Voor de pasgehorene tcoooiDisci) Humratu EE1T HOfEIIJE TT10 0S5 TTfWOjEpT Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. Brieven uit Amerika. maar eens, wat God ons heeft willen doen weten van het lev'en der Engelen. Dat we in het levend verschillende groepen en standen zien, hooger en lager geplaatsten, is een gevolg van de veelvormigheid die God dn de schepping gelegd, en ook verder in het leven bestendigd heeft. Maar wat de zonde gedaan heeft, het is dit, in het gansche leven, overal, dat grijpen naar hooger, naar meer, dat als God willen zijn, ontevreden met wat God ons gaf, of waar hij ons plaatste; die begeer lijkheid, waarvan de Apostel zegt, dat ze baart de zonde, en de zonde baart den dood. Dat is het waar ook het Maatschappelijk leven onder gebukt gaat, omdat daardoor de standen, afstanden geworden zijn, waarbij hoog moed en egoïsme om den voorrang strijden. De verschillende groepen in het leven zien door die veelvormigheid heen, niet de éénheid, de éénheid van uitgangspunt en doel. De éénheid van uitgangspunt, die we niet juister kunnen weergeven voor de praktijk van het leven, dan de wijze Koning het gedaan heeft, toen hij zei: „Rijken en armen ontmoeten elkander, God heeft ze beiden gemaakt." Dat God is onze Schepper, onze Rechter, onze Koning, wiens absolute souvereiniteit we hebben, te erkennen, wiens Gerechtigheid we hebben te bevorderen, en onder wiens Majesteit we hebben te buigen, wij allen, wie we ook zijn. Als we zoo de verschillende groepen in ons volksleven mogen zien, dan worden we bewaard voor onderschatting, die tot nietsdoen leidt, en worden we ook bewaard voor overschatting, n.l. de zonde uit het oog verhezen, en meenen, dat alles kan, dat de mensch wel goed is, als de omstandigheden maar goed en gunstig zijn. Want al mogen we ons niet verschuilen achter het feit, dat het volmaakte hier beneden niet is, mee rekenen moeten we wel. Als de Apostel schrijft: „we kennen ten deele, en we profeteeren ten deele", ziet dit niet alleen op het geestelijke, maar ook op het natuurlijke leven. Alles is ten deele in deze bedeeling, veel meer ten deele dan wij vaak beseffen, ja dan we ook maar beseffen kunnen. Daar zal een -Eeuwigehid noodig zijn om het volmaakte in den nieuwen Hemel enop de nieuwe Aarde tot ontplooiing te brengen in Hemelsche harmonie. Maar omdat er dan toch door de zonde zoo veel in disharmonie is verkeerd, daarom zal een Christen zich dan ook gaarne beijveren, naar zijn roeping als Gods medearbeider om op deze duistere aarde zooveel mogelijk het Licht van het Evangelie te zi'en, te zien ook in de wereld van den arbeid, van handèl en bedrijf. En wie niet vreemd is aan den strijd, die door het Christendom van alle eeuwen gestreden is, die weet, dat is geen liefhebberij van deze of geene, kan ook niet beteekenen roeping voor den eenen, verwaarloozing voor den anderen, maar is een zaak van elk wie God vreest. Als dit voor ons vast staat, als deze dingen dan zoo zijn, dan wil ik nog wijzen op iets, dat ons helder voor den geest moet staan, n.l. dat, naar de mate het beginsel der H. Schrift onder ons leeft, naar diezelfde mate zal ook ons open bare leven meer in overéenstemming zijn met Gods geboden. Waar het daar dus zoo is, dat .ook het Maat schappelijk verschil dat er is, door God zoo is geleid, wij als Christenen al 1 e n de roeping hebben, om ons leven naar buiten in overeen stemming te brengen met de leer der H. Schrift, daar rest ons alleen nog aan te wijzen, hoe we dit practisch het meest kunnen benaderen. We kunnen daarbij verwijzen naar wat we reeds bezitten, maar ook hoe we op ander levensterrein een voorbeeld zien. Zie naar het Kerkelijk leven. Daar hebben we de Kerk als orgaan voor ons geestelijk leven, waar we onderwezen worden (kennis), maar waar ons ook geleerd wordt te leven een leven der dankbaarheid (praktijk). Voor het Staatkundige leven evenzoo. Daar hebben we onze Kiesvereenigingen, die dienen als organen, om ons meerdere kennis bij te brengen ('t principieele) eenerzijds, en ander zijds de middelen zijn, waardoor we bij Ver kiezingen onzen invloed naar buiten doen gelden en in juiste banen leiden ('t practische). En nu voor het Maatschappelijke leven. Daar hebben we een aparte organisatie tot vermeer dering onzer beginselkennis. Het Chr. Sociaal Verbond Patrimonium, en aparte organisaties voor het beoefenen van de praktijk, Midden standsorganisaties, de vakvereeniging voor Chr. Boeren en Tuinders, voor onze landbouwers en tuiniers, en de vakorganisaties van onze Chr. Landarbeiders, Bouwarbeiders, Tabaksbewer kers, Metaalbewerkers, enz. Dat we hier voor het Maatschappelijk leven twee organisaties hebben én niet én, zooals bij Kerk en Staat, daarvoor weet ik geen betere oplossing te geven, dan dat ook dit niet bij toe val is gebeurd, maar onder Gods leiding zoo is tot stand gekomen. Nu spreekt het vanzelf, dat niet ieder Christen voor de praktijk een vakvereeniging of midden- standsvereeniging noodig heeft. Een vakvereen. voor dominees of advocaten, voor een medicus of burgemeester, voor menschen die ieder in z'n bedrijf in 't klein bezig zijn of beginnen voor eigen rekening, zulke menschen misen in dien zin dat organische verband. Wel echter heeft elk Christenmensch de roeping om zijn kennis en gave ten nutte van anderen aan te wenden, en bovendien, om de moeilijkheden, die het leven geeft voor verschillende groepen en personen, te helpen voorkomen of de oplossing in Chr. geest helpen zoeken. Daarvoor is noodig die band om het geheel, die noodzakelijke band, die we krijgen, wanneer alle Christenen, van welk maat schappelijk beroep ook, in één organisatie voor het Maatschappelijke leven zich vereenigen. Een principieele organisatie dus. Waar men de vraagstukken voor dit levengebied vermeerdert. Zoo is het zakelijk juist. Hoe laat zich nu het leven aanzien, het leven van den Christen, wiens eere het toch is Gods Eere te bevorderen Zoo, dat op een eiland als Flakkee, rijk door God gezegend, in z'n bijna onovertrefbare bo dem; rijk door God gezegend, daarin, dat tot voor enkele jaren het ongeloof als het ware niet aan wal kon komen, dat op dat eiland Flakkee het Christendom voor het Maatschap pelijk leven, principieel en practisch, zoo goed als niets gedaan heeft. Dat op Flakkee, dat zoo ruim gezegend was en nog is met het geloof der Vaderen, dat daar ook het Christendom daar voor z'n Christelijke Staatkunde wat, voor z'n Christelijke Pers ook wat, maar voor het Maatschappelijk vraagstuk, voor haar oplossing in Chr. geest niets gedaan heeft. Ik zeg niet, met het teere huidje is Genius Wondbalsem het beste Ge» bruikt ze ook voor ouderen, telkens komt ze van pas. Ge» nius Wondbalsem, dat helpt tenminste. 25 en 50 ets. zoo goed als niets, ik zeg niets, in den meest lettei lijken zin. De enkele Chr. vakorganisatie, die er nog gevonden wordt, leeft niet in de overtuiging, maar is het resultaat van den moeizamen arbeid van een enkeling, die wel is waar nog gevonden wordt, maar die verge leken met het geheel niet genoemd mag worden. Dat is een harde waarheid, een ontstellende waarheid, maareen waarheid. Een verzuim, zoo niet erger, dat God niet ongestraft laat, als Zijn Woord waarheid is, waarvan het gevolg, hoe kan het ook anders, z'n schaduwen reeds vooruit werpt. Komén de berichten niet door, dat vele jonge menschen niet meer of bijna niet meer ter Kerk komen op verschillende plaatsen, jeugdvereni gingen en catechisaties slecht bezocht worden enhet aantal stemmen op de S.D.A.P. klimt elke verkiezing. Dat de ernst hiervan toch spreke tot elk, die God vreest. Hoe gaarne zouden we van dat Flakkee, juist van Flakkee, het tegenovergestelde gezegd hebben. De bedoeling is echter niet, ook niet bij het uiten van deze dingen, om hardvochtig te zijn, integendeel, we bidden van God, dat er ver andering kome, we bidden 'en werken, waarom we ook deze ernstige dingen niet anders zeggen mogen, omdat ze niet anders zijn, maar omdat ze doorvoeld mogen worden, en zoo door Gods Geest er toe mogen leiden, dat de handen ineen geslagen mogen worden, om te doen wat mo gelijk is, om die noodzakelijke band, die alle Christenen omstrengelen moet, ook voor het Maatschappelijk leven, zoo spoedig mogelijk tot stand te brengen. Daar is echter ook nog iets anders. Ik wees er boven al op, dat we elkander in dit vaak moeilijke leven een hand en een voet moeten zijn, en in dat licht is er ook een tekort bij de leidslieden van ons volk voor dit levens terrein. Echter, daarin komt verandering, In deze en in de volgende maand zal worden ge tracht vanwege het Verbondsbestuur van Pa trimonium om op bijna elke plaats in Flakkee een vergadering te houden om eenige voor lichting te geven in dezen. Dat deze geboden hulp worde aanvaard, opdat die noodzakelijke band, die er, zal het wel zijn, zeker komen moet, ook spoedig vruchten drage. Dat door eensgezind samenwerken van allen, die den Christus der Schriften belijden, de geest uit ded iepte wordt bekampt, en er ook voor het Maatschappelijk leven een Chr. Sociale be weging groeie ook op Flakkee, tot zegen voor haar bevolking, tot bevordering van onze Chr. politiek, en tot een steunpunt voor Gods Kerk, bovenal tot Eere van onzen Koning. Dat geve God. A. VINGERLING. Zuidland, December 1929. Beste Vriend 1 Van morgen ontving ik „De Wachter", dat Is ons Hollandsch Kerkelijk orgaan, zooals je bij jullie „De Heraut en„De Bazuin" en „De Wekker" hebt. Wij hebben er eigenlijk twee, de andere is „De Banier", maar dat is in de taal des lands geschreven. Béiden worden goed geredigeerd. Er is heel wat van die bladen te leer'en. Ze zijn eigenlijk onmisbaar geworden, niet alleen dat je op de hoogte blijft met je Kerk waartoe je behoort, maar er worden ook heel wat onderwerpen behandeld, die opbouwend en leer zaam zijn. In die Hollandsche „Wachter" stond dan van de week een persdebat tusschen een perdikant en een lid van de Chr. Geref. Kerk. Dominee pleitte voor een Chr. school die van de kerk uitgaat en dat gewone lid voor de Vrije Chr. school, die van de ouders uitgaat. Nu zal je zeggen, dat is daar de omgekeerde wereld. De gewone menschen weten het beter dan de dominee Nu, dat is soms zoo. En dit komt, omdat die man den schoolstrijd in Nederland had meege maakt en de geschiedenis daardoor tot in de fijnste puntjes kende. Hij noemde het idee van dien dominee het Roomsche" stelsel. En werkelijk, dit is ook zoo. De meeste van onze predikanten weten gelukkig ook wel beter, en staan allen, op enkele uitzonderingen na, aan de zijde van dien man. Maar weet je wat ik dacht dat toen ik dat las Over 't algemeen zijn wij allemaal in de praktijk een beetje van de goed gereformeerde theorie verwijderd. En misschien nog wel veel verder dan wij zelf weten. Wij noemén als Gereformeerd de Chr. school een verlengstuk van het huisgezin, maar dan ook niet meerHet is geen Evangelisatie of be- keeringsinstituut. Het huisgezin allereerst en de school een verlengstuk. En nu hebben we ons in allen ernst als vaders en moeders af te vragen: in hoeverre doen wij onze verplichtingen aan de kinderen, die God ons in zijn genade schonk, is ons gezin een inrichting waarvan de Chr. school meteen een verlengstuk kan zijn Hoe staat het dikwijls met onzen huisgodsdienst Hoe velen zijn er, die er nooit ééns een uur afnemen, om met hun kinderen te praten over hun eeuwige bestemming. Het moest toch regel zijn, dat vader, die van Godswege gezalfd is tot profeet in zijn gezin, minstens eens per dag aan zijn kinderen Gods Woord verklaarde. De Bijbel alleen lezen aan onze tafel is niet ge noeg. Het kind eischt meer en heeft daar recht op. Kort geleden sprak ik een vrouw, die kracht dadig bekeerd was door middel van de inwen dige zending of evangelisatiearbeid. Zij was kind van geloovige ouders, maar ze was ver afgedwaald. Haar vader had jaar en dag gediend als ouderling. Bij zijn overlijden werd zijn arbeid in de Kerkelijke bladen respectvol herdacht in kolommen vol, z'n portret er bij. Die man had werkelijk veel voor de Kerk gedaan. Maar wat had hij niet gedaan Zijn dochter vertelde het mij, met tranen in haar oogen: „Nooit heeft vader ons gezegd, dat er een weg ten leven en een weg ten verderve was Wel las hij getrouw Gods Woord, en ging hij voor in 't gebed, maar nimmer heeft hij ons iets van dat Woord verklaard. Wel heeft hij jaren kinderen onderwezen in de Zon dagsschool, maar ons als zijn eigen kinderen heeft hij nooit gevraagd: „Hoe staat het met je voor de eeuwigheid En daarom, vriend 1 moest de dochter van dien man door de zending op het pad gebracht worden. Is het niet verschrikkelijk Neen, niet de Christelijke school kan doen wat éen vader verzuimt, en ook geen predikant of ouderling Het huisgezin is een directe in stelling Gods, het komt op uit den staat der rechtheid. Kerk en school zijn slechts hulp middelen, die in deze zondige bedeeling daartoe verordend zijn. Het is echt niet Gereformeerd als wij het alleen van de Kerk verwachten Laten we niet vergeten, dat Kerk, Staat en Maatschappij uit het huisgezin gebouwd worden Het komt dus ten slotte alles op de ouders neer Gegroet van Uw AMERIKAANSCHE VRIEND. Ook gedurende de achter ons liggende week hebben de fondsenmarkten zich gekenmerkt door een toestand van ongekende rust, welke, voor zoover het de Europeesche beurzen betreft, af en toe naar indolentie overhelde. Na een flauwe opening in het begin der week wist de beurs te New-York zich vrij spoedig te herstellen, doch door de Europeesche beurzen werd dit voorbeeld niet gevolgd. De bepaald ongunstige positie waarin de wereldproductenmarkt tegenwoordig verkeert, deed zich bijzonder te Londen gelden. De teleurstelling welke m'en heeft ondervonden doordat de positie van koffite, rubber, thee, tin en diamant zich niet verbetert en de plannen tot het vermijden van deflatie, bestaande in ra tionaliseering en reguleering van het aanbod, niet aan de verwachting beantwoorden, heeft een zekere ontmoediging doen ontstaan, waarvan de aandeelenmarkt den terugslag ondervond. Bovendien werden de gemoederen in finantieele kringen opgeschrikt door het opzienbarend fail lissement van een Londénschen financier, Henry S. Hom, die bestuurslid is van elf maatschap pijen. De teruggang dezer maatschappijen was zeer groot en oefende een nadeeligen invloed uit op de stemming elders ter beurze. Ook te Berlijn verkeerde de beurs sterk on der den invloed van de crisis in het particuliere bankbedrijf en vele andere jobstijdingen in den lande. De laatste dagen regende het van faillisemen- ten en betalingsmoeilijkheden, waarbij zeer veel particulieren betrokken waren. Tot het jongste daarvan behoorde de Ostbank für Handel und Gewerbe, welke in moeilijkheden was geraakt als gevolg van het feit, dat in verband met de algemeene nervositeit tal van geldgevers hier de deposito s hebben opgevraagd, terwijl boven dien een groot gedeelte van kleine debiteuren met hun betalingen ten achter waren. Het ge volg is geweest, dat volgens de wenschen van finantieele kringen in het Oosten van Duitsch- land tusschen het bestuur en dat der Dresdner Bank onderhandelingen gevoerd werden, welke er toe leidden, dat de Dresdner Bank de Ostbank heeft overgenomen. Deze week onderging de beurs te Parijs op een gegeven moment een gevoelige daling en ge raakte in een ongeanimeerde stemming. Volgens verklaringen van de directies van finantieele in stellingen, wekte de toestand geen bezorgdheid en was de daling hoofdzakelijk het gevolg van buitenlandsche realisaties, uitgelokt door den toestand op verschillende buitenlandsche mark ten. Ferme aankoop'en stelden zich er spoedig tegenover, waardoor, voornamelijk in Fransche waarden een opwaartsche beweging zich open baarde. Dat het beurswezen nog niet op zijn verhaal is, blijkt wel uit het bovenstaande, en daarom baart het geen verwondering, dat de Amsterdam- sche beurs zich van alle opgewektheid onthield. Zij bleek in meerdere mate beïnvloed te zijn door den toestand harer Europeesche zuster instellingen dan door de gunstige stemming aan den overkant van den Oceaan. De stemming op de petroleumafdeeling was echter langzaam vooruitgaande. De plannen ter verbetering der wereld-petroleum-markten schij nen vorderingen te maken. Tot 't voornaamste daarvan behoort het beginsel van vereenigingen van petroleumproduc'enten ter controleering van de productie. Dit beginsel werd dezer dagen te Chicago door het Petroleum Instituut goedge keurd, Het conserveeren van nationale olierijk dommen, alsmede samenwerking in het exploi- teeren en gezamenlijke winstbepaling staan op het program. Ook de heer Detering heeft in dien zin verklaringen afgelegd, waarbij hij er tevens den nadruk op legde, dat bij de be strijding van overproductie verlaging der olie prijzen moet worden tegengegaan. Van een én ander ondervond onze aandeelenmarkt den in vloed en voor Koninklijke Olie was de stem ming gestadig in vastheid toenemende. De affaire op de andere afdeelingen was van geen beteekenis. De voortdurende toename der rubberkoersen lokte verkoopen uit, waardoor de rubbermarkt een achteruitgaande beweging volgde. Suikeraandeelen en Tabakswaarden leden eenigermate onder den invloed van de berichten volgens welke door de droogte schade was toe gebracht aan de tabaks- en suikeraanplant in Indië. Hoewel het aanbod zeer gering was, helde de stemming voortdurend naar den zwakken kant over. Margarine Linies en Philipslampen hadden een stille markt; de kooplust bleef achterwege, en zelfs kreeg nu en dan het aanbod de over hand, waardoor de koersen min of meer terug liepen. Als gevolg van de flauwe stemming te Berlijn was het aanbod voor Aku dikwerf vrij groot, met als gevolg eveneens terugloopende koersen. De obligatiemarkt kenmerkte zich deze week door eén vaste stemming. Voor doofheid is slechts één afdoende hulp 1 De ACOUSTICON, Nieuwe Plein 34, Arnhem In ons vorig praatje hebben we gezien hoe Mrs. Frederick tot efficiency kwam in het simpele (en toch zoo vervelende) werk van vaten wasschén. Het spreekt vanzelf, dat Mrs. Frederick niet alleen haar gedachten heeft laten gaan over het vaten wasschen. Bijna alle dagelijksche huis- houdwerk, zooals kamers doen, de groote wasch, 't koken enz. is door haar goed overdacht ge worden, en waar het kan wordt 't werk door haar vereenvoudigd. Bij 't kamers doen kan dit gebeuren, door dat het gelijksoortige werk in de verschillende kamers zooveel mogelijk achter elkaar wordt verricht, dat bespaart tijd, doordat hetzelfde werkmateriaal achter elkaar voor alle kamers dienst kan doen en niet telkens gehaald of weg geborgen behoeft te wordén. Nu lijkt mij dat in theorie heel mooi, maar in ons practisch huishoudleven zullen we daar mede nogal eens op bezwaren stuiten. Mrs. Frederick zou zeggen: bedenk een werk- regeling dat 't wel zou kunnen, maar 'n huis houding is nu eenmaal geen fabriek, waarin we alles theoretisch kunnen indeelen en dan dwin gen dat 't zoo gebeurt. Maar aan alle huishoudelijk werk, dat Mrs. Frederick in den breede beschrijft, kan ik niet zooveel plaatsruimte wijden. Bij de bespreking van de wasch geeft ze ook weer heel behartenswaardige wénken, die voornamelijk hierop neerkomen, dat we het bij onze wasch zoo inrichten, dat we niet onnoodig moeten bukken. Met geringe kosten kunnen we dat vaak zoo gemaakt krijgen. 'n Heel voornaam gedeelte van 't boek wordt in beslag genomen door de bespreking van de keuken. Dat spreekt ook haast wel vanzelf. In onze keuken moeten we zooveel werk verrichten. De bereiding van onze spijzen vraagt we leen der grootste gedeelten van onzen tijd. Daar wijdt Mrs. F. ook terdege haar aandacht aan. In de keuken eiken dag een oogenblikje tijd gewonnen is al veel gewonnen in een heef jaar. In de keuken vindt Mrs. F. veel tijd ge- wonnen, veel energie bespaart als we alles zóó inrichten, dat we niet onnoodig behoeven te loopen. 't Werkmateriaal, dat we telkens weer noodig hebben, moeten we een plaatsje vlak bij de hand geven, zoodat we 't voor 't grijpen hebben. Nu, we kunnen welindenkén, dat als we daar inderdaad bij de inrichting van onze keuken goed eens bij nadenken, dat we heel wat passen kunnen uitsparen. Toch onwillekeurig al hebben we nooit van efficiency gehoord, zullen we daar al voor zorgen. 'k Herinner me toen we pas verhuisd waren had ik zelf ook in de keuken m'n kasten inge richt, ik wilde altijd graag weten waar alles precies staat. y Maar na enkele wekén ging ik eerst eens enkele dingen omzetten, dat wat ik 't meest noodig had bij 't bereiden van 't eten vond een plaatsje zoo dicht mogelijk bij de aanrecht, de „werkbank" van de keuken, dat bespaarde mij eiken dag heel wat loopjes van een enkele meter naar de iets verder aangebrachte kast. Zoo paste ik dus zonder te weten efficiency toe. Dit bij mij waren maar heel eenvoudige din gen, maar Mrs. F. wil dat zoo consequent mogelijk toegepast zien. De werktafel of recht bank, waarop men 't meeste werk verricht, moet niet ver van de provisiekast af zijn en 't fornuis moet zoo geplaatst weer ten opzichte van aanrecht en kast, dat alle noodeloos geloop vermeden wordt. Jadat is ook kostelijk, maar dat hebben we niet in eigen hand. Je hebt vooral in oude huizen van die groote onhandige keukens, waar in de inrichting zoo is, dat je wel een ganschen dag moet rondkuieren voor 't werk. Gelukkig is 't in de nieuwere huizen heelt wat beter. s. De keukens zijn niet zoo vreeselijk groot meer en de geheele inrichting is veel practischer. Toch kunnen we zelf al veel doen aan de goede inrichting van de keuken. Alles hangt niet van den bouw af, dat laat Mrs. F. ons wel zien. Een belangrijke factor zijn ook de verschil lende apparaten. Ja, als er electriciteit is, en- als je over een onuitputtelijke beurs beschikt, dan is 't niet zoo heel erg moeilijk meer. Nu electriciteit is er al op heel veel plaatsen, ook op heel kleine plattelandsplaatsen, maar de andere Toch kunnen we ook daar efficiency op toe passen. Doelmatig koopen zegt Mrs. F. Stel, je hebt er uit je huishoudkas een bepaald bedrag voor uitgetrokken om nu eens zoo'n electrisch apparaat te koopen. Wel dan bedenk je jezelf terdege van welk apparaat je dagelijks of weke lijks het meeste gemak hebt. Er zijn van die mooie apparaten, heel handig, maar och die ge bruik je zoo eens 'n enkele maal, wat heb je dan nog profijt van je geld. Daarentegén zijn electrische strijkijzers, schil- machines dingen waar je bijna eiken dag gemak van kunt hebben. Mrs. Fredericks is nog lang niet uitgepraat. Integendeel, wat ik er van vertelde gaat nog maar over 't begin van haar boek. Maar in ons hoekje kan ik er geen plaats meer voor inruimen, daarom herhaal ik nog maar eens mijn raad: probeer alleen af met 'n clubje vriendinnen het boek eens aan te schaffen. We kunnen er werkelijk wel iets uit leeren voor onze huishouding, en dat wil elke huisvrouw wel graag. M'n beste neefjes en nichtjes! Zoo hoor, nu krijg ik eens zin om voor St Nicolaas te spelen, al valt die St. Nicolaas- bui bi] mij wel wat laat. Dat is niets erg zullen jullie wel denken, als St. Nicolaas ons bij Tante Truus maar niet vergeet. Ik ga het maar eens dadelijk vertellen. In het prijzenhoekje van mijn kast heb ik TIEN AARDIGE BOEKJES liggen. Ja heusch, het staat er: tien boekjes. En die ga ik nu aan jullie in één keer ver- deelen. Maarik ben toch niet zoo goed als St. Nicolaas, want die geeft je alles zoo maar, doch bij mij moet het een beetje verdiend worden. Daarom ga ik nu weer een WEDSTRIJD uitschrijven. Welk een wedstrijd? vragen jullie nu natuur lijk allemaal tegelijk. Wel, ik zal maar doen wat al door een paar van jullie gevraagd is, die schrijven mij: „Tante krijgen we nu weer eens gauw een opstellen wedstrijd, daar heb je nu zoo fijn dén tijd voor." Ik dacht, dat vind ik ook aardig, maar omdat ik 'n vorige maal zulke leutige gedichtjes bij onzen wedstrijd kreeg, doe ik nu net als toen en mogen jullie kiezen tusschen 't maken van een OPSTEL OF EEN GEDICHT. 't Opstel mag niet grooter wezen dan twee bladzijden van een gewoon schoolschrift. 't Gedicht mag niet langer zijn dan twintig regels. Voor deze wedstrijd-inzendingen mogen jullie het papier maar aan één kant beschrijven. De inzendingen moeten op een apart stuk papier zijn geschrevén, dus niet zoo maar bij de raad sels bijgeschreven, 't Mag natuurlijk wel in één couvert worden verzonden. Op alle inzendingen moet naam, leeftijd en adres worden vermeld. Maar nu m'n jonge nichtjes en neefjes. Daar heb ik wel om gedacht, die kunnen na tuurlijk nog geen opstel en zeker geen gedicht maken. Die mogen weer EEN VERS OVERSCHRIJVEN. Maar dat mogen alleen de nichtjes en neefjes, die nog geen 9 jaar zijn geworden. Je kunt wel begrijpén, dat 't dan ook keurig geschreven moet zijn. Hier komt het vers ONPARTIJDIG. Braaf is braaf, en slecht is slecht, Of het vriend of vijand doet Daarom jongens hoü je goed, Dat ge trouw uw meening zegt, Dat ge spreken durft in 't recht „Dat is braaf en dat is slecht". Heb je een goelen kameraad, Daar je machtig veel van houdt, En hij is soms boos of stout, Zeg hem dan „Mijn beste maat Dat is slecht" of „dat is kwaad 'k Wed, dat hij het verder laat. Vond je er één een raren kwant, Maar ge zaagt er, nu en dan, Eens wat braafs of nobels van, Geef -hem dan uw rechterhand En vertel aan allen kant „Hij is toch een ferme klant Maar bedenk u eigen goed, Eer ge tot een ander spreekt, Of je zelf ook wat ontbreekt, Dat ge nog verhelpen moet. Zeg dan eerlijk, wat ge ook doet „Dat was kwaad, en dat was goed' Zoo, nu kunnen jullie aan 't werk. Je mag een opstel of gedicht maken waarover je wilt. Jullie hebben den tijd tot Vrijdag 3 Januari. Wat je ook uitkiest en de jongeren, die 't gedicht overschrijven, allen maken gelijke kans voor een prijs. Denk er om, alles moet EIGEN werk zijn, niets overschrijven uit boek of krant. De beste inzending wordt later weer in ons hoekje geplaatst. Nu kinderen, heel veeli hartelijke groeten aan allemaal. TANTE TRUUS. DE MOEILIJKE LES. XX. En of Bruin en Bles hun best deden, in een oogenblik was de wagfen al een heel eind weg. Grootmoe en Piet bleven den wagen nakijken tot hij heelemaal uit 't gezïchj was. „Zoo jongen, nu zijn wij eens saampjes baas, we zullen het best hebben hoor", en Groot moeders vriendelijk oud gezicht knikte Piet blij toe. In haar hart was Grootmoe zoo blij, dat Piet in Moeders plaats was thuisgebleven. „Kijk m'n bloementuin staat er zoo fleurig bij, 'k ga eerst even tuinieren, ga je mee 7" „Ja Grootmoe, maar ik wou eerst even luis teren of Hansje soms wakker geworden is door 't leven van den wagen." Huup, met een paar groote sprongen was Piet bij huis, maar liep toen heel stillekens de gang in. Even luisteren, heel voorzichtig even kijken. Wat sliep Hansje nog rustig, nou weer naar Grootmoe. Hè, wat was 't fijn buiten „Slaapt Hansje nog „Ja, Grootmoe." „Ze zullen het treffen vandaag, die uit gaanders. Echt hoor." Piet praatte honderd uit met Grootmoe, tot ze naar binnen gingen. Hans werd wakker, en zoodra hij klaar was nam Piet de zorg op zich, Hij speelde zoo echt aardig met z'n kleine broertje, met heel z'n hart was hij bij z'n spel en Hansje genoot. Eerst had het dezen niet erg aangestaan, dat Moe weg was, maar nu Piet zoo met hem speelde én ook door de belofte, dat Moe van avond heusch terug kwam, was hij gauw ge troost. En dan, 't was zoo'n fijn spelletje met Piet. Piet had klein broertje nooit erg verwend door veel met hem te spelen, maar nu vond hij 't zelf ook echt aardig, want Hans was zoo'n leuk kereltje, die in z'n eigen taaltje zoo leutig wist te babbelen. De tijd ging dus gauw voorbij. Eer Piet er erg in had was 't tijd voor middageten .On gestoord had Grootmoe haar gang kunnen gaan en geen oogenblik had ze bezorgd hoeven te wezen over Hans ,daar zorgde'Piet immers voor. Hans moest een uurtje rusten na 't eten. Dat moest nog van den dokter. Maar dat was heelemaal niet naar z'n zin. Piet beloofde echter: „Ik kom bij jou zitten, maar dan moet jij stil liggen, hoor Hans." En Piet ging mee en bleef geduldig zitten tot Hans sliep. Na 't eten was Grootmoe gauw klaar en toen zei Grootmoe: „Hier jongen, Hans slaapt toch nog een poosje, nou mag jij een poos in dit fijne boek met platen kijken". Nou, dat was es even een buitenkansje. „Grootmoe „Ja jongen?" „Ze zullen wel een fijnen dag hebben, hé; „Dat geloof ik ook hoor 1" „Moe zal 't ook wel fijn vinden zoo." „Ja nou, vooral voor je Moe is 't zoo fijn.' „Zeg Piet, heb je er geen spijt van Piet keek heel even op naar Grootmoe. „Heusch niet". Meer zei P'et niet, maar Grootmoe zag wel, dat hij 't meende, en daar was ze zoo blij mee. 't Was eigenlijk al Hansje's bedtijd, maar nog waren de reizigers niet terug. Grootmoe had al evén gewacht, maar 't werd Hans' tijd. Ze moesten nog wat voorzichtig met hem wezen. En Hansje sliep direct, hij had zooveel ge speeld vandaag. Met Grootmoe samen vond Piet ook echt, om zoo te wachten tot ze terug kwamen. „Je kunt wel zien, dat ze 't goed hebben gehad vandaag", vond Grootmoe, „want ze houden 't zoo lang uit als ze kunnen." Maar eindelijk kwam de wagen toch aan in de verte. Ja, dat is onze wagen. Binnen een paar minuten waren ze nu voor 't hek. „Allemaal uitstappen, hier is 't eindstation zei Grootmoe, „de koffie is bruin." „Ja Moeder, maar 'k breng eerst maar even 't gerei thuis, dan kan de knecht uitspannen én voor de paarden zorgen, 'k ben zoo terug." „Best jongen." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 2