I Bil nummer iiesiaai uil drie Biaflen URM! I1TD moeders Toeuiuchi FEUILLETON Langs een diepen weg Mngen. Zaterdag 7 December 1929. No. 3596 ^richten. TWEEDE BLAD. fê'i'èï1 Uit de Pers. tn HOCSIGN0 WSES SCHAAKRUBRIEK. KERSTBOOMEN A. u. ZETTElf, Bloemenmagazijn,lïiiüaemarnis Levensbeschouwing. „VOLK ZONDER GOD". Ingezonden Stukken. 1 jarine Unie en Philips- logenblik de aandacht, lelijk dat het publiek /oor de markt interes- nu en dan, indien de daarvan gebruik ge- In de overige binnen- arden droeg de affaire er. rokken nu en dan de lerichten maken thans toename der productie, oncerns onderhandelen en het vormen van een re twee voorname fac- nmarkt tot verbetering teekenend verschijnsel, heden van den laatsten aangeroerd is gebleven rder iets verbeterd heb- :rt, dat het vertrouwen ing terugkeert, en dat n begint te krijgen om /gelijke aandeelenmarkt zorgen te dragen. ren, dadelijk ingaande deer D. Breen te Goe« A. of 1 G. 105 R.V.M, Ouden Oostdijk, aan e 3 Meeden van de en van 0.67.35 H.A. of meten in den Ouden -dweg, zijnde 2 meeden •oote Hameete«, beide eest bij Adr. Heerschap :en in te leveren vóór ember ten kantore van VAN DEN BERG. rember 1929, 's avonds n Hotel Spee, veiling, cember 1929, 's avonds in Café de Harmonie, grond, genaamd „De ijk aan den Oostelijken B nos. 2032—2037, te c.A., in perceelen en Erven van wijlen Mej. :n VAN DER SLUYS 1 BUUREN. vone jaarlijksche hout» cp, worden ingewacht lag 11 December ten VAN DEN BERG. wj ie Mlddalharnla, sdag 4 December it f 4,— per 100 stuks. f 1,80 5,— per 100 Kg. 13,50. 6,20. )t f 14,30. f' 10.-, '6,-. 6,50. 7- per 100 pond. per pond. illeen op Dinsdag en Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden aan F, W. Nanning Middelharnis. No. 129. De sleutelzet van probleem no. 149 is 1. Pc2. De vorm is: onvolledig tempo-probleem. De inhoud: directe ontpenning van de witte dame (4 maal) met drie zelfblokkeeringen, n.l. 1Df4; 2. Dg2 mat. 1De4: 2. Dg3 mat. 1Df2: 2. Dg4 mat. Verder beschikt de zwarte koning over 2 vluchtvelden, terwijl de witte dame ook nog door interferentie door het paard wordt ontpend. 1Pe7; 2. De3 mat. 1Pf6; 2. idem. Een schitterend stuk werk van dezen beken den componist. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul)Voor de maan- delijksche orijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben. Ook niet-abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Probleem voor den wedstrijd. No. 152. J. P. COPPENS - Amsterdam. Eerste plaatsing. Zwart (10). Eindspel no. 161, Dr. AljechinBlümick. c. tiih 1 Maar misschien helpt i in deze avonden kun chten. Doe Pa en Moe mij. rnis. Ik denk, dat je nog els ingezonden hebt, en mijn jonge nichtjes en ;n dat zou je toch niet c het dadelijk plaatsen, lan 't Haringvliet, Wat dat het zoo goed gaat ir maar dikwijls lange lie wezen varen Had Varen vind ik fijn it, anders sta ik maar an 'it Haringvliet. Jacob 'oelen als hij naar klein dig klinkt dat praten hé Dat vind ik ook altijd 't Haringvliet. Jij kunt rijven en heel knap de oet op school zeker wel ik van den winter eens il je me wel zien, hoor. dat is dus al makkelijk, □o zoet slaapt, zal hij je er al een heel klein ssamt. Jij mag ook met len het altijd prettig als >ot is. Je hebt ook goed ingen zijn den. Leeuwarden. - een kam. raadsels. lenk S. te Middelharnis: 9 letters en is de naam kt men schoenen, boom. 5 klimt men naar boven, van 2. tuingereedschap, vaartuig, groote tuin. :htennamen opruimen, den meester, it al lang te wachten, ïen, met vermelding vatl Ijd en adres, tot Vrijdag gezonden aan TRUUS, en Scheldebode", SOMMELSDIJK. Wit (9). Wit: Kd4, Da7, Th6, Lb5, Pa6 en g7, pi. b3, f6 en h2. Zwart: Kd6, Dd8, La5 en g4, Pa8, pi. b4, b6, f5, f7 en h3. Wit begint en geeft in 2 zetten mat. Oplossing inzenden vóór Donderdag 26 Dec. MEDEDEELING. Over de maand December zullen twee prijzen beschikbaar gesteld worden. Alleen met de Kerstdagen komt er een bijzondere Kerstver rassing. Oplossing Eindspel no. 159. 1. Kc8! Dc5f: 2. Kd8 Dg5; 3. Kc8, De7: 4. d8D remise. Eindspel no. 160 «-Keemink en Fahrni no. 76. Wit: Kd7, pi. d6 en d7. Zwart: Kh3, Dbl. Wit of zwart aan zet: remise. in KLEIN tot HEEL GROOT HULST, RIJK BEZET MET BESSEN Wit speelt en wint. Oplossing 1. Tf7! Tf7; 2. Lf7, Kf7; 3. Dc4f, Le6 (Na 3 Kf8 volgt 4. Tfl, Lf5; 5. g4 en wint). (Na 3Ke8 volgt 4. Dg8, Lf8; 5. Tfl, Lf5; 6. e4 met winststand). 4. d5, Ld5; 5. Tfl, Pf6 (Na 5Ke6 volgt 6. Dg4, Kd6; 7. Pc4J-, Kc5; 8. b4, Kb5; 9. a4f, Ka4; 10. De2); 6. Dd5J% De6; 7. Df3 Df5; 8. Lf6. Zwart geeft op. Na 8Df3 volgt 9. Tf3, Lf6; 10. Pg4 en wint. Of na 8Df6; 9. Dd5 wint met de Dame. Of na 8Lf6; 9. De2 en 10. Pg4 en wint. (Euwe 111). Stand van den ladderwedstrijd na probleem no. 149. 148 149 Totaal. F. C. Laas 36 2 2 40 A. Verbrugge 30 2 2 34 D. Hofland 28 2 2 32 A. Visser 20 2 2 24 W. Nieuwland 16 2 2 20 C. Hofland 15 0 2 17 J. P. Coppens 9 2 2 13 A. van Dijk 8 0 2 10 G. van Gelder 6 2 2 10 7 2 0 9 (1) A. v. d. Veen 0 0 2 2 „Udi" 0 0 2 2 CORRESPONDENTIE. Jos. Duv. No. 80 1. Ta4. J. P. C. Jas Nevenduivels kunnen hardnekkig zijn. Weet ik bij ondervinding. Er wordt onder de menschen velerlei verschil in levensbeschouwing aangetroffen, doch alle verschillen kunnen als in twee groepen worden tezamen gebracht. Daar zijn menschen, die het gansche leven als een groot rijk willen zien, dat den mensch toebehoort en waarover hij zijn heerschappij tracht uit te breiden als de eenig rechthebbende en machtige. Zij trekken de oppermacht of sou- vereiniteit aan zich en bepalen wat recht is naar eigen inzicht en willekeur, alsof er geen Rech ter in den hemel ware. Als de H. Schrift zegt„de aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid", streven zij er naar dit om te keeren, als ware de aarde en haar volheid des menschen. Zij, die bewust of onbewust van zulk een standpunt uitgaan, trachten de banden los te ma ken. Zij jagen naar geluk en welvaart en ver wachten van de inspanning der menschelijke krachten een staat des levens, waarin de ellende welke in de wereld woont, zal overwonnen zijn. Kunsten en Wetenschappen, techniek en vor ming van een nieuwe maatschappelijke inrichting zal zulk een geluksstaat verwezenlijken, naar zij meenen. De meest begaafde geesten onder hen houden zich bezig met de overdenking en bestudeering van stelsels en plannen, die bij machte zouden kunnen zijn, om, zoo zij werden verwezenlijkt, te geven, wat men wenscht en nastreeft. Men strijdt en organiseert naar de methode, waarvan men heil verwacht, en wendt alle middelen aan, die dienstbaar kunnen zijn. Onderling kan men in dit alles weer verschil len. De socialist heeft een ander stelsel op het oog dan de communisten en beiden volgen een eigen weg. Ofschoon zij in beginsel niet zoo ver uit elkander staan, volgen zij toch een zoodanig onderscheiden program, dat zij in den strijd vaak heftig tegenover elkander staan. Anderen weer zijn meer gematigd, meer traditioneel of ook conservatief en hoewel zij de consequentie van de uitersten duchten en tegenstaan, kunnen zij zich toch niet vinden in de beginselen van de rechterzijde. Het spreekt vanzelf, dat de maatschappelijke en politieke arbeid van den mensch, die zich zelf de souvereiniteit toeschrijft, gekenmerkt wordt door zijn stelsel en het doel, dat hij op het oog heeft. Immers hij wil naar zijn toekomststaat en tracht derhalve alles af te snijden, wat daaraan in den weg kan staan, om alles te bevorderen wat daarheen den toegang opent en een stap nader kan brengen. Wanneer dezulken sociale maatregelen be pleiten worden deze dus steeds bepaald door het voorgestelde doel en wortelen ook bij hen in de levensbeschouwing. Op zich zelf kunnen die maatregelen zeer wel verdedigbaar zijn, maar niet zelden schuilt het gevaar in den grond, waaruit zij opkomen. Wij zullen dit ter zijner tijd nader aantoonen. Indien wij echter een enkele groep of be weging hebben aangeduid, zoo zij men toch voorzichtig, als men geen socialist, communist ding van allerlei middelen tot voorkoming, tieren die ziekten welig. Men berekent, dat er op elke 10 inwoners in Duitschland (vrouwen en kin deren meegerekend) er één aan zulk een ziekte lijdende is. De sterfte neemt hierdoor ook onrustbarend toe. In Berlijn is zelfs de sterftetoename reeds grooter dan in Parijs, de lichtzinnige hoofdstad van het land met den grootsten geboorteachter uitgang. Volgens de „Frankische Kurier" be droeg in het voorjaar van 1928 de toename van het aantal sterfgevallen 6358 tegen 5397 in het jaar 1927. Berlijn kan zich dus niet meer door eigen kracht in stand houden. De stad zou langzamerhand uitsterven, wanneer zij niet door de aanwinst van hen die zich uit de provincie in Berlijn vestigen, van nieuwe krach ten werd voorzien. De hoofdoorzaak van dezen achteruitgang is te vinden, dat in Berlijn, meer dan in eenige andere wereldstad, het neo-mal- thusianisme wortel heeft geschoten. De huwe- lijks-consultatie-bureaux van de „Vereeniging van proletarische Geneesheeren" beschouwen het als him taak, raad-vragenden te onderwijzen in de middelen ter voorkoming van zwangerschap. De hoofdstad van het Duitsche rijk is dan ook de onvruchtbaarste stad der wereld. Volgens de „Dresdener Volkszeitung" sterven er in Duitschland ieder jaar 30-duizend vrou wen ten gevolge van vruchtafdrijving. lederen dag gaan er dus gemiddeld 100 Duitsche vrou wen, na vreeselijk lijden, aan deze jammerlijke Voor doofheid is slechts één afdoende hulp De ACOUSTICON. Nieuwe Plein 34, Arnhem of liberalist wil zijn, en wachte er zich voor om te meenen, dat men ganschelijk vrij is, van de natuur, waaruit die geesten opkomen. Al te gemakkelijk zijn wij dikwijls geneigd tot oordeelen en veroordeelen, doch wie de verdorvenheid van de menschelijke natuur kent, weet ook, hoe zeer hij geneigd is koninkje te spelen en zich naar de begeerte des harten te laten leiden. De zonde heeft ons allen aange grepen. Dat de mensch het zijne zoekt, dikwijls tot schade van zijn naaste, is gelet op de wer king der zonde, niet zoo vreemd, doch dat er ook worden gevonden, die daartegen strijden en het licht der eeuwigheid zien opgaan over dit leven, is een genade Gods, welke een nieuwe gehoorzaamheid eischt en op alle terrein van het leven de ordeningen Gods poogt te speuren. Dr. SEVERIJN. De Middernachtzending schrijft Aan een brochure dezer dagen verschenen van de hand van den bekenden Pastor Moder- sohn „Volk ohne Gott" (Volk zonder God), zijn de meeste gegevens ontleend, die een onzer vrienden ons toezond in een artikel, dat zich goed aansluit aan ons overzicht op de Jaar vergadering te Zetten en dat we hier grooten- deels overnemen. Verontrustende cijfers zijn het, voornamelijk betreffende de toestanden op zedelijk gebied in Duitschland, en wel allermeest te Berlijn. Het huwelijks- en gezinsleven vormen de grondslagen van de samenleving, en wanneer deze uit hun verband worden gerukt, wordt de Maatschappij ontwricht. Dit is aan het Duitsche Volk, vooral ge durende de oorlogs- en na-oorlogsche jaren, wel duidelijk bevestigd. Het huwelijk, overeenkomstig de Scheppings ordening, voor het geheele leven gesloten wordt, is bij onze Oostelijke buren aan het verdwijnen. Er komt daarvoor steeds meer in de plaats het z.g. „kameraadschappelijke huwelijk". Men komt bij elkander en men gaat weer van el kander, zoodra een der partijen het goed dunkt. Als gevolg hiervan zijn er op 't oogenblik in Duitschland reeds ruim een millioen kinderen onder de 14 jaar, welke buiten echt zijn ge boren. Dit getal zou nog veel grooter zijn als men niet zoo bedreven was, om de geboorten tegen te gaan. De statistiek wijst uit, dat in Duitschland op de 8 kinderen, 1 kind buiten echt geboren wordt. Ook het huwelijk zelve is reeds' zoo zeer in verval, dat er wekelijks gemiddeld 250 echt scheidingsprocessen door de vijf echtscheidings kamers van het Landsgerechtshof te Berlijn worden behandeld. De stijging van het aantal verzoeken om echtscheiding is daar zoo groot, dat" besloten is het getal van vijf echtscheidingskamers bij de Rechtbank te Berlijn op 15 te brengen. Het is, zooals in 2 Tim. 3 beschreven staat; dat de menschen zullen zijn „zonder natuurlijke liefde". Dat onder zujk,e omstandigheden o;ok de prostitutie en andere vormen van ontucht toe nemen, en de ziekten die daaruit voortspruiten, kan niemand verwonderen. Ondanks de veel vuldige gelegenheden tot genezing en aanwen- zonde ten gronde. De Duitsche vrouw, die vrijwillig afstand doet van de kroon van het moederschap, alleen omdat zij geen offers wil brengen, zondigt niet alleen tegen het edelste van haar eigen wezen, doch ook tegen het geheele volk. Pastor Modersohn deelt O.a. in het reeds ge noemde werkje mede: „dat de afwijzing van den kinderzegen en de dooding van het ontkiemend leven zelfs reeds in de Christelijke kringen is binnengedrongen. Steeds zeldzamer worden de gezinnen die staan op den bodem van Ps. 127 en 128 en die met den Psalmist zeggen kunnen: Zie, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren. Ook door geloovigen worden kinderrijke moe ders gehoond en bespot. „Wie is tegenwoordig nog zoo dom zoo spreekt men „Daar doet men toch iets tegen Zoo leeft men onder de heerschappij van het vleesch en van zijn driften. Men is slaaf van zijn lusten inplaats van een gebondene te zijn van Jezus Christus, zooals Paulus zichzelven noemde. Zoo schrijft Pastor Modersohn. Zeer begrijpelijk is het, dat dit zedelijk verval ook op het opkomend geslacht zijn stempel drukt. Er zijn ziekenhuizen te Berlijn en ook in Hannover, waar per dag 50 kinderen voor geslachtsziekten worden behandeld. In een Rijn- landsch weeshuis bleek een derde van de kin deren te lijden aan geslachtsziekten; niet erfelijk, maar opgedaan. Meer dan honderdduizend kin deren zijn aan het ouderlijk gezag onttrokken, omdat ze zedelijk gevaar liepen, terwijl volgens een ander bericht ruim 71000 kinderen in Duitschland in tuchtscholen en bovendien 55000 wegens strafbare feiten van hun vrijheid be roofd zijn. De gevallen van bloedschande stegen van 235 in 1911 tot 760 in 1921, terwijl de zede- lijkheidsmisdrijven met kinderen gepleegd, zich verdubbeld hebben. Vruchten van de „nieuwe menschheid", die geen zedelijkheid meer kent en geen Bijbel meer leest. Maar Duitschland staat niet alleen, ook in andere landen worden dezelfde verschijnselen waargenomen. Ook Nederland beweegt zich in die richting. De dagbladen getuigen daarvan. Toestanden als hier beschreven, beginnen ook is steeds maar weer Genius Wondbalsum, de zalf die haar nooit teleursteld —Springende handen, ruwe huid, schrale lip» pen. Genius Wondbalsem, dat helpt tenminste, 25 en 50 ets. in Nederland grootere afmetingen aan te nemen en het zedelijk peil zinkt. De smaak van het publiek is niet voor veredelende kunst, maar verlangt sensatie en gemeenheden. Bioscopen trekken het meest door films met echtbreuk verheerlijking en geschiedenissen van gevallen vrouwen; eveneens boeken van dergelijken in houd. Het is een veeg teeken, als op deze wijze ontspanning wordt gezocht. De strijd tegen de onzedelijkheid, door de Middernachtzending reeds meer dan 40 jaar in Nederland gevoerd, is meer dan ooit eisch des tijds geworden. Onder Gods zegen mocht de Middernachtzending reeds velen op het pad der ontucht de reddende hand bieden, maar haar taak van getuigen wordt bij den dag moeilijker. Jezus heeft tot Zijne jongeren gezegd: „Gij zijt het zout der aarde". Het zout moet voor bederf bewaren. Het is in dezen tijd hoog noodig, dat de Christenen hun verantwoordelijkheid leeren in zien, die zij tegenover hun medemenschen heb ben, wie of waar deze ook zijn. En voorts gaat het om het redden van zielen uit den stroom des verderfs, die over de wereld heengaat. Hoe verwoestend die stroom in Duitschland werkt, wezen we eenigszins aan, maar ook ons land wordt ernstig bedreigd. Laat ons de wereld toonen, dat het ware Christendom beter vreugde biedt, dan de ge nietingen der zonde, met hun vreeselijken na sleep van ziekte en verderf, voor tijd en eeuwig heid. A. J. V. De copie van Ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggegeven.Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Mijnheer de Redacteur Mag ik beleefd een plaatsje in ons blad Een vraag, die men zoo menigmaal onder de arbeiders hoort, n.l. deze: „Wat doen eigen lijk die Christelijke Vakbonden zou ik eens gaarne onder de oogen zien. Misschien dat ook dit kan medewerken tot bloei der Chr. Vak beweging. Ik bepaal mij dan ditmaal tot de Chr. Landarbeiders. Daar is allereerst het sluiten van een collec tief arbeiderscontract. Als alle Chr. arbeiders ge organiseerd waren in den Ned. Chr. Landarbei- dersbond, dan kan er zulk een collectief con tract tot stand komen, hetzij plaatselijk, maar zelfs voor geheel Flakkee. Dan staat gij ook klaar om bij iederen toestand met de patroons te spreken, waar dit noodig mocht blijken. Dan is er ook geen sprake van, dat er een week of zes een wild loon gegeven wordt, waardoor het de naam heeft, dat de arbeider zooveel ver diend heeft, wat in doorsnee in werkelijkheid niet het geval is. De Christelijke vakbeweging gaat van de gedachte uit een behoorlijk loon voor het gezinsleven, dat absoluut niet geregeld heen en weer mag schommelen, met een jaar hoog of laag conjunctuur, een jaar goede of slechte bedrijfsuitkomsten, al ook zijn deze op den duur daar absoluut van invloed op. Bovendien kan er dan tegen de groote werkloosheid in den winter beter en doelmatiger bestrijding komen op dit eiland dan tot nog toe het geval was. Ook heeft de organisatie dit bewerkt met den werkloozendienst, dat er door samenwerking ver kregen is, dat er op 16 November een schrijven is ingekomen van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, dat artikel 30 W. K. Reglement zoodanig gewijzigd mag worden, in gaande 1 December, dat men niet met drie, doch met vijf achtereenvolgende jaren het maximum bedrag te hebben getrokken, eer men als een uitgetrokkene wordt beschouwd. Dat zal voor menig georganiseerde arbeider in ons land een kleine vervulling wezen, echter niet voor Flak kee, daar de Chr. arbeiders vooral, buiten de organisatie blijven. Niet omdat de nood niet groot genoeg is, maar omdat de laksheid en onkunde een groote rol spelen. Dat is één van de groote dingen, een sociaal werk van den arbeider zelf. Hij heeft naar vermogen gezorgd, zelf gedaan wat in zijn vermogen was, en gaat dan niet om een aalmoes bij het armbestuur, maar om zijn recht. Niet dat daar iets ver achtelijks mede bedoeld is voor onze ouden van dagen en kranken, maar er is naast dat alles evenwel nog plaats genoeg voor de christelijke barmhartigheid. Ook in dezen heeft de Chr. arbeider te doen wat zijn hand vindt om te doen met alle macht. Hij is toch als God de Heere hem krachten geeft tot den arbeid, en niet op het armbestuur aangewezen. Bouwen ook in het maatschappelijk leven, al is de maatschappij nog zoo krank, al bloedt zij uit alle wonden, is voorzeker toch de taak van 's Heeren wege ons opgelegd in dit aardsche leven. Ook in dit opzicht hebben wij te ar beiden zoo lang het dag is, want de nacht komt, dat wij niet meer werken kunnen op het erf der maatschappij. Zoo hebben wij ook onze roeping te vervullen bij de Ziektewet, die 1 Maart 1930 in werking treedt. Het is een feit, dat het werk grooten- deels zal uitgevoerd worden door de bedrijfs- vereenigingen. Die beteekenïs mag door ons niet worden onderschat. Hoe zal de praktijk worden Zoo, dat het overgroote deel door de bedrijfsorganen en de rest door de Raden van Arbeid zal worden uitgevoerd. Dit wijst "-er op, dat de sociale verzekering der Maatschappij is, en speciaal de taak van het bedrijf en bedrijfsgenooten. Zoo merkt gij dus, dat de Regeering derhalve erkent, dat zij dan pas dwingend in de Maatschappij zal optreden, als deze haar taak ten eenenmale verwaarloost. Nu moet de arbeider met de patroon ieder de helft der premie betalen, waar door de arbeider dezelfde rechten en plichten op zich moet nemen. De patroon is georgani- door H. ZEEBERG. 26) t Zou vreeselijk zijn: goed voor de men schen wezen en dan zoo slecht wegkomen. Maar is het waar Wie zegt dat Er wordt soms zoo veel gepraat." „Nu, ik weet het, dat wil ik je wel zeggen, van Staverman, den procuratiehouder bij de bank van Sanderse, je weet wel. Hij zal zijn inlichtingen wel van den directeur hebben. En notaris Struman moet er ook meer van weten." „O, als je zulke namen noemt, dan wordt het ®r anders van. 't Zou toch verschrikkelijk wezen, t Zijn zulke goede menschen. Wat e'en beproe ving voor hen." „Maar Lies", barstte Veenman los, „denk °q eens even door Je effecten." aan et staarde juffrouw Mieras haar zwager „Wat bedoel je?" vroeg zij. 'J vatte den zin van zijn woorden en zij vatte dien niet. „Wel, hij heeft ze toch in bewaring En als '\nff werke,iik 'n moeilijkheden zit Juttrouw Mieras sprong bijna van haar stoel an eerlijk-gemeende verontwaardiging. „Uat is gemeen", zei ze, „om zóó van Mee rendonk te praten. Hij is geen dief, hoor Hoe j|j„er bi). om zóó min over hem te denken „otii suste Veendam haar verontwaardiging, ">k zal mij wel wachten, om er één woord buiten deze kamer van te reppen. Je kent mij. k Acht Meerendonk zéér hoog. Maar 'k meende nat het mijn plicht was je te waarschuwen. In Je ei9®n belang.heb ik je aangeraden, je effecten bij hem in bewaring te geven. Maar nu moet ik je zeggen, wat er van hem Verteld wsordt. A1 s het waar is, dan moet je die effecten weghalen. Ze zouden een verleiding voor hem kunnen worden. Hij weet, dat jij ze veilig bij hem acht. Je informeert er nooit naar natuurlijk. En wij zijn alle zondige menschen. Hij zou er tijdelijk gebruik van kunnen maken. Maar dat tijdelijke kon blijvend worden. En dan was jij gedupeerd." De weduwe Mieras wankelde in haar over tuiging. „Och, kom", zei, ze, „tot zoo'n lage daad acht ik mijnheer Meerendonk niet in staat/' „Ik kan dat ook heel moeilijk. Het is best mogelijk, 'k hoop het van ganscher harte, dat ik het te zwart zie. Maar als het praatje waar is en het moet waar zijn, dan heb je voorzichtig te wezen. Want die effecten vertegenwoordigen een deel van je inkomen, Lies, bedenk dat wel." „Ja", zei ze. „Maar ik kan het niet gelooven, dat mijnheer Meerendonk tot zooiets in staat zou zijn De man is de eerlijkheid zelf." „Goed, ik geloof het ook. En ik beweer vol strekt niet, dat hij van je effecten gebruik heeft gemaakt. Als iemand mij dat zei, dan zou ik hem zeggen: „je liegt", en. „Nu, als je er nu ook zoo over denkt, waarom praatte je daareven dan anders „Je moet de effecten weghalen terwille van je zelf, maar ook terwille van hem-zelf. Als h.et waar is, dat hij in moeilijke omstandigheden verkeert, dan kunnen die papiertjes hem in de verleiding bréngen. Wij allen kunnen in zonde vallen, mijnheer Meerendonk even goed als wij. Hij zou, ik herhaal het, in de verleiding kunnen komen, er enkele te verzilveren, om die natuur lijk later weer terug te koopen. Stel, dat het laatste gebeurt, het is en blijft niet in den haak." „Je brengt mij met je mededeelingen heelemaal uit mijn evenwicht", klaagde de weduwe. „Ja, ik had natuurlijk kunnen zwijgen. Maar dan zou je later het recht hebben gehad, mij te verwijten, dat ik je niet heb gewaarschuwd." „Maar wat moet ik nu doen vroeg zij. „Ik kan toch maar niet naar Meerendonk gaan en zonder eenige opgave van reden mijn effecten terug vragen „Ze zijn toch van jou.?" voerde hij tegen. „Natuurlijk. Maar 'k heb ze mijnheer Meeren donk in goede vertrouwen ter bewaring gegeven. Vraag ik ze nu terug, dan is dat een bewijs van wantrouwen. Zeggen, dat ik ze noodig heb om te verkoopen, zou een leugen zijn. Hoe moet ik daar nu mee aan „Ja, 't is een moeilijk geval", gaf Veenman toe. „En daar komt nog bij", vervolgde zij, „dat wij heelemaal niet weten, of mijnheer Meeren donk in goed vertrouwen ter bewaring gegeven, praatje zijn. Wat een mal figuur zou ik slaan, als ik hem zeide: „Ik hoor, dat uw zaken er niet al te best voorstaan, geef mij de effecten terug" en er is van dat alles niets waar." ,,'k Weet wat", zei Veenman, opeens, ,,'k zal nog eens nader onderzoek voor je doen en hoop dan morgenavond meer te kunnen zeggen. Dan kun je altijd nog zien." IV. ,,'k Heb u wel eens meer ontmoet, is het niet vroeg bankdirecteur Sanderse aan Veen- dan, toen hij deze den volgenden dag tegenover hem in het privékantoor zat. „Ja, mijnheer" antwoordde hij. „In het toen malige Oranjecomité." „Och ja, nu herinner ik mij. 't Was een ge zellige tijd, al hadden we het wat druk. Maar waarmee kan ik u van dienst zijn Veenman aarzelde even. Hij gevoelde zich niet op zijn gemak. Wat hij zich voorgenomen had, was niet zoo eenvoudig. Hij moest maar ?fgaan op wat losse praatjes. En dan zou deze heer zich ook wel voorzichtig uitlaten. Hij sprak nog niet. De heer Sanderse keek hem verbaasd aan, wat Veenman wel opmerkte. „Ja, mijnheer, ik kom met een heel moeilijk geval. Het betreft niet mij zelf, maar een ander. Terwille van die andere ben ik naar u toe gekomen. Mogelijk kunt en wilt u inlichtingen verschaffen. Kunnen wel, naar ik hoor. Maar of u wilt." De directeur glimlachte om deze eigenaardige inleiding. „U zult u toch wat duidelijker moeten uit drukken'", zei hij. „Ja, mijnheer. Daar hebt u gelijk aan. Maar u zult straks moeten erkennen, dat het voor mij niet zoo gemakkelijk was. Om kort te gaan, mijnheer, in de stad loopt het hardnekkig ge rucht, dat de zaken van mijnheer Meerendonk niet goed staan. Hij moet zich bevinden in financieele moeilijkheden. Als ik het wel heb, weet u daar iets van?" Het laatste sprak Veenman op vragenden toon, daarbij den heer Sanderse aanziend. Maar deze zat met een onbewogen gelaat te luisteren. „Nu is er mij heel veel aan gelegen, te weten of dat praatje waar is. Niet voor mij zelf. Per soonlijk kan het mij weinig schelen, al ging mijnheer Meerendonk, om zoo te spreken, mor- g'eri aan den dag failliet, al hoop ik het niet voor den man. Maar een ander, en voor die is het een zaak van beteekenis, zou ik het zeer gaarne weten. Het is een geldzaak, mijnheer. Het is een kwestie van inkomen. Als het waar is, dat mijnheer Meerendonk niet meer solide is, dan moet die andere maatregelen nemen. En daarom heb ik op mij genomen, naar u te gaan en te vragen, of u mij, zonder bizonderheden natuurlijk, daar heb ik niets mee te maken, zoudt willen inlichten, of het waar is, dat het met mijnheer Meerendonk niet zoo goed staat." „Waarom komt die andere dan zelf niet vragen vroeg de bankdirecteur met een effen gelaat. „Och, het is een vrouw, een weduwe, mijn heer. Zij houdt er niet van, zoo op te treden. Daarbij komt, dat ik haar gewaarschuwd heb, toen ik wist, dat er haar veel aan gelegen was, de waarheid te weten." „Heeft mijnheer Meerendonk dan geld van haar in zijn bezit?" „Neen, mijnheer, tenminste niet in dien zin, als u dat bedoelt." „O, enfin, 'k heb er ook niets mee te maken. Maarwat nu uw vraag betreft, het is best mogelijk, dat mijnheer Meerendonk niet goed staat. Het is ook best mogelijk van niet. Met praatjes moet men altijd voorzichtig zijn. Maar als het waar is, wat zou dat dan nog Dat overkomt iederen zakenman wel eens, dat hij een minder goeden tijd heeft. Het herstelt zich vanzelf. En dan is de zaak weer gezond." Hij sprak op luchtigén toon. Maar Veenman meende toch op te merken, dat de heer Sanderse niet ronduit was. „Dat spreekt vanzelf, mijnheer, dat weet ik ook wel. Maar van mijnheer Meerendonk wordt verteld, dat hij zulke verliezen heeft geleden. En nu kwam ik u vragen, in 't belang van een weduwe, of u mij zeggen kunt, of het praatje al of niet waar is. Is het niet waar, dan valt die weduwe mijnheer Meerendonk niet lastig; is het wel waar, dan is zij verplicht het te doen, omdat de toestand van mijnheer Meerendonk het gevolg zou kunnen hebben, het behoeft niet, maar het zou kunnen, dat zij ook in moeilijk heden kwam. Ja, ik druk mij wat vaag uit, maar dat kan moeilijk anders, mijnheer." „Misschien was het beter, dat u mij de zaak mededeelde, 't Is een kwestie van vertrouwen. Maar u kunt mij ook een vertrouwelijk antwoord vragen. Overigens moet u het zelf weten. Alleen nog dit: waarom komt u bij mij „Men meent, dat u er meer van weet en ook notaris Struman. Maar dat kan ook wel een praatje zijn, 'k weet het niet." „Waarom zou ik er meer van weten?" Veenman voelde wel, dat hij met den bank directeur niets verder kwam. Hij was de voor zichtigheid in eigen persoon. (Wordt vervolgd). •?1 -i.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 3