tot grootbedrijf. Wordt de boerderij niet beter ge dreven in het groot dan in het klein. In Amerika heeft men het grootbedrijf. Dat kan men daar hebben. Daar heeft de grond eeuwenlang ge legen en is zeer vruchtbaar. Maar zoo gauw als er meer menschen komen, komt men ook tot intensiever cultuur, omdat het land anders niet meer genoeg oplevert. De geweldige beroeringen van het wereldge beuren bereiken ons land later en beroeren het flauwer. Spr. wijst op de beroeringen in 1789. Zoo is het ook met de Landarbeiderswet ge gaan. En die zou er in 1918 misschien nog niet gekom'en zijn, als we geen wereldoorlog hadden gehad. De tegenstand tegen de wet was groot. Een oud-Flakkeeënaar, dhr. van den Broek, opperde op een vergadering het bezwaar, dat de land arbeiders zich op hun eigen land moe zouden gaan werken en dan bij den boer zouden komen uitrusten. Verstandige boeren zeggen evenwel: geef die menschen ook een stukje land. De Nederl. wetgever geeft nu den landarbei der de gelegenheid. Maar de m'enschen zelf moeten er ook iets voor doen, ze moeten zich vereenigen. Spr. gelooft, dat de Nederl. wet gever met wijsheid de vele moeilijkheden heeft ontzeild, die bij de regeling van dit vraagstuk opdoemden. De voorz. dankt den heer Nijgh voor zijn leerzame rede en geeft daarna het woord aan den heer Smits om te refereeren over het onder werp: „Bemestingsvragen". Spr. begint met op te merken, dat, als we den grond bemesten, we dit doen om den grond voldo'ende voedsel toe te voeren. In hoeverre is dat nu noodig. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat dit niet noodig is en nochtans de mogelijkheid bestaat om op den grond een goed gewas te verbouwen. In Amerika is het b.v. op sommige bedrijven niet noodig. In Indië behoeft het ook vaak niet, omdat de grond van zichzelf vruchtbaar genoeg is. Onder de primitieve vol ken komt veel roofbouw voor: een gedeelte bosch wordt afgebrand en daarna bebouwd net zoolang tot het niet voldoende meer oplevert, dan gaat men naar een ander stuk land. Soms ook laat men het rivierwater over de akkers loopen en die brengen dan vruchtbaar slib. In ons land moeten we evenwel een andere taktiek volgen. De plant kan de voedingstoffen niet missen en nu is het voor ons zaak, om de voedingsstoffen, die in te geringe mate aan wezig zijn, aan te vullen. Er is wat dit betreft een groote verandering in de opvattingen gekomen. Vroeger meende men dat er drie elementen waren, n.l. vuur, water en aarde. Daaruit dacht men ook de plant opge bouwd. Daarvan is men afgestapt. Een Duitsch geleerde opperde het denkbeeld, dat de plant opgebouwd was uit humus. Als we humus ver branden houden we asch over. Dat kon maar beter niet aan de plant gegeven worden. Zoo nu en dan kom je die meening nog tegen. Als je maar flink stalmest geeft, dan zal het wel gaan. De planten nemen evenwel de humus niet op. Heel de humus-theorie is omver gegooid toen de scheikunde in de landbouw kwam. Een Duitsch scheikundige toonde aan, dat de planten juist hun voedingsstoffen vinden in de asch die overblijft als we de humus verbranden. Koolstof, zuurstof en waterstof zijn de drie elementen, waaruit alle plantaardige stoffen voornamelijk zijn opgebouwd. Die drie elementen vorm'en ook het hoofdbestanddeel van de humus. Het voornaamste bestanddeel, de koolstof, ha len de planten uit de lucht. Daarmee hebben we uit een bemestingsoogpunt niet te maken. Waar we mee te maken hebben zijn de stikstof, de kali, de fosfor en de kalk. Stikstof hebben alle planten noodig, omdat het leven van de plant gebonden is aan het proto plasms. De stikstof is daarin een voornaam be standdeel. Fosfor kan de plant ook niet missen. Eiwitten bestaan voornamelijk uit fosfor. Kalium komt voor een groot gedeelte voor in blad en vrucht en ook de kalk. Met de andere voedings middelen hebben we ook uit een bemestings oogpunt niet te maken, omdat ze in voldoende mate in den bodem voorkomen. Wanneer de stikstof in den bodem schaarsch is lijdt de plant een kwijnend bestaan. Dit voe dingsbestanddeel komt niet of onvoldoende in den grond voor of in zulk een vorm, dat de planten er niets aan hebben. De stikstof mo5t in water oplosbaar zijn. Vroeger voerde men de stikstof toe met den stalmest en de gier. Maar sinds men de oogsten zoo is gaan opvoeren, is dit absoluut onvoldoende. Daarom heeft men omgezien naar kunstmeststoffen. De bekendste is de chili-salpeter, de stikstof in salpetervorm. Deze vorm is voor de planten direct opneem baar. Zwavelzure ammoniak wordt niet direct opgenomen. De planten hebben blijkbaar voor liefde voor salpeter. De natuur komt hier even- wel te hulp. In den grond leven onder gunstige omstandigheden bepaalde bacteriën, die de am moniak omzetten in salpeter. Deze bacteriën werken niet in het vroege voorjaar en in het late najaar, omdat dan de omstandigheden voor hen niet gunstig zijn. Zwavelzure ammoniak heeft dus een langzame werking. Tegenwoordig wordt de markt overvoerd met stikstofmeststoffen. Door de groote concurrentie is de prijs sterk gedaald. Dat is een groot voor deel van de nieuwere meststoffen. Nog niet zoo heel lang geleden heeft men zich in staathuis houdkundige kringen bezorgd gemaakt. De be volking nam toe, dus moest ook de voedsel productie toenemen. Dat ging, dank zij de chili- salpeter en de zwavelzure ammoniak. Maar men vond de salpeter uitsluitend in chili en men re kende uit, dat daar nog een voorraad was voor ongeveer 75 jaren. Waar moet dat heen. Men had reeds eerder getracht om stikstofmeststoffen op een andere manier te bekom'en. En dan richtte men het oog op de stikstof uit de lucht. Daar was een enorme voorraad. Als men die maar kon verkrijgen in een vorm, die voor de planten opneembaar was. De stikstof laat zich evenwel moeilijk met andere stoffen verbinden. Het gelukte evenwel aan een paar Noorsche ingenieurs om de stikstof uit de -lucht bij een temperatuur van 8000° C. te binden aan zuur stof, deze verbinding te voeren door water, waardoor men watersalpeter verkreeg en dit te binden aan kalk, kalksalpeter. Aan het gebruik van kalksalpeter waren prak tisch wel bezwaren verbonden. Veel stof en veel vocht aantrekken. Het uitstrooien er van was niet zonder gevaar. Het product is intusschen evenwel zoodanig verbeterd, dat de Norge-Sal- peter nu goed te gebruiken is. Ook in Duitschland is gedurende de oorlogs jaren een industrie ontstaan van kalkstikstof, zoodat we tegenwoordig een overvloed hebben van stikstofmeststoffen. De kali wordt aan de planten in verschillen den vorm gegeven. Kalizout, kaïniet, patentkali, zijn de meest bekende. We moeten eVenwel op één ding letten. Als er 20 of 40 kali in zit is de rest iets anders. En als dat andere nu maar geen kwaad doet is dat niet erg. Maar juist in die 20 en 40 kali komt wel eens een stof voor, die wel schadelijk is, n.l. de chloor. Sommige planten sterven er van. Aardappelen b.v. kunnen er absoluut niet tegen. Vandaar, dat we dit soort kali vroeg moeten zaaien, de chloor spoelt dan naar den ondergrond. Met patentkali heeft men daarvan geen last, die is vrij van chloor. De fosfor geven we meest in d'en vorm van superphosphaat. Het is een heele beste mest stof voor onze kleigronden. Ze lost gemakkelijk op en wordt door den grond vastgehouden. Het vorige jaar is op dit eiland veel reclame gemaakt voor kalkphosphaat. Deze was goed koop. Spr. raadt evenwel het gebruik daarvan af. De kalkphosphaat is niet in water oplosbaar, de planten hebben er dus niets aan. Een andere fosformeststof is 't Thomas Slakkenmeel. Voor al geschikt voor zeer oude polders. Kalkbemesting is land niet ieder jaar noodig. Op jonge polders zoo goed als nooit. Als de grond minder dan 2 kali bevat moet men eens over een kalkbemesting gaan denken. Het beste kan men nemen kluitkalk. Spr. raadt het gebruik van landbouwkalk af. Het is een slecht soort kluitkalk, die heel moeilijk bluscht. In prijs verschilt ze niet veel met goede kluitkalk. Spr. wil t'en slotte nog een enkel woord over den stalmest zeggen. De voordeelen van stal mest boven kunstmest zijn niet zoo buitengewoon groot. Stalmest brengt humus in den grond. Het voedsel, dat de stalmest bevat komt langzaam vrij, men heeft er eenige jaren wat aan. Vroeger zwoer men bij het gebruik van stalmest. Hier behoeven we, zegt spr., niet zoo sterk aan te dringen op het gebruik van kunstmest. Vooral bij den kleinen man is het kunstmestge- bruik ruim voldoende. Spr. keurt de stalmest lang niet af. Enkele bedrijven doen het uitsluitend met kunstmest. Maar met kunst- en vliegwerk moet m'en de stuctuur van den grond goed houden, vooral door groenbemesting. Stalmest en kunstmest acht spr. een gelukkige combinatie. Ook dezen spr. wordt door den voorzitter dank gezegd. Nog eenige oogenblikken wordt van gedachten gewisseld, waarna de voorzitter de vergadering sluit. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (2e helft Februari), In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. (Nadruk verboden). De bemesting der tuinen bestaat nog meestal in natuurlijken mest; door onbekendheid worden kunstmeststoffen nog weinig gebruikt, uitgezon derd dan Chilisalpeter als voorbemesting, om den boel wat aan te drijven. Veelal gebruikt men, behalve beer, stalmest. Deze is gemakkelijk aan te wenden. Men kan hiermee jaar op jaar bemesten zonder iets van plantenvoeding af te weten, en toch behoorlijke oogsten te verkrijgen, al zijn het dan ook niet de hoogste. Stalmest is geschikt voor ieder gewas en bijna iedere grond soort. Wie kunstmest met succes wil aanwenden dient bekend te zijn met de voeding der planten, en met de eigenschappen en de werking der verschillende mestsoorten. Om echter op zijn rationeelst en voordeeligst te bemesten, is kunst mest onontbeerlijk, en zal men zich de kennis en de behandeling er van eigen moeten maken, waartoe door cursussen en eenvoudige goed- koope lectuur alleszins gelegenheid bestaat. Stalmest bevat alle voedingsstoffen, welke de gewassen voor hun ontwikkeling behoeden en is bovendien rijk aan organische stoffen, waar door de natuurkundige gesteldheid van den grond verbeterd wordt. Evenwel is de werking van den stalmest niet steeds gelijk. Het is bijv. lang niet hetzelfde of men paardenmest of koemest gebruikt; verschen mest of die reeds wat ver teerd is; ouden mest, die goed of slecht bewaard is; mest die veel of weinig urine bevat. Paar denmest is betrekkelijk rijk aan voedings stoffen, rijker dan koemest; hij broeit licht en gaat gemakkelijk tot ontbinding over. Dit komt voor een deel door zijn vrij hoog gehalte aan stikstofhoudende bestanddeelen, maar ook door dat hij van nature droog, los en poreus is, zoo dat de lucht daarin gemakkelijk toegang heeft. Paardenmest werkt snel en krachtig. Bij voor keur gebruikt men hem op zware grondsoorten, en dan liefst in verschen toestand. Wil men hem op lichten grond aanwenden, dan gebruike men hem in behoorlijk verteerden toestand, of nog liever vermengd met koemest. -Koemest is, wat men noemt, een koude mestsoort. Door zijn geringer gehalte aan stikstofverbindingen, en doordat hij minder toegankelijk voor de lucht is, gaat hij niet zoo snel tot ontbinding over. Daardoor is zijn werking in den grond ook van langen duur, en is hij het meest geschikt voor lichtere grondsoorten. Schapenmest vertoont in eigenschappen veel overeenkomst met dien van het paard. Wat het gehalte aan plantenvoedende bestanddeelen betreft, staat hij nog boven dezen mest, maar hij broeit minder sterk. Varkensmest komt weer meer overeen met koemest. De samenstelling kan echter nog al uiteenloopen, tengevolge van het verschil in voedering: hoe krachtiger voeder, des te krachtiger de mest. Dit geldt niet alleen bij varkens, maar natuurlijk even goed bij het an dere vee: schraal voer, slechten mest. Mest van jong vee is ook minder rijk aan plantenvoedings- stoffen dan mest van volwassen dieren. Dit is zeer goed te begrijpen, wanneer men bedenkt, dat voor den opbouw van het lichaam, voor de vorming van beenderen, vleesch enz., een deel van de in het voeder voorkomende bestand deelen (stikstof, phosphorzuur enz.) gebruikt worden. Zoo wordt ook bij melkvee ten behoeve van de melkvorming stikstof en phosphorzuur aan 't voedsel onttrokken, waardoor de mest in dezelfde mate armer aan die stoffen wordt. De mest van mestvee is rijk aan plantenvoedende stoffen; bij deze dieren bestaat de aanzetting grootendels uit vet, waarvoor geen stikstof, phosphorzuur enz. gebruikt worden, zoodat deze stoffen dus bijna geheel in den mest overgaan. Wie dan ook stalmest moet aankoopen, doet verstandig met deze factoren rekening te hou den, en koope dus bij voorkeur mest afkomstig van goed gevdfederd mestvee. De prijs dien men voor een voer mest moet betalen, is toch in den regel dezelfde, onverschillig of die van mest vee of melkvee afkomstig is. Stalmest is ook des te meer waard, naarmate hij meer urine bevat. In de eerste plaats, omdat de vloeibare uitwerpselen veel rijker aan plantenvoedings- stoffen (behalve van phosphorzuur) zijn dan de vaste uitwerpselen. Van het rund b.v. be vatten de vaste uitwerpselen gemiddeld 0.29 stikstof, 0.1 kali en 0.17 phosphorzuur; de urine bevat 0.6 stikstof en 1.3 kali, doch geen phosphorzuur. En ten tweede, omdat de stikstof in de vloeibare uitwerpselen voor komt in een vorm, die zeer gemakkelijk in am moniak overgaat en vervolgens in salpeter, en alzoo vrij spoedig ter beschikking van de plan ten komt. De stikstof in de vaste uitwerpselen is daarentegen nog grootendeels in den vorm van onverteerde eiwitstoffen aanwezig, die niet spoedig in e'en voor de plantenwortels opneem baren vorm zullen overgaan. De vaste uitwerp-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1930 | | pagina 5