Gesprongen Handen 1 DERDE BLAD FEUILLETON Langs een diepen weg IN HOC-SIGN0 WSES Zaterdag 9 November 1929. No. 3588 Ingezonden Stukken. ELECTRIFICATIE. Ruwe Huid Schrale Lippen Winterhanden Wintervoeten I De copie van Ingezonden stukken, die niet ge» plaatst zijn. wordt niet teruggeven. Bulten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Mijnheer de Redacteur Wilt U s.v.p. onderstaande opnemen In antwoord op mijn ingezonden schrijft de- heer W. Moeilijker van Melissant in „Onze Eilanden" van 2 November 1929 o.a., dat hem glashelder gebleken is, dat zijn en mijn be ginselen zoo ontzettend veel verschillen, waar om hij le. mijn critiek en de daarbij gevoegde dog matische waarheden niet opnieuw zal gaan be critiseeren. Dat zou noodeloos zijn 2e. op d'en Bijbeltekst wijst: „Oordeelt niet, opdat gij zelf niet geoordeeld wordt", wat dan beteekenen moet: heb de durf niet om te zeg gen: die godsdienstige strooming is echt Chris telijk en deze godsdienstige richting is verkeerd, on-christelijk. Matig u zoo'n oordeel niet aan. Ten derde: Hij hoopt, dat ik inzie, dat wij door verder geschrijf niet tot klaarheid komen. Bovendien zegt dan de heer Moeilijker nog eens precies 't zelfde wat hij verleden week al zei: Er moeten zijn neutrale vereenigingen. Want1 le. Christelijke vereenigingen sluiten menschen uit, die hun godsdienstige gevoelens niet op publiek terrein blootlegden willen. 2e. Neutrale vereenigingen verzamelen men schen van allerlei denkwijzen, wat noodig is om 't vredesideaal te bereiken. Op dit stuk mag ik niet zwijgen. Over de Openbare School en de neutrale kranten volgt later een antwoord. De heer Moeilijker meent, menschen die Christelijke vereenigingen van verschillenden aard wensch'en, zoo maar alles te mogen zeg gen, zonder ook maar één steekhoudend ar gument op te geven. Hij dicht hen zelfs (zie vorig stuk) allerlei gemeene ondeugden toe: als strijden voor de naam, fanatisme, streven om de menschen te verdeelen, en in zijn tweede ingezonden spreekt hij van een „manie" om alle vereenigingen te voorzien van „Chr.", van aan matiging, die grènst aan brutaliteit; van kweeken van „nijd en tweedracht". Mijnheer Moelijker 1 U doet Uw tegenstan ders grievend onrecht om hun levenswerk: de eere Gods op alle levensterrein, alzoo te be stempelen. U hebt andersdenkenden allereerst goede bedoelingen en oprechtheid toe te schrijven. U spreekt over verschillende beginselen. Nu zijn er twee mogelijkheden, niet meer dan twee. Dat kunnen U en ik toestemmen (dat is de eerste klaarheid). Welke? Uw beginselen zijn enkel en alleen gegrond op Gods Woord, U erkent boven alles het gezag des Bijbels. Dat is de eerste mogelijkheid. De tweede is: U erkent het gezag des Bijbels niet als alléén geldend. Laten we de eerste mogelijkheid aannemen. Als U den Bijbel aanvaardt in dien zin, is het zeker, dat we tot klaarheid komen. 'k Heb ten slotte niets anders dan eenvoudig voor ieder te vinden, Bijbelsche waarheden, als bewijs voor mijn opvatting gebruikt. U zegt die waarheden niet opnieuw te becritiseeren, omdat „onze beginselen op een andere leest geschoeid" zijn. Wat volgt uit Uw zeggen: Dat u den Bijbel niet als eenige grond voor agumentatie, als eenig bewijs in dit geval aanvaardt. Dat is weer iets, dat tot klaarheid gebracht is door dit geschrijf. U vindt dit misschien te kras. 'k Vraag U nog eens: Als U werkelijk den Bijbel aanvaard de als eenige wegwijzer in dit geval dan zouden wij wèl gemeenschappelijke beginselen hebben, en dan zouden we wel tot klaarheid komen. U ontkent die gemeenschappelijke hoofdbegin selen tusschen U en mij, daaruit volgt klaar, dat U het absolute gezag des Bijbels niet aan vaardt. Mijnheer, neem mij dat niet kwalijk. U drijft me in dezen weg. Had U gezegd: U komt met den Bijbel argumenteeren, maar 't zint me niet door H. ZEEBERG. 20) Trude drukte plotseling een paar toetsen aan. En zij vielen alle vier in: ,,'k Wil u o God mijn dank betalen." IV. Terwijl de beide meisjes op de slaapkamer zich ontkleedden, begon Trude onmiddellijk te vertellen. „Zeg^ Wies, heb je niet gemerkt, dat ik in den vóóravond een tijd ben weg geweest „Ja, waar ben je geweest ..Bij vader, in het kantoor." „Bij vader?" was de verwonderde vraaq. „Waarom?" „k Heb vader naar dat van qisteravond qe- vraagd. a ;'T.rude riep Wies verschrikt. „Hoe durf je 1 „Ja, ik was eerst ook wat bang. Het gaf zoo den indruk, dat ik vader wilde controleeren, hé Natuurlijk was het dat niet. Ik wilde alleen maar weten of er werkelijk iets was. Dan konden wij dat met z'n allen dragen. Dat was veel leter." „Ja, maar dat zou ik toch niet gedurfc heb ben", zei Wies. „Nu, vader nam het heelemaal niet kvalijk. Maar wat ik zeggen wou, we behoevet ons heelemaal niet ongerust te maken, hoor." „Gelukkig. Dus is het niet waar van Her mans „Over dat bepaalde geval heb ik niet gepaat. En vader heeft het ook niet genoemd." „Wat heb je dan gevraagd „Nu, ik heb gevraagd, of er iets was, ondat een godsdienstig debat te beginnen, wel, 'k had deze zaak laten rusten. Maar nu U schrijft van verschil in beginselen, waardoor zoo'n debat niet mogelijk is, eisch ik van U waarheid. U moet bij 't publiek door bijbelteksten aan te halen niet den schijn vestigen, alsof U en ik beiden 't gezag van Gods Woord als uitgangs punt aannemen. Door uw tweede schrijven be wijst U niet onvoorwaardelijk te bukken onder 't gezag des Bijbels, maar U zegt dat niet eerlijk en open. 't Publiek krijgt den indruk, dat we met één en denzelfden Bijbel kunnen bewijzen, dat er Chr. vereenigingen zijn moeten en dat ze er niet zijn moeten. Wat moeten de menschen denken van zoo n Bijbel Dat randt 't gezag en de heiligheid van Gods Woord aan. Of is het niet waar, dat U in uw eerste in gezonden den Bijbel er zélf bij haalde, dat U wees op den Farizeëer 'en den Tollenaar en nu haalt u wéér een tekst aan: „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt." Stel, dat U 't gezag des Bijbels aanvaardt, dan nog ver knoeit u den Bijbel, U haalt er teksten uit hun verband, die U te pas komen. Mijnheer Moeilijker: Ment U nu werkelijk, dat als Christus waarschuwt tegen oordeelen over een ander, dat Hij dan zou afkeuren ons oordeelen of een of andere richting zuiver vol gens Gods Woord is Meent U werkelijk, dat Jezus tegen ons zeggen wil: „Menschen, oor deelt niet, of een Moderne, of e'en Ethische, of een Geref., of een R. Kath., of een Doopsge zinde, of één van hen 't bij 't goede eind heeft. Laat ieder gelooven wat hij wil. Hoe zoudt gij dat nu kunnen uitmaken" Maar mijnheer, U kunt toch weten, dat de Bijbel zegt: Als iemand U eeni andere leer verkondigt, al ware hij een engel uit den hemel, die zij vervloekt. De Bijbel staat op een beslist standpunt. Wie iets af of toedoet van Gods Woord, zal Gods straf ondergaan. Dat kunt U weten. Zoo niet, gebruik dan den Voor doofheid is slechts één afdoende hulp Bijbel niet om iets te bewijzen. God eischt vol gens Zijn Woord van U 'en mij: een absoluut aanvaarden van den Bijbel en een bestrijden van alles wat tegen dien Bijbel zich kant. Ik moet kunnen zeggen: Het beginsel dat ik belijd, is het eenig juiste. (Straks kom ik er nader op terug). 'k Heb U dus aangetoond, dat U den Bijbel verkeerd gebruikt bovendien en nu als ik argumenteer met dien Bijbel dan zegt U: houd maar op onze beginselen zijn absoluut verschillend. Daaruit volgt glashelder, dat U 't gezag des Bijbels niet aanvaardt en nu kom ik tot de tweede mogelijkheid (voor mij zeker heid), dat U met den Bijbel hier in ons ge ding niet rek'en't. Maar zelfs van dat standpunt bezien, komt U met géén enkel steekhoudend argument. Wat had U moeten doen? U had kunnen zeggen Mijnheer Struijk, U pleit voor Chr. landar- beidersvereenigingen, nu zal ik mij probeeren te verplaatsen op Uw Christelijk standpunt, en aantoonen, dat U inconsequent is, want als ik 't wel heb, dan is juist 't Christendom een godsdienest voor deb innenkamer en niet voor 't sociale leven. Zoo had Uw betoog kunnen zijn, zoo is 't in zeker opzicht ook geweest in Uw eerste stuk. Toen heb ik aangetoond, dat U een ver keerde opvatting had van het Christendom des Bijbels. En wat had dan Uw antwoord moeten zijn Dit: Een bewijzen met den Bijbel, dat ik mijn Christelijk beginsel zelf niet ken, en dus verkeerde teksten gebruikte. Dat deed U niet U zei: cfat wil ik niet wegens verschil der be ginselen. Dat is niet waarU had eerlijk moeten zeggen Mijnheer Struijk, U, van uw Christelijk stand punt, heeft volkomen gelijk, want ik kan niet bewijzfen, dat U die teksten verkeerd toepast, 'k Ben het niet met uw Christelijk standpunt eens, maar toch kan ik U, op uw Christelijk 'standpunt niet kwalijk nemen, dat U ijvert voor Chr. landarbeidersvereenigingen, voor Chr. Scholen, enz. Waarom zegt U dat nu niet eens eerlijk. Dat staat heusch flink. Dat vraag ik aan de S.D.A.P. ook. Waarom zeggen ze niet: Kijk eens, die vader den laatsten tijd zoo somber was en ook wel eens onaardig tegen ons was en „Heb je dat laatste ook gezegd „Ja, maar ik zei al, dat vader het heel niet kwalijk nam. Maar om op de zaak te komen, vader zei, dat we ons niet ongerust behoeven te maken. Hij geloofde vast, dat het in orde zou komen, al zou het lang duren." „Maar wat is er dan toch vroeg Wies, weer ongerust. „Het voornaamste is, dat de klanten zoo slecht betalen. Dat heeft Henk mij ook wel e'ens geschreven, toen ik er in een brief van repte, dat vader zoo somber was. Maar vader zei, dat het op den duur wel in orde kwam." „Gelukkig", zei Wies verlicht. „Maar ik snap nog niet, hoe je er bij komt, om met vader er over te gaan spreken." „Dat is, ongewild, de invloed van Henk," zei Trude opeens. „Van Henk vroeg Wies verbaasd. „Wat heeft die hiermee te maken n „Henk heeft me eens gezegd dat hij op het siandpunt staat, dat een man zijn vrouw in alles ntoet op de hoogte stellen. Ook in zijn zaken. Natuurlijk niet in kleinigheden. Maar in alge meent lijnen, 'k Geloof, dat Henk gelijk heeft. Als er dan eens iets is, dan draagt de man het niet alleen, maar zijn vrouw weet overal van. Het is zelfs, dacht ik later, best mogelijk, dat het nooit zoover gekomen zou zijn, als de vrouw op de hoogte was. Maar hoe dat zij, ongewild was het de invloed van Henk. Ik dacht: als er werkelijk groote zwarigheid is, dan vraag ik vader, die te vertellen en dan dragen wij die met z'n allen; 'k Was zelfs al verzoend met de gedachte, dat ons huwelijk zou moeten uitge steld. Maar gelukkig hebben wij de zaken te donker ingezien, zooals ik je zooeven zeide." „Ja, maar vader was zoo somber en neer slachtig, behalve dan vanavond", merkte Wies weer op. „Ja, dat weet ik wel. Vader zeide, dat het niet meevalt, als je altijd voorspoed hebt gehad en er komt dan tegenspoed. Dat drukt neer. Christelijke arbeiders hebben volkomen, gelijk van hun standpunt, dat ze zich vereenigen in Chr. vereenigingen. Die menschen zijn dan consequent. Dat vraag ik aan de neutrale persmannen. Waarom zeggen ze niet: Die Christenen hebben gelijk, dat ze, zoo lang als ze Christelijk zijn willen, dagelijks in huis een blad willen hebben, dat hun Christelijke beginselen propageert. Wij zijn 't niet eens met hun Christelijk standpunt, we zullen ze er af probeeren te brengen en tot ons over te halen. Dat is eerlijk. Zoo moeten wij als Christenen ook een S.D.A.P.'er behandelen. 'k Vind het zoo klaar als de dag, dat een ras-echte Socialist een vereeniging wil, die op Socialistischen grondslag staat, 'k Ben het met zijn standppnt niet eens en 'k zal, 'k moet hem er af probeeren te brengen. Goed, maar zoo lang hij ras-echt Socialist is, neem ik 't hem niet kwalijk, dat hij een Socialistische vereeni ging zoekt. Maar waarom dan niet zoo eens onze Chris telijke denkwijze behandeld en gezien. Waarom durft, wilt U dat niet eens te doen, mijnheer Moeilijker. Omdat U, in plaats van neutra liteit voor te staan, niet anders wilt dan onder de bedriegelijke leuze „neutraliteit" anderen Uw meening opdringen. U wilt van Christen-arbeiders huichelaars maken. U zegt immers: in de neutrale vereenigingen worden menschen van allerlei denkwijze ver- eenigd. Allerlei denkwijze Is dan mijn beginsel géén denkwijs. Zoo ja, dan zag ik: Mijn denk wijze, tevens die van vele Christen-arbeiders, is: als lid eener vakvereeniging mag ik in die ver eeniging niet zwijgen over de beginselen van Gods Woord, moet ik iedere vraag oplossen door mijn Bijbelsch beginsel. Welnu, dan vraag ik U, mijnheer Moeilijker, kan zulk soort Chr. arbeiders opgenomen wor den als lid eener neutrale vakvereeniging Is er een neutrale vakbond, die zulke menschen gebruiken kan, menschen die belijden: iedere minuut van den dag, ook als ik in mijn ar beidersvereniging zit, strijd ik voor Gods eere en rust niet eer al mijn kameraden die eer ook bevorderen 1 Wees nu eens eerlijk en zeg: Neen, zulke Christenen hooren toch heusch niet in een neu trale vereeniging thuis, die hinderen ons daar, die zeuren steeds met hun beginsel aan ons hoofd. Ja natuurlijk, ze zijn welkom, als ze hun godsdienstige gevoelens niet in 't openbaar bloot willen leggen, zooals U schrijft. Als ze niet De ACOUSTICON. Nieuwe Plein 34, Arnhem zeggen: vrienden, medeleden, jullie zijt verkeerd, omdat jullie Christus niet erkent in je werk. Welkom zijn ze, als ze d'r Christelijk be ginsel laten varen. Dat zij, als ze praten met hun medearbeiders, dan vooral geen godsdienst er bij hélen1 Welkom, als ze hun beginsel verloocherien, als ze huichelen. Als U eerlijk zijn wilt, komen we tot klaar heid. Dan worden we 't wel niet eens, maar we weten wat we aan elkaar hebben. Zeg niet neutraliteit te willen. Eerste eisch van neutraliteit is voor U in dit geval te zeg gen: Chr. arbeiders, die als denkwijze hebben: ik mag geen lid van een neutrale vereeniging zijn, laat ik begaan, ik billijk ook hun denk wijze. Weet U, 't elledige der neutraliteitsleuze is, dat alle denkwijzen gebillijkt worden: van So cialist, van Communist, maar niet onze denk wijze. Als U dat deed, zou U niet probeeren Chr. arbeiders in neutrale vereenigingen te bréngen, dan had U in 't geheel niet geschreven. II is niet neutraal, 'k Neem het U niet kwa lijk, want neutraliteit is onmogelijk, is karakter loosheid, is een mensch onwaardig. Ik neem U niet kwalijk als uw beginsel is: op sociaal gebied hebben we niet met godsdienst te maken. Maar zeg dan Arbeiders, die alzoo gezind zijt, kom mee en sluit u aan bij een niet-Christelijke vereeniging. En 'k neem u in zeker opzicht niet kwalijk, dat U die Christen-arbeiders probeert te over tuigen van uw beginsel: arbeiders, de sociale strijd gaat buiten om godsdienst om. Maar zegt dat eerlijk en noemt U dan niet neutraal, want dan spreekt U onwaarheid, om den Christen in de val te lokken. Dan haalt U Christenen in Uw vereenigingen om ze te ge bruiken als handlangers, om contributie te be talen, maar om: niet te rekenen met hun denk wijze. Dan volgt U de Liberale heeren der vo rige eeuw na, die Christenen weerden van alle publiek terrein Gen rechtzinnige orthodoxe Christenen als professoren, als burgemeesters, als secretarissen, als notarissen; geen rekenen met het beginsel van die Christenen in de Eerste en Tweede Kamer, in de School, in de Kerk; en toch die Christelijken belasting laten betalen en hun Maar hij vond ook, dat het niet goed was en zei, dat hij er zich tegen verzetten zou. Nu, dat heb je vanavond gezien. Het zal wel beter wor den. En als dat niet zoo blijft, we weten nu, wat het is. Dan kunnen we ons zoo gedragen, dat vader gevoelt, dat we met hem meevoelen." „O, ik leefde vanavond heelemaal op", zei Wies. Ik ben blij, dat het niet zoo erg is en dat het wel in orde komt, al duurt het dan wat lang, zooals je zegt." „Welja. En nu geen muizenissen meer, hoor kind. Slaap wel, Wies." „Nacht, Truus." V. Den volgenden morgen om half twaalf kwam Meerendonk, die in de stad was geweest, op het kantoor. „Wat nieuws vroeg hij aan den bediende, de post meteen doorkijkend. „Een wissel van Witzand 6 Co. gepresen teerd. Acht dagén zicht", was het antwoord. „Nu al liet Meerendonk zich ontvallen. „Hoe groot ,,'k Heb het opgeschreven. Hoeveel was het ook O ja, veertien honderd veertig vijf en tachtig." Meerendonk bladerde in een kasboek. „Dat klopt", zei hij. ,,'t Is ook de tijd." Ja, Witzand Co. maakte niet veel praatjes. Een maand na levering werd ijskoud gedispo neerd met acht dagen zicht. Hij moest het eens bij zijn klanten doen Vast verloor hij ze alle. Inmiddels was het een gek geval. Dat bedrag zou hij over acht dagen vast niet hebben. Als hij den wissel eens onbetaald terugzond Het zou de eerste maal zijn. Maar wat gaf het Men betaalde hem toch ook niet? Maar neen, dat moest hij maar niet doen. Je kwam er niets verder mee. 't Moest toch betaald worden. Doch ruim veertienhonderd gulden 1 Acht honderd zou hij er wel hebben. Het crediet op de Bank wilde hij het liefst maar niet meer lijmen onder de mooie leus: wij zijn neutraal, wij zijn de menschen, die 't weten, wij zijn de normale menschen, Wij, die op 't publieke ter rein met God niet rekenen, wij krenken niemand, wij laten ieder in zijn geheel, wij, Liberalen en Socialisten. Jullie Christenen zitten ons dwars, jullie zijn eigenlijk abnormaal, 't Is normaal, dat iemand op reis een neutraal vrijzinnig blad, of een anti-godsdilenstig boek leest, maar jullie zijn abnormaal, die een Christelijk blad of uw Bijbel leest op publiek terrein. Wij, die niet rekenen met den godsdienst op publiek terrein, zijn ge woon, jullie hebt altijd wat bijzonders. Je be derft de politiek met uw godsdienst. Je gooit roet in het eten met je Zondagsheiliging, als wij genieten' van de Zeppelintocht. Wij zijn neutraal, wij oordeelen over niemands richting, als hij maar zijn mond houdt als ik er bij ben. Ja, wij zijn eigenlijk de ware Christenen, en Jezus is eigenlijk de ware Liberaal en Jezus is eigenlijk de echte Socialist, bij ons is 't ware en wij oordeelen niet. Christen'en, laat U niet beliegen en lijmen door z.g.n. neutralen, die van u profiteeren willen en geen rekening houden met wat U het heiligst is1 Melissant. J. L. STRUIJK. Geachte Heer Redacteur 1 In Uw nummer van 5 Nov. komt een in» gezonden stuk voer van Ds. G. v. d. Zee, over de benoeming van een 4e leerkracht aan de Chr. School alhier. Die benoeming wordt genoemd, onbillijk, dwaas en kortzichtig. Laat mij onmiddellijk deze woorden terug geven aan zijn Eerwaarde en hem zeggen dat zijn critiek onbillijk is, omdat hij niet weet hoe of de loop der zaken is geweest, tegelijk dwaas, omdat het beter is te zwijgen als men iets niet goed weet, en kortzichtig, omdat hij meent dat de Openbare School te Den Bom» mei zoo maar omgezet kan worden in een Christelijke. Was het niet beter geweest dat zijn Eer» waarde ter bevoegde plaats om inlichtingen had gevraagd dan direct maar de pen te nemen en onbillijk de bestuurdersleden becritiseeren. Ondergeteekende is gaarne bereid hem die inlichtingen te geven, waaruit hij zal conclu» deeren, dat ditmaal het Bestuur niet anders kon handelen. Met dank voor de plaatsing. Hoogachtend, B. JONGELING, Secretaris der Chr. School Den Bommel. M. de R. In No. 3587 van de Maas» Scbeldebode geeft Ds. v. d. Zee te den Bommel zijn on» genoegen te kennen over een benoeming aan de Chr. Nat. School aldaar, en noemt die, zeer onbillijk, dwaas en kortzichtig. Deze aantijging vindt plaats zonder dat er door Ds. v. d. Zee bij het schóól-bestuur, voor zoover mij bekend is, ook maar een enkel verzoek is ingediend om nadere inlichting Misschien is Ds. v. d. Zee nog niet zoo volkomen thuis in het «Gereformeerde-*, maar hij zou toch uit Zondag 43, Heidelb. Cate chismus, kunnen weten, dat we niemand lichtelijk en onverhoord moeten oordeelen en helpen veroordeelen. Of het schoolbestuur op deze onjuiste pu» blieke beschuldiging toelichting zal geven is mij nog niet bekend, maar wel valt het mij op dat de argumenten, heel zacht uitgedrukt, vreemdsoortig zijn. Uit eigen hoofde, en als lid v. h. school» bestuur wil ik echter wel verklaren dat mijn houding bepaald wordt door de statuten en het huishoudelijk reglement, aan de herzie ning waaraan naar ik meen ook Ds. v. d. Zee heeft medegearbeid. Toch meen ik aan de aanklacht van Ds.'v. d. Zee te bespeuren waar de schoen wringt. Zijn gejammer bereikt zijn toppunt hierin dat z. i. de kring der Hervormden nu de kracht mist die men in een onderwijzer zou hebben voor Zondagsschool en Jongelingsvereeniging. Volgens Ds. van der Zee, zijn de anderen, en ben ik zoo kortzichtig geweest hier niet mee te rekenen. Ik moet dus aannemen dat het o.a, tot mijn roeping behoort hiervoor zorg te dragen. Hoe vreemd mij dit toeschijnt wil ik ook trachten in dat opzicht mijn best te doen. En dan zou het mij voorkomen dat het beeld van den Hervormden kring we| wat somber geteekend wordt. Ik hebtedezer verhoogen. Opeens dacht Meerendonk aan de kas van „Boschzicht". Er was een duizend gulden in. Voor een paar weken kon hij daarvan wel een zeshonderd gulden leenen. Voorloopig moest er toch ge'en geld uit. Gelukkig, dat hij het nog niet op de Bank had gebracht. Ja, besloot hij, zoo zou hij maar doen. Over een paar weken kon hij die zeshonderd gulden weer wel in de kas leggen. Dan was er weer wel geld binnen. En dan behoefde de wissel van Witzand 6 Co. ook niet onbetaald terug. Hij had altijd aan zijn verplichtingen kunnen voldoen, stipt op tijd. Dat moest zoo blijven. De buitenwereld mocht van zijn moeilijkheden niet weten. ELFDE HOOFDSTUK. I. Het jaar verstreek. Een nieuw was begonnen. In zijn onbekend heid lag het daar voor de menschen. Een gor dijn hing er voor. Wat er achter zat, men wist het niet. Maar voor Meer'endonk was het langzamer hand zekerheid geworden, dat hij het wèl wist: een stikdonkere nacht. Hij zag schier geen uitkomst meer. Straks moest hij de kas van „Boschzicht" ver antwoorden en het tekort was nog niet aan gevuld. Binnen enkele dagen kwamen wissels. Maar dienaangaande stond zijn besluit vast: hoe hard het ook viel, hij zou ze onbetaald terug zenden; dat deden z ij n klanten immers ook Maar dan bedacht hij weer: wat schiet ik er eigenlijk mee op Ze moeten toch betaald worden Zijn somberheid was weer in groote mate teruggekeerd. Met ontzetting had Henk, die over was geweest, het bemerkt. Hij had er met-Trude evenwel maar terloops over gesprok'en, omdat hij niet wist, hoe de vork aan de steel zat en er, kiesheidshalve, ook niet naar wilde infor- meeren. plaatse heel wat jongelieden uit de Herv. kring ontmoet die een ontwikkelden en be» schaafden indruk op mij maakten, terwijl arbeid aan Zondagsschool of J.V. toch zeker geen heksenwerk is. Ook zijn er wel oudere Hervormden die voor dezen arbeid in aan» merking kunnen komen. Bovendien menig jong Hervormd onderwijzer zal mogelijk zijn vrijen tijd liever benutten voor vakstudie, dan voor allerlei vereenigingswerk. Vroeger waren de meesters klokluiders en doodgraver, tegenwoordig wenschen de onderwijzers hun tijd te verstaan, en in hun vakken vooruit te komen. Ds. van der Zee wil een zuivere atmosfeer scheppen door nu de Openbare school om te zetten in een Hervormde. Niet naar zijn zin, maar gedeeltelijk tegen zijn zin. Naar wiens zin dan? Naar den zin der neutrale» schoolvrienden Ik denk dat deze zullen zeggenDs. van der Zee kan niet opschieten met de Bijz. Schoolver. en nu moeten wij het gelag betalen. Enfin, dit gaat mij niet aan. Laat de Openb. School voor zichzelf twisten I Met dank voor de plaatsing. A. Ph, S. SCHAAFSMA. Den Bommel. 6 Nov. 1929. IV. Het verdeelen van den stroom kan nog in afzonderlijke punten, alwaar dan z.g.n. verdeel- borden zijn opgesteld, gebeuren. Vanaf het schakelbord wordt de -stroom naar verschillende verdeelpunten gevoerd, hierop zijn de verbin dingsleidingen met den stroomverbruiker aan gesloten. Alvorens tot de behandeling over te gaan van enkele electrische inrichtingen nog het volgende Door het snel ronddraaien van het anker een dynamo in een magnetisch veld wordt een elec trische stroom opgewekt. Maar ook omgekeerd: zenden wij in het anker van een dynamo een electrische stroom, dan begint het anker te draaien. Een gelijkstroomdynamo gaat als motor werken, wanneer wij haar stroom toevoeren in plaats van haar -stroom te laten opwekken. Men krijgt een electromotor, een machine, waarin de electrische stroom omgezet in mechanische kracht. De electromotor wordt bijna overal toegepast. De mechanische kracht kan worden aangewend voor het aandrijven van bewerkingsmachines (draaibanken, boormachines, schaafbanken, fraisbanken, enz.) ventilatoren, stofzuigers. Van bijzonder belang zijn ze natuurlijk ook bij elec trische spoor- en tramwegen. Ik wil thans overgaan tot bespreking van en kele practische toepassingen der electriciteit (de electromotor is natuurlijk ook één van een begin met een heel eenvoudig instrument: de elec trische schel. Een instrument om op een ver wijderd punt een signaal te geven. Bij de electrische schel hebb'en we een ele ment. Ook kunnen we een accumulator of een gelijkrichter gebruiken. Wisselstroom wordt in laag gespannen gelijkstroom omgevormd. Men kan zich nu voorstellen, dat door het drukken op een knop de stroom door de leiding gaat loopen. De drukknop is dus een toestelletje om de stroombaan te sluiten en te openen. Bij het openen van een stroombaan wordt de stroom onderbroken, bij het sluiten de stroomdoorgang hersteld. De stroom maakt nu de kerrien van een spel magnetisch. Deze electro-magneet trekt een hef- boomsarm aan en deze hefboomsarm, de klepel, slaat tegen een schel. Wanneer echter de klepel door de magneet is aangetrokken, is de stroom, die ook den hefboomsarm ging, verbroken. De magneet verliest daardoor zijn magnetisme, laat den hefboomsarm los, die door een veer terug springt. Daarmede is echter de stroomketen weer gesloten. Weer trekt de magneet den arm aan. Enz. De schel blijft doorschellen: we kunnen het ratelend schellen heel goed hooren. Een ander voorbeeld is de telegraaf. Door het neerdrukken van e'en sleutel wordt de stroomketen gesloten. De stroom gaat naar een station, waar een electromagneet bekrachtigd wordt. De electromagneet trekt een arm aan, waardoor een schrijfstift tegen een papierstrook gedrukt wordt. Deze papierstrook wordt door een uurwerk voortbewogen. Naarmate de stroomketen korter of langer neergedrukt wordt, wordt er een kortere of langere inktstreep op het papier gemaakt. Men krijgt punten en Zelfs kennissen, die bij de Meerendonks aan huis kwamen, viel het op, dat hij de oude niet meer was, dat iets hem terneerdrukte. Zij be gonnen er met elkaar over te praten. Men fluis terde van HermansEn ook nog van Zon- ruiterMeerendonk moest geld verloren heb benHij was niet meer als vroeger Men sprak van een dreigende débacle, hoewel daarvan nog geen sprake wasMen keek zijn vrouw en dochters aan, die, zeide men, maar net ded'en, alsof er niets was en die maar niet konden begrijpen, waarom zij zoo werden aangestaard. Het werd onbehagelijk. Maar nie mand sprak tot hen een woord. In het kleine stadje ging Meerendonk over de praat. Hij wist er zelf niets van. De wissels gingen onbetaald terug. Het was voor een oogenblik een opluchting. Maar straks kwam het drukkende weer terug. Ten einde raad nam Meerendonk een besluit, waarvan hij dra spijt had. Maar toen was het te laat. Hij zette enkele van zijn grootste schuldenaars de duimschroeven aan en liet hen gerechtelijk aanspreken. Het resultaat was, dat het geld binnenkwam, maar dat hij zijn klanten verloor, naar hij spoedig bemerkte. Het werd ook bekend bij andere klanten, diewegliepen, omdat zij van zulk optreden niet gediend waren. Het drukte Meerendonk nog meer naar om laag. Het was soms of hij dol zou worden van angst en teleurstelling. En in huis zette hij, zij het met ontzettende krachtsinspanning, een opgeruimd gelaat: zijn vrouw, Trude en Wies mochten het niet merken; daarvoor had hij ze te lief, meende hij. En de buitenwereld mocht er ook geen vat op krijg'en. Altijd verkeerde hij in de meening, dat het nog wel in orde zou komen: God kón zijn ondergang niet willen Maar bij al zijn overleggingen, bij al zijn berekeningen vergat Meerendonk dienzelfden God1. (Wordt vervolgd). w:- 1 Doozen 30-60 en 90 ct. Tube 80 ct. Bij Apoth. en Drogisten

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 5