GRATIS
DERDE BLAD
Zaterdag 22 Februari 1930. No. 3618
VERSLAG
A. VERWAAL
ROTTERDAM
Land- en Tuinbouw.
TTV WOC-SKrNO WSES
Patrimonium of Socialisme.
Over bovengenoemd onderwerp sprak Vrij
dagavond 14 Febr. j.l. de heer A. Vingerling
van Zuidland. De vergadering, daarvoor belegd
in de Oude School, wordt door den spreker ge
opend met gebed, waarna hij 'voorleest Psalm 8.
Spr. begint met de aanwezigen een hartelijk
welkom toe te roepen en zegt, dat hij dezen
avond over maatschappelijk werk zal spreken.
De maatschappij is een zelfstandig terrein. Als
men geen vreemde is op het gebied der J.V.,
dan weet men, dat de J.V. den leden bekwaam
maakt voor de terreinen van Kerk, Staat en
Maatschappij. Dus niet alleen voor Kerk en
Staat, maar ook voor Maatschappij. Dat trekken
wij er maar niet bij, dat hoort er bij. En nu is
het wel jammer, dat hier voor Flakkee nog
nadruk op moet gelegd worden; dat er velen
zijn, die wel trouw ter kerk gaan, maar die in
de week'- het niet zoo nauw nemen met het
Chr. beginsel. Zoo vaak is er geen onderscheid
tusschen een Chr.- en een niet-Chr. werkgever.
Nooit mag men echter wat die personen
doen op naam stellen van het Christendom
zelf. Het Christendom draagt in zich het be
ginsel een zegen te zijn tot in de laagste lagen
van het volksleven.
De Heilige Schrift spreekt ten opzichte van
het maatschappelijk leven geen onduidelijke taal.
Reeds in het begin, direct nadat de mensch uit
het Paradijs verdreven is, klinkt het Woord,
dat de mensch in het zweet zijns aanschijns
brood zal eten en wel alle dagen zijns levens.
Hier wordt dus gesproken over uitgesteld loon.
De mensch moet zwoegen, door de zonde, maar
hij zal dan ook alle de dagen zijns levens brood
eten. Wat zien wij daarvan in de praktijk
Dikwijls moet de arbeider zwoegen voor zijn
dagelijksch brood en als hij niet meer werken
kan, dan heeft hij niets meer om verder van
te leven.
Zoo liggen door heel het Woord de beginselen
inzake het maatschappelijk leven. De Profeten
waarschuwen tegen het akker aan akker trekken.
De Heere Jezus bidt in het allervolmaakste ge
bed: Geef ons heden ons dagelijksch brood.
j Het stoffelijk leven is dus niet iets minderwaar
digs. Als de Heiland uit den staat der verhoo
ging neerdaalt in den staat der laagheid, dan
zien wij, dat juist het lage gedragen moet wor
den, gelijk dan ook het gebod luidt Heb den
naaste lief als u zeiven. En nu zijn er vele chris
tenen, die die beginselen der H. S. niet willen
zien of daarover willen spreken. Zij bekommeren
zich niet om hun roeping hier op aarde, die
ieder mensch toch heeft, niet het minst in onze
dagen. Wij leven tegenwoordig sneller dan vroe
ger, hetwelk zijn voordeelen, maar -ook zijn
nadeelen heeft. Voordeelen: sneller verkeer, min
dere afstand tusschen stad en platteland en ook
daardoor meerdere ontwikkeling onder de lagere
klassen der bevolking: de beginselen worden
door middel van het dagblad meer en meer ver
spreid, enz. Maar wat ons voordeel aanbrengt,
brengt tegelijk ook nadeel met zich mede. Want
waar wij van profiteeren, heeft ook het ongeloof
van geprofiteerd, en dat is niet anders dan na
deel voor ons. Want dat zijn de twee lijnen,
Christendom 'en ongeloof. De scheidingslijn is
thans Socialisme met Communisme en Christen
dom. Het Christendom begint bij God en Gods
Woord, waarin de normen liggen ook voor het
f maatschappelijk leven. Het Socialisme begint bij
den mensch en eindigt bij den mensch. De
mensch is niet bedorven door de zonde, maar
de slechteomstandigheden bederven hem. Hier
ligt verschil in het beginsel. De laagste klassen
moeten wij opheffen, omdat God ons plichten,
maar ook rechten gegeven heeft. Het Christen
dom nu heeft zich helaas weinig geïnteresseerd
voor het maatschappelijk leven, terwijl het So
cialisme zich integendeel daarvoor interesseert.
De beschouwing van de maatschappij en de
verhoudingen daarin, hangt af van het beginsel
waardoor wij gedreven worden.
Gods Woord zegt: Rijken en armen ontmoeten
elkander, God heeft ze beiden gemaakt. Wat
komt daar nu in de praktijk van terecht? Het
is vaak het tegenovergestelde. Er moet zijn een
ontmoeten, een overleg plegen. Het Socialisme
zegt: de klassestrijd, dat is de weg; die moet
uitgestreden worden en dan zullen de wantoe
standen verdwenen zijn. Hier nu zijn wij tegen;
de klassestrijd druischt lijnrecht tegen de H. S.
in. Bovendien als het proletariaat de overwin
ning eens behaalde, zou dan de klassestrijd uit
zijn Weineen immers* dan begon zij opnieuw
in omgekeerde volgorde. Zoo zou er nooit vrede
of rust komen. Nu zijn er die zeggen: Wij
hebben er toch niets bij te verliezen, dus strijden
maar Dit is echter ge'en waar. Er is wel iets
te verliezen. Denken wij b.v. maar aan stakin-
ken zooals onlangs in Groningen. Ook al is
zoo'n staking rechtvaardig, dan brengt zij toch
ontzettend veel nadeel. Het brengt verbittering
en haat, met het gevolg, dat b.v. ouden van
dagen geen werk meer krijgen. Daarom is het
beter met hen die boven ons staan op goeden
voet te leven. Het is nu eenmaal zoo, dat een
deel van het volk ondergeschikt is, dat er een
werkende stand is. Dit zal zoo blijven, en als
men dan iets in zijn voordeel wil bereiken moet
men overleg plegen. Een staking maakt meer
kapot dan heel, zoodat men met dit wapen
uiterst voorzichtig moet zijn. Wat heeft nu het
Socialisme in landen waar het meeregeert, zoo
als in Duitschland en Engeland, gedaan Is het
in die landen beter Neen Zelfs „Het Volk"
schrijft, dat men in Engeland teleurgesteld is en
wie met de zaken op de hoogte is, weet, dat
Nederland op het gebied van arbeidswetgeving
en volkshuisvesting niet voor die andere landen
onder doet. Zoo heeft de Christelijke regeering
toch nog wel iets gedaan, zij het dan ook met
veel gebrek.
Een Christen kan geen socialist zijn, want het
socialisme is^anti-Christelijk. Dit is h e t be
zwaar van Christenen tegen het socialisme. Zie
naar Rusland, denk aan November 1918. In
Rusland zijn het de communisten, zeer zeker.
Maar als het op zakendoen aankomt, dan is het
socialisme niet zoo heel erg afkeerig van het
communisme. Bovendi'en heeft vaak b.v. bij sta
kingen zooals die in Groningen niet de S.D.A.P.
maar het Communisme de leiding.
Hoe kan nu het Christendom, dat de goede
beginselen voor het maatschappelijk leven in
£ich draagt, tot meerdere ontplooiing ook op dit
terrein komen Door de kennis aan te kweeken
kennis van de beginselen die neergelegd zijn in
de H. S. Als vele Christelijke patroons, die nu
dikwijls zoo heel weinig voor hun onderhoo-
rigen over hebben, eens wisten wat Gods Woord
hiervan zegt, er zou veel veranderd worden.
Daarom mogen wij nooit rusten met te wijzen
op de H. S., die de roeping van hoogeren en
lager'en duidelijk aanwijst. Het Evangelie zal
ook hier de uitkomst moeten schenken. Hoe ko
men de menschen tot die meerdere kennis van
het Christendom en Gods Woord In de eerste
plaats door gezamenlijk de verschillende vragen
en problemen van het maatschappelijk leven te
bespreken en in de tweede plaats, door de men
schen, die zich van zulk een vereeniging af
zijdig houden, met sociale lectuur te bewerken.
Ook door middel van de Christelijke pers kan
die kennis bevorderd worden.
„Patrimonium nu stelt zich ten doel die kennis
der beginselen te bevorderen. „Patrimonium" is
geen vakvereeniging voor arbeiders alleen, maar
zij, brengt rijk en arm bijeen, daar die beginselen
voor ieder mensch van beteekenis zijn. Het
maatschappelijk leven is een organisch geheel;
als een lid lijdt, lijden alle leden. Meeleven is
verplicht voor ieder mensch. Aller liefde moet
uitgaan tot het sociaal gedrukte. Het is niet
alleen e'en werk voor rijk en arm, maar ook voor
oud en jong. Ook de jongeren, de leden der
Jongelingsvereenigingen moeten meeleven en
meewerken. Zij bekwamen zich voor Kerk,
Staat en Maatschappij. Maar wat zal het ge
leerde ten opzichte van de Maatschappij voor
nut hebben, als daar straks geen organen zijn,
als daar straks geen „Patrimonium" gevonden
wordt
Onze tijd is ernstig. En nu is het in ons ge
zegend landje zoo, dat het politieke en andere
lev'en uiteengaat op dev raag: „Wat dunkt U
van den Christus
De teekenen wijzen er op, dat de maatschap
pelijke strijd, evenals de strijd voor vrijheid van
Godsdienst en onderwijs, op onzen bodem zal
beslecht worden.
Die strijd om Godsdienstvrijheid en vrijheid
van onderwijs is met Gods hulp geëindigd in
een overwinning. Het stoere Calvinistische volks
deel mocht de vreugde der overwinning smaken
Nog worden er van die Calvinisten gevonden
en voor hen wacht nu weer de strijd op maat
schappelijk gebied. Er is door hen reeds iets
gedaan. Dr. Kuyper heeft reeds, vóór nog één
socialist in de Kamer zitting had, gepleit voor
de invoering van een wetboek voor d'en arbeid.
Ook „Patrimonium" heeft in de 50 jaar van zijn
bestaan iets mogen doen aan de groote taak
van het Christendom ten opzichte van het maat
schappelijk leven en zij gaat nog steeds voort
met het arbeiden.
En al zal er dan dezen avond nog geen af-
deeling van „Patrimonium" hier ter plaatse
worden opgericht, het zal reeds een groote vol
doening zijn als er door deze bijeenkomst over
de dingen gesproken en gedacht wordt, opdat
het Christendom ook in Oude Tonge meer en
meer zijn roeping moge vervullen.
Over deze boeiende en kernachtige rede heeft
niemand der aanwezigen een vraag te stellen,
zoodat de heer Vingerling de vergadering met
dankgebed sluit. Elf personen bleven achter
om een en ander nader te bespreken. Het resul
taat dezer bespreking is, dat nog niet tot op
richting eener afdeeling wordt overgegaan, ook
met het oog op de naderende zomer, maar dat
door ieder zooveel mogelijk propaganda zal wor
den gemaakt, opdat in het begin van den winter
een flinke afdeeling zal kunnen worden opge
richt. Bovendien gaVen deze personen zich op
als abonné op het weekblad „Patrimonium".
Moge dit eerste levensteeken spoedig gevolgd
worden door meerdere. H.
VAN DE VERGADERING
VAN HET CENTRAAL VERBAND
VAN LANDARBEIDERSVEREENIGINGEN
OP GOEREE EN OVERFLAKKEE,
gehouden Zaterdag 15 Febr. 1930,
'a.m. 2 uur, in Hotel Spee
te Sommelsdijk.
De Voorz., de heer Baart, opent de vergade
ring. Het spijt spr., dat de opkomst niet groot er
is, want het is toch zeker in het belang van
iederen landarbeider om vergaderingen van het
Centraal Verband te bezoeken, waar de belan
gen van allen worden besproken. Spr. hoopt,
dat het slechte weer de eenige factor is geweest,
die velen thuis hield.
Dat de Landarbeiderswet er is, weet men,
maar hoe zij werkt weten velen niet. Vandaar,
dat getracht is om de menschen bijeen te krijgen
in een Centraal Verband. Gevraagd is of dat
wel zoo noodig is. Die vraag kan volmondig
met ja worden beantwoord. Wanneer we rond
om ons zien, dan bemerken wij, dat er flinke
vooruitgang te bespeuren is. Maar kan er nog
niet meer gebeuren. 'Op sommige plaatsen werkt
de wet uitstekend. Plaatsen waar vroeger niets
werd gedaan, daar zijn nu velen in het genot
gesteld van een stukje land of een plaatsje.
Nu gaat het evenwel niet gemakkelijk om het
land los te krijgen uit de handen van de groote
eigenaars. Op de eene plaats gaat dit gemakke
lijker dan op de andere. Er moet evenwel met
kracht worden aangepakt.
Onbekendheid met de wet is een belangrijke
factor. Het verheugt spr., dat pas in de Maas'
en Scheldebode een artikel verscheen over de
Landarbeiderswet. Spr. wenscht, dat de arbei
ders nu ook door middel van de Maas- en
Scheldebode wat meer te weten zullen komen
over de werking van de Landarbeiderswet.
Maar ten slotte blijft dit theorie. Er zijn ver-
eenigingen op ons eiland, waar het goed gaat,
maar er zijn vereenigingén waar het treurig ge
steld is. Spr. denkt b.v. aan Goedereede. De
landarbeidersbevolking is daar arm. Men is daar
arm of rijk. Het bestuur van de Landarbeiders-
vereeniging bestaat daar uit boeren. En zoolang
dit bestuur van die samenstelling blijft, zullen de
landarbeiders niet zoo gauw aan land worden
geholpen. Spr. vraagt zich af of we de arbeiders
daar nu maar aan hun lot moeten overlaten.
De Landarbeiderswet is toch voor geheel Ne
derland. Getracht zal nu worden om door middel
van het Centraal Verband de uitvoering van de
Landarbeiderswet op ons eiland te bevorderen.
Het is alleen maar jammer, dat er van de zijde
der landarbeiders zoo weinig belangstelling is.
Op de laatstgehouden vergadering is besloten
tot het uitschrijven van deze vergadering, die
voor iedereen toegankelijk zou zijn. Getracht is
daarvoor een paar bekwame sprekers te vinden.
Dit is gelukt. Spr. roept de heer'en Mr. Dr. Nijgh
van Hellevoetsluis en Smits, hoofd der Land
bouwschool te Sommelsdijk, een hartelijk welkom
toe. Daarna verleent hij het woord aan den
heer Nijgh om te refereeren over het onderwerp
„Grondslagen der Landarbeiderswet".
Mr. Nijgh het woord nemend, zegt dat mo
menteel in Rusland de strijd gevoerd wordt
tegen de z.g. koelakki. Dit zijn voor Russische
begrippen de groote boeren. Nu is in Rusland
een groote boer iets anders dan bij ons. De Rus
sische groote boer heeft als maximum 3 koeien
en eenige H.A, grond. Dat is daar al zeer veel
De Russische regeering is er op doende om die
groote boeren van de aarde te doen verdwijnen.
Het land moet worden gesocialiseerd. Het land
moet genom'en worden uit de handen van den
enkeling en komen in handen der gemeenschap.
De boer verdwijnt als zelfstandig persoon, hij
wordt staatsambtenaar, of wilt ge, lid van de
groote coöperatie of de vereeniging van land
arbeiders, en hij werkt voortaan om loon. De
producten komen voortaan ten goede aan de ge
meenschap. En als dit stelsel ten volle zal zijn
doorgevoerd, zoo denkt men, dan zal zijn aan
gebroken de volmaakte heilstaat van het com
munisme. Tegenover de maatschappij van den
enkeling, die elk voor zich najaagt het doel dat
voor hem de meeste winst oplevert, komt te
staan de gesocialiseerde productiemiddelen, in
handen van de gemeenschap, die voortaan alles
doet. In die gesocialiseerde gemeenschap zijn
geen boeren en burgers meer, daar zijn alleen
arbeiders. De onderscheiding arm en rijk valt
er weg, daar is maar een soort menschen meer.
Om het gestelde doel te bereiken neemt de
Russische regeering de meest barbaarsche mid
delen te baat. Ieder mensch heeft van die din
gen, waaraan hij gehecht is, die hij niet missen
wil, waarmee hij vergroeid is. Maar nu komt
in Rusland de Staat en eischt dat alles op voor
de gemeenschap. En daar komt nu de Russische
boer tegen op.
Dat is nu de practische doorvoering van de
volledige socialisatie. De Russische staat knoopt
deze geschiedenis vast aan de mir, d. i. het
stamverband, de dorpsgemeenschap. Econo-
misch-wetenschappelijk is ze daar toe gekomen
eensdeels door de werken van Marx, anderdeels
door de werken van Henry George. Deze laatste
en franco zenden wij
aan ieder die er om
vraagt, het boek van
Priester H a m o n,
handelende over
Kruiden geneeswijze
Aanvragen te rich»
ten tot de drogisterij
der Fa.
le Mlddellandstr. 49 n
I Telefoon 7959
20
heeft een brochure geschreven: Vooruitgang en
Armoede. Hij vraagt zich daarin af hoe het
toch komt, dat de een rijk is en de ander arm
Er is voor hem maar een oorzaak. De grond
eigenaars zijn ware duivels, ze worden slapende
rijk. De landpachters hebben volgens den schrij
ver steeds de neiging om te stijgen, want er
komen steeds meer menschen bij 'en door de
werking van vraag en aanbod stijgt de pacht.
George beroept zich ook op den Bijbel en op
de toestanden in het oude Israël. Maar de
schrijver vergeet, dat wat vroeger kon, nu niet
altijd meer mogelijk is.
We leven in een historisch geworden Maat
schappij. Die Maatschappij heeft als grondslag
de bijzondere eigendom. In het leven is evenwel
niets standvastig. De begrippen vervormen zich.
Een 100 jaar geleden beschouwde men den
eig'endom nog als iets, dat onschendbaar was.
Iedereen moest daar af blijven, ook dan als
de gemeenschap die eigendom noodig had. Toen
indertijd de spoorweg moest worden aangelegd
van Rotterdam naar Delft was er een grond
eigenaar die zei: je blijft van mijn -grond af.
En daar was niets aan te doen. De spoorweg
was gedwongen om in een grooten boog om
het bedoelde land heen te gaan. Die eigenaar
was dus in staat om de ontwikkeling der ge
meenschap tegen te houden. Hier ziet men de
botsing tusschen individu en gemeenschap. In
Rusland lost m'en dit op zonder rekening te
houden met het historisch gewordene. Zoo doen
wij niet. Laat de Maatschappij zich evolutio-
neeren.
In dit gezichtspunt moet men de Landarbei
derswet bezien. Omdat er geen Onteigeningswet
voor was heeft men steeds tegen kunnen houden
de onteigening ten behoeve van bepaalde cate
gories b.v. ten behoeve van de landarbeiders
en voor woningbouw.
Hoe was de toestand van den landarbeider
oorspronkelijk Vroeger waren allen vrije man
nen. Door slechte economische toestanden was
een zeker aantal mensch'en gedwongen lijf
eigene te worden, doordat ze de hulp inriepen
van nabgrige groote heeren. Ze kregen nu een
stukje land en moesten voortaan werken voor
hun heer, die daartegenover verplicht was om
zijn lijfeigene van voedsel en kleeding te voor
zien. In 1795 zijn de laatste resten dezer hoo-
righeid verdwenen. Maar daar waren de men
schen niet mee klaar.
In Engeland trof men dezelfde toestand'en aan.
In Engeland heeft men lang gevonden gemeen
schappelijke gronden. De groote farmers stuur
den evenwel aan op verdeeling. De minstbe
deelden daalden tengevolge daarvan af tot een
toestand van armlastigheid. De gevolgen daar
van waren kleine en groote aanslagen op den
eigendom. De aanslagen op den eigendom ge
durende de zestiger en zeventiger jaren der vo
rige eeuw was onrustbarend groot in aantal.
De menschen werden er door armoe toe ge
dwongen, de armsten ondernamen letterlijk
strooptochten.
Toen begon men te zeggen: de landarbeider
moet een stukje grond hebb'en. Daarmee be
strijden we de armoede. Dus niet omdat ze er
recht op hebben, omdat ze toch ook leden zijn
eener maatschappij, die zonder hen niet kan
bestaan. Zoo kwam in Engeland reeds in 1875
de eerste wet tot stand, die de verkrijging van
onroerend goed door landarbeiders bevorderde.
Wat zijn wij daarbij ten achter, want onze wet
is van 1918.
In 1906 is hier ingesteld een Staatscommissie
voor den Landbouw. Deze heeft ook hare aan
dacht geschonken aan het landarbeidersvraag-
stuk. De vraag was daarbij: moeten we kleine
boeren in het leven roepen of alleen de ver
krijging van onroerend goed door landarbeiders
steunen.
Spr. staat uitvoerig stil bij de oplossing dezer
vraag in andere landen.
Een andere vraag is: heeft de landbouw niet
in zich de eigenschap zich te ontwikkelen tot
grootbedrijf. Wordt de boerderij niet beter ge
dreven in het groot dan in het klein. In Amerika
heeft men het grootbedrijf. Dat kan men daar
hebben. Daar heeft de grond eeuwenlang ge
legen en is zeer vruchtbaar. Maar zoo gauw
als er meer menschen komen, komt men ook tot
intensiever cultuur, omdat het land anders niet
meer genoeg oplevert.
De geweldige beroeringen van het wereldge
beuren bereiken ons land later en beroeren het
flauwer. Spr. wijst op de beroeringen in 1789.
Zoo is het ook met de Landarbeiderswet ge
gaan. En die zou er in 1918 misschien nog niet
gekom'en zijn, als we geen wereldoorlog hadden
gehad.
De tegenstand tegen de wet was groot. Een
oud-Flakkeeënaar, dhr. van den Broek, opperde
op een vergadering het bezwaar, dat de land
arbeiders zich op hun eigen land moe zouden
gaan werken en dan bij den boer zouden komen
uitrusten. Verstandige boeren zeggen evenwel:
geef die menschen ook een stukje land.
De Nederl. wetgever geeft nu den landarbei
der de gelegenheid. Maar de m'enschen zelf
moeten er ook iets voor doen, ze moeten zich
vereenigen. Spr. gelooft, dat de Nederl. wet
gever met wijsheid de vele moeilijkheden heeft
ontzeild, die bij de regeling van dit vraagstuk
opdoemden.
De voorz. dankt den heer Nijgh voor zijn
leerzame rede en geeft daarna het woord aan
den heer Smits om te refereeren over het onder
werp: „Bemestingsvragen".
Spr. begint met op te merken, dat, als we
den grond bemesten, we dit doen om den grond
voldo'ende voedsel toe te voeren. In hoeverre
is dat nu noodig. Er kunnen zich omstandigheden
voordoen, dat dit niet noodig is en nochtans de
mogelijkheid bestaat om op den grond een goed
gewas te verbouwen. In Amerika is het b.v. op
sommige bedrijven niet noodig. In Indië behoeft
het ook vaak niet, omdat de grond van zichzelf
vruchtbaar genoeg is. Onder de primitieve vol
ken komt veel roofbouw voor: een gedeelte
bosch wordt afgebrand en daarna bebouwd net
zoolang tot het niet voldoende meer oplevert,
dan gaat men naar een ander stuk land. Soms
ook laat men het rivierwater over de akkers
loopen en die brengen dan vruchtbaar slib.
In ons land moeten we evenwel een andere
taktiek volgen. De plant kan de voedingstoffen
niet missen en nu is het voor ons zaak, om de
voedingsstoffen, die in te geringe mate aan
wezig zijn, aan te vullen.
Er is wat dit betreft een groote verandering
in de opvattingen gekomen. Vroeger meende men
dat er drie elementen waren, n.l. vuur, water en
aarde. Daaruit dacht men ook de plant opge
bouwd. Daarvan is men afgestapt. Een Duitsch
geleerde opperde het denkbeeld, dat de plant
opgebouwd was uit humus. Als we humus ver
branden houden we asch over. Dat kon maar
beter niet aan de plant gegeven worden. Zoo
nu en dan kom je die meening nog tegen. Als
je maar flink stalmest geeft, dan zal het wel
gaan. De planten nemen evenwel de humus niet
op. Heel de humus-theorie is omver gegooid
toen de scheikunde in de landbouw kwam. Een
Duitsch scheikundige toonde aan, dat de planten
juist hun voedingsstoffen vinden in de asch
die overblijft als we de humus verbranden.
Koolstof, zuurstof en waterstof zijn de drie
elementen, waaruit alle plantaardige stoffen
voornamelijk zijn opgebouwd. Die drie elementen
vorm'en ook het hoofdbestanddeel van de humus.
Het voornaamste bestanddeel, de koolstof, ha
len de planten uit de lucht. Daarmee hebben we
uit een bemestingsoogpunt niet te maken. Waar
we mee te maken hebben zijn de stikstof, de
kali, de fosfor en de kalk.
Stikstof hebben alle planten noodig, omdat het
leven van de plant gebonden is aan het proto
plasms. De stikstof is daarin een voornaam be
standdeel. Fosfor kan de plant ook niet missen.
Eiwitten bestaan voornamelijk uit fosfor. Kalium
komt voor een groot gedeelte voor in blad en
vrucht en ook de kalk. Met de andere voedings
middelen hebben we ook uit een bemestings
oogpunt niet te maken, omdat ze in voldoende
mate in den bodem voorkomen.
Wanneer de stikstof in den bodem schaarsch
is lijdt de plant een kwijnend bestaan. Dit voe
dingsbestanddeel komt niet of onvoldoende in
den grond voor of in zulk een vorm, dat de
planten er niets aan hebben. De stikstof mo5t
in water oplosbaar zijn. Vroeger voerde men de
stikstof toe met den stalmest en de gier. Maar
sinds men de oogsten zoo is gaan opvoeren, is
dit absoluut onvoldoende. Daarom heeft men
omgezien naar kunstmeststoffen. De bekendste
is de chili-salpeter, de stikstof in salpetervorm.
Deze vorm is voor de planten direct opneem
baar. Zwavelzure ammoniak wordt niet direct
opgenomen. De planten hebben blijkbaar voor
liefde voor salpeter. De natuur komt hier even-
wel te hulp. In den grond leven onder gunstige
omstandigheden bepaalde bacteriën, die de am
moniak omzetten in salpeter. Deze bacteriën
werken niet in het vroege voorjaar en in het
late najaar, omdat dan de omstandigheden voor
hen niet gunstig zijn. Zwavelzure ammoniak
heeft dus een langzame werking.
Tegenwoordig wordt de markt overvoerd met
stikstofmeststoffen. Door de groote concurrentie
is de prijs sterk gedaald. Dat is een groot voor
deel van de nieuwere meststoffen. Nog niet zoo
heel lang geleden heeft men zich in staathuis
houdkundige kringen bezorgd gemaakt. De be
volking nam toe, dus moest ook de voedsel
productie toenemen. Dat ging, dank zij de chili-
salpeter en de zwavelzure ammoniak. Maar men
vond de salpeter uitsluitend in chili en men re
kende uit, dat daar nog een voorraad was voor
ongeveer 75 jaren. Waar moet dat heen. Men
had reeds eerder getracht om stikstofmeststoffen
op een andere manier te bekom'en. En dan richtte
men het oog op de stikstof uit de lucht. Daar
was een enorme voorraad. Als men die maar
kon verkrijgen in een vorm, die voor de planten
opneembaar was. De stikstof laat zich evenwel
moeilijk met andere stoffen verbinden.
Het gelukte evenwel aan een paar Noorsche
ingenieurs om de stikstof uit de -lucht bij een
temperatuur van 8000° C. te binden aan zuur
stof, deze verbinding te voeren door water,
waardoor men watersalpeter verkreeg en dit te
binden aan kalk, kalksalpeter.
Aan het gebruik van kalksalpeter waren prak
tisch wel bezwaren verbonden. Veel stof en veel
vocht aantrekken. Het uitstrooien er van was
niet zonder gevaar. Het product is intusschen
evenwel zoodanig verbeterd, dat de Norge-Sal-
peter nu goed te gebruiken is.
Ook in Duitschland is gedurende de oorlogs
jaren een industrie ontstaan van kalkstikstof,
zoodat we tegenwoordig een overvloed hebben
van stikstofmeststoffen.
De kali wordt aan de planten in verschillen
den vorm gegeven. Kalizout, kaïniet, patentkali,
zijn de meest bekende. We moeten eVenwel op
één ding letten. Als er 20 of 40 kali in zit
is de rest iets anders. En als dat andere nu
maar geen kwaad doet is dat niet erg. Maar
juist in die 20 en 40 kali komt wel eens een
stof voor, die wel schadelijk is, n.l. de chloor.
Sommige planten sterven er van. Aardappelen
b.v. kunnen er absoluut niet tegen. Vandaar,
dat we dit soort kali vroeg moeten zaaien, de
chloor spoelt dan naar den ondergrond. Met
patentkali heeft men daarvan geen last, die is
vrij van chloor.
De fosfor geven we meest in d'en vorm van
superphosphaat. Het is een heele beste mest
stof voor onze kleigronden. Ze lost gemakkelijk
op en wordt door den grond vastgehouden.
Het vorige jaar is op dit eiland veel reclame
gemaakt voor kalkphosphaat. Deze was goed
koop. Spr. raadt evenwel het gebruik daarvan
af. De kalkphosphaat is niet in water oplosbaar,
de planten hebben er dus niets aan. Een andere
fosformeststof is 't Thomas Slakkenmeel. Voor
al geschikt voor zeer oude polders.
Kalkbemesting is land niet ieder jaar noodig.
Op jonge polders zoo goed als nooit. Als de
grond minder dan 2 kali bevat moet men
eens over een kalkbemesting gaan denken. Het
beste kan men nemen kluitkalk. Spr. raadt het
gebruik van landbouwkalk af. Het is een slecht
soort kluitkalk, die heel moeilijk bluscht. In prijs
verschilt ze niet veel met goede kluitkalk.
Spr. wil t'en slotte nog een enkel woord over
den stalmest zeggen. De voordeelen van stal
mest boven kunstmest zijn niet zoo buitengewoon
groot. Stalmest brengt humus in den grond. Het
voedsel, dat de stalmest bevat komt langzaam
vrij, men heeft er eenige jaren wat aan. Vroeger
zwoer men bij het gebruik van stalmest.
Hier behoeven we, zegt spr., niet zoo sterk
aan te dringen op het gebruik van kunstmest.
Vooral bij den kleinen man is het kunstmestge-
bruik ruim voldoende.
Spr. keurt de stalmest lang niet af. Enkele
bedrijven doen het uitsluitend met kunstmest.
Maar met kunst- en vliegwerk moet m'en de
stuctuur van den grond goed houden, vooral
door groenbemesting. Stalmest en kunstmest acht
spr. een gelukkige combinatie.
Ook dezen spr. wordt door den voorzitter
dank gezegd.
Nog eenige oogenblikken wordt van gedachten
gewisseld, waarna de voorzitter de vergadering
sluit.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(2e helft Februari),
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
(Nadruk verboden).
De bemesting der tuinen bestaat nog meestal
in natuurlijken mest; door onbekendheid worden
kunstmeststoffen nog weinig gebruikt, uitgezon
derd dan Chilisalpeter als voorbemesting, om
den boel wat aan te drijven. Veelal gebruikt
men, behalve beer, stalmest. Deze is gemakkelijk
aan te wenden. Men kan hiermee jaar op jaar
bemesten zonder iets van plantenvoeding af te
weten, en toch behoorlijke oogsten te verkrijgen,
al zijn het dan ook niet de hoogste. Stalmest is
geschikt voor ieder gewas en bijna iedere grond
soort. Wie kunstmest met succes wil aanwenden
dient bekend te zijn met de voeding der planten,
en met de eigenschappen en de werking der
verschillende mestsoorten. Om echter op zijn
rationeelst en voordeeligst te bemesten, is kunst
mest onontbeerlijk, en zal men zich de kennis
en de behandeling er van eigen moeten maken,
waartoe door cursussen en eenvoudige goed-
koope lectuur alleszins gelegenheid bestaat.
Stalmest bevat alle voedingsstoffen, welke de
gewassen voor hun ontwikkeling behoeden en is
bovendien rijk aan organische stoffen, waar
door de natuurkundige gesteldheid van den grond
verbeterd wordt. Evenwel is de werking van
den stalmest niet steeds gelijk. Het is bijv. lang
niet hetzelfde of men paardenmest of koemest
gebruikt; verschen mest of die reeds wat ver
teerd is; ouden mest, die goed of slecht bewaard
is; mest die veel of weinig urine bevat. Paar
denmest is betrekkelijk rijk aan voedings
stoffen, rijker dan koemest; hij broeit licht en
gaat gemakkelijk tot ontbinding over. Dit komt
voor een deel door zijn vrij hoog gehalte aan
stikstofhoudende bestanddeelen, maar ook door
dat hij van nature droog, los en poreus is, zoo
dat de lucht daarin gemakkelijk toegang heeft.
Paardenmest werkt snel en krachtig. Bij voor
keur gebruikt men hem op zware grondsoorten,
en dan liefst in verschen toestand. Wil men hem
op lichten grond aanwenden, dan gebruike men
hem in behoorlijk verteerden toestand, of nog
liever vermengd met koemest. -Koemest
is, wat men noemt, een koude mestsoort. Door
zijn geringer gehalte aan stikstofverbindingen,
en doordat hij minder toegankelijk voor de lucht
is, gaat hij niet zoo snel tot ontbinding over.
Daardoor is zijn werking in den grond ook van
langen duur, en is hij het meest geschikt voor
lichtere grondsoorten. Schapenmest
vertoont in eigenschappen veel overeenkomst
met dien van het paard. Wat het gehalte aan
plantenvoedende bestanddeelen betreft, staat hij
nog boven dezen mest, maar hij broeit minder
sterk. Varkensmest komt weer meer
overeen met koemest. De samenstelling kan
echter nog al uiteenloopen, tengevolge van het
verschil in voedering: hoe krachtiger voeder, des
te krachtiger de mest. Dit geldt niet alleen bij
varkens, maar natuurlijk even goed bij het an
dere vee: schraal voer, slechten mest. Mest van
jong vee is ook minder rijk aan plantenvoedings-
stoffen dan mest van volwassen dieren. Dit is
zeer goed te begrijpen, wanneer men bedenkt,
dat voor den opbouw van het lichaam, voor
de vorming van beenderen, vleesch enz., een
deel van de in het voeder voorkomende bestand
deelen (stikstof, phosphorzuur enz.) gebruikt
worden. Zoo wordt ook bij melkvee ten behoeve
van de melkvorming stikstof en phosphorzuur
aan 't voedsel onttrokken, waardoor de mest in
dezelfde mate armer aan die stoffen wordt. De
mest van mestvee is rijk aan plantenvoedende
stoffen; bij deze dieren bestaat de aanzetting
grootendels uit vet, waarvoor geen stikstof,
phosphorzuur enz. gebruikt worden, zoodat deze
stoffen dus bijna geheel in den mest overgaan.
Wie dan ook stalmest moet aankoopen, doet
verstandig met deze factoren rekening te hou
den, en koope dus bij voorkeur mest afkomstig
van goed gevdfederd mestvee. De prijs dien men
voor een voer mest moet betalen, is toch in den
regel dezelfde, onverschillig of die van mest
vee of melkvee afkomstig is. Stalmest is ook
des te meer waard, naarmate hij meer urine
bevat. In de eerste plaats, omdat de vloeibare
uitwerpselen veel rijker aan plantenvoedings-
stoffen (behalve van phosphorzuur) zijn dan
de vaste uitwerpselen. Van het rund b.v. be
vatten de vaste uitwerpselen gemiddeld 0.29
stikstof, 0.1 kali en 0.17 phosphorzuur;
de urine bevat 0.6 stikstof en 1.3 kali,
doch geen phosphorzuur. En ten tweede, omdat
de stikstof in de vloeibare uitwerpselen voor
komt in een vorm, die zeer gemakkelijk in am
moniak overgaat en vervolgens in salpeter, en
alzoo vrij spoedig ter beschikking van de plan
ten komt. De stikstof in de vaste uitwerpselen
is daarentegen nog grootendeels in den vorm
van onverteerde eiwitstoffen aanwezig, die niet
spoedig in e'en voor de plantenwortels opneem
baren vorm zullen overgaan. De vaste uitwerp-