L UIT HET WOORD J Lam C. WARNAER, Dirksland; Ds. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur PREDIKBEURTEN S» ALLERLEI SS No. 31 ■I ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 17 NOV. 1929 SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS i ri I 'ril ill i. f r VOOR DEN ZONDAG ~1 i NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. en 's av. Ds. van Ameide (Dankstond voor 't gewas en oogstcollecte). Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Barneveld van Delft. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 en n.m. 2 uur Ds. Polhuijs (Dankstond en oogstcollecte). Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. van der Zee. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't H. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees dienst. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. 9.30 (Dankstond) en 's av. 6 uur (voorber. H. A.) Ds. van der Wal (beide diensten oogstcollecte) Herkingen, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe Tonge. Melissant, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Kloots van Maassluis (Dankstond en oogstcollecte). Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom van Oude Tonge (voorber. H. A.). GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Brouwer van Zwartsluis. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en 's av. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en n.m. 2.30 uur Ds. de Lange. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst, GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dinsdagavond 6.30 uur Ds. van Dijke van Nieuw-Beijerland. Dirksland, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. DOOPSGEZINDE KERK. Ouddorp, v.m. 'en 's av. Ds. Leenders. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING IMMANUEL. 28 Febr. 1574 werd in de Westminsterabdy, Londen's wereldvermaard heiligdom, een kind van nauwelijks tien jaren tot koning over En geland gekroond. Geweldig groot was de me nigte menschen, zoowel in als buiten 't huis Gods, schitterend de hofstoet, eenvoudig het kind ter kroning, dat reeds zoo vroeg geroepen werd zijn gestorven vader, Hendrik den 8sten, op te volgen. De jonge Eduard de 6de (aldus heette hij) leefde in de dagen der Kerkhervor ming en reeds vroeg ging het licht der genade op in zijne ziel. Aangrijpend kwam zulks uit op het oogenblik, waarop wij hem u voorstellen. Thamas Cranmar, mede een pionier der Her vorming op Engelschen bodem, plaatste de kroon op Eduard's hoofd en toen de hofstoet zich gereed maakte om uit het Godshuis naar het paleis te trekken, werden de jongen vorst drie zwaarden gebracht, als zinnebeeld van de drie rijken, over welke hij den scepter had te zwaaien. „Eén zwaard ontbreekt er nog", merkte de Koning daarop aan; en op de vraag der edelen welk dit was, antwoordde hij; „de B ij b e 11 dat is het zwaard des Geestes en het moet boven de anderen worden geschat. De Bijbel moet ons in alle gerechtigheid leiden. Wij zijn niets 'en kunnen niets zonder den Bijbel. Wie zonder hem regeert, mag geen dienaar Gods en geen Koning worden genoemd." Een Bijbel werd op dit woord voor den dag gehaald en met diepen eerbied mede in den ommegang rondgevoerd. HelaasEduard, de jonge „Josia" van Enge land, gelijk hij in den volksmond werd ge noemd en geroemd, mocht slechts korten tijd mede met het zwaard des Geestes over zijne drie rijken regeeren; 6 Juli 1553 nam de Heere hem, nauwelijks 16 jaren oud, tot Zich, klagelijk door zijne onderdanen beweend. „Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid 1" „Gord uw zwaard aan de heup, o helduwe majesteit en heerlijkheid. Psalm 45 vers 4. a. O held b. Uw zwaard c. Gord het aan. a. O h e 1 d. In het hart van d'en mensch is voor alles plaats, behalve voor God en goddelijke dingen. Gods Woord, leert 't ons als op iedere bladzijde, de praktijk van het menschelijk leven wijst het dagelijks uit. Het mag dus wel een wonder heeten als de ons bij name onbekende dichter van Psalm 45 zijn profetisch bruiloftslied aan vangt met het aandoenlijk schoone: „Mijn hart geeft eene goede rede op, ik zeg mijne gedichten uit van eenen koning; mijne tong is een pen eens vaardigen schrijvers." Uit dit laatste „mijne tong" zien wij ook reeds aanstonds naast de geestelijke blijmoedigheid des harten de niet min dere geestelijke vrijmoedigheid des dichters om te belijden wat hij mocht beleven. Of, zou het ook hier niet waar zijn: „Waar het hart vol van is, loopt de mond van overEn, zoo dezen niet spreken, de Heere zou immers uit de steenen Abraham kinderen verwekken. „Be lijden" en „beleven", in den waren zin, des woords, het is ééne genadedaad Gods. Niet, dat zij altijd samengaan, ach neen, ook hier strijdt de duisternis maar al te vaak met en tegen het licht en toch, zij blijven beiden eisch des Hee- r'en. (Lukas 12 vs. 8). Zoo vindt de rechte belijdenis dan ook haren levenswortel eenig en alleen in 't waarachtige beleven der dingen Gods of in het leven des geloofs. De dichter van Psalm 45 is in geestelijke verrukking ter bruiloft, ter bruiloft van zijnen Koning Jezus Christus, met zijn lieve bruid, Gods strijdend en triumfeerend erfdeel. Wel een gunst; wat een eer Spraken onze vaderen van een vierderlei ver- eeniging der ziel met Chrijfus, te weten: de betrekkelijke-, de genootschappelijke-, de be vindelijke- en de gestaltelijke vereeniging, geen twijfel of de bruiloftszanger in onzen Psalm kent ze en zeker is het toch niet te veel ge zegd, dat hij van de vier genoemde trappen des geestelijken levens hier op de derde en vierde als met beide voeten in de bereidheid des Evan gelies huppelt voor het aangezicht zijns Konings. Hoort hem nu zingen: „Gij zijt veel schooner dan de menschenkinderen, genade is uitgestort in uwe lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid." Christus leeft in zijn ziel, Hij stond als voor hem, opgetrokken als hij werd boven wolken, die wij voelen, boven de sterren die wij zi'en, tot in den derden hemel, den hemel des geloofs. Zijn Borg had een gestalte in hem. Hij ziet twee dingen: den schoonsten der men schenkinderen ènde andere kinderen der menschen, helaas, van alle schoon ontbloot Hij ziet Zijn Koning in Zijn vrijwillige ver nedering, in Zijn weergaloos lijden en strijden om der zonden wil, maar ook blikt hij door de lantaarn Zijner menschheid op Zijn Godheid, op Hem het schoonste Menschenkind, d'en twee den, den beteren Adam, wederom een vrucht der aarde, uit een vrouw geboren, onder de wet, in Wien de Godheid lichamelijk zou wo nen. Ja, meer dan Salomo is hier Bij het trek ken door den Jordaan droegen de Levieten de ark Gods; zij mochten haar niet aanraken, haar aan de handboomen dragend op de schouderen. Zij mochten haar niet hebben voor hunnen adem, niet in 't oog. En Israël Het mocht de ark niet dan op 2000 ellen naderen, ifier noch- thans openbaart zich de tegenbeeldige ark Chris tus, dragende de wet in Zijn ingewand, in het hart van Zijn kind 1 „God is zóó groot", riep eens een vrome vrouw uit, „dat de hemel Hem niet kan be vatten en ook zóó klein, dat Hij wil wonen in mijn hart." Ja, dat kan God alleen, de Held, Die op Zijn tijd het Jericho in ons door het geloof doet vallen tot aanbidding. Dit is het werk van den Man uit duizend, die door lijden zal gaan tot heerlijkheid, Hij, de machtige Jacobs, die zal hebben, maar óók zal weten te draden den vollen last des toorns Zijns Vaders, in het roode kleed van Bozra tegen de zonde. Die zal vallen, maar óók weder opstaan om eens Zijn bruid Zijnen Vader voor te stellen als een gemeente zonder vlek of rimpel. b. Uw zwaard. Wat kan er troostvoller zijn voor een god- vreezende ziel, dan de teekenen van Gods te genwoordigheid Het is eene groote vreugde van Gods goedertierenheid te hooren, maar de kenteekenen van Zijn goedheid te zi'en en te voelen is een onuitsprekelijk genot. Hierom waren Gods kinderen niet tevreden met hun geloof, maar hebben altijd gebeden, dat zij het zien en genieten mochten en hebben geweend als zij zulks niet konden verkrijgen. De Heere toch werkt middellijk. Middellijk door Zijn Woord, middellijk door Zijn Geest. De dichter, ziende op het eerste, noemt dit e'en zwaard. En terechtPaulus verklaart het in zijn brief aan de Efeziërs als 't zwaard des Geestes En neemt het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord." (Efeze 6 vs. 17). Een woord nu is zal het goed zijn ver tolking van eene gedachte; zoo dan ook, ja, meer en beter dan bij den mensch, Gods Woord niets anders dan de uitdrukking van de ge dachte Gods, die, gelijk Hij Zelf eeuwig is, van eeuwigheid is en in den tijd aan menschen kinderen openbaart. Het is gevloeid uit Gods heilsgedachten, uitgedrukt in de profetiën; ver wacht van de vaderen; bevestigd door Jezus' eigen mond; bezegeld door duizenden harten Uw zwaardO, die reine redenen, gelouterd zilver, zevenmaal gezuiverd Eeuwenlang doorstond het, als de grootste „martelaar", het vuur en de instrumenten der hel en toch „wat vergaet, 't Woord bestaet Het is 't zwaard van Immanuël, tweesnijdend, eenerzijds doodend, anderzijds levendmakend voor dezen een reuke des doods, voorgenen tot een reuke des levens. Toen Israël pas in de woestijn was, deed het gebrek, had het honger. Wat een scherp zwaard! Te voren was het aan hen verboden gezuurd brood te eten, doch welk brood is zoo zuur als gebrek? Houden de middelen om te leven het uit, lichtelijk is men tevreden; zoolang Is raël deeg en toespijs had, zoolang het de da- delen van Elim vergaren mocht, hooren wij niets nieuws van hen, is 't rustig. Wie zou ook niet voor zijn dagelijksch brood bidden, zoolang het voor hem staat Maar wanneer onze spijze ophoudt en ons vertrouwen nochtans op God blijft staan, dan zien wij daarin den edelen proefsteen des ge loofs. In onzfen Psalm hongert de dichter als 't ware naar Christus, naar Zijn zwaard. Hij bedelt om een teeken van Zijn goedheid, het anker zijner hoop, het teeken Zijner liefde, Zijn Woord. Hij heeft behoefte aan een zichtbaren gevoeligen omgang met zijn God door Zijn \Voord en door Zijn Geest, in welken toestand dan ook, ja, in leven en in sterven, immers zijn eenige troost gelegen is. c. Gord het aan. Het gorden ziet op het ondernemen van en toerusten tot een overgroot en voortreffelijk werk, op alles wat tot uit- en volvoering van hetzelve vereischt wordt. Ook de Heere gordt Zich, dat is, Hij maakt Zijn Woord door Zijn daad waarachtig: „Méént niet, dat Ik gekomen ben om de Wet en de Profeten te ontbinden, maar te vervullen." Meermalen is het de gewoonte der heilige Schrijvers, dat zij van God smeeken, hetgeen zij zeker weten dat hun vergund zal worden. Ziet het in David (2 Samuël 1 vs, 2527); in Daniël (Daniël 9 vs. 2 en 3). Hoe Waarlijk blijkt hieruit, hoe nauw en teer Gods kinderen in bedoeling en wensch leven, in overeenstemming met den Raad Gods. Dus gaan ook immer hunne gebeden aan Gods werk voorop 'en vooruit. Hij wil er van den huize Jacobs immers om gebeden zijnWelaan dan. Heere, draag Uw Woord uit, het Woord der blijde boodschap, het Evangelie; gord toch Uw zwaard aan de heup Aan Uw heup, opdat het blijve bij de hand, opdat Gij leeren en leiden moogt als machtig in woorden en werken. Gij, ons Hoofd, wij, Uwe leden. Aangrijpend was zeker het oogenblik, toen de oude patriarch Abraham den ouden Eliëzer, zijn knecht, liet zweren voor Izak, zijnen zoon,, eene vrouw te zoeken uit zijn land en maag schap. Wij lezen toch in Genesis 24 vs. 9: „To'en leide de knecht zijne hand onder Abra hams zijns heeren heup, en hij zwoer hem over deze zaak." Maar geef ons woorden om het uit te drukken, wat het is, als de meerdere ge trouwe, Christus, Zijn bruid zoekend, zweert bij Zich zeiven, wijl Hij niemand boven Zich heeft om bij te zwerenAls Hij Z ij n hand brengt aan Zijn zwaard en dat legt op Zijn volk, uitroepende voor hemel en aarde: „Zeg tot hen: Zoo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zoo Ik lust heb in den dood des goddeloozenMaar daarin heb ik lust, dat de goddelooze zich bekeere van zijnen weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uwe booze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls (Ezechiël 33 vs. 11). O, in die oogenblikken valt de bruid, gelijk eens weleer de koningin van Scheba bij Salomo, aan Immanuël's voeten, opgetrokken als in den derden hemel, stamelende in aanbidding: „Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb van uwe zaken en van uwe wijs heid; en ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben en mijne oogen dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd, gij hebt met wijsheid en goed overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb." De Heerlijkheid der eere Uwer Majesteit N. T. Ds. A. DEKKER. VAN DEN BOMMEL dooi Ds, G. VAN DER ZEE. LXVII. DE FRANSCHE TIJD. 1795-1813. (Vervolg). Advies dato 23 Jan. 1799 in den strijd, over de Kerkelijke goederen Den ondergeteekenden, als lid der Ker kelijke Commissie van de hevormde gemeente van den Bommel zoude onder verbetering van oordeel zijn dat de naastvolgende comparitie aan de Com missie der Roomsgezinden ter beant woording op hunne twee Memoriën op den lOden deser Maandt aan de Municipaliteit van Adolfsland overge geven, kunnen gesegt worden Dat de Kerkelijk Commissie der Hervormden van den Bommel aan de Municipaliteit voorat, op derzelver requistie per missive van dato 9 December laatstleden onder anderen naar waarheyd heeft opgegeven, dat de Kerk van Den Bommel is gestigt in Ao. 1647, derhalven langen tijd na de Reformatie, en alleen ten ge- bruyke van de Hervormde gemeente. Dat de kosten tot Stigting van dit Kerkge bouw voor het grootste gedeelte zijn betaald uit gelden hiertoe door vrijwillige giften of col lecten zijn ingezaameld in verscheyden gewes ten, Steeden en dorpen, ten bedrage van meer dan 4700.—, zooals uit de Acte en Rekenboeken deser Kerke specifia kan worden aangetoondt. Ook is uyt voorn. Rekenboeken klaar dat de Fontsen van den Diaconie-armen en Kerk van den Bommel tot verscheyden jaaren na de stigting deser Kerk gecombineerdt zijn geweest en dat er in dien tijd en ook naderhand nog verscheyden Geschenken, legaaten en Erfma- kingen door Particuliere persoonen ten behoeve deser kerk zijn gegeven, waarvoor in deze kerk van tijd tot tijd de noodige stoelen, Ipanken, koperen kroonen en verdere noodwendigheden zijn aangekogt en haar Fondsen' allengs ver- beetert zijn zonder bezwaar van iemand buyten ons Hervormd genootschap. En ofschoon mede tot stigting van de voorn- Kerk heeft gedient een omslag over de Landen in de Polders Den Bommel, Tille, Uitslag en Moolenpolder, in het geheel a 30 stuyvers per gemet; alsmede nog 500 gulden voor de Kerke- landen en Kerkgrooten van de Kerk van Oolt gensplaat, zo is het nogtans zeker, dat deze bijdragen niet toereykend zijn geweest tot be taling van dit Kerkgebouw, maar integendeel dat er bij het doen der Reekening van ontvang 'en uitgaaf van hetzelve op den 26 Jan. 1649 deswegens nog een quaadt slot is gebleeven van 344.— zoals uyt het Acta-boek deser Kerke kan worden aangetoond, waaruit blijkt, dat de voorn, omslag of de 500 gulden van de Kerk van Ooltgensplaat in 't minste niet heeft gediend nog kunnen dienen tot instand- brenging of verbeetering van het Fonds deser Kerke, zoo mede is het zeeker dat int vervolg van tijd tot tijd uyt dese Kerke haar Eygen fondsen is aangebouwt eene Nieuwe Consis toriekamer, een nieuwe Kerktooren en een Nieuw Kerkportaal, benevens andere zwaare reparatien, welke alles verre is overtreffende de sommen die door voorn, landen en Kerk van Ooltgensplaat is opgebragt. Eindelijk moet de Commissie der Hervormden nog aanmerken, dat de Roomsche Commissie dit Kerkgebouw in hunne voorn, memorie heb ben getaxeerd op 3500.en hiervooren is reets aangetoont dat tot den opbouw van het zelve door de bijeengezaamelde collecten of liefdegiften aan de hervormde Gemeente ge schonken en dus volgens de Staadsregeling hun Eygendom gecontribueert is geworden meer dan f 4700.—, om welke redenen de hervormde Commissie met alle regt vermeent te mogen besluyten dat de Roomschgezinden wegens dit kerkgebouw niets te vorderen hebben; en be treffende het pastoryhuys op den Bommel heeft de voorn. Commissie der Hervormden mede naar waarheyd opgegeven dat hetzelve in den Jaare 1648 voor deze Kerk is aangekogt voor 900.— en dat tot betaling van dien verstrekt heeft 800die de toenmaaligen Staaten van Hol land daartoe geschonken hebben, en de res- teerende 100zal zekerlijk uit het gecom- bineert Fonds van onze diaconie en Kerk vol daan zijn, gelijk mede int vervolg alle de re paratien aan 't zelve. Daar uyt het boven genoteerde, hetwelk des noodig uit de autentieque acte en Rekenboeken int Breede kan worden bewesen blijkt dat de kerk en pastorie huys op den Bommel en al hetgeen deselve mogt besitfen door vrijwillige giften, erfmakingen, inzaamelingen en aankoop uyt haar eygen fontsen, (vooral indien men de voorn, melioratien en zwarere paratien daaronder begrijpt) verkregen heeft, zoo vermeent de Commissie van de hervormde gemeente op Den Bommel ingevolge het 5e en 6e lid der Aditio- neele Articulen der Staatsregeling én volgens de publicatie van het Uitvoerend Bewind van dato 12 July laatstleden dat alle de eyschen, vervat in de twee Memoorien door de Roomsche Commissie op den 10 January laatstleden aan de Municipaliteit en de hervormde Commissie overgegeven, altans met betrekking tot de Kerk en Pastory huys op den Bommel zijn onreedelijk en ongegrondt en hetwelk de eevengemelde Commissie vertroudt, dat bij een bedaarde over weeging van het boovengemelde door de Com missie der Roomsgezinden geenszints zal worden tegengesprooken. Wjant het is geheel iets anders wanneer een kerk of pastoryhuys of derzelver fondsen ten tijde van de hervorming van een ander Kerkelijk genootschap is afgenomen of gemeenschappelijk door algemeene betalingen is gestigt en, geheel iets anders gelijk hier het geval is wanneer de meergenoemde gebouwen en derzelver fontsen door giften, erfmakingen, inzaamelingen 'en aan koop uit eigen fontsen is verkreegen. In vertrouwen dat de Commissie der Rooms gezinden door overtuyging van het booven- staande tot betere en redelijker gedagten zijn of zullen koomen, zoo betuygt de Commissie der Hervormden niet ongenegen te zijn om een vriendelijke schikking met deselve te willen maa- ken tot eenige vergoeding, quasie van hetgeen de ingelanden van de polders den Bommel, Tille, Uitslag en Moolenpolder wegens meergemelde omslag van 30 st. per gemet mogten hebben gecontribueert aan den opbouw der Kerk van den Bommel, [voor zooverre aan hun bewesen kan werden dat de Roomschgezinden te dien tijd daaraan hebben gecontribueert. Tot elucidatie van de regtmatigheid van dit voorstel moet de Commissie der Hervormden aanmerken, dat aan hun bij het nazien van de ontvangstposten wecjens dezen omslag nergens is gebleeken, dat er onder de contribueerende ingelanden Roomschgezinden aan hebben ge contribueert. En nadien het octrooij wegens dezen omslag onder de papieren dezer kerke niet gevonden word en dus den preciesen inhoud niet bekend is, zo vermeent de commissie der Hervormden te mogen sustineerén dat geen an dere ingelanden dan die den Hervormden gods dienst waren toegedaan, wegens dezen ommeslag aan de Kerk van Den Bommel hebben gecon tribueert, immers tot zo lange dat aan hun het tegendeel bewezen zal zijn.] En terwijl volgens de Staatsregeling int ver volg ider kerkgenootschap voor zijn eigen onder houd zal moeten zorgen, zo is de Commissie der hervormden mede niet ongeneegén om de zoogenaamde Kerkhalfblanken, welke door de bedijkers der Polders vrijwillig zijn toegestaan en door de Recpectieve Koopers in der tijd met dien last is aangekogt te doen cesseeren. En eindelijk is de Commissie der Hervormden mede niet ongenegen om in het te sluyten accoordt aan de Roomschgezinden deser Ge meente toetestaan om even als voorheen hunne dooden op de Kerkhooven te laaten begraaven en dat deselve ge'en meerdere maar ook even dezelve lasten of onkosten van begraaven zullen betalen als de Hervormden. Voor het ooverige kan de Hervormde Com missi e zig niet inlaaten over eenig accoord of uytkeering in gelden betrekkelijk het pastory huys, nadien hetzelve zoals booven gezegt is geheel en alleen is toebehoorende aan dese hervormde gemeente. Aldus geadviseert in de Consistoorie- Kaamer op den Bommel den 23 st. January 1799. (Wordt vervolgd). MIDDELHARNIS. De oogstcollecte in de Ned. Herv. Kerk alhier heeft opgebracht ruim 284.-. Op de voordracht voor onderwijzer aan de O. L. School in de vacature Holleman zijn geplaatst: No. 1 de Bonte uit Dirksland, no. 2 J. Deurloo uit Scherpenisse, no. 3 J. Kooiker uit Ooltgensplaat. STAD AAN 'T HARINGVLIET. De cate chisaties in de Geref. Kerk alhier zijn deze week begonnen. DEN BOMMEL. Mej. A. J. Eenink alhier en H. de Wit te Utrecht hebben hun benoeming aan de Bijz. School aangenomen. Tijdens de vacaturq ontstaan door het vertrek van Ds. van der Zee zal als consulent der Ned. Herv. Gem. alhier optreden Ds. Pol huijs van Stad aan 't Haringvliet. Als secretaris-penningmeester der Zen- dingsvereeniging is vanaf heden opgetreden diaken J. Hokke. DIRKSLAND. Aan de beurt van aftreding als notabel in de Ned. Herv. Kerk is de heer P, A. Duhen en als kerkvoogd de heer C. v. d. Poel. MELISSANT. Dezen winter zal in de beide scholen weer avondschool worden gehouden, beginnende a.s. Maandag 18 Nov. Leerlingen kunnen zich voor dien tijd nog aanmelden bij de hoofden der scholen. HERKINGEN. In verband met het optreden van Ds. Dekker in de Ned. Herv. Kerk des voorm., zal de Zondagsschool des nam. worden gehouden. D. LUDWIG J. NOMMENSEN. Ein Lebensbild, von D. Joh. Warneck, 3. Auflage 1928. Hoe komt het, dat dit mooie boekje van 140 bladzijden, dat in het vorig jaar, het jubileum jaar der Rijnsche Zending, zijn derden druk beleefde, nog niet in het Hollandsch is ver taald Wij, Hollanders, hebben toch waar lijk, meer dan de Duitschers, reden om dankbaar te zijn voor den Apostel der Bataks, door God in 1862 naar Sumatra' gezonden, en daar op 23 Mei 1918, vier en tachtig jaar oud, nog altijd arbeidende gestorven. En dit boekje kan ons tot dankbaarheid stem men. Met een kleine variatie geldt van Nommensen wat gezegd is ten aanzien van Josephine But/er: „doordat hij geleefd heeft is er iets veranderd op Sumatra". Ja, er is ontzaglijk veel veranderd. Denkt eens na over deze zinnen: „To'en hij in 1862 den bodem van Sumatra betrad, waren er nog ge'en of zeer weinig ChristenenToen hij stierf, telde de Batakzending ca. 180.000 gedoopten, werden in 510 scholen 32.700 leer lingen, jongens en meisjes, onderwezen. Er waren 788 Bataksche onderwijzers en in de gemeenten 2200 ouderlingen met 34 pandita's batak. Het geheele land bezaaid met kerken en scholen. Het Heidendom principieel overwonnen en alleen nog in zwakke resten getuigend van zijn vroegere .macht. Bijnamen half millioen Bataks onder den krachtigen invloed van het Evangelie gebracht; velen, velen zalig gestorven en duizenden door den Heiligen Geest tot nieuw leven gewekt." En van al den arbeid, dit tot dit wondere resultaat leidde, is Nomessen de pionier, de doorzetter, de ziel, en, tot aan zijn dood, de promotor geweest. „Wat de Batakzending thans aan oorspronkelijkheid en levensvatbaarheid in vorm en inhoud bezit, is voor het grootste deel op Nommensen terug te voeren", zegt Warneck. En de man zelf, die zulk een zegen heeft mogen zfen Ik denk weer aan eén woord, dat gezegd is van een wereldbekende figuur, van William Booth, maar dat met het volste recht op Nommensen kan worden toegepast, wiens arbeidsveld slechts een deel van Suma tra is geweest: „Als men zijn leven nagaat, dan meent men te onderkennen de daadkracht van een Luther, de liefde tot het offer van een Franciscus van Assisi, den zendingsijver van een Paulus." Maar dan gezien in de lijst van den e'envoud, de nederigheid, de bescheidenheid van eenNommensen, die, suo iure leider van de Batak-zending, met genialen greep de lijnen der toekomstige ontwikkeling trekkende, toch in eigenschappen en optreden zoo weinig de leiders„figuur" vertoonde. Zucht naar macht en eer was hem vreemd. Hij ontving een eere doctoraat. Zijn naam werd bekend. Hij werd gehuldigd en werd geridderd (Officier in de Oranje Nassau-orde)Maar hij schrijft aan een vriend: „Das alles ist nichts. Mir macht's kleine Freude. Nichts soli mir am Herzen kleben, was die Erde in sich birgt. Ich bin nichts als ein armer Sünder, der gern durch's Losgeld selig war." Ik zeide, dit boekje kan ons als Hollanders tot dankbaarheid stemmen, maar het dit nog in anderen, hoogeren zin, en daarom vind ik dit eenvoudig en zakelijk geschreven boekje mooi. Ik zou het zoo willen zeggen: Wie dit boekje van Warneck leest, komt nergens Warneck te gen, maar ziet alleen Nommensen. En wie Nom mensen op Sumatra gadeslaat, gaat hem uit het oog verliezen en ziet Jézus zelf, den „Sieger Dit blijkt ook het geheim van Nommensen's kracht, van zijn bereidheid tot het offer, van zijn voorwaartsstrevenden zendingsijver. Hijzelf zag Jezus en zag daarom profetisch Zijn Ko ninkrijk komen. Aan Nommensen wordt het woord vervuld: U geschiede naar uw geloof. Als hij dan ook naar Barmen schrijft, hoe de menschen moeten zijn, die hij op Sumatra noodig heeft, dan zegt hij met groote wijsheid pittige dingen over karakter, temperament, bekwaam heid, enz. (Behabige, Bequeme, Pedantische und Nervöse hatten wir lieber nicht. Doch müssen und wollen wir nicht murren, wenn dér Herr uns solche sendet, denn auch die können uns ja zum Segen werden und wir ihnen durch ge- genseitige Liebe und Tragen; das ist ja aucli Missionsarbeit.)maar eigenlijk stelt hij als eenige eisch: het moeten menschen zijn, die God op Zijn Woord gelooVen als Abrahamdie met Gods Woord als met vaststaande cijfers rekenen; die zich van geloof tot geloof door dan Heere laten leiden; die bereid zijn met hun God over muren te springen. En Nommensen zelf stond achter deze woorden; dat blijkt uit heel dit leven van het oogenblik af, dat hij op twaalfjarigen leeftijd zijn zendingsroeping voelt, totdat hij sterft met de woorden: „Vader in Uwe handen beveel in mijnen geest; Gij hebt mij verlost." Nog eens, Nommensen heeft steeds in geloot gezien Jezus „den Sieger". En Hem te zien hebben wij noodig in onzen tijd, waarin men gaat spreken van een crisis in de Zending. E" Hem te zien kan ons dit boekje leeren. Daarom zijn wij Dr. Warneck dankbaar voor zijn met groote piëteit geschreven „Lebensbild Het i' een echt Zendingsboek. Het boek (groot 144 bladzijden) kost gecart 1.30 'en in linnen band 2.30 en is in voor raad bij den Zendingsboekhandel ,Nassau-Zui- lensteinstraat 25, Den Haag, maar ook overal elders in den boekhandel verkrijgbaar. J. KRüGER. OUDDORP. De lijst van stemgerechtigde mannelijke lidmaten der Herv. Kerk ligt tot 21 Nov. bij den Kerkvoogd A. Pape ter inzage. - - Het zal a.s. Woensdag 20 jaar geleden zijn, dat L. v. d. Linde de betrekking van deur wachter aan de Ned. Herv. Kerk aanvaardde. Deze Cour. ABONNEM buitenl; AFZONDEI 4n<r EINDI Zaterdag van Flakked stichten wal Zonder si ging het er sluiting wei] En dat tuten verail Hieruit zeer veranJ Intusscha Waterlel Flakkee ni| Dat er worde Nadat dit geschreven was, verscheen van de hand van den heer J. H. Hemmers: „Schetsen uit het leven van Nommensen, den Apostel der Batakkers". LEVENSKEUS. Wij waren graag neutraal, gelijk 't de wereld noemt Maar dat is slechts de zaak verbloemd. Daar helpt geen wispelturig praten, God moet men, of de wereld haten. Huygens. ZEE! Bij de a| grooting teerde de fractie reel dat hij het] straf niet De heel toen: „Dit Een zet MinisteJ voorstel beweging i meerderhq Maar dat hier om doen Het ink Indien i geving geving el moeienis I dat dezel behoeft tj mag de volgt, da| beginselq hierbij te Wie met socil opleggen alle sociz rekensch| onderzoe vaardige® Uitgaq Zijn overheid 22) „Voo Velden, missie mijn fc „Wi| niet" optelled „Er gen tijl gulden Vrat „Heti uitgebri „Jui; Mee( kast, het ka „Ac!;, Veldei] „Nid Bankd' van o| „U „Dal 'n rent; den o| ,,'k donk te veel er on\ „Nv hondei gens

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 10