Voor de pasgehorene
tcoooiDisci) Humratu
EE1T HOfEIIJE TT10 0S5 TTfWOjEpT
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Brieven uit Amerika.
maar eens, wat God ons heeft willen doen
weten van het lev'en der Engelen.
Dat we in het levend verschillende groepen
en standen zien, hooger en lager geplaatsten,
is een gevolg van de veelvormigheid die God
dn de schepping gelegd, en ook verder in het
leven bestendigd heeft. Maar wat de zonde
gedaan heeft, het is dit, in het gansche leven,
overal, dat grijpen naar hooger, naar meer, dat
als God willen zijn, ontevreden met wat God
ons gaf, of waar hij ons plaatste; die begeer
lijkheid, waarvan de Apostel zegt, dat ze baart
de zonde, en de zonde baart den dood.
Dat is het waar ook het Maatschappelijk
leven onder gebukt gaat, omdat daardoor de
standen, afstanden geworden zijn, waarbij hoog
moed en egoïsme om den voorrang strijden. De
verschillende groepen in het leven zien door
die veelvormigheid heen, niet de éénheid, de
éénheid van uitgangspunt en doel. De éénheid
van uitgangspunt, die we niet juister kunnen
weergeven voor de praktijk van het leven, dan
de wijze Koning het gedaan heeft, toen hij zei:
„Rijken en armen ontmoeten elkander, God
heeft ze beiden gemaakt."
Dat God is onze Schepper, onze Rechter,
onze Koning, wiens absolute souvereiniteit we
hebben, te erkennen, wiens Gerechtigheid we
hebben te bevorderen, en onder wiens Majesteit
we hebben te buigen, wij allen, wie we ook zijn.
Als we zoo de verschillende groepen in ons
volksleven mogen zien, dan worden we bewaard
voor onderschatting, die tot nietsdoen leidt, en
worden we ook bewaard voor overschatting,
n.l. de zonde uit het oog verhezen, en meenen,
dat alles kan, dat de mensch wel goed is, als
de omstandigheden maar goed en gunstig zijn.
Want al mogen we ons niet verschuilen
achter het feit, dat het volmaakte hier beneden
niet is, mee rekenen moeten we wel. Als de
Apostel schrijft: „we kennen ten deele, en we
profeteeren ten deele", ziet dit niet alleen op
het geestelijke, maar ook op het natuurlijke
leven. Alles is ten deele in deze bedeeling, veel
meer ten deele dan wij vaak beseffen, ja dan
we ook maar beseffen kunnen. Daar zal een
-Eeuwigehid noodig zijn om het volmaakte in
den nieuwen Hemel enop de nieuwe Aarde tot
ontplooiing te brengen in Hemelsche harmonie.
Maar omdat er dan toch door de zonde zoo
veel in disharmonie is verkeerd, daarom zal een
Christen zich dan ook gaarne beijveren, naar
zijn roeping als Gods medearbeider om op deze
duistere aarde zooveel mogelijk het Licht van
het Evangelie te zi'en, te zien ook in de wereld
van den arbeid, van handèl en bedrijf.
En wie niet vreemd is aan den strijd, die door
het Christendom van alle eeuwen gestreden is,
die weet, dat is geen liefhebberij van deze of
geene, kan ook niet beteekenen roeping voor
den eenen, verwaarloozing voor den anderen,
maar is een zaak van elk wie God vreest.
Als dit voor ons vast staat, als deze dingen
dan zoo zijn, dan wil ik nog wijzen op iets, dat
ons helder voor den geest moet staan, n.l. dat,
naar de mate het beginsel der H. Schrift onder
ons leeft, naar diezelfde mate zal ook ons open
bare leven meer in overéenstemming zijn met
Gods geboden.
Waar het daar dus zoo is, dat .ook het Maat
schappelijk verschil dat er is, door God zoo is
geleid, wij als Christenen al 1 e n de roeping
hebben, om ons leven naar buiten in overeen
stemming te brengen met de leer der H. Schrift,
daar rest ons alleen nog aan te wijzen, hoe
we dit practisch het meest kunnen benaderen.
We kunnen daarbij verwijzen naar wat we
reeds bezitten, maar ook hoe we op ander
levensterrein een voorbeeld zien.
Zie naar het Kerkelijk leven. Daar hebben
we de Kerk als orgaan voor ons geestelijk leven,
waar we onderwezen worden (kennis), maar
waar ons ook geleerd wordt te leven een leven
der dankbaarheid (praktijk).
Voor het Staatkundige leven evenzoo. Daar
hebben we onze Kiesvereenigingen, die dienen
als organen, om ons meerdere kennis bij te
brengen ('t principieele) eenerzijds, en ander
zijds de middelen zijn, waardoor we bij Ver
kiezingen onzen invloed naar buiten doen gelden
en in juiste banen leiden ('t practische).
En nu voor het Maatschappelijke leven. Daar
hebben we een aparte organisatie tot vermeer
dering onzer beginselkennis. Het Chr. Sociaal
Verbond Patrimonium, en aparte organisaties
voor het beoefenen van de praktijk, Midden
standsorganisaties, de vakvereeniging voor Chr.
Boeren en Tuinders, voor onze landbouwers en
tuiniers, en de vakorganisaties van onze Chr.
Landarbeiders, Bouwarbeiders, Tabaksbewer
kers, Metaalbewerkers, enz.
Dat we hier voor het Maatschappelijk leven
twee organisaties hebben én niet én, zooals bij
Kerk en Staat, daarvoor weet ik geen betere
oplossing te geven, dan dat ook dit niet bij toe
val is gebeurd, maar onder Gods leiding zoo
is tot stand gekomen.
Nu spreekt het vanzelf, dat niet ieder Christen
voor de praktijk een vakvereeniging of midden-
standsvereeniging noodig heeft. Een vakvereen.
voor dominees of advocaten, voor een medicus
of burgemeester, voor menschen die ieder in
z'n bedrijf in 't klein bezig zijn of beginnen voor
eigen rekening, zulke menschen misen in dien
zin dat organische verband. Wel echter heeft
elk Christenmensch de roeping om zijn kennis en
gave ten nutte van anderen aan te wenden, en
bovendien, om de moeilijkheden, die het leven
geeft voor verschillende groepen en personen, te
helpen voorkomen of de oplossing in Chr. geest
helpen zoeken. Daarvoor is noodig die band
om het geheel, die noodzakelijke band, die we
krijgen, wanneer alle Christenen, van welk maat
schappelijk beroep ook, in één organisatie voor
het Maatschappelijke leven zich vereenigen. Een
principieele organisatie dus. Waar men de
vraagstukken voor dit levengebied vermeerdert.
Zoo is het zakelijk juist. Hoe laat zich nu het
leven aanzien, het leven van den Christen,
wiens eere het toch is Gods Eere te bevorderen
Zoo, dat op een eiland als Flakkee, rijk door
God gezegend, in z'n bijna onovertrefbare bo
dem; rijk door God gezegend, daarin, dat tot
voor enkele jaren het ongeloof als het ware
niet aan wal kon komen, dat op dat eiland
Flakkee het Christendom voor het Maatschap
pelijk leven, principieel en practisch, zoo goed
als niets gedaan heeft. Dat op Flakkee, dat zoo
ruim gezegend was en nog is met het geloof
der Vaderen, dat daar ook het Christendom
daar voor z'n Christelijke Staatkunde wat, voor
z'n Christelijke Pers ook wat, maar voor het
Maatschappelijk vraagstuk, voor haar oplossing
in Chr. geest niets gedaan heeft. Ik zeg niet,
met het teere huidje is Genius
Wondbalsem het beste Ge»
bruikt ze ook voor ouderen,
telkens komt ze van pas. Ge»
nius Wondbalsem, dat helpt
tenminste. 25 en 50 ets.
zoo goed als niets, ik zeg niets, in den meest
lettei lijken zin. De enkele Chr. vakorganisatie,
die er nog gevonden wordt, leeft niet in de
overtuiging, maar is het resultaat van den
moeizamen arbeid van een enkeling, die wel
is waar nog gevonden wordt, maar die verge
leken met het geheel niet genoemd mag worden.
Dat is een harde waarheid, een ontstellende
waarheid, maareen waarheid.
Een verzuim, zoo niet erger, dat God niet
ongestraft laat, als Zijn Woord waarheid is,
waarvan het gevolg, hoe kan het ook anders,
z'n schaduwen reeds vooruit werpt.
Komén de berichten niet door, dat vele jonge
menschen niet meer of bijna niet meer ter Kerk
komen op verschillende plaatsen, jeugdvereni
gingen en catechisaties slecht bezocht worden
enhet aantal stemmen op de S.D.A.P. klimt
elke verkiezing.
Dat de ernst hiervan toch spreke tot elk, die
God vreest.
Hoe gaarne zouden we van dat Flakkee,
juist van Flakkee, het tegenovergestelde gezegd
hebben.
De bedoeling is echter niet, ook niet bij het
uiten van deze dingen, om hardvochtig te zijn,
integendeel, we bidden van God, dat er ver
andering kome, we bidden 'en werken, waarom
we ook deze ernstige dingen niet anders zeggen
mogen, omdat ze niet anders zijn, maar omdat
ze doorvoeld mogen worden, en zoo door Gods
Geest er toe mogen leiden, dat de handen ineen
geslagen mogen worden, om te doen wat mo
gelijk is, om die noodzakelijke band, die alle
Christenen omstrengelen moet, ook voor het
Maatschappelijk leven, zoo spoedig mogelijk tot
stand te brengen.
Daar is echter ook nog iets anders. Ik wees
er boven al op, dat we elkander in dit vaak
moeilijke leven een hand en een voet moeten
zijn, en in dat licht is er ook een tekort bij
de leidslieden van ons volk voor dit levens
terrein. Echter, daarin komt verandering, In
deze en in de volgende maand zal worden ge
tracht vanwege het Verbondsbestuur van Pa
trimonium om op bijna elke plaats in Flakkee
een vergadering te houden om eenige voor
lichting te geven in dezen. Dat deze geboden
hulp worde aanvaard, opdat die noodzakelijke
band, die er, zal het wel zijn, zeker komen
moet, ook spoedig vruchten drage.
Dat door eensgezind samenwerken van allen,
die den Christus der Schriften belijden, de geest
uit ded iepte wordt bekampt, en er ook voor
het Maatschappelijk leven een Chr. Sociale be
weging groeie ook op Flakkee, tot zegen voor
haar bevolking, tot bevordering van onze Chr.
politiek, en tot een steunpunt voor Gods Kerk,
bovenal tot Eere van onzen Koning.
Dat geve God.
A. VINGERLING.
Zuidland, December 1929.
Beste Vriend 1
Van morgen ontving ik „De Wachter", dat
Is ons Hollandsch Kerkelijk orgaan, zooals je
bij jullie „De Heraut en„De Bazuin" en „De
Wekker" hebt. Wij hebben er eigenlijk twee,
de andere is „De Banier", maar dat is in de
taal des lands geschreven. Béiden worden goed
geredigeerd.
Er is heel wat van die bladen te leer'en. Ze
zijn eigenlijk onmisbaar geworden, niet alleen
dat je op de hoogte blijft met je Kerk waartoe
je behoort, maar er worden ook heel wat
onderwerpen behandeld, die opbouwend en leer
zaam zijn.
In die Hollandsche „Wachter" stond dan van
de week een persdebat tusschen een perdikant
en een lid van de Chr. Geref. Kerk. Dominee
pleitte voor een Chr. school die van de kerk
uitgaat en dat gewone lid voor de Vrije Chr.
school, die van de ouders uitgaat.
Nu zal je zeggen, dat is daar de omgekeerde
wereld. De gewone menschen weten het beter
dan de dominee
Nu, dat is soms zoo. En dit komt, omdat die
man den schoolstrijd in Nederland had meege
maakt en de geschiedenis daardoor tot in de
fijnste puntjes kende. Hij noemde het idee van
dien dominee het Roomsche" stelsel.
En werkelijk, dit is ook zoo. De meeste van
onze predikanten weten gelukkig ook wel beter,
en staan allen, op enkele uitzonderingen na, aan
de zijde van dien man. Maar weet je wat ik dacht
dat toen ik dat las Over 't algemeen zijn wij
allemaal in de praktijk een beetje van de goed
gereformeerde theorie verwijderd. En misschien
nog wel veel verder dan wij zelf weten. Wij
noemén als Gereformeerd de Chr. school een
verlengstuk van het huisgezin, maar dan ook
niet meerHet is geen Evangelisatie of be-
keeringsinstituut. Het huisgezin allereerst en de
school een verlengstuk. En nu hebben we ons
in allen ernst als vaders en moeders af te vragen:
in hoeverre doen wij onze verplichtingen aan
de kinderen, die God ons in zijn genade schonk,
is ons gezin een inrichting waarvan de Chr.
school meteen een verlengstuk kan zijn Hoe
staat het dikwijls met onzen huisgodsdienst
Hoe velen zijn er, die er nooit ééns een uur
afnemen, om met hun kinderen te praten over
hun eeuwige bestemming. Het moest toch regel
zijn, dat vader, die van Godswege gezalfd is
tot profeet in zijn gezin, minstens eens per dag
aan zijn kinderen Gods Woord verklaarde. De
Bijbel alleen lezen aan onze tafel is niet ge
noeg. Het kind eischt meer en heeft daar
recht op.
Kort geleden sprak ik een vrouw, die kracht
dadig bekeerd was door middel van de inwen
dige zending of evangelisatiearbeid. Zij was
kind van geloovige ouders, maar ze was ver
afgedwaald.
Haar vader had jaar en dag gediend als
ouderling. Bij zijn overlijden werd zijn arbeid
in de Kerkelijke bladen respectvol herdacht in
kolommen vol, z'n portret er bij.
Die man had werkelijk veel voor de Kerk
gedaan. Maar wat had hij niet gedaan Zijn
dochter vertelde het mij, met tranen in haar
oogen: „Nooit heeft vader ons gezegd, dat er
een weg ten leven en een weg ten verderve
was Wel las hij getrouw Gods Woord, en
ging hij voor in 't gebed, maar nimmer heeft
hij ons iets van dat Woord verklaard. Wel
heeft hij jaren kinderen onderwezen in de Zon
dagsschool, maar ons als zijn eigen kinderen
heeft hij nooit gevraagd: „Hoe staat het met
je voor de eeuwigheid
En daarom, vriend 1 moest de dochter van
dien man door de zending op het pad gebracht
worden. Is het niet verschrikkelijk
Neen, niet de Christelijke school kan doen
wat éen vader verzuimt, en ook geen predikant
of ouderling Het huisgezin is een directe in
stelling Gods, het komt op uit den staat der
rechtheid. Kerk en school zijn slechts hulp
middelen, die in deze zondige bedeeling daartoe
verordend zijn.
Het is echt niet Gereformeerd als wij het
alleen van de Kerk verwachten Laten we niet
vergeten, dat Kerk, Staat en Maatschappij uit
het huisgezin gebouwd worden Het komt dus
ten slotte alles op de ouders neer
Gegroet van
Uw AMERIKAANSCHE VRIEND.
Ook gedurende de achter ons liggende week
hebben de fondsenmarkten zich gekenmerkt door
een toestand van ongekende rust, welke, voor
zoover het de Europeesche beurzen betreft, af
en toe naar indolentie overhelde. Na een flauwe
opening in het begin der week wist de beurs te
New-York zich vrij spoedig te herstellen, doch
door de Europeesche beurzen werd dit voorbeeld
niet gevolgd. De bepaald ongunstige positie
waarin de wereldproductenmarkt tegenwoordig
verkeert, deed zich bijzonder te Londen gelden.
De teleurstelling welke m'en heeft ondervonden
doordat de positie van koffite, rubber, thee, tin
en diamant zich niet verbetert en de plannen
tot het vermijden van deflatie, bestaande in ra
tionaliseering en reguleering van het aanbod,
niet aan de verwachting beantwoorden, heeft
een zekere ontmoediging doen ontstaan, waarvan
de aandeelenmarkt den terugslag ondervond.
Bovendien werden de gemoederen in finantieele
kringen opgeschrikt door het opzienbarend fail
lissement van een Londénschen financier, Henry
S. Hom, die bestuurslid is van elf maatschap
pijen. De teruggang dezer maatschappijen was
zeer groot en oefende een nadeeligen invloed
uit op de stemming elders ter beurze.
Ook te Berlijn verkeerde de beurs sterk on
der den invloed van de crisis in het particuliere
bankbedrijf en vele andere jobstijdingen in den
lande.
De laatste dagen regende het van faillisemen-
ten en betalingsmoeilijkheden, waarbij zeer veel
particulieren betrokken waren. Tot het jongste
daarvan behoorde de Ostbank für Handel und
Gewerbe, welke in moeilijkheden was geraakt
als gevolg van het feit, dat in verband met de
algemeene nervositeit tal van geldgevers hier de
deposito s hebben opgevraagd, terwijl boven
dien een groot gedeelte van kleine debiteuren
met hun betalingen ten achter waren. Het ge
volg is geweest, dat volgens de wenschen van
finantieele kringen in het Oosten van Duitsch-
land tusschen het bestuur en dat der Dresdner
Bank onderhandelingen gevoerd werden, welke
er toe leidden, dat de Dresdner Bank de Ostbank
heeft overgenomen.
Deze week onderging de beurs te Parijs op
een gegeven moment een gevoelige daling en ge
raakte in een ongeanimeerde stemming. Volgens
verklaringen van de directies van finantieele in
stellingen, wekte de toestand geen bezorgdheid
en was de daling hoofdzakelijk het gevolg van
buitenlandsche realisaties, uitgelokt door den
toestand op verschillende buitenlandsche mark
ten. Ferme aankoop'en stelden zich er spoedig
tegenover, waardoor, voornamelijk in Fransche
waarden een opwaartsche beweging zich open
baarde.
Dat het beurswezen nog niet op zijn verhaal
is, blijkt wel uit het bovenstaande, en daarom
baart het geen verwondering, dat de Amsterdam-
sche beurs zich van alle opgewektheid onthield.
Zij bleek in meerdere mate beïnvloed te zijn
door den toestand harer Europeesche zuster
instellingen dan door de gunstige stemming aan
den overkant van den Oceaan.
De stemming op de petroleumafdeeling was
echter langzaam vooruitgaande. De plannen ter
verbetering der wereld-petroleum-markten schij
nen vorderingen te maken. Tot 't voornaamste
daarvan behoort het beginsel van vereenigingen
van petroleumproduc'enten ter controleering van
de productie. Dit beginsel werd dezer dagen te
Chicago door het Petroleum Instituut goedge
keurd, Het conserveeren van nationale olierijk
dommen, alsmede samenwerking in het exploi-
teeren en gezamenlijke winstbepaling staan op
het program. Ook de heer Detering heeft in
dien zin verklaringen afgelegd, waarbij hij er
tevens den nadruk op legde, dat bij de be
strijding van overproductie verlaging der olie
prijzen moet worden tegengegaan. Van een én
ander ondervond onze aandeelenmarkt den in
vloed en voor Koninklijke Olie was de stem
ming gestadig in vastheid toenemende.
De affaire op de andere afdeelingen was van
geen beteekenis. De voortdurende toename der
rubberkoersen lokte verkoopen uit, waardoor de
rubbermarkt een achteruitgaande beweging
volgde.
Suikeraandeelen en Tabakswaarden leden
eenigermate onder den invloed van de berichten
volgens welke door de droogte schade was toe
gebracht aan de tabaks- en suikeraanplant in
Indië. Hoewel het aanbod zeer gering was, helde
de stemming voortdurend naar den zwakken
kant over.
Margarine Linies en Philipslampen hadden
een stille markt; de kooplust bleef achterwege,
en zelfs kreeg nu en dan het aanbod de over
hand, waardoor de koersen min of meer terug
liepen. Als gevolg van de flauwe stemming te
Berlijn was het aanbod voor Aku dikwerf vrij
groot, met als gevolg eveneens terugloopende
koersen.
De obligatiemarkt kenmerkte zich deze week
door eén vaste stemming.
Voor doofheid is slechts één afdoende hulp 1 De ACOUSTICON, Nieuwe Plein 34, Arnhem
In ons vorig praatje hebben we gezien hoe
Mrs. Frederick tot efficiency kwam in het
simpele (en toch zoo vervelende) werk van
vaten wasschén.
Het spreekt vanzelf, dat Mrs. Frederick niet
alleen haar gedachten heeft laten gaan over het
vaten wasschen. Bijna alle dagelijksche huis-
houdwerk, zooals kamers doen, de groote wasch,
't koken enz. is door haar goed overdacht ge
worden, en waar het kan wordt 't werk door
haar vereenvoudigd.
Bij 't kamers doen kan dit gebeuren, door
dat het gelijksoortige werk in de verschillende
kamers zooveel mogelijk achter elkaar wordt
verricht, dat bespaart tijd, doordat hetzelfde
werkmateriaal achter elkaar voor alle kamers
dienst kan doen en niet telkens gehaald of weg
geborgen behoeft te wordén.
Nu lijkt mij dat in theorie heel mooi, maar
in ons practisch huishoudleven zullen we daar
mede nogal eens op bezwaren stuiten.
Mrs. Frederick zou zeggen: bedenk een werk-
regeling dat 't wel zou kunnen, maar 'n huis
houding is nu eenmaal geen fabriek, waarin we
alles theoretisch kunnen indeelen en dan dwin
gen dat 't zoo gebeurt.
Maar aan alle huishoudelijk werk, dat Mrs.
Frederick in den breede beschrijft, kan ik niet
zooveel plaatsruimte wijden.
Bij de bespreking van de wasch geeft ze
ook weer heel behartenswaardige wénken, die
voornamelijk hierop neerkomen, dat we het bij
onze wasch zoo inrichten, dat we niet onnoodig
moeten bukken. Met geringe kosten kunnen we
dat vaak zoo gemaakt krijgen.
'n Heel voornaam gedeelte van 't boek wordt
in beslag genomen door de bespreking van de
keuken.
Dat spreekt ook haast wel vanzelf. In onze
keuken moeten we zooveel werk verrichten. De
bereiding van onze spijzen vraagt we leen der
grootste gedeelten van onzen tijd.
Daar wijdt Mrs. F. ook terdege haar aandacht
aan. In de keuken eiken dag een oogenblikje
tijd gewonnen is al veel gewonnen in een heef
jaar. In de keuken vindt Mrs. F. veel tijd ge-
wonnen, veel energie bespaart als we alles zóó
inrichten, dat we niet onnoodig behoeven te
loopen. 't Werkmateriaal, dat we telkens weer
noodig hebben, moeten we een plaatsje vlak bij
de hand geven, zoodat we 't voor 't grijpen
hebben.
Nu, we kunnen welindenkén, dat als we daar
inderdaad bij de inrichting van onze keuken
goed eens bij nadenken, dat we heel wat passen
kunnen uitsparen.
Toch onwillekeurig al hebben we nooit van
efficiency gehoord, zullen we daar al voor
zorgen.
'k Herinner me toen we pas verhuisd waren
had ik zelf ook in de keuken m'n kasten inge
richt, ik wilde altijd graag weten waar alles
precies staat. y
Maar na enkele wekén ging ik eerst eens
enkele dingen omzetten, dat wat ik 't meest
noodig had bij 't bereiden van 't eten vond
een plaatsje zoo dicht mogelijk bij de aanrecht,
de „werkbank" van de keuken, dat bespaarde
mij eiken dag heel wat loopjes van een enkele
meter naar de iets verder aangebrachte kast.
Zoo paste ik dus zonder te weten efficiency toe.
Dit bij mij waren maar heel eenvoudige din
gen, maar Mrs. F. wil dat zoo consequent
mogelijk toegepast zien. De werktafel of recht
bank, waarop men 't meeste werk verricht,
moet niet ver van de provisiekast af zijn en
't fornuis moet zoo geplaatst weer ten opzichte
van aanrecht en kast, dat alle noodeloos geloop
vermeden wordt.
Jadat is ook kostelijk, maar dat hebben
we niet in eigen hand. Je hebt vooral in oude
huizen van die groote onhandige keukens, waar
in de inrichting zoo is, dat je wel een ganschen
dag moet rondkuieren voor 't werk.
Gelukkig is 't in de nieuwere huizen heelt
wat beter. s.
De keukens zijn niet zoo vreeselijk groot
meer en de geheele inrichting is veel practischer.
Toch kunnen we zelf al veel doen aan de
goede inrichting van de keuken. Alles hangt
niet van den bouw af, dat laat Mrs. F. ons
wel zien.
Een belangrijke factor zijn ook de verschil
lende apparaten.
Ja, als er electriciteit is, en- als je over een
onuitputtelijke beurs beschikt, dan is 't niet zoo
heel erg moeilijk meer.
Nu electriciteit is er al op heel veel plaatsen,
ook op heel kleine plattelandsplaatsen, maar
de andere
Toch kunnen we ook daar efficiency op toe
passen. Doelmatig koopen zegt Mrs. F. Stel, je
hebt er uit je huishoudkas een bepaald bedrag
voor uitgetrokken om nu eens zoo'n electrisch
apparaat te koopen. Wel dan bedenk je jezelf
terdege van welk apparaat je dagelijks of weke
lijks het meeste gemak hebt. Er zijn van die
mooie apparaten, heel handig, maar och die ge
bruik je zoo eens 'n enkele maal, wat heb je
dan nog profijt van je geld.
Daarentegén zijn electrische strijkijzers, schil-
machines dingen waar je bijna eiken dag gemak
van kunt hebben.
Mrs. Fredericks is nog lang niet uitgepraat.
Integendeel, wat ik er van vertelde gaat nog
maar over 't begin van haar boek.
Maar in ons hoekje kan ik er geen plaats
meer voor inruimen, daarom herhaal ik nog
maar eens mijn raad: probeer alleen af met 'n
clubje vriendinnen het boek eens aan te schaffen.
We kunnen er werkelijk wel iets uit leeren voor
onze huishouding, en dat wil elke huisvrouw
wel graag.
M'n beste neefjes en nichtjes!
Zoo hoor, nu krijg ik eens zin om voor
St Nicolaas te spelen, al valt die St. Nicolaas-
bui bi] mij wel wat laat.
Dat is niets erg zullen jullie wel denken,
als St. Nicolaas ons bij Tante Truus maar
niet vergeet.
Ik ga het maar eens dadelijk vertellen. In het
prijzenhoekje van mijn kast heb ik
TIEN AARDIGE BOEKJES
liggen. Ja heusch, het staat er: tien boekjes.
En die ga ik nu aan jullie in één keer ver-
deelen.
Maarik ben toch niet zoo goed als St.
Nicolaas, want die geeft je alles zoo maar,
doch bij mij moet het een beetje verdiend
worden.
Daarom ga ik nu weer een
WEDSTRIJD
uitschrijven.
Welk een wedstrijd? vragen jullie nu natuur
lijk allemaal tegelijk.
Wel, ik zal maar doen wat al door een paar
van jullie gevraagd is, die schrijven mij: „Tante
krijgen we nu weer eens gauw een opstellen
wedstrijd, daar heb je nu zoo fijn dén tijd voor."
Ik dacht, dat vind ik ook aardig, maar omdat
ik 'n vorige maal zulke leutige gedichtjes bij
onzen wedstrijd kreeg, doe ik nu net als toen
en mogen jullie kiezen tusschen 't maken van
een
OPSTEL OF EEN GEDICHT.
't Opstel mag niet grooter wezen dan twee
bladzijden van een gewoon schoolschrift.
't Gedicht mag niet langer zijn dan twintig
regels.
Voor deze wedstrijd-inzendingen mogen jullie
het papier maar aan één kant beschrijven. De
inzendingen moeten op een apart stuk papier
zijn geschrevén, dus niet zoo maar bij de raad
sels bijgeschreven, 't Mag natuurlijk wel in
één couvert worden verzonden.
Op alle inzendingen moet naam, leeftijd en
adres worden vermeld.
Maar nu m'n jonge nichtjes en neefjes.
Daar heb ik wel om gedacht, die kunnen na
tuurlijk nog geen opstel en zeker geen gedicht
maken.
Die mogen weer
EEN VERS OVERSCHRIJVEN.
Maar dat mogen alleen de nichtjes en neefjes,
die nog geen 9 jaar zijn geworden.
Je kunt wel begrijpén, dat 't dan ook keurig
geschreven moet zijn.
Hier komt het vers
ONPARTIJDIG.
Braaf is braaf, en slecht is slecht,
Of het vriend of vijand doet
Daarom jongens hoü je goed,
Dat ge trouw uw meening zegt,
Dat ge spreken durft in 't recht
„Dat is braaf en dat is slecht".
Heb je een goelen kameraad,
Daar je machtig veel van houdt,
En hij is soms boos of stout,
Zeg hem dan „Mijn beste maat
Dat is slecht" of „dat is kwaad
'k Wed, dat hij het verder laat.
Vond je er één een raren kwant,
Maar ge zaagt er, nu en dan,
Eens wat braafs of nobels van,
Geef -hem dan uw rechterhand
En vertel aan allen kant
„Hij is toch een ferme klant
Maar bedenk u eigen goed,
Eer ge tot een ander spreekt,
Of je zelf ook wat ontbreekt,
Dat ge nog verhelpen moet.
Zeg dan eerlijk, wat ge ook doet
„Dat was kwaad, en dat was goed'
Zoo, nu kunnen jullie aan 't werk. Je mag
een opstel of gedicht maken waarover je wilt.
Jullie hebben den tijd tot Vrijdag 3 Januari.
Wat je ook uitkiest en de jongeren, die 't
gedicht overschrijven, allen maken gelijke kans
voor een prijs.
Denk er om, alles moet EIGEN werk zijn,
niets overschrijven uit boek of krant.
De beste inzending wordt later weer in ons
hoekje geplaatst.
Nu kinderen, heel veeli hartelijke groeten aan
allemaal.
TANTE TRUUS.
DE MOEILIJKE LES.
XX.
En of Bruin en Bles hun best deden, in een
oogenblik was de wagfen al een heel eind weg.
Grootmoe en Piet bleven den wagen nakijken
tot hij heelemaal uit 't gezïchj was.
„Zoo jongen, nu zijn wij eens saampjes baas,
we zullen het best hebben hoor", en Groot
moeders vriendelijk oud gezicht knikte Piet blij
toe.
In haar hart was Grootmoe zoo blij, dat Piet
in Moeders plaats was thuisgebleven.
„Kijk m'n bloementuin staat er zoo fleurig
bij, 'k ga eerst even tuinieren, ga je mee 7"
„Ja Grootmoe, maar ik wou eerst even luis
teren of Hansje soms wakker geworden is door
't leven van den wagen."
Huup, met een paar groote sprongen was Piet
bij huis, maar liep toen heel stillekens de
gang in.
Even luisteren, heel voorzichtig even kijken.
Wat sliep Hansje nog rustig, nou weer naar
Grootmoe.
Hè, wat was 't fijn buiten
„Slaapt Hansje nog
„Ja, Grootmoe."
„Ze zullen het treffen vandaag, die uit
gaanders. Echt hoor."
Piet praatte honderd uit met Grootmoe, tot
ze naar binnen gingen.
Hans werd wakker, en zoodra hij klaar was
nam Piet de zorg op zich,
Hij speelde zoo echt aardig met z'n kleine
broertje, met heel z'n hart was hij bij z'n spel
en Hansje genoot.
Eerst had het dezen niet erg aangestaan, dat
Moe weg was, maar nu Piet zoo met hem
speelde én ook door de belofte, dat Moe van
avond heusch terug kwam, was hij gauw ge
troost. En dan, 't was zoo'n fijn spelletje met
Piet.
Piet had klein broertje nooit erg verwend
door veel met hem te spelen, maar nu vond hij
't zelf ook echt aardig, want Hans was zoo'n
leuk kereltje, die in z'n eigen taaltje zoo leutig
wist te babbelen.
De tijd ging dus gauw voorbij. Eer Piet er
erg in had was 't tijd voor middageten .On
gestoord had Grootmoe haar gang kunnen gaan
en geen oogenblik had ze bezorgd hoeven te
wezen over Hans ,daar zorgde'Piet immers voor.
Hans moest een uurtje rusten na 't eten. Dat
moest nog van den dokter.
Maar dat was heelemaal niet naar z'n zin.
Piet beloofde echter: „Ik kom bij jou zitten,
maar dan moet jij stil liggen, hoor Hans."
En Piet ging mee en bleef geduldig zitten tot
Hans sliep.
Na 't eten was Grootmoe gauw klaar en toen
zei Grootmoe: „Hier jongen, Hans slaapt toch
nog een poosje, nou mag jij een poos in dit
fijne boek met platen kijken".
Nou, dat was es even een buitenkansje.
„Grootmoe
„Ja jongen?"
„Ze zullen wel een fijnen dag hebben, hé;
„Dat geloof ik ook hoor 1"
„Moe zal 't ook wel fijn vinden zoo."
„Ja nou, vooral voor je Moe is 't zoo fijn.'
„Zeg Piet, heb je er geen spijt van
Piet keek heel even op naar Grootmoe.
„Heusch niet".
Meer zei P'et niet, maar Grootmoe zag wel,
dat hij 't meende, en daar was ze zoo blij mee.
't Was eigenlijk al Hansje's bedtijd, maar
nog waren de reizigers niet terug.
Grootmoe had al evén gewacht, maar 't werd
Hans' tijd.
Ze moesten nog wat voorzichtig met hem
wezen.
En Hansje sliep direct, hij had zooveel ge
speeld vandaag.
Met Grootmoe samen vond Piet ook echt,
om zoo te wachten tot ze terug kwamen.
„Je kunt wel zien, dat ze 't goed hebben
gehad vandaag", vond Grootmoe, „want ze
houden 't zoo lang uit als ze kunnen."
Maar eindelijk kwam de wagen toch aan
in de verte.
Ja, dat is onze wagen.
Binnen een paar minuten waren ze nu voor
't hek.
„Allemaal uitstappen, hier is 't eindstation
zei Grootmoe, „de koffie is bruin."
„Ja Moeder, maar 'k breng eerst maar even
't gerei thuis, dan kan de knecht uitspannen
én voor de paarden zorgen, 'k ben zoo terug."
„Best jongen."
(Wordt vervolgd).