Ifoor de pasgeborene
Voor de Vrouw.
Gemeente Nieuws
Gemengd Nieuws
Voor de Jeugd.
Wat MacDotiald zegt.
DRAMA TE EINDHOVEN.
a a
aaa
fl
zijn „Bezwaren tegen den geest dezer eeuw"
zijn tijdgenooten in het aangezicht slingerde. In
die „Bezwaren" schreef hij o.m.
„Leeraars der jeugdkeert terug van den
weg, waarop de verderfelijke tijdgeest het onder
wijs heengevoerd en. voortgesleept heeft. Geen
ijdele theoriën meer van menschelijke verdienste,
van menschelijke zelfgenoegzaamheid, van men
schelijke volmaaktheid Geen prikkelingen meer
van een dwazen en onbehoorlijken hoogmoed
om op te wekken tot een koude gevoellooze
deugd, en tot een onvolkomene en van God
onafhankelijke wijsheid. Geen vertooningen meer
van oppervlakkige kennisBereidt de harten
uwer kweekelingen om de invloeden van het
Christendom te ontvangen, en niet die van een
dorre wijsbegeerte, die althans voor een toe
komende wereld geen vruchten dragen kan. Wee
U zoo gij wijzer meent te zijn dan de een
voudige en oprechte vereerders en liefhebbers
van het Woord Gods
Inderdaad, dat was mannentaal
Maar het was de stem eens roependen in de
woestijn
UITKIJK.
In „Het Volk" lezen we het volgende bericht:
Wat Mac Donald zegt.
Er moet een principieel onderscheid worden
gemaakt tusschen de kleine en de groote naties
De toestand van beide verschilt hemels-,
breed. Geen enkel klein land is in staat zich
te verdedigen. Wordt het overvallen, dan
heeft het niets aan 10.000 man en een pantser
kruiser. Noch door militaire noch door poli
tieke macht kan het zijn bestaan beveiligen.
Geheel anders staat het met de groote landen.
Door hun politieke macht kunnen zij tot op
zekere hoogte hun veiligheid waarborgen; een
oorlog verhinderen kan ook een groot land
niet. Zijn militaire macht beteekent voor hem
een waarde, die het kan inbrengen bij het
voeren van onderhandelingen. Daarom kunnen
groote landen alleen ontwapenen tengevolge
van internationale overeenkomsten. Daarom
moet hun ontwapeningspolitiek op het tot
stand brengen van zulk een overeenkomst
worden gericht.
Aldus sprak de Engelsche Premier, die door
de S.D.A.P. ten onzent zoo gaarne wordt voor
gesteld als „de Engelsche Partijgenoot".
„Het Volk" geeft geen commentaar bij dit
bericht.
Blijkbaar is het blad het er dus mee eens.
We herinneren ons, dat toen in de verkiezings
dagen van het vorige jaar de socialisten ver
weten werd, dat zij alléén voor de nationale
ontwapening streden en dat hun partijgenooten
in het buitenland es anders over dachten, zeiden
ze, dat België nog niet geheel van den schrik
van den oorlog bekomen was, en men" het dit
land dus vergeVen moest, dat het nog niet
ontwapende. En een land als Engeland, dat tot
de groote naties behoort, kon onmogelijk alleen
ontwapenen, want dat zou het evenwicht der
volkeren niet gedoogen.
En nu moet blijkbaar een bericht in „Het
Volk" deze meening nog weer eens versterken
Ja, die Mac Donald is wel een vreeselijke
aardige man Ontwapenen jullie maar zegt hij,
ik blijf voorloopig in het harnas.
En de S.D.A.P. ten onzent is zoo schaapachtig
zich voor dit wagentje te laten spannen
Wij herinneren er den roode heeren evenwel
aan, wat hun groote partijleider Troelstra eens
schreef (in „Wereldoorlog en Sociaal-demo
cratie" blz. 126):
„Pogingen om de ontwapening nationaal,
met verwaarloozing van de internationale be-
teekenis, ligging, plichten en verhoudingen van
het land te doen plaats hebben, zullen hoogstens
aan de Partij een moeilijk Program
punt, waarmee in zekeren zin te
paradeeren valt, verschaffen, maar
de natie daarom nog niet verlossen van het
Militarisme„Wie op de beteekenis let
van de nationalitie in tijden, dat het volk wordt
aangevallen, zal moeten toegeven, dat, zoolang
gewapende inval mogelijk blijft, en regeering, die
daartegen geen geregeld defensie
wezen inricht, het volk bij aanval zou
d r ij v e n in den franctireurskrijg, den vree-
selijksten, die men zich denken ka n".
Wij zijn zoo vrij geweest om enkele gedeel
ten, waarop de nadruk valt, te spatieeren.
En hoe de roode heeren wel gezwenkt zijn,
na den tijd, dat een ontwapeningsleuze inder
daad voor hen een „mooi lijkend programpunt"
werd, om met Mr. Troelstra te spreken, blijkt
wel uit een ander citaat, dat we hier laten vol
gen. Het zijn woorden, die Mr. Troelstra bezigde
in een polemiek tegenover Dr. Gorter, in 1913.
Mr. Troelstra verdedigde toen nog de verplich
ting om het vaderland te verdedigen met de
volgende woorden: „de grond waar we op ge
boren zijn, de bodem waarop wij sociaal-demo
craten streden tegen onze eigen bourgeoise, is
ons heilig, niet het minst om dien strijd zelf.
Het feit, dat op verschillende socialistische pro
grams het volksleger voorkomt, bewijst al vol
doende, dat de internationale sociaal-democratie
den plicht om het vaderland te verdedigen, er-
kent"..<".
En Troelstra schreef in „Dé Wereldoorlog
en Sociaal-democratie" (blz. 69): „Een staat,
die hoewel buiten den oorlog staande, de plich
ten hem door de Haagsche Conventie opgelegd,
met het te;re huidje. Genius
Wondbalsem, zacht en koel als
sneeuw. Ziet hoe smetten, pijn»
lijke roode huid direct geneest.
Ja, Genius Wondbalsem, dat helpt
tenminste. 25 en 50 ets.
niet wil vervullen, is niet neutraal, valt buiten
den rechtstoestand door de conventie geschapen,
verklaart stilzwijgend geen beroep te doen op
het recht om buiten den oorlog te worden ge
houden. Zie hier de plicht tot bewapening, bij
dreigend gevaar tot mobilisatie, bij inval in
het neutrale gebied tot gewapend verzet aan de
neutralen opgelegd Wanneer een staat
zoodanig is gelegen tusschen twee oorlogvoeren
de landen, zijn gebied, zijn kusten, zijn havens
zoodanige strategische beteekenis hebben in een
uitgebroken oorlog, dat het onverdedigd zijn
van dit gebied deze in de noodzakelijkheid brengt
om elk voor zich het tegen den ander in staat
van tegenweer te brengen, dan dwingt hij hen
feitelijk zijn land te bezetten om het als oor
logsterrein te gebruiken."
Wanneer wij in 1930 precies met dezelfde
woorden hetzelfde zeggen, noemt men ons
„vechtjassen", „militaristen" en wat dies meer
zij
En nu heeft het woord van Mr. Troelstra
geen waarde meer voor der oode heeren, maar
nu keert men zich met verwondering tot Mac
Donald om diens orakeltaal in te drinken en
kauwen ze het in Holland de menschen na, wat
ze eerst van dezen gladden Engelschman hoor
den, e'en man, die rondweg verklaart niet eens
een sociaal-democraat te zijn en den klassenstrijd
te verwerpen Nu zeggen de rooden in Holland:
groote landen kunnen zich niet ontwapenen,
laten de kleinen het maar alleen doen. En deden
de kleine landen Waar het socialisme hoogtij
viert het dan nog maardoch ze geven aan
het leger een anderen naam en houden intus-
schen nog meer soldaten op de been dan het
„oorlogzuchtige Holland" doet I
veel gelezen schoolboekje: „Het voorbeeldige
schoolkind: gesprek over de nuttigheid van het
schoolgaan; dichtmatige lessen en gebeden voor
de deugd", door een schoolopziener H. Wester.
Het begint: „Lieve kinderen nu wil ik u wat
vertellen van een meisje, dat vroeger deugdzaam
was, braaf leerde en zeer verstandig werd.
Maar als gij dit nu leest, dan moet gij denken:
zoo braaf en zoo verstandig moest ik ook wor
den. Lotje was haar naam. Toen zij ruim
drie jaren oud was, bragten hare ouders haar
op de school, bij een verstandigen en braven
meester, die al schielijk veel behagen in haar
kreeg, omdat zij zoo lief en zoet wasHet
einde isMen maakte op Lotje dit grafschrift:
„Hier rust nu Lotje, die de deugd
Beminde in hare vroege jeugd.
Hier rust haar lichaam in het stof
Haar ziel geniet in 't hemelhof,
Bij God het eeuwig zalig leven
Tracht, kinderen Lotje na te streven."
Deugd als vrucht van het rationalisme. Het
komt ook helder uit in het kindergedichtje
„Lodewijk in de Bibliotheek van zijnen vader"
„Dit is mijn liefste buitenplaats,
Daarvoor verlaat ik vreugd en maats,
Als 'k hier een weinig snipperuren
Van eiken drukken levensdag,
Gansch onverzeld van vriend en bur'en,
In eenzaamheid verslijten mag,
Dan voelt mijn hart de ware vreugd.
Hier gaar ik lessen voor de deugd,
'k Spreek hier met overoude wijzen,
Die mij den dienst van God aanprijzen,
Ik bid hier zelfs om beter hart,
In geene spoorloosheen verward,
En oefen mij in vele zaken,
Die mijn toekomend heil volmaken."
De deugd was dus het hoogste goed, $at de
brave negentiende eeuw kende. En die deugd
was bereikbaar door vermeerdering van kennis.
Ik heb al eer geweien op het beruchte woord
van Prof. Opzoomer: „Bouw scholen en gij kunt
de gevangenissen sluiten I" Het was werkelijk
de geest der negentiende eeuw. Maar die deugd
was een aanbiddelijk goed, niet omdat God dit
van Zijn schepselen eischt, maar uit een nuttig
heidsoogmerk. De deugd zou den mensch ge
lukkig maken. Zelfs "tijdelijk en eeuwigHet
kwam in al de jeugdgedichtjes weer naar voren.
De deugd was een panace voor 'het geheele
leven. Niet alleen de ziel, maar ook het lichaam
zou er wel bij varen. Zoo b.v. in het volgende:
„Tracht tevens tot den hoogsten trap
Van deugd en kennis te geraken,
Dan kunnen zee- en koopmanschap
U roemvol en welvarend maken.
Zoo wordt door u, in later dag,
Een schoone loopbaan aangevangen,
En waakt gij, met een braaf gedrag,
Voor welbegrepen beursbelangen."
Is het niet of ge hier de beruchte Droogstoppel
van Multatuli hoort wauwelen Deugd, aange
prezen in het welbegrepen belang van de beurs
Zie hier een proeve van den lamlendigen
geest der negentiende eeuwEen geest die de
kleine kinderen met den paplepel werd inge
geven.
Waar onder zulk een verderfelijken geest een
geslacht opgroeide, moest er wel een groote
afval van de kerk volgen. De kerk, die koud
en dor en geestloos was geworden, moest een
geslacht kweeken, dat haar den rug zou toe-
keeren. De negentiende eeuw is de eikel, waar
uit de twintigste eeuw van Godverzaking nood
wendig moest voortspruiten In het heden ligt
't verleden
Waren er dan geen mannen meer, die den
ellendigen tijdgeest doorzagen en er tegen waar
schuwden
Zeker. Ik wees reeds op een Da Costa, die
„Van mijn komt de volgende week ook een
broertje naar school, juffrouw."
„Wel kerel, dat is fijn, zeker veel zoeter
dan jij
Even keek Kees me onderzoekend aan, maar
toen hij zag, dat ik lachte, lachte hij ook mee
en zei: „Nou en of tie".
'k Kende Keesjes broertje al zoo wat van
uiterlijk, we konden er dus saampjes een heel
babbeltje over maken.
„Moeder komt em zelf brengen den eersten
ochtend".
Een week later, de gewichtige 1 Mei dag
Daar kwamen ze aan Moeders hand, of met
„groote" broer of zus uit klas drie of vier mee.
„Wat zal 't wezen 7" vraagde ik me zelf af.
En iets soortgelijks zullen ook die kleine
peuters wel gedacht hebben.
Henkie, Keesjes broer, maakte ook z'n entree
in de school.
't Scheen hem danig mee te vallen
Verlegen 7 Geen spoor van. Met volle vrij
moedigheid stak hij me z'n kleine knuistje toe:
„Dag juffrouw" en binnen was hij.
,,'t Is een baasje, hoor juffrouw", vertelde
Moeder me nog even.
Maar 'k had verder weinig tijd. Henkie moest
een plaats hebben.
Veel kiezen doe je niet zoon eersten morgen.
Als je ze na een paar dagen wat beter kent,
krijgen ze vaak een andere plaats, naar dat
't noodig is. De minder goeden vooraan, de
drukke niet te dicht bij elkander in de buurt.
Henkie zat dus.
Hij begon eerst eens om zich heen te kijken.
Nou dat scheen hem te bevallen.
O hé, daar zag hij Moeder nog staan in de
gang. Hij knikte Moeder eens toe en zei toen
heel geruststellend: „Ga maar naar huis, hoor
Moeder I"
Henk was al thuis.
Zulke platen aan den muur, dat was een lieve
lust. „Zoo'n stoel hebben wij ook, maar onze
klok is anders."
Daar begon Henkie z'n mededeelingen mee.
Maar er waren er meer, die m'n zorgen noodig
hadden.
De tweede klas was zich ten volle haar waar
digheid bewust.
Geen wonder, al tweede klasen ze zagen
van uit hun hooge hoogte neer op die nieuwe-
lingetjes.
Wat gedragen die kersversche tweede klas-
sertjes zich voorbeeldig die eerste dagen
Ze moeten laten zien, dat zij groot zijn.
En dan moet je ze hooren over die „kleintjes"
van klas één.
Henkie stoorde zich niet aan de gewichtigheid
van de school, noch aan de deftigheid der twee
de klas. Hij was heelemaal op z'n gemak en
maakte alle opmerkingen, die hij noodig oor
deelde.
Ondeugend 7
Wel neen, heelemaal niet, maar hij moest
„schoolkind" worden, 't was nu nog een echt
vrijbuitertje. O, na een paar dagen was Henkie
4
in school al heelemaal een „schoolkind", dat
wist hoe het hoorde.
Nog wel vrijmoedig, en als T maar even kon
ook spraakzaam, maar hij hield zich aan de
schoolregels. Maar 'k was blij, dat ik zoo'n
Henkie in m'n klas gekregen had.
't Was altijd een stralend zonnetje.
In 't leeren was hij niet buitengewoon, 'k
geloof, dat hij er te speelsch voor was.
Henkie had onveranderlijk een goed humeur.
Als hij zag, dat ik naar hem keek, lachte hij
even en ondeugende pretlichtjes straalden* z'n
oogjes uit.
Rekenen vond hij een vrijwel overbodige we
tenschap. Hoe ter wereld kun je je daar nou
druk voor maken 7
Henkie wist er van, zooveel als er per geluk
was blijven hangen in z'n memorie, en daarmee
basta Wat had zoo'n klein speelsch jongetje
nu wel aan sommen 7
Lezen, dat ging goed, dan had je van die
fijne boekjes, waar plaatjes in stonden van kin
deren, die ook zoo lekker konden spelen. Nou
Van de Bijbelsche geschiedenis miste hij nooit
een woord.
Nooit heb ik vergeefsch den ander'en dag aan
Henkie gevraagd, wat er den vorigen dag ver
teld was.
Maar Henkie vertelde weer wat hij den vo
rigen dag gehoord had, op z'n eigen manier. En
verrassend juist waren z'n opmerkingen, die hij
dan deed, natuurlijk in z'n eigen naieve be
woordingen.
'k Had eens verteld van den strijd tusschen
David en Goliath.
En of Henkie geluisterd had
Den anderen dag kreeg Henk de beurt
„Koning Saul zei: „David, doe mijn ijzeren
jas aan. Dat heeft Goliath ook". David pro
beerde het ook, maar toen zei d'ie: 'k moet die
zware jas niet aan. 'k Ga maar liever zóó, in
mijn vessie! Dat is veel gemakkelijker! En David
was geeneens bang, want hij wist: de Heere
helpt me en natuurlijk, dan hoef je nooit bang
te wezen"
Zoo gaf Henkie 't weer.
Zaakonderwijs, nu dan „had" je Henk ook
heelemaal.
Hij zuchtte er soms van als dat lesuurtje om
was.
Maar Henkie zag je pas in z'n volle kracht
op 't speelplein.
Daar was hij nog 't leuke vrijbuitertje van
eerst. Daar zag je eigenlijk Henkie pas.
Henkie was altijd al vroeg present. Vlak bij
't spleelplein zette hij 't altijd op een holletje.
Daar zag hij Jan en Piet enz'n kameraadjes.
En 't was al voor elkaar I Henkie had al
een plan
Wip de brug van 't spleelplein op, 'en daar
had je 't
Jongens laten we nou es fijnEn daar
kwam z'n plan.
Hoor dan z'n rappe tongetje eens gaan. Z'n
pretoogjes twinkelen en stralen en als, ze dan
op z'n spel ingaan, dan staat ie te dansen en
dan hoor je
„Ja enne dan houwen we dat 't daar een
groot bosch is
Of, een anderen keer is een hoek van het
plein een diepe sloot, en wat hij maar beden
ken kon.
O, dan is Henkie in z'n kracht.
Maar weet je wat dan 't allerfijnste was 7
Als ze allemaal één spel speelden.
„Willen we met z'n allen7"
„Ja, en laten we vragen of de meester ook
meedoet".
Als Henkie daar maar één letter van gehoord
had, vloog hij al naar ons toe zoo rap z'n korte
beentjes hem maar brengen konden.
't Vingertje omhoog. „Meester, doet u mee 7"
Maar daar stonden ze allen al om ons heen.
En ondanks al deze nuchtere feiten, laten
duizenden domme Hollanders zich maar be
dotten
En Mac Donald lacht zijn geheimzinnigen
lach
DE LANDARBEIDERSWET.
I.
Wanneer we een beknopte uiteenzetting zul
len geven van den inhoud, het doel en de strek
king der landarbeiderswet, is het daarom, om
dat de toepassing van die wet in de streken,
waar dit blad verschijnt, een vrij grooten om
vang heeft genomen.
Het is in verband daarmede gewenscht, dat -
in het bijzonder de landarbeidende bevolking
eenigszins een beeld krijgt van de voordeelen
welke die wet haar biedt.
Men kan de bevordering van het klein-grond-
bezit nastreven met verschillende oogmerken.
Het meest voor de hand liggende oogmerk
is ongetwijfeld de verbetering der sociale positie
van de werknemers in het boerenbedrijf.
Ook als middel ter mede-oplossing van het
landbouwvraagstuk komt de bevordering van
het klein-grondbezit naar voren.
Ten slotte kan men het nastreven, met het
oog op de verhooging der opbrengst van den
bodem en dus van de volkswelvaart in haar
geheel.
Het zou te ver voeren de in de landen gelden
de maatregelen naar voren te brengen vermeld
zij slechts, dat het buitenland ons in de wettelijke
zorg voor het klein-grondbezit is voorgegaan.
In ons land is het onderwerp dat ons thans
bezig houdt, geregeld in de Landarbeiderswet
van 20 April 1918, Staatsblad no. 259.
Het hoofdbeginsel van die wet is dat de land
arbeider, die aan de in de wet gestelde eischen
voldoet, AANSPRAAK op steun kan doen
gelden. Slechts dan, wanneer geen geschikt land
voor den landarbeider te vinden is, zal de wet
hem niet kunnen helpen.
Den oppassenden landarbeider de voordeelen
te verschaffen, die aan het gebruik van on
roerend goed verbonden zijn, en zooveel moge
lijk de nadeelen op te heffen, die voorheen
daaraan kleefden, is de strekking van meerge
noemde wet. Door die wet wordt den landar
beider de gelegenheid geboden om zijn econo-
mischen toestand te verbeteren, zich op te wer
ken en de zorg voor zijn ouden dag te verlichten.
De landarbeiderswet kent tweeërlei wijze van
steun
a. voor het verkrijgen van land met woning
in eigendom (een plaatsje)
b. voor het verkrijgen van los land in pacht.
De landarbeider kan kiezen, hoe hij geholpen
wenscht te worden. Het met de uitvoering der
wet belaste orgaan mag geen landarbeider, die
een plaatsje gevraagd heeft, niet los land toe
wijzen, of omgekeerd.
Aan den landarbeider mag niet de gelegenheid
worden geboden, zoowel land met woning in
eigendom als los land in pacht te verkrijgen.
Wel is het mogelijk, dat een pachter van los
land een plaatsje verkrijgt, doch in dat geval
behoort de pacht te worden geëindigd.
Een plaatsje mag niet in pacht worden uit
gegeven los land niet in eigendom verstrekt.
Zooals we hierboven reeds hebben gemeld,
is het doel der wet om een landarbeider in de
gelegenheid te stellen, land met woning in ei
gendom te verkrijgen. Hieruit volgt dus, dat een
landarbeider, die reeds in het bezit van een
plaatsje is, geen aanspraak op dergelijken steun
kan maken. Geen bezwaar is het echter dat een
landarbeider een voorschot krijgt voor den bouw
der woning, indien hij den grond reeds in eigen
dom bezit.
Een landarbeider, die met behulp der wet in
De aanval kwam zoo van alle kanten, dat we
wel toegeven moesten.
En in een oogenblik waren we er „in". We
deden mee met alle ernst, die ons mogelijk was.
Henkie rekende het dan tot z'n speciale taak
om mij op de hoogte te helpen.
't Hoofd en den onderwijzer, wat gaf ie
daar om 7 Die moesten maar zien, dat ze terecht
kwamen. Maakten ze een fout in 't spel, wat
kon dat Henkie schelen.
'k Vond het altijd zoo grappig te zien, met
welk een gezag Henkie me wegwijs trachtte te
maken in 't spelen.
het bezit van een plaatsje wordt gesteld, moet
dat plaatsje (zoowel den grond als het huis)
ook zelf in gebruik nemen.
De landarbeiderswet geeft enkele definities.
Zoo .verstaat zij onder „landarbeider" ieder
persoon, die van het in loondienst verrichten
van landarbeid zijn hoofdberoep maakt. De na
druk wordt gelegd op de woorden „landarbeid",
„loondienst" en „hoofdberoep".
Uitgesloten zijn zij, die landarbeid voor eigen
rekening uitvoeren.
Het begrip „hoofdberoep" sluit de uitoefe
ning van eenig ander beroep niet buiten, doch
geeft eer te kennen, dat de landarbeider, behalve
als zoodanig, ook nog ander werk kan verrich
ten, mits dit ondergeschikt blijve aan zijn hoofd
bezigheid. Wanneer b.v. de landarbeider in tij
den waarin voor hem geen werk is, andere werk
zaamheden gaat verrichten, dan verliest hij
daardoor zijn karakter van landarbeider niet.
Uit het feit dat de wet spreekt van „persoon"
blijkt, dat ook vrouwen van de wet gebruik
kurmen maken.
Onder „landarbeid" verstaat de wet ALLE
werkzaamheden in den landbouw, den tuinbouw,
den boschbouw, de veehouderij of veenderij.
Dit is dus een zeer ruim begrip.
Een „plaatsje" is land met landarbeiderswo
ning, zoodanig vereeenigd, dat zij een geheel
vormen.
Onder „los-land" is te verstaan, land, dat
geen geheel vormt met>.de landarbeiderswoning.
De wet heeft hier het oog op die losse landen,
welke in de naaste omgeving van de bebouwde
kom zijn gelegen en geschikt zijn voor landar
beiders.
Den Bommel. L.
Wordt vervolgd.
DRIE DOODEN.
Men meldde Dinsdagmiddag uit Eindhoven
De kostganger van het gezin Reymers in de
Spirastraat 22 trof vanmiddag bij zijn thuis
komst op de bovenverdieping de 21-jarige doch
ter Irma en de 39-jarige huishoudster Elizabeth
Lange in afschuwelijk verminkten toestand aan.
Naar alle waarschijnlijk waren zij door A. Rey
mers, den vader van Irma, met bijlslagen ver
moord. Daarna heeft de man de hand aan zich
zelf geslagen door de slang van de gasleiding
in zijn mond te nemen. Hij leefde nog; de on
middellijk ontboden politiecommissaris liet ge
neeskundige hulp inroepen, doch inmiddels over
leed de heer Reymers.
De drie lijken zijn naar het lijkenhuisje van
het politiebureau overgebracht. l|
Men vermoedt, dat de moordenaar zijn slacht
offers met een hakbijl heeftovervallen en op het
achterhoofd heeft geslagen, terwijl dezen op
het atelier zich met naaiwerk bezighielden. De
dochter van den moordenaar was namelijk cos-
tumière. Vooral de dochter heeft hij vreeselijk
toegetakeld. Typeerend is, dat hij een wond,
op den arm van de huishoudster toegebracht,
heeft verbonden. Na zijn misdaad heeft hij ver
moedelijk beide lijken door het huis gesleept
en zich daarbij bediend van een koord, hetwelk
bebloed is teruggevonden. Dit koord heeft hij
waarschijnlijk om de halzen van zijn slachtoffers
gestropt. Hij heeft de lijken zorgvuldig gewas-
scheri, ze daarna weer naar het atelier gesleept
en geheel ontkleed, waarna hij ze in een wit
laken heeft gewikkeld en ze op matrassen op
den vloer heeft gelegd.
De kleeren en de bijl zijn op den zolder terug-
„Enne juffrouw, dan mot u daar niet loopen,
want dat houwen we voor de sloot, enne
Henkie had de leiding, ik had maar te volgen,
totdat de school aanging. Dan gaf Henkie def
leiding weer over.
Maar 't speelplein voelde hij als zijn domein,
waar wij grooten eigenlijk maar onnoozele stak
kers waren, die er zonder zijn hulp niet veel
van terecht zouden brengen.
't Slot was dan altijd, als hij in de klas weer
ging zitten, dat hij met z'n blij, zonnig, stralend
snuitje zei„Hebbe wij effe fijn gespeeld 7
Nou
ib bi
mm
■bbi
bbbi
BB BBBBB
bb
bbbb
BfSBS BBBB
ib BB bb «bbbb
IBB B bbbbbb
lElfl BBB bbbbb
bbb
bbb
bbb
bb
bbb bi
bbi
bb
bb
bb
bb
b
bbb
bbbb
bbbb
bbbb
bbfl
bbbb
bbbb
bbb
BBS
bbb
bbb
bb
b
b
bbb
bbb
1
bbb
bbb
bbbb
b bi
bbb
bb
bbbbbb
'J
bbb
ibbbbbb
fll
bbb
bb
bb
bbb
bb
iffl
bb
bbb
bb
bb
bb
bbb
ib
Bil
bb
bbb fl
bbb
bb
bbb
bbb
bb
b bbb
bb
bb
b bvb
bb bbb
bbb bb bbi
bb bs
ibbbb bi
bbb bb
bbb bb
bbbbbb bbb bb
bbb bb
bbb bb
bbb
b
bb bbb
bb
bbbb
bb
bb
bb
bbbb
bb
bb
bb
bbbbb
bbbbbb
mm
bbbb b
a
k
bbbbb
bb
bb
M'n beste nichtjes en neefjes
M'n neefjes moeten van dezen keer maar niet
boos kijken, omdat het voor hun zoo schraaltjes
is. Maar er waren verscheiden nichtjes, die al
lang om een patroon gevraagd hadden en die
krijgen nu eens een beurtje.
Een andere maal eens wat beter, hoor neefjes.
Allemaal heel veel hartelijke groeten van
jullie TANTE TRUUS.
EEN KRUISSTEEKPATROON VOOR
ROND KUSSEN OF KLEED.
Eindelijk krijgen m'n nichtjes het gevraagde
patroon.
Je kunt het als je fijn stramien gebruikt voor
een kussen houden en als je wat grover grond
stof gebruikt, kan het een aardig rond kleed
worden. Ik heb er niet veel bij te vertellen.
Moeilijk is het patroon niet. Je moet maar
secuur uittellen, daar komt het op aan.
Laat Moeder maar helpen met 't uitzoeken
van de kleuren, dat is beter dan dat je daar
zelf mee begint. Kleuren kiezen is zoo'n voor
naam ding. Werk er maar plezierig aan.