nis Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. PAKJE LA Sa Oa Sa BIGGELAAP't RBRUIK IN HOC SIGNO VINCES I MysiieH- geen hronuan openbaring ESTEVAEÜ No. 3596 ZATERDAG 7 DECEMBER 1929 44ste JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. LANG ZULLEN ZE LEVEN!! Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. )FFIf Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b? vooruitbetaling. BUITENLAND I>| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER 50MMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zfj beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. "^jl c n voor uw vee sma« ever maken door er 40 ier van Veevoeder of rikant XVI. Ik bid u, laat dit opschrift u niet af schrikken. Alsof schrijver dezes de mystiek ter deure zou verwijzenNiets minder waar dan dat Is het mysticisme in zijn kon- sekwentie weerzinwekkend, zooals we zagen; feil gaat, wie meenen zou, dat we in het andere uiterste heil zouden hebben te zoeken. O, ban toch al was het om den beschreven gruwel te mijden o ban toch de heilige mystiek niet uit Dan toch zal uw hart verdorren, uw geloof verarmen, uwJhefde verkouden, uw vroomheid ver-„intellectualiseeren". Neen, nóch op de eene, nóch op de andere klip mag ons geloof stranden Reeds in een der voorgaande arti kelen noemden we mysticisme en mystiek als elkanders tegen stellingen. Mystici s m e is de ontaar ding der mystiek, welke laatste goed, noodig, onmisbaar is. Waar het Woord ons geeft de o b- jectieve beschrijving der za ken, zoodat deze tot ons bewustzijn kunnen doordringen, is het toch nog iets anders deze zaken zelve teerva- ren, Ook dat is een element in ons geloof, hetwelk immers niet alleen is zeker, stellig weten, wat Godes beloften en toezeggingen ook ons aangaan. Niet genoeg kan daarom nadruk worden gelegd op de „unio my s- t i c a". Ook daarin wijst de H. Schrift ons het spoor en Calvijns oog is voor die unio mystica wijd open geweest. Welnu, wij wenschen van die lijn niet af te buigen, maar vast te houden aan de hooge waarde der mystiek. Maar men geve aan dit begrip dan ook geen anderen inhoud, dan dit in derdaad heeft. In onze waardebepaling der dingen, ook die des geloofs, ja voor al die des geloofs, hebben we ons te laten leiden door het geopen baarde Woord Gods. Niet, om dat w ij iets van zooveel waarde ach ten, wordt het tot iets waardevols ver heven. Alleen de waarde, die God de Heere aan alle ding toekent, is reëel, is w e r k e 1 ij k. Hem moe ten wij laten bepalen, ook de waarde der mystiek. En men overdrijft de waarde der mystiek schromelijk, als men ook haar zou verheffen tot openbarings bron. Men kent dan aan de mystiek een waarde toe, die alleen aan de H. Schrift toekomt. Wie zich aldus de mystiek denkt, is evenwel het pad bijs ter. Al wat zich naast het Woord plaatst, zich daarmee o p g e 1 ij k e 1 ij n waant, miskent Gods eigen Woord, berooft dat Woord van zijn geheel e enig e waarde, haalt het Godd e- 1Mhe naar omlaag en verheft menschelijke. Aldus wordt onze °d niet op het hoogst verheerlijkt en evenmin de zondaar op 't diepst vernederd. Het subjectieve ele ment, de m e n s c h en wat hem eigen is, komt dan noodwendig naar voren en de objectieve factor, God rieëenig met Zijn Woord, komt op age r plan. Zoo ontstaat die gees- esrichting, die in onze dagen meer veld schijnt te winnen, die den God van hemel en aarde van Zijn eer berooft (laat het dan zijn onbedoeld, het e i t blijft hetzelfde) en den mensch, iet schepsel, in gelijke mate, met meer Glorie omkranst. Dit alles is zeer zeker m e n s c h e 1 ij k, niets wonderbaars, zelfs naar den mensch. Daarom ook weerklank vindend in aller hart. Het „a 1 s-G o d-w i 11 e n-z ij n" is een zonde, niet tot Adam beperkt. God de Almachtige op zijn a bs o 1 u t e plaats laten als den Schepper, den Souve- rein; en ook den mensch als schep sel, als droppel en stofke, aldus te aan vaarden, het is voor den mensch een uiterst moeilijke zaak. Het moet derhalve gansch geen ver wondering baren, als zelfs vrome zie len in den strijd vallen en zij het onbedoeld op eigen altaar gaan offeren. Geheel in strijd met hun b e- 1 ij d e n i s, zelfs in strijd met hun woorden. Meenend de belijde nis te handhaven, toonen zij in de p r a k t ij k klaarlijk niet te willen loo- pen aan den band des W oords maar op een vrome wijze hun eigen pad te willen bewandelen. En een eigen gekozen pad is zeer zeker de verheffing der mystiek tot een leidsvrouw des geestelijken le vens. Niet wat ik ondervind, niet wat ik gevoel is maatstaf. Omdat dat menschelijk „ik" geen rotsgrond levert om op te bouwen. Het mensche lijke „ik" is niet ongelijk aan kruiend overzand, veranderlijk, beweeglijk. De rots, waarop we bouwen, mag niet in ons zelve liggen En behoeft ook in ons zelve niet te liggen Onze God schonk ons Zijn openbaring met tallooze beloften; beloften, die naar het Paulinische woord van II Cor. 1 20 in Christus j a en in Hem amen zijn, Gode tot heerlijkheid. Dat alleen geeft de vastheid voor het geloofsleven, omdat dit onwankelbaar fundament buiten ons ligt, maar in het eehs ge geven W o'ord der belofte. Daar moeten we altoos weer heen In tijden van moeite en aanvechtin gen, naar het W oord! In tijden van vreugde en blijdschap, naar het Woord Alles, onze droefheid en onze vreug de, ons spreken en ons zwijgen,'ons doen en ons laten, ons g a n s c h e le ven met al zijn gedragingen, moeten getoetst worden. Getoetst, neen waarlijk niet aan onze eigen meening immers zelfs onze consciëntie kan dwalen), ook niet aan de meening van dezen of genen v r ome, maar we moeten staan voor God. Hij is onze Koning, Hij is onze Richter En Zijn Woord is gewis En het is niet de mystiek onzes harten, die ons leven behoort te lei den. Want de mystiek vermeerdert onze kennisse niet; die mystiek geeft ons geen nieuwe openbaringen, hoe we doen of laten of leven moéten. Maar mystiek is het, als ge de ken nisse van Gods' openbaring op u zelf toepast; mystiek is het, als die Godsopenbaring 't eigendom wordt van uw hart; mystiek is het, als die kennisse Gods voor U wordt een be vinding, een genieten. Genieten van het Woord Gods Dat is niet een zalig zich gevoelen met-allerlei dingen, die met de open baring Gods niets uitstaande hebben, zelfs niet met vrome bespiegelingen Schier niemand sterker dan de ook op Flakkee wel bekende en geliefde Alexander Comrie heeft den nadruk gelegd op het leven des geloofs als een leven op de beloften Gods. Zeker, de Bijbel kan ons niet w e~ derbaren. Dat doet alleen 's Heeren Geest. Maar dan staat de zaak nóg zoo, dat ge van deze daad des Geestes zelfs niet de minste kennis zoudt dragen, als het W oord Gods niet eerst tot uw bewustzijn was doorge drongen. De leer der wedergeboorte kent ge ee n i g 1 ij k en alleen uit de H. Schrift. En 't is de H. Geest, Die Zich wederom aan uw ziel Zich alleen bedient van het W oord. Denk aan 's Heilands woord; „Hij (de Geest) zal het uit het M ij n e nemen Wie Christus is, wat Hij leed, hoe Hij stierf, dat Hij opstond en ten hemel voer, nu ter rechterhand Gods zit, eens weerkomt ten oordeel, waar haalt ge anders deze kennis vandaan, anders dan uit het W oord Gods Maar en let daar wel op het is de mystiek, die uw hart bij al die kennis in v 1 a m zet, die U in aan bidding doet neerzinken, die deze ken nis in eigen ziel vrucht doet dragen. Maar tot die warmte van hart, tot dat zich overgeven aan den Persoon van den Christus der Schriften kan ook de mystiek u niet brengen, als niet eerst het Woord in Zijn majesteit tot u kwam. En ziet ge nu wel, dat we steeds weer, bij al ons denken, bij al ons ge voelen, bij al ons zinnen en peinzen en meenen, bij al onze bevindingen ons terug moeten laten brengen onder den band des W o o r d s en door dat W oord ons moeten laten leiden Mystiek is k o s t e 1 ij k, is onmis baar! Maar ook de mystiek is niet de heerscheres in ons leven. Ook de mys tiek is onderworpen aan het Goddelijk Woord En hij, die te onzaliger ure, tot de meening kwam, dat de mystiek alles was, komt nü of later tot de ontnuchterende ontdekking op iets anders dan het Goddelijk Woord te hebben gesteund. En waarlijk, zóó kan men den Jordaan des doods niet door In den stervensstond zal de vrome alles moeten laten varen, alles, ook zijn leidsvrouwe de mystiek, en zal hij er toe komen moeten denChristus alleen te omhelzen, zonder neven figuur, waarin dan die nevenfiguur ook moge bestaan Hij zal zichzelven moe ten verliezen! Dan alleen wordt het eeuwige winst„Welgelukzalig is het volk, hetwelk het g e k 1 a n k kent, o Heere Z ij zullen in het licht uws aanschijns wandelen!" (Ps. 89 16). Heerlijk heeft Comrie, de oude schrij ver, alle vromen verwezen naar het Evangelie en zóó onvergelijkelijk schoon de harmonie beschreven tus- schen Evangelie en mystiek, dat we grooten lust gevoelen, de zes groote bladzijden uit zijn „Stellige en Prakticale verklaring van den Heidel- berger Catechismus'.', die over dit punt handelen, voor u over te schrijven. Dat zou echter de plaatsruimte van een 3-tal artikelen vergen. Door enkele weglatingen zullen we het woord van Comrie bekorten tot tw e e artikelen. We hopen, dat de lezing daarvan u zal doen grijpen naar Comrie's boek, om het geheel te lezen. Dezer dagen Jas ik in het Driemaandelijks Orgaan van Antirevolutionaire Staatkunde een artikel van den bekenden Prof. Fabius, getiteld: „Groen van Prinster Nooit Gevolgd". -Ik had dit artikel reeds meer gelezen, maar het is een stuk werk, dat waard is twee- en meermalen gelezen te worden. Prof. Fabius heeft deze rede uitgesproken op de Deputatenvergadering, welke dit voorjaar gehouden is. Hij heeft haar wat uitgebreid en van ver scheidene kantteekeningen voorzien, zooals we dat van al de werken van Fabius gewend zijn. Wanneer men b.v. het boekske: „Huiskamer en Keuken" een echt huiselijk boekje, dat al onze Christenvrouwen lezen moesten inziet, dan treft men op schier iedere bladzijde aan tekeningen aan; soms zelfs maar twee regels gewoon schrift en verder alles aanteekeningen, aanteekeningen nochtans, die zeer lezenswaard zijn 1 Welnu zoo is dat het geval ook met dit artikel in Antirevolutionaire Staatkunde. Die aanteekeningen alleen zijn al een schat, waaruit men iets van Groen leert kennen als Staatsman en Evangeliebelijder Bijzonder trof mij een der laatste aanteeke ningen. Ik zal haar hier woordelijk overnemen „Toen Groen van Prinsterer door zijn laatste krankheid getroffen werd, heeft hij aan zijn echtgenoote, die mij dit heeft meegedeeld, op gedragen, aanteekeningen te maken, daar het een belangrijke tijd was. Uit die aanteekeningen heeft Mevrouw Groen van Prinsterer na Groen'n dood mij een en ander voorgelezen. Nog een maal, in 1885, heb ik ze gezien in handen van Elout, toen ik eenen dag bij hem vertoefde, om hem behulpzaam te zijn bij het opstellen van „Enkele herinneringen uit Mr. Groen van Prin- sterer's laatste dagen" (niet in den handel). Daarin vindt men op blz. 13 uit die Aan teekeningen deze woorden van Groen van Prin sterer; „Hoe is 't mogelijk in een land als 't onze, de kinderen te onderwijzen, zonder God in de geschiedenis wat was ons kleine land, had Hij 't niet aangezien en gezegend Een van de laatste woorden door Groen ge sproken in verband met den politieken toestand des lands Over den schoolstrijd Den strijd, waaraan hij een groot deel, het grootste deel zijns levens gewijd heeft Het kon ook niet anders of het moest Groen treffen, dat er altijd nog velen waren, die het Godsdienstloos onderwijs voor de kinderen be geerden. Groen, de kenner der Vaderlandsche geschie denis bij uitnemendheid Die het „Handboek" schreef onder het motto van de bekende Bijbelwoorden: „Wij zullen het niet verbergen voor de kinderen, vertellende de loffelijkheden des Heeren en Zijne wonderen, Een S. O. S. heet het door de radio, wanneer men tracht door den aether iemand zoo spoe. dig mogenlijk te waarschuwen. Dit S. O. S. dient om lijders aan bronchitis, hoest en benauwdheid, te waarschuwen dat Akkers Ab. dijsiroop het voor hen aangewezen middel is. die Hij gedaan heeftopdat het navolgende geslacht die weten zoude, en dat zij hare hope op God zouden stellen, en Gods daden niet ver geten, maar Zijne geboden bewaren" Groen gevoelde zich altijd tot de studie der historie aangetrokken. Ds. Rullmann zegt van hem: „Altijd is de historie Groen's geliefkoosde studie geweest. Reeds op de Academie was daaraan al zijn overige belangstelling ondergeschikt. Het waren historische onderwerpen, waarover hij prijsver handelingen en doctorale dissertaties schreef." En Dr. Cohen Stuart schreef over het Hand boek van Groen: „Deze duizend bladzijden be vatten een waren schat van wetenschap. Vooral sommige gedeelten, bewerkt met een kennelijke voorliefde, zijn van een wonderbare voortref felijkheid. Elke regel, elk woord schijnt de gerijpte vrucht te zijn van studie en nadenken. Een verbazende veelheid van bijzonderheden en en opmerkingen wordt hier in een beknopt over zicht samengedrongen, met een graveerijzer op bronzen tafelen, in een soberen en strengen stijl, de groote omtrekken geteekend heeft van de vaderlandsche geschiedenis." Is het wonder, dat deze man als het ware met stervende lippen nog kon vragen: „Hoe is 't mogelijk in een land als 't onze de kinderen te onderwijzen zonder God, in de geschie denis 1" En toch, ook nu na meer dan een halve eeuw moet telkens weer dezelfde vraag gesteld wor den Er zijn nog velen, die de orthodoxe belijdenis zijn toegedaan en toch hun kinderen verstoken houden van het onderwijs, waar God wel een plaats inneemt bij de behandeling van de his torie 1 En in onze dagen is het nog zooveel te erger, omdat het bijzonder onderwijs is vrijgemaakt. Het kost geen offers meer. Er is gelijkstelling. De Staat betaalt alles En toch zijn er zelfs nog dorpen, waar schier de geheele bevolking orthodox is, waar de school met den Bijbel ontbreekt en waar de geheele jeugd Godsdienstloos onderwijs ont vangt. En hoevele ouders zijn er niet op dorpen, waar wel een Christelijke school is, en die toch hun kinderen op de openbare school hou den Natuur zien zij het gevaar niet in, waar in hun kinderen zich bevinden. En er zijn zoo vele factoren, die een verandering in den weg staan. Op zoovele dorpen bezoeken de hoofden der openbare school de kerk en trachten connecties aan te houden met de predikanten, zonder dat ze ook maar één droppel orthodox bloed in hun aderen hebben. Alleen maar terwille van de school Het valt niet mee, om zulke, vaak lieftallige wezens voor het hoofd te stooten. Menschen kunnen zoo héél aardig zijn Ze kunnen zoo'n beslag leggen op de ouders! De bruidsdagen van Pijpeman En „Bestevaer" zijn bruid, Die bieden veel gelegenheid Tot herrie en geluid. U ziet hier juist 'n rondedans» De pijpen hebben lol. Want van het bruidje „Bestevaer" Daar is hun hart van vol! Het slot van 't verhaal de volgende maal! Zoudt U ook 'n beetje in stem ming willen komen? Wel Uw pijp, 'n pak Bestevaer-Rooktabak en Uzelf dat 's voldoende. Maar het mag hier geen kwestie van sym- pathiën en antipathiën zijn Maar ook al waren deze menschen goed orthodox -des neen, wan? dan konden ze het in de openbare school niet uithouden dan kan dit nog in geen enkel opzicht een reden voor de ouders zijn om hun kind aan de open bare school toe te vertrouwen. Deze school is nu eenmaal Godsdienstloos, d.w.z. dat God ,er niet erkend mag worden. God mag niet aangeroepen worden bij het beginnen van de dagtaak. Hij mag niet erkend worden bij het onderwijs, geen Bijbel, geen Psalm mag er in de openbare school zijn Want de heiden staat op één voet met" den christen. Een ontzettende beleediging voor God, den Schepper van Hemel en aarde, voor Wien zich alle knie te buigen heeft In de openbare school moet hij gepasseerd worden alsof Hij niet bestaat. Al was er niets meer, dan alléén dit, dan moest dit al reden genoeg zijn om uw kind verre van die school te houden. Want wie zal zeggen hoe ver die vreeselijke Godverzakende sfeer in de jonge en teere kinderziel invreet, hem er aan ontwent om in alle wegen zijn Schepper te kennen Het gaat om het kind, dat God ons heeft toevertrouwd Wanneer gij als Christenouder uw kind op de openbare school houdt, dan stelt gij uw kind bloot aan een groot gevaar Als Christen weet ge, dat er geen neutraliteit bestaat; wie niet voor Mij is, is tegen Mij, en die met Mij niet vergadert, die verstrooitOok de openbare school is tegen Christus, omdat zij niet voor den Christus isOok de openbare school verstrooit, omdat zij niet vergadert Maar als gij uw kind op de openbare school laat, doet ge meer Gij verloochent de historie uws lands Gij verloochent het bloed der mar telaren, dat gevloeid heeft, opdat er vrijheid zou zijn van gewetensovertuiging, vrijheid van Godsdienst. De onderwijzer op de openbare school mag de landshistorie niet vertellen, zooals zij is, omdat hij „neutraal" moet blijven Dat is de vloek, die op het Godsdienstloos onderwijs rust De groote Christenstaatsman heeft het in den laten levensavond uitgeroepen: „Hoe is het mogelijk in een land als 't onze, de kinderen te onderwijzen zonder God in de geschiedenis Laat dit ernstige woord van dezen grooten man, waaraan Nederland zooveel te danken heeft, op zijn laatste ziekbed gesproken, tot de ooren 'erf harten der ouders doorklinken, opdat het geweten geraakt worde en men zich zijn Doopsbelofte herinnere UITKIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1