AU
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Mittar utuer heuinding.
GRATIS
IN HOC SIGNO YINCES
No. 3604
ZATERDAG 4 JANUARI 1930
44ste JAARGANG
(f
vi@zen
nuari
Fa. W. BOEKHOVEN «ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
EERSTE BLAD.
-
Een onttrokken zegen
A. VERWAAL
ROTTERDAM
Gemeenteraad.
Jen een gezegend
ar 1930.
K.
|K—ROELOFSE.
nuari 1930.
len een gezegend
aar 1930.
'IJK.
Sergt der Inf.
1 Januari 1930.
vrienden en be-
lieuwjaar.
R.
REMMERS.
VOS Jacz.
'OKKERS Pz.
Canada.
len een gelukkig
1 Januari 1930.
Moeder, Zusters
en Bekenden een
bevelend,
v. d. MAST.
1930.
bij den aanvang
aan Begunstigers,
Bekenden,
lerkleeding.
ATADOR".
AT 261
)AM.
GILLIERON.
•i 1930.
i en bekenden een
-WESTMAAS.
Westmaas.
len en bekenden
nscht.
^AN VUGT,
doofd verpleegster.
ck.".
>en, 1 Jan. 1930.
"W
Deze Courant versch(nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- bfl vooruitbetaling.
B UITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die i| beslaan.
Advertentien worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
XX. (Slot).
Zijt g ij dat
Ja, g ij
We schrijven thans het slot van onze
artikelenreeks en dan komt een vraag
opdenmanaf niet te onpas.
Beoordeelt g ij z e 1 f, wat g ij denkt
dat in uw binnenste goed is en dat er
slecht is
Dan voorspellen we u, dat ge er nog
algoedvóór staat
Als de mensch over z i c h z e 1 v e
rechter is, is hij er stellig niet het
kwaadst aan toe
De maatstaf voor een ander is wel
wat strenger!
Over ons zelf zijn we altijd nog al
tamelijk tevreden!
En als we zoo met een boekske in
een hoekske heel vromelijk zitten te me
diteeren, dan kunnen we ons zelf nog
zoo slecht niet vinden. Dan zijn er heel
wat slechtere En in onze meditatie
passeeren er1 dan heel wat menschen
de revue, die geen tienden geven van
alles wat ze bezitten en die niet twee
maal per week vasten en die niet zoo
streng den Sabbath schijnen te houden
en die niet met gebogen hoofd zich
ter kerke spoeden en die niet hetzelf
de lange gebed doen als wij
Want zooals w ij leven, hoort dan
toch ieder te leven en zooals w ij
spreken, hoort toch i e d e r te redenee-
ren en de termen, die w ij gebruiken
daarvan moet ieder zich toch be
dienen kortom, bij o n s is in de p r a k-
tijk der godzaligheid het vol
maakte te vinden Niet, dat we dat
zoo durven zeggen! Ganschelijk
nietDat zouden de menschen niet n e-
d e r i g vinden. En dat willen we voor
de menschen toch blijven. Want nede
righeid is in de oogen der menschen
toch een kostelijke deugd. Neen, we
zeggen, dat we „ganschelijk onbe
kwaam zijn tot e e n i g goed en ge
neigd tot a 11 e kwaad." Dat mogen de
menschen altijd van ons h o o r e n
ïntusschen is de tollenaars-figuur
héél anders
„O God, wees m ij zondaar gena
dig
Hij heeft het heelemaal niet over an
deren en hij maakt zich niet druk over
de vraag of die Farizeeër wel naar den
hemel gaat of niet
Neen, Gods W oord heeft hem
gegrepen
Dat W oord kwam in zijn majestu
euze waarachtigheid tot hem en toonde
hem zijn verdoemelijkheid voor
God, zijn absolute onmacht ten
goede
Maar de greep van dat W oord is
dan ook van dien aard, dat hij op z ij n
eigen borst slaat (en dat niet om
comedie te spelen voor de tempelgan-
gers, want hij staat van verre) en
smeekt„O God, wees m ij genadig
Mij, zondaar
Het Woord heeft hem veroor
deeld
Dat Woord doet hem op de borst
slaan
Dat W oord doet hem smeeken om
genade
Dat W oord was zijn beoordeelaar!
De Farizeeër beoordeelde zich
zelf
En kwam er natuurlijk!! schit
terend af
En ieder, die zichzelf beoor
deelt, heeft een zacht vonnis
t Mag dan misschien niet zoo'n snor
kende loftuiting op zichzelf zijn, als bij
den Farizeeër, een waarachtig vonnis
Vellen we onszelf nooit!
Nogmaals de vraag
Zijt gij uw eigen beoordeelaar
G ij, de verdorvene, van den
hoofdschedel af tot de voetzool toe
Waant g ij u zóó begiftigd met de
keur van goed en kwaad, dat ge uzelf
tot oordeelen bekwaam acht
Dit te denken, geeft reeds bewijs van
groote verblindheid.
Neen, g ij kunt niet! Bij U is de
onmacht!
Deabsoluteonmacht!
Waar gaat ge dan heen om u te
toetsen
Naar een broeder of zuster van
wien ge gelooft, dat d i e wel tot oor
deelen bevoegd is
Van wien hebt ge de zekerheid, dat
het alzoo is
W i e geeft u het bewijs, dat die vro
me man, aan wien ge u wilt toetsen,
toetsteen wezen kan
Dat bewijs geeft u niemand
En die zekerheid m i s t ge ten eenen
male.
Ja sterker, als die vrome, tot wien
ge met uw zorgen gaat, u niet laat sta
ren in den spiegel des Woords, zooals
Comrie zegt, maar u als maatstaf aan
legt eigen bevindingen, welnu
dan is het bewijs geleverd, dat ge bij
een dwalenden vrome te land
kwaamt
En als dan de blinde een blinde leidt
Te zamen in de gracht
Waarom dan niet naar het Woord
de lamp, en het Licht
Waarom ontwijkt ge dien eenigen
maatstaf
Omdat die scherpsnijdender is dan
eenig scherp zwaard
Ja, beken het maar voor uzelf.
't Is gemakkelijker uzelf te beoordee
len, het oordeel dat de mensch, al is
hij nóg zoo vroom, over u velt, is óók
nog te dragen, maar stel u voor God
Voor Hem alleen!
Voor Hem, Die Zich openbaart in
Zijn Woord
Denk aan Comrie
Lees daar uw vonnis
En scherper vonnis vindt ge nergens.
Dat maakt u tot stervens toe be
nauwd
Daartegen kunt ge bovendien niets
inbrengen
Want dat vonnis is goddelijk.
Neen, verwacht het niet van men
schen
En verhef niet één vrome tot toet
steen.
Ge bouwt op zandgrond
Straks komen de watervloeden over
u heen, straks schudden de stormen het
huis van uw ik en dan is het voor u
de vraag, waarop uw huis rust
Op den schuivenden zandbodem van
uw bevinding, op het armzalige funda
ment, dat een vrome voor u legde
Of op den rotsgrond van het onwan
kelbare Woord van den onverander-
lijken God, dat eeuwig zeker is
Buig u dagelijks voor uw opengesla
gen Bijbel en bidt uw Hemelschen Va
der, dat Hij dat Woord voor u met
het Goddelijk licht Zijns Geestes be-
strale Opdat ge bij dat onbedriegelijk
licht bespeurt, of bij u een schadelijke
weg is Zoo zal ongetwijfeld de God
van uw Doop u leiden op Zijn eeuwi
gen weg
Laten ook de jongeren, als ze zich
opmaken, om gezamenlijk de Heilige
Schrift te onderzoeken in hun jeugd
verenigingen, het bedenken, dat het
mystieke element bij hun schriftstudie
niet mag ontbreken
Onze ziel moet inleven in de open
baring van onzen God
Dat ons geloof niet enkel de letters
en woorden omhelze, maar in die woor
den en letters onzen Heere Christus zel
ve. Laat, naar Comrie's woord, Gods
Woord de spiegel zijn, waarin alleen
ge uw Heiland kunt bewonderen
Dan zal, mét de toename van uw
Schriftkennis uw aanbidding van den
Godvan hemel en aarde inniger worden,
uw smeekingen vuriger oprijzen naar
den Hooge, en de zegen van onzen
Hemelschen Vader overvloediger op u
neerdalen
Als de oude maar steeds jong
blijvende professor Fabius, immers
op ons eiland lang geen onbekende,
aandringt op „V oortvare n," op
voortvaren in de kennis der Hei
lige Schrift, bezweert hij ons
geen genoegen te nemen met een
Evangelie dat wel op een stuiver-
t j e kan geschreven. En waarschuwt
hij geen gehoor te verleenen aan hen,
die zich met een stuivertje uit dien
rijken schat des ganschen Bijbel te
vreden stellen.
Mogen we dat woord van prof. Fa
bius- dan ten slotte onder uw aandacht
brengen
„Terijl de H e e r e in Zijne liefde het
Goddelijk kunstwerk van Zijn Wo o r d
ons schonk, durft feitelijk de m e n s c h
verklaren, dat hij aan het grootste deel
der Openbaring geen behoefte
heeft, Het isbedriegelijkevoor-
stelling, alsof men de Schrift in
enkele woorden samenvat. In waar
heid geeft men haar veeleer,
slechts een klein deel uitgezonderd,
p r ij s
Tot de volmaaktheid voort
varen
Dat is de plicht voor den enkele
zooals voor degemeente!" (Voort
varen, bldz. 11.)
Verflauwe onze bede nimmer
„Heere, maak mijne voetstappen
vast in Uw Woord! (Ps. 119
133.)
Patrimonium, het verbond dat christelijk soci
alen 'arbeid verricht, behoort de belangstelling
te hebben van alle christenen.
Niemand hunner mag zich, om welke reden
ook, verre houden, of, wat erger is, veroor-
deelend staan tegenover dat verbond.
Onze geweldig bewogen tijd roept om de
eensgezindheid en het gezam'enlijk werken en
strijden aller christenen. Zij zijn het zout der
aarde, bewaren deze dus voor het bederf. Het
i.s ook hunne roeping en hunne taak om de
gerechtigheid -van het koninkrijk Gods als een
zuurdeesem in de maten meels van het geheele
leven in te dragen.
In een bepaalde mate doen dat alle geloovigen.
Zonder aanraking met de wereld is niemand
hunner. Elk heeft in zijn dagelijksche omgeving
een bepaalde beteekenis, en er gaat invloed van
hem uit. Het bestaan van kringen, die afgezon
derd leven in besprekingen van geestelijke er
varingen, is e'en zegen. Want zij getuigen er
op treffende wijze van, hoe zalig het volk is
dat naar Gods klanken hoort. Er is waar te
nemen, dat het burgerschap van alle waarlijk
geloovigen, in de hemelen is. De dienst des
Heeren in geest en in waarheid staat in het
middelpunt. Men is er van doordrongen dat de
Waarheid in het hart ondervonden moet worden.
Er is belangstelling voor eens anders eeuwig
heil. Het levensscheepje scheert er niet als een
lichte meeuw over de wijde wateren, maar' heeft
een goeden diepgang. Het verblijf onder den
wijnstok 'en den vijgeboom van geestelijke ge
nietingen wordt er hoog gewaardeerd. Daaruit
volgt een uit de wereld teruggetrokken leven.
Het is te verstaan, dat men daaraan de voorkeur
geeft. Het verblijf in deze wereld duurt kort,
en de dingen van het tegenwoordige leven lijken
zoo nietig. Welk een genot, om telkens weer te
zien naar de groote, onvergankelijke erfenis, die
in het Vaderhuis bewaard wordt voor alle mede
erfgenamen van Christus.
Wie hoopvol uit den grond en blijdschap zijns
harten zingt
,,De lieflijkheên van 't zalig hemelleven,
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven",
verliest de wereld met hare benauwende vragen
en dreunende klanken van strijd gemakkelijk uit
het oog. Hij weet uit het aardsche gedruisch
te zijn genaderd en Gods heilstem te hebben
gehoord.
Er worden in de kringen der geloovigen, die
hier met een enkelen trek geteekend zijn, gees
telijke goederen gevonden, die in waarde ge
houden moeten worden.
Maar het is niet goed om den zegen daarvan
te onttrekken aan de wereld, aan den arbeid,
die om Gods wil verricht worden in het belang
van ons vaderlijk erfdeel.
Menschelijk en Christelijk,
Patrimonium wil met u, die hiervoor zijt aan
geduid, eens praten. Daarom is dit geschriftje
in het bizonder voor u bestemd. Gij moet den
zegen van uw kring niet voor uzelf houden,
maar die uitdragen, daar waar ge kunt. Ook ons
maatschappelijk leven heeft daaraan behoefte.
Gij legt nadruk op de noodzakelijkheid van per
soonlijke levensvernieuwing. Gij stelt grooten
prijs op de echte geestelijke ervaring die daaruit
volgt en die alle deelgenooten niet slechts op
elkander aanwijst en samenbrengt, maar in die.
pen zin vereenigt, als dë harp des harten ge
stemd wordt om Gods lof te verklanken. Het
wandelen op geestelijke hoogvlakten in oorden
des hemels verfijnt het gevoel. Het onheilige
der aardsche sfeeren wondt dan de ziel, en
verwekt de gedachte, dat er een klove gaapt
tusschen het koninkrijk Gods en deze wereld.
Dan komt het u voor, dat het begeerlijk is om
de aanraking met de wereld te mijden, en zoover
deze noodig is, te beschouwen als een nood
zakelijk kwaad.
Is dat zoo Het antwoord op deze vraag volgt
niet onmiddellijk. We zullen eerst eens op ons
gemak in het leven van iederen dag rondzien.
De daareven gestelde vraag wordt dan vanzelf
beantwoord.
Gij hebt uw eigen kring met geestelijk gelijk
gezinden, alleen voor uw geestelijk verkeer, want
en franco zenden wij
aan ieder die er om
vraagt, het boek van
Friester Hamon,
handelende over
Kruiden geneeswijze
Aanvragen te rich»
ten tot de drogisterij
der Fa.
Ie MIddellandstr. 49 n
■i Telefoon 7939
20
iederen dag opnieuw moet ge u in de wereld
begeven. Ge doet dat vanzelf, telkens weer,
nadat ge in geestelijke genieting de wereld ver
onder u waande. Ge woont tusschen, ge werkt
en handelt met anderen. Met uwe buren leeft
ge in goede harmonie. Gij helpt hen en zij u,
als het noodig is. In uw arbeid wilt ge een
goed kameraad van uw collega's zijn. En in
uwe zaken met anderen rekent ge met hen als
menschen die met u gelijkwaardig zijn. In uw
geheele leven, zooals het van uur tot uur pas
seert, hebt ge te maken met allerlei verhoudin
gen, die niet alleen de geloovigen, maar al uw
medemenschen raken.
Dit alles is u niet onverschillig. Mogelijk stelt
ge geen belang in dat wat sport betreft. Mis
schien ook niet in muziek of iets anders wat tot
de kunst behoort. Maar wel wilt ge op de
hoogte blijven met de gebeurtenissen van oorlog
en vrede onder de volken. Het interesseert u of
de werkloosheid groot is of niet, en hoe de
verwachtingen zijn voor den handel, den land
en tuinbouw en de veeteelt. In één woord, alles
wat er op en met de wereld gebeurt, ligt u veel
nader aan het hart, dan ge soms zelf wel weet.
Dat is volstrekt geen zonde. Het is met uwe
groote waardeering voor het geestelijke leven
'en het bevindelijke genot dat ge daarin hebt,
niet in strijd. De groote Hoogepriester onzer
belijdenis bad niet, dat de Zijnen uit de wereld
zouden worden weggenomen, maar dat Zijn
Vader hen bewaren zou voor den booze.
Uw belangstelling voor verschillende dingen
in de wereld is menschelijk enchristelijk.
Aardsche, doch ook Goddelijke roeping.
Ieder mensch, ook ieder christen, heeft een
aardsche roeping. Dat is niet een noodzakelijk
kwaad. De aarde toch is des Heeren, en hare
volheid. De dichter die dit psalmwoord berijmde,
verstond het heel goed.
Hij laat ons nog altijd zingen, dat heel de
aarde, met alles wat ze geeft, met alles wat zich
beweegt en leeft, het wettig 'eicfendom des Hee
ren zijn.
En Paulus heeft datzelfde psalmwoord aan
zijn Corinthiërs voorgehouden, toen hij hun aan
toonde dat geen ding in zichzelf onrein is.
De roeping die ieder christen heeft als be
woner der wereld, moet niet slechts gewillig,
maar met blijdschap worden aanvaard. Want de
aarde is niet het eigendom van booze machten,
al willen deze haar als een wereld van onge
rechtigheid overheerschen. Ze is het wettig ei
gendom van God. Daarom roepen profeten,
dichters eri apostelen haar op, om Gods lof te
zingen, en Hem te aanbidd'en. Hij is en blijft
hare wettige Eigenaar, want ze is uit Zijne hand
voortgekomen. Hij onderhoudt haar van oogen-
blik tot oogenblik in Zijne voorzienigheid. De
aarde en hare volheid gaan Hem zeer ter harte.
Maar dan mag een christen nooit doen, alsof
hij met de wereld en wat er op haar zich be
weegt en leeft aan allerlei vragen, niets uit te
staan heeft. Als God, de heilige en volmaakte
Geest, zich voortdurend met haar bemoeit, mag
te groote geestelijke gezindheid Zijne kinderen
niet van haar vervreemden. Zij moeten Gods
wereld met eerbied aanzien en behandelen. Als
Hij getrouw is Hij is hetdan is Hij
óók getrouw aan Zijne wereld. Dan herschept
hij niet alleen menschen op de aarde, maar ook
deze zelf. Dan gedoogt Hij nimmer, dat zij ten
prooi van Zijn wederpartijder wordt. Dan wil
Hij, dat zij door recht zal worden beheerscht en
geleid. Dan brengt Hij haar met Zijn geheele
schepping terecht tot Zijne eer. Daarvan spreken
de Schriften. En alle geloovigen mogen hierin
Gods medearbeiders zijn. Ze moeten het ook
willen zijn, en zich geven voor alle werk dat
op Gods bedoeling wordt gericht. De tegen God
gerichte machten zijn talrijk 'en van groote
kracht. Het geweldige van hun aanzien, het
brute van hun optreden heeft er vele geloovigen
al te gemakkelijk toegebracht, om zich binnen
den eigen kring terug te trekken. Maar zij moeten
het voor Gods wereld opnemen, door zich tegen
de wereld der Hem vijandige machten te stellen.
Patrimonium geeft gelegenheid om dat ge
ordend en naar een vast plan te doen. Dat
Verbond op het Woord Gods gesloten, laat het
licht daarvan schijnen op de maatschappelijke
verhoudingen en vragen. En dat niet om alleen
de ongerechtigheid aan te toonen, en te zeggen
dat de zonde de schandvlek der natiën is. Maar
ook om met bazuingeluid te laten hooren, dat
gerechtigheid een volk verhoogt.
Gerechtigheid, niet slechts in het persoonlijk
velenj, in dat van den gelijkgezinden kring, of
van de kerk, maar óók in staat en maatschappij.
Daarvoor te werken is aardsche, maar toch ook
goddelijke roeping.
Voor het vaderlijk erfdeel in Patrimonium,
Gij christenen, die u hebt onttrokken aan een
belangrijk deel van uwe aardsche roeping, hebt
in uwe mystieke gezindheid geestelijke goederen
bewaard. Gij legt sterk den nadruk op de be
teekenis van de persoonlijke vernieuwing, door
de kracht van den Heiligen Geest. Dat sluit
zeer nauw aan bij Patrimoniums opvatting, dat
de hervorming van de maatschappelijke ver
houdingen nooit los gezien moet worden van de
persoonlijke reformatie, die van binnenuit werkt.
Hebt ge daarop wel eens gelet Deze blad
zijde brengt het zeer nadrukkelijk onder uwe
aandacht Als ge er over nadenkt, zal het u
duidelijk worden, dat Patrimonium dezelfde
kracht, die u in uw persoonlijk leven tot zalig
heid is geworden, wil zien werken in de maat
schappij. Het welbehagen des Heeren is door
de hand van den Heiland Jezus Christus ge-
lukkiglijk voortgegaan voor u als persoon. Dat
is groot, maar nog grooter is het als dat ook
gebeurt in het volksleven, in de maatschappe
lijke verhoudingen. Ook door het leVen dezer
wereld moet Hij voorspoedig rijden op het
V/oord Zijner Waarheid.
En gij moet één Zijner wegbereiders zijn.
Gij hebt de taak om nabij te helpen brengen de
vervulling van de oude profetische voorzegging,
dat de aarde vol van de kennis des Heeren
zijn zal, zooals de wateren bedekken den bodem
der zee.
Uwe mystieke ontroering moet niet slechts
zielen, niet alleen menschen, maar de aarde die
met alles wat zij bevat het wettig eigendom
des Heeren is, in zich opnemen. Zij moet een
plaats hebben in uw gebed. Dan wordt uw chris
tendom, dat zich tot nog toe beweegt in e'en
kleinen kring, allesomvattend en daardoor te
meer vruchtbaar.
O zeker, uwe krachten zijn niet toereikend
om de wereld te hervormen, maar dat wordt
niet van u gevraagd. Patrimonium verzoekt uwe
medewerking voor zijn arbeid, die zich tot ons
vaderland, speciaal tot de maatschappelijke ver
houdingen bepaalt. Maar dat is een deel van
het groote geheel, dat den Heere moet toebren
gen lof, aanbidding en dankzegging, omdat uit
en door Hem en tot Hem alle dingen zijn.
De zegen uwer kringen vloeie ons vaderlijk
erfdeel toe, door uwe medeweiking aan het
doel van Patrimonium.
W. v. d. HAVE.
Vergadering van den Gemeenteraad van
SOMMELSDIJK, op Maandag 30
December 1929, n.m, 3 uur,
(Vervolg).
Daarna komt in behandeling een beroep van
C Spee Jz. tegen de weigering van de ver
gunning voor den bouw van 4 landarbeiders
woningen aan den Langeweg door B. en W.
De VOORZITTER zet uiteen, dat het hier
betreft den bouw van een viertal woningen met
steun ingevolge de Landarbeiderswet. B. en W.
hebben zich omtrent het ingediende bouwplan
gewend tot de Schoonheidscommissie van het
Instituut Stad en Landschap van Zuid-Holland.
Deze heeft enkele wijzigingen van het bouwplan
voorgesteld, waarmede B. en W. accoord' gaan.