L UIT HET WOORD J
Lam
C. WARNAER, Dirksland; Ds. A. DEKKER, Nieuwe Tonge; en Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
S» ALLERLEI SS
No. 31
■I
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 17 NOV. 1929
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
i
ri
I
'ril
ill
i. f
r VOOR DEN ZONDAG ~1
i
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. en 's av. Ds. van Ameide
(Dankstond voor 't gewas en oogstcollecte).
Middelharnis, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de
heer Barneveld van Delft.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 en n.m. 2 uur
Ds. Polhuijs (Dankstond en oogstcollecte).
Den Bommel, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
van der Zee.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't H.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. 9.30 (Dankstond) en 's av. 6
uur (voorber. H. A.) Ds. van der Wal
(beide diensten oogstcollecte)
Herkingen, v.m. 9.30 Ds. Dekker van Nieuwe
Tonge.
Melissant, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Kloots
van Maassluis (Dankstond en oogstcollecte).
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom
van Oude Tonge (voorber. H. A.).
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Brouwer van
Zwartsluis.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en 's av. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en n.m. 2.30 uur Ds.
de Lange.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst,
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dinsdagavond 6.30 uur Ds. van Dijke van
Nieuw-Beijerland.
Dirksland, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de
Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
DOOPSGEZINDE KERK.
Ouddorp, v.m. 'en 's av. Ds. Leenders.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
IMMANUEL.
28 Febr. 1574 werd in de Westminsterabdy,
Londen's wereldvermaard heiligdom, een kind
van nauwelijks tien jaren tot koning over En
geland gekroond. Geweldig groot was de me
nigte menschen, zoowel in als buiten 't huis
Gods, schitterend de hofstoet, eenvoudig het
kind ter kroning, dat reeds zoo vroeg geroepen
werd zijn gestorven vader, Hendrik den 8sten,
op te volgen. De jonge Eduard de 6de (aldus
heette hij) leefde in de dagen der Kerkhervor
ming en reeds vroeg ging het licht der genade
op in zijne ziel. Aangrijpend kwam zulks uit
op het oogenblik, waarop wij hem u voorstellen.
Thamas Cranmar, mede een pionier der Her
vorming op Engelschen bodem, plaatste de
kroon op Eduard's hoofd en toen de hofstoet
zich gereed maakte om uit het Godshuis naar
het paleis te trekken, werden de jongen vorst
drie zwaarden gebracht, als zinnebeeld van de
drie rijken, over welke hij den scepter had te
zwaaien.
„Eén zwaard ontbreekt er nog", merkte de
Koning daarop aan; en op de vraag der edelen
welk dit was, antwoordde hij; „de B ij b e 11
dat is het zwaard des Geestes en het moet boven
de anderen worden geschat. De Bijbel moet
ons in alle gerechtigheid leiden. Wij zijn niets
'en kunnen niets zonder den Bijbel. Wie zonder
hem regeert, mag geen dienaar Gods en geen
Koning worden genoemd." Een Bijbel werd op
dit woord voor den dag gehaald en met diepen
eerbied mede in den ommegang rondgevoerd.
HelaasEduard, de jonge „Josia" van Enge
land, gelijk hij in den volksmond werd ge
noemd en geroemd, mocht slechts korten tijd
mede met het zwaard des Geestes over zijne drie
rijken regeeren; 6 Juli 1553 nam de Heere hem,
nauwelijks 16 jaren oud, tot Zich, klagelijk door
zijne onderdanen beweend. „Het gras verdort,
de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods
bestaat in der eeuwigheid 1"
„Gord uw zwaard aan de heup, o
helduwe majesteit en heerlijkheid.
Psalm 45 vers 4.
a. O held
b. Uw zwaard
c. Gord het aan.
a. O h e 1 d.
In het hart van d'en mensch is voor alles
plaats, behalve voor God en goddelijke dingen.
Gods Woord, leert 't ons als op iedere bladzijde,
de praktijk van het menschelijk leven wijst het
dagelijks uit. Het mag dus wel een wonder
heeten als de ons bij name onbekende dichter
van Psalm 45 zijn profetisch bruiloftslied aan
vangt met het aandoenlijk schoone: „Mijn hart
geeft eene goede rede op, ik zeg mijne gedichten
uit van eenen koning; mijne tong is een pen
eens vaardigen schrijvers." Uit dit laatste „mijne
tong" zien wij ook reeds aanstonds naast de
geestelijke blijmoedigheid des harten de niet min
dere geestelijke vrijmoedigheid des dichters om
te belijden wat hij mocht beleven. Of, zou het
ook hier niet waar zijn: „Waar het hart vol
van is, loopt de mond van overEn, zoo
dezen niet spreken, de Heere zou immers uit
de steenen Abraham kinderen verwekken. „Be
lijden" en „beleven", in den waren zin, des
woords, het is ééne genadedaad Gods. Niet, dat
zij altijd samengaan, ach neen, ook hier strijdt
de duisternis maar al te vaak met en tegen het
licht en toch, zij blijven beiden eisch des Hee-
r'en. (Lukas 12 vs. 8). Zoo vindt de rechte
belijdenis dan ook haren levenswortel eenig en
alleen in 't waarachtige beleven der dingen
Gods of in het leven des geloofs. De dichter
van Psalm 45 is in geestelijke verrukking ter
bruiloft, ter bruiloft van zijnen Koning Jezus
Christus, met zijn lieve bruid, Gods strijdend
en triumfeerend erfdeel.
Wel een gunst; wat een eer
Spraken onze vaderen van een vierderlei ver-
eeniging der ziel met Chrijfus, te weten: de
betrekkelijke-, de genootschappelijke-, de be
vindelijke- en de gestaltelijke vereeniging, geen
twijfel of de bruiloftszanger in onzen Psalm
kent ze en zeker is het toch niet te veel ge
zegd, dat hij van de vier genoemde trappen des
geestelijken levens hier op de derde en vierde
als met beide voeten in de bereidheid des Evan
gelies huppelt voor het aangezicht zijns Konings.
Hoort hem nu zingen: „Gij zijt veel schooner
dan de menschenkinderen, genade is uitgestort
in uwe lippen; daarom heeft U God gezegend
in eeuwigheid." Christus leeft in zijn ziel, Hij
stond als voor hem, opgetrokken als hij werd
boven wolken, die wij voelen, boven de sterren
die wij zi'en, tot in den derden hemel, den hemel
des geloofs. Zijn Borg had een gestalte in hem.
Hij ziet twee dingen: den schoonsten der men
schenkinderen ènde andere kinderen der
menschen, helaas, van alle schoon ontbloot
Hij ziet Zijn Koning in Zijn vrijwillige ver
nedering, in Zijn weergaloos lijden en strijden
om der zonden wil, maar ook blikt hij door de
lantaarn Zijner menschheid op Zijn Godheid, op
Hem het schoonste Menschenkind, d'en twee
den, den beteren Adam, wederom een vrucht
der aarde, uit een vrouw geboren, onder de
wet, in Wien de Godheid lichamelijk zou wo
nen. Ja, meer dan Salomo is hier Bij het trek
ken door den Jordaan droegen de Levieten de
ark Gods; zij mochten haar niet aanraken, haar
aan de handboomen dragend op de schouderen.
Zij mochten haar niet hebben voor hunnen
adem, niet in 't oog. En Israël Het mocht de
ark niet dan op 2000 ellen naderen, ifier noch-
thans openbaart zich de tegenbeeldige ark Chris
tus, dragende de wet in Zijn ingewand, in het
hart van Zijn kind 1
„God is zóó groot", riep eens een vrome
vrouw uit, „dat de hemel Hem niet kan be
vatten en ook zóó klein, dat Hij wil wonen in
mijn hart."
Ja, dat kan God alleen, de Held, Die op Zijn
tijd het Jericho in ons door het geloof doet
vallen tot aanbidding. Dit is het werk van den
Man uit duizend, die door lijden zal gaan tot
heerlijkheid, Hij, de machtige Jacobs, die zal
hebben, maar óók zal weten te draden den
vollen last des toorns Zijns Vaders, in het
roode kleed van Bozra tegen de zonde. Die
zal vallen, maar óók weder opstaan om eens
Zijn bruid Zijnen Vader voor te stellen als
een gemeente zonder vlek of rimpel.
b. Uw zwaard.
Wat kan er troostvoller zijn voor een god-
vreezende ziel, dan de teekenen van Gods te
genwoordigheid Het is eene groote vreugde
van Gods goedertierenheid te hooren, maar de
kenteekenen van Zijn goedheid te zi'en en te
voelen is een onuitsprekelijk genot. Hierom
waren Gods kinderen niet tevreden met hun
geloof, maar hebben altijd gebeden, dat zij het
zien en genieten mochten en hebben geweend
als zij zulks niet konden verkrijgen. De Heere
toch werkt middellijk. Middellijk door Zijn
Woord, middellijk door Zijn Geest. De dichter,
ziende op het eerste, noemt dit e'en zwaard.
En terechtPaulus verklaart het in zijn brief
aan de Efeziërs als 't zwaard des Geestes
En neemt het zwaard des Geestes, hetwelk is
Gods Woord." (Efeze 6 vs. 17).
Een woord nu is zal het goed zijn ver
tolking van eene gedachte; zoo dan ook, ja,
meer en beter dan bij den mensch, Gods Woord
niets anders dan de uitdrukking van de ge
dachte Gods, die, gelijk Hij Zelf eeuwig is, van
eeuwigheid is en in den tijd aan menschen
kinderen openbaart. Het is gevloeid uit Gods
heilsgedachten, uitgedrukt in de profetiën; ver
wacht van de vaderen; bevestigd door Jezus'
eigen mond; bezegeld door duizenden harten
Uw zwaardO, die reine redenen, gelouterd
zilver, zevenmaal gezuiverd
Eeuwenlang doorstond het, als de grootste
„martelaar", het vuur en de instrumenten der
hel en toch „wat vergaet, 't Woord bestaet
Het is 't zwaard van Immanuël, tweesnijdend,
eenerzijds doodend, anderzijds levendmakend
voor dezen een reuke des doods, voorgenen
tot een reuke des levens.
Toen Israël pas in de woestijn was, deed het
gebrek, had het honger. Wat een scherp zwaard!
Te voren was het aan hen verboden gezuurd
brood te eten, doch welk brood is zoo zuur
als gebrek? Houden de middelen om te leven
het uit, lichtelijk is men tevreden; zoolang Is
raël deeg en toespijs had, zoolang het de da-
delen van Elim vergaren mocht, hooren wij
niets nieuws van hen, is 't rustig. Wie zou
ook niet voor zijn dagelijksch brood bidden,
zoolang het voor hem staat
Maar wanneer onze spijze ophoudt en ons
vertrouwen nochtans op God blijft staan, dan
zien wij daarin den edelen proefsteen des ge
loofs.
In onzfen Psalm hongert de dichter als 't ware
naar Christus, naar Zijn zwaard. Hij bedelt om
een teeken van Zijn goedheid, het anker zijner
hoop, het teeken Zijner liefde, Zijn Woord. Hij
heeft behoefte aan een zichtbaren gevoeligen
omgang met zijn God door Zijn \Voord en
door Zijn Geest, in welken toestand dan ook,
ja, in leven en in sterven, immers zijn eenige
troost gelegen is.
c. Gord het aan.
Het gorden ziet op het ondernemen van en
toerusten tot een overgroot en voortreffelijk
werk, op alles wat tot uit- en volvoering van
hetzelve vereischt wordt. Ook de Heere gordt
Zich, dat is, Hij maakt Zijn Woord door Zijn
daad waarachtig: „Méént niet, dat Ik gekomen
ben om de Wet en de Profeten te ontbinden,
maar te vervullen."
Meermalen is het de gewoonte der heilige
Schrijvers, dat zij van God smeeken, hetgeen
zij zeker weten dat hun vergund zal worden.
Ziet het in David (2 Samuël 1 vs, 2527);
in Daniël (Daniël 9 vs. 2 en 3).
Hoe Waarlijk blijkt hieruit, hoe nauw en teer
Gods kinderen in bedoeling en wensch leven,
in overeenstemming met den Raad Gods. Dus
gaan ook immer hunne gebeden aan Gods werk
voorop 'en vooruit. Hij wil er van den huize
Jacobs immers om gebeden zijnWelaan dan.
Heere, draag Uw Woord uit, het Woord der
blijde boodschap, het Evangelie; gord toch Uw
zwaard aan de heup Aan Uw heup, opdat
het blijve bij de hand, opdat Gij leeren en leiden
moogt als machtig in woorden en werken. Gij,
ons Hoofd, wij, Uwe leden.
Aangrijpend was zeker het oogenblik, toen
de oude patriarch Abraham den ouden Eliëzer,
zijn knecht, liet zweren voor Izak, zijnen zoon,,
eene vrouw te zoeken uit zijn land en maag
schap. Wij lezen toch in Genesis 24 vs. 9:
„To'en leide de knecht zijne hand onder Abra
hams zijns heeren heup, en hij zwoer hem over
deze zaak." Maar geef ons woorden om het
uit te drukken, wat het is, als de meerdere ge
trouwe, Christus, Zijn bruid zoekend, zweert
bij Zich zeiven, wijl Hij niemand boven Zich
heeft om bij te zwerenAls Hij Z ij n hand
brengt aan Zijn zwaard en dat legt op Zijn
volk, uitroepende voor hemel en aarde: „Zeg
tot hen: Zoo waarachtig als Ik leef, spreekt
de Heere HEERE, zoo Ik lust heb in den
dood des goddeloozenMaar daarin heb ik
lust, dat de goddelooze zich bekeere van zijnen
weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uwe
booze wegen, want waarom zoudt gij sterven,
o huis Israëls (Ezechiël 33 vs. 11).
O, in die oogenblikken valt de bruid, gelijk
eens weleer de koningin van Scheba bij Salomo,
aan Immanuël's voeten, opgetrokken als in den
derden hemel, stamelende in aanbidding: „Het
woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land
gehoord heb van uwe zaken en van uwe wijs
heid; en ik heb die woorden niet geloofd, totdat
ik gekomen ben en mijne oogen dat gezien
hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd,
gij hebt met wijsheid en goed overtroffen het
gerucht, dat ik gehoord heb."
De Heerlijkheid der eere Uwer Majesteit
N. T.
Ds. A. DEKKER.
VAN DEN BOMMEL
dooi
Ds, G. VAN DER ZEE.
LXVII.
DE FRANSCHE TIJD.
1795-1813.
(Vervolg).
Advies dato 23 Jan. 1799 in den strijd, over
de Kerkelijke goederen
Den ondergeteekenden, als lid der Ker
kelijke Commissie van de hevormde
gemeente van den Bommel zoude onder
verbetering van oordeel zijn dat de
naastvolgende comparitie aan de Com
missie der Roomsgezinden ter beant
woording op hunne twee Memoriën
op den lOden deser Maandt aan de
Municipaliteit van Adolfsland overge
geven, kunnen gesegt worden
Dat de Kerkelijk Commissie der Hervormden
van den Bommel aan de Municipaliteit voorat,
op derzelver requistie per missive van dato
9 December laatstleden onder anderen naar
waarheyd heeft opgegeven, dat de Kerk van
Den Bommel is gestigt in Ao. 1647, derhalven
langen tijd na de Reformatie, en alleen ten ge-
bruyke van de Hervormde gemeente.
Dat de kosten tot Stigting van dit Kerkge
bouw voor het grootste gedeelte zijn betaald
uit gelden hiertoe door vrijwillige giften of col
lecten zijn ingezaameld in verscheyden gewes
ten, Steeden en dorpen, ten bedrage van meer dan
4700.—, zooals uit de Acte en Rekenboeken
deser Kerke specifia kan worden aangetoondt.
Ook is uyt voorn. Rekenboeken klaar dat de
Fontsen van den Diaconie-armen en Kerk van
den Bommel tot verscheyden jaaren na de
stigting deser Kerk gecombineerdt zijn geweest
en dat er in dien tijd en ook naderhand nog
verscheyden Geschenken, legaaten en Erfma-
kingen door Particuliere persoonen ten behoeve
deser kerk zijn gegeven, waarvoor in deze kerk
van tijd tot tijd de noodige stoelen, Ipanken,
koperen kroonen en verdere noodwendigheden
zijn aangekogt en haar Fondsen' allengs ver-
beetert zijn zonder bezwaar van iemand buyten
ons Hervormd genootschap.
En ofschoon mede tot stigting van de voorn-
Kerk heeft gedient een omslag over de Landen
in de Polders Den Bommel, Tille, Uitslag en
Moolenpolder, in het geheel a 30 stuyvers per
gemet; alsmede nog 500 gulden voor de Kerke-
landen en Kerkgrooten van de Kerk van Oolt
gensplaat, zo is het nogtans zeker, dat deze
bijdragen niet toereykend zijn geweest tot be
taling van dit Kerkgebouw, maar integendeel
dat er bij het doen der Reekening van ontvang
'en uitgaaf van hetzelve op den 26 Jan. 1649
deswegens nog een quaadt slot is gebleeven
van 344.— zoals uyt het Acta-boek deser
Kerke kan worden aangetoond, waaruit blijkt,
dat de voorn, omslag of de 500 gulden van
de Kerk van Ooltgensplaat in 't minste niet
heeft gediend nog kunnen dienen tot instand-
brenging of verbeetering van het Fonds deser
Kerke, zoo mede is het zeeker dat int vervolg
van tijd tot tijd uyt dese Kerke haar Eygen
fondsen is aangebouwt eene Nieuwe Consis
toriekamer, een nieuwe Kerktooren en een
Nieuw Kerkportaal, benevens andere zwaare
reparatien, welke alles verre is overtreffende
de sommen die door voorn, landen en Kerk van
Ooltgensplaat is opgebragt.
Eindelijk moet de Commissie der Hervormden
nog aanmerken, dat de Roomsche Commissie
dit Kerkgebouw in hunne voorn, memorie heb
ben getaxeerd op 3500.en hiervooren is
reets aangetoont dat tot den opbouw van het
zelve door de bijeengezaamelde collecten of
liefdegiften aan de hervormde Gemeente ge
schonken en dus volgens de Staadsregeling hun
Eygendom gecontribueert is geworden meer dan
f 4700.—, om welke redenen de hervormde
Commissie met alle regt vermeent te mogen
besluyten dat de Roomschgezinden wegens dit
kerkgebouw niets te vorderen hebben; en be
treffende het pastoryhuys op den Bommel heeft
de voorn. Commissie der Hervormden mede naar
waarheyd opgegeven dat hetzelve in den Jaare
1648 voor deze Kerk is aangekogt voor 900.—
en dat tot betaling van dien verstrekt heeft
800die de toenmaaligen Staaten van Hol
land daartoe geschonken hebben, en de res-
teerende 100zal zekerlijk uit het gecom-
bineert Fonds van onze diaconie en Kerk vol
daan zijn, gelijk mede int vervolg alle de re
paratien aan 't zelve.
Daar uyt het boven genoteerde, hetwelk des
noodig uit de autentieque acte en Rekenboeken
int Breede kan worden bewesen blijkt dat de
kerk en pastorie huys op den Bommel en al
hetgeen deselve mogt besitfen door vrijwillige
giften, erfmakingen, inzaamelingen en aankoop
uyt haar eygen fontsen, (vooral indien men de
voorn, melioratien en zwarere paratien daaronder
begrijpt) verkregen heeft, zoo vermeent de
Commissie van de hervormde gemeente op Den
Bommel ingevolge het 5e en 6e lid der Aditio-
neele Articulen der Staatsregeling én volgens
de publicatie van het Uitvoerend Bewind van
dato 12 July laatstleden dat alle de eyschen,
vervat in de twee Memoorien door de Roomsche
Commissie op den 10 January laatstleden aan
de Municipaliteit en de hervormde Commissie
overgegeven, altans met betrekking tot de Kerk
en Pastory huys op den Bommel zijn onreedelijk
en ongegrondt en hetwelk de eevengemelde
Commissie vertroudt, dat bij een bedaarde over
weeging van het boovengemelde door de Com
missie der Roomsgezinden geenszints zal worden
tegengesprooken.
Wjant het is geheel iets anders wanneer een
kerk of pastoryhuys of derzelver fondsen ten
tijde van de hervorming van een ander Kerkelijk
genootschap is afgenomen of gemeenschappelijk
door algemeene betalingen is gestigt en, geheel
iets anders gelijk hier het geval is wanneer de
meergenoemde gebouwen en derzelver fontsen
door giften, erfmakingen, inzaamelingen 'en aan
koop uit eigen fontsen is verkreegen.
In vertrouwen dat de Commissie der Rooms
gezinden door overtuyging van het booven-
staande tot betere en redelijker gedagten zijn
of zullen koomen, zoo betuygt de Commissie
der Hervormden niet ongenegen te zijn om een
vriendelijke schikking met deselve te willen maa-
ken tot eenige vergoeding, quasie van hetgeen
de ingelanden van de polders den Bommel, Tille,
Uitslag en Moolenpolder wegens meergemelde
omslag van 30 st. per gemet mogten hebben
gecontribueert aan den opbouw der Kerk van
den Bommel, [voor zooverre aan hun bewesen
kan werden dat de Roomschgezinden te dien tijd
daaraan hebben gecontribueert.
Tot elucidatie van de regtmatigheid van dit
voorstel moet de Commissie der Hervormden
aanmerken, dat aan hun bij het nazien van de
ontvangstposten wecjens dezen omslag nergens
is gebleeken, dat er onder de contribueerende
ingelanden Roomschgezinden aan hebben ge
contribueert. En nadien het octrooij wegens
dezen omslag onder de papieren dezer kerke
niet gevonden word en dus den preciesen inhoud
niet bekend is, zo vermeent de commissie der
Hervormden te mogen sustineerén dat geen an
dere ingelanden dan die den Hervormden gods
dienst waren toegedaan, wegens dezen ommeslag
aan de Kerk van Den Bommel hebben gecon
tribueert, immers tot zo lange dat aan hun het
tegendeel bewezen zal zijn.]
En terwijl volgens de Staatsregeling int ver
volg ider kerkgenootschap voor zijn eigen onder
houd zal moeten zorgen, zo is de Commissie
der hervormden mede niet ongeneegén om de
zoogenaamde Kerkhalfblanken, welke door de
bedijkers der Polders vrijwillig zijn toegestaan
en door de Recpectieve Koopers in der tijd
met dien last is aangekogt te doen cesseeren.
En eindelijk is de Commissie der Hervormden
mede niet ongenegen om in het te sluyten
accoordt aan de Roomschgezinden deser Ge
meente toetestaan om even als voorheen hunne
dooden op de Kerkhooven te laaten begraaven
en dat deselve ge'en meerdere maar ook even
dezelve lasten of onkosten van begraaven zullen
betalen als de Hervormden.
Voor het ooverige kan de Hervormde Com
missi e zig niet inlaaten over eenig accoord of
uytkeering in gelden betrekkelijk het pastory
huys, nadien hetzelve zoals booven gezegt is
geheel en alleen is toebehoorende aan dese
hervormde gemeente.
Aldus geadviseert in de Consistoorie-
Kaamer op den Bommel den 23 st.
January 1799.
(Wordt vervolgd).
MIDDELHARNIS. De oogstcollecte in de
Ned. Herv. Kerk alhier heeft opgebracht ruim
284.-.
Op de voordracht voor onderwijzer aan
de O. L. School in de vacature Holleman zijn
geplaatst: No. 1 de Bonte uit Dirksland, no. 2
J. Deurloo uit Scherpenisse, no. 3 J. Kooiker
uit Ooltgensplaat.
STAD AAN 'T HARINGVLIET. De cate
chisaties in de Geref. Kerk alhier zijn deze
week begonnen.
DEN BOMMEL. Mej. A. J. Eenink alhier en
H. de Wit te Utrecht hebben hun benoeming
aan de Bijz. School aangenomen.
Tijdens de vacaturq ontstaan door het
vertrek van Ds. van der Zee zal als consulent
der Ned. Herv. Gem. alhier optreden Ds. Pol
huijs van Stad aan 't Haringvliet.
Als secretaris-penningmeester der Zen-
dingsvereeniging is vanaf heden opgetreden
diaken J. Hokke.
DIRKSLAND. Aan de beurt van aftreding
als notabel in de Ned. Herv. Kerk is de heer
P, A. Duhen en als kerkvoogd de heer C. v. d.
Poel.
MELISSANT. Dezen winter zal in de beide
scholen weer avondschool worden gehouden,
beginnende a.s. Maandag 18 Nov. Leerlingen
kunnen zich voor dien tijd nog aanmelden bij
de hoofden der scholen.
HERKINGEN. In verband met het optreden
van Ds. Dekker in de Ned. Herv. Kerk des
voorm., zal de Zondagsschool des nam. worden
gehouden.
D. LUDWIG J. NOMMENSEN.
Ein Lebensbild, von D. Joh. Warneck,
3. Auflage 1928.
Hoe komt het, dat dit mooie boekje van 140
bladzijden, dat in het vorig jaar, het jubileum
jaar der Rijnsche Zending, zijn derden druk
beleefde, nog niet in het Hollandsch is ver
taald Wij, Hollanders, hebben toch waar
lijk, meer dan de Duitschers, reden om dankbaar
te zijn voor den Apostel der Bataks, door God
in 1862 naar Sumatra' gezonden, en daar op
23 Mei 1918, vier en tachtig jaar oud, nog
altijd arbeidende gestorven.
En dit boekje kan ons tot dankbaarheid stem
men.
Met een kleine variatie geldt van Nommensen
wat gezegd is ten aanzien van Josephine But/er:
„doordat hij geleefd heeft is er iets veranderd
op Sumatra". Ja, er is ontzaglijk veel veranderd.
Denkt eens na over deze zinnen: „To'en hij in
1862 den bodem van Sumatra betrad, waren er
nog ge'en of zeer weinig ChristenenToen
hij stierf, telde de Batakzending ca. 180.000
gedoopten, werden in 510 scholen 32.700 leer
lingen, jongens en meisjes, onderwezen. Er waren
788 Bataksche onderwijzers en in de gemeenten
2200 ouderlingen met 34 pandita's batak. Het
geheele land bezaaid met kerken en scholen. Het
Heidendom principieel overwonnen en alleen nog
in zwakke resten getuigend van zijn vroegere
.macht. Bijnamen half millioen Bataks onder den
krachtigen invloed van het Evangelie gebracht;
velen, velen zalig gestorven en duizenden door
den Heiligen Geest tot nieuw leven gewekt."
En van al den arbeid, dit tot dit wondere
resultaat leidde, is Nomessen de pionier, de
doorzetter, de ziel, en, tot aan zijn dood, de
promotor geweest. „Wat de Batakzending thans
aan oorspronkelijkheid en levensvatbaarheid in
vorm en inhoud bezit, is voor het grootste deel
op Nommensen terug te voeren", zegt Warneck.
En de man zelf, die zulk een zegen heeft
mogen zfen Ik denk weer aan eén woord,
dat gezegd is van een wereldbekende figuur,
van William Booth, maar dat met het volste
recht op Nommensen kan worden toegepast,
wiens arbeidsveld slechts een deel van Suma
tra is geweest: „Als men zijn leven nagaat, dan
meent men te onderkennen de daadkracht van
een Luther, de liefde tot het offer van een
Franciscus van Assisi, den zendingsijver van
een Paulus." Maar dan gezien in de lijst van
den e'envoud, de nederigheid, de bescheidenheid
van eenNommensen, die, suo iure leider
van de Batak-zending, met genialen greep de
lijnen der toekomstige ontwikkeling trekkende,
toch in eigenschappen en optreden zoo weinig
de leiders„figuur" vertoonde. Zucht naar macht
en eer was hem vreemd. Hij ontving een eere
doctoraat. Zijn naam werd bekend. Hij werd
gehuldigd en werd geridderd (Officier in de
Oranje Nassau-orde)Maar hij schrijft aan een
vriend: „Das alles ist nichts. Mir macht's kleine
Freude. Nichts soli mir am Herzen kleben, was
die Erde in sich birgt. Ich bin nichts als ein
armer Sünder, der gern durch's Losgeld selig
war."
Ik zeide, dit boekje kan ons als Hollanders
tot dankbaarheid stemmen, maar het dit nog in
anderen, hoogeren zin, en daarom vind ik dit
eenvoudig en zakelijk geschreven boekje mooi.
Ik zou het zoo willen zeggen: Wie dit boekje
van Warneck leest, komt nergens Warneck te
gen, maar ziet alleen Nommensen. En wie Nom
mensen op Sumatra gadeslaat, gaat hem uit het
oog verliezen en ziet Jézus zelf, den „Sieger
Dit blijkt ook het geheim van Nommensen's
kracht, van zijn bereidheid tot het offer, van
zijn voorwaartsstrevenden zendingsijver. Hijzelf
zag Jezus en zag daarom profetisch Zijn Ko
ninkrijk komen. Aan Nommensen wordt het
woord vervuld: U geschiede naar uw geloof.
Als hij dan ook naar Barmen schrijft, hoe de
menschen moeten zijn, die hij op Sumatra noodig
heeft, dan zegt hij met groote wijsheid pittige
dingen over karakter, temperament, bekwaam
heid, enz. (Behabige, Bequeme, Pedantische und
Nervöse hatten wir lieber nicht. Doch müssen
und wollen wir nicht murren, wenn dér Herr
uns solche sendet, denn auch die können uns
ja zum Segen werden und wir ihnen durch ge-
genseitige Liebe und Tragen; das ist ja aucli
Missionsarbeit.)maar eigenlijk stelt hij als
eenige eisch: het moeten menschen zijn, die God
op Zijn Woord gelooVen als Abrahamdie
met Gods Woord als met vaststaande cijfers
rekenen; die zich van geloof tot geloof door
dan Heere laten leiden; die bereid zijn met hun
God over muren te springen. En Nommensen
zelf stond achter deze woorden; dat blijkt uit
heel dit leven van het oogenblik af, dat hij op
twaalfjarigen leeftijd zijn zendingsroeping voelt,
totdat hij sterft met de woorden: „Vader in
Uwe handen beveel in mijnen geest; Gij hebt
mij verlost."
Nog eens, Nommensen heeft steeds in geloot
gezien Jezus „den Sieger". En Hem te zien
hebben wij noodig in onzen tijd, waarin men
gaat spreken van een crisis in de Zending. E"
Hem te zien kan ons dit boekje leeren. Daarom
zijn wij Dr. Warneck dankbaar voor zijn met
groote piëteit geschreven „Lebensbild Het i'
een echt Zendingsboek.
Het boek (groot 144 bladzijden) kost gecart
1.30 'en in linnen band 2.30 en is in voor
raad bij den Zendingsboekhandel ,Nassau-Zui-
lensteinstraat 25, Den Haag, maar ook overal
elders in den boekhandel verkrijgbaar.
J. KRüGER.
OUDDORP. De lijst van stemgerechtigde
mannelijke lidmaten der Herv. Kerk ligt tot 21
Nov. bij den Kerkvoogd A. Pape ter inzage.
- - Het zal a.s. Woensdag 20 jaar geleden
zijn, dat L. v. d. Linde de betrekking van deur
wachter aan de Ned. Herv. Kerk aanvaardde.
Deze Cour.
ABONNEM
buitenl;
AFZONDEI
4n<r
EINDI
Zaterdag
van Flakked
stichten wal
Zonder si
ging het er
sluiting wei]
En dat
tuten verail
Hieruit
zeer veranJ
Intusscha
Waterlel
Flakkee ni|
Dat er
worde
Nadat dit geschreven was, verscheen van
de hand van den heer J. H. Hemmers: „Schetsen
uit het leven van Nommensen, den Apostel der
Batakkers".
LEVENSKEUS.
Wij waren graag neutraal, gelijk 't de wereld
noemt
Maar dat is slechts de zaak verbloemd.
Daar helpt geen wispelturig praten,
God moet men, of de wereld haten.
Huygens.
ZEE!
Bij de a|
grooting
teerde de
fractie reel
dat hij het]
straf niet
De heel
toen: „Dit
Een zet
MinisteJ
voorstel
beweging i
meerderhq
Maar
dat hier
om doen
Het ink
Indien i
geving
geving el
moeienis I
dat dezel
behoeft tj
mag de
volgt, da|
beginselq
hierbij te
Wie
met socil
opleggen
alle sociz
rekensch|
onderzoe
vaardige®
Uitgaq
Zijn
overheid
22)
„Voo
Velden,
missie
mijn fc
„Wi|
niet"
optelled
„Er
gen tijl
gulden
Vrat
„Heti
uitgebri
„Jui;
Mee(
kast,
het ka
„Ac!;,
Veldei]
„Nid
Bankd'
van o|
„U
„Dal
'n rent;
den o|
,,'k
donk
te veel
er on\
„Nv
hondei
gens