Gesprongen Handen 1
DERDE BLAD
FEUILLETON
Langs een diepen weg
IN HOC-SIGN0 WSES
Zaterdag 9 November 1929. No. 3588
Ingezonden Stukken.
ELECTRIFICATIE.
Ruwe Huid Schrale Lippen
Winterhanden Wintervoeten I
De copie van Ingezonden stukken, die niet ge»
plaatst zijn. wordt niet teruggeven. Bulten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
Mijnheer de Redacteur
Wilt U s.v.p. onderstaande opnemen
In antwoord op mijn ingezonden schrijft de-
heer W. Moeilijker van Melissant in „Onze
Eilanden" van 2 November 1929 o.a., dat hem
glashelder gebleken is, dat zijn en mijn be
ginselen zoo ontzettend veel verschillen, waar
om hij
le. mijn critiek en de daarbij gevoegde dog
matische waarheden niet opnieuw zal gaan be
critiseeren. Dat zou noodeloos zijn
2e. op d'en Bijbeltekst wijst: „Oordeelt niet,
opdat gij zelf niet geoordeeld wordt", wat dan
beteekenen moet: heb de durf niet om te zeg
gen: die godsdienstige strooming is echt Chris
telijk en deze godsdienstige richting is verkeerd,
on-christelijk. Matig u zoo'n oordeel niet aan.
Ten derde: Hij hoopt, dat ik inzie, dat wij
door verder geschrijf niet tot klaarheid komen.
Bovendien zegt dan de heer Moeilijker nog
eens precies 't zelfde wat hij verleden week al
zei: Er moeten zijn neutrale vereenigingen.
Want1
le. Christelijke vereenigingen sluiten menschen
uit, die hun godsdienstige gevoelens niet op
publiek terrein blootlegden willen.
2e. Neutrale vereenigingen verzamelen men
schen van allerlei denkwijzen, wat noodig is
om 't vredesideaal te bereiken.
Op dit stuk mag ik niet zwijgen.
Over de Openbare School en de neutrale
kranten volgt later een antwoord.
De heer Moeilijker meent, menschen die
Christelijke vereenigingen van verschillenden
aard wensch'en, zoo maar alles te mogen zeg
gen, zonder ook maar één steekhoudend ar
gument op te geven. Hij dicht hen zelfs (zie
vorig stuk) allerlei gemeene ondeugden toe: als
strijden voor de naam, fanatisme, streven om
de menschen te verdeelen, en in zijn tweede
ingezonden spreekt hij van een „manie" om alle
vereenigingen te voorzien van „Chr.", van aan
matiging, die grènst aan brutaliteit; van kweeken
van „nijd en tweedracht".
Mijnheer Moelijker 1 U doet Uw tegenstan
ders grievend onrecht om hun levenswerk: de
eere Gods op alle levensterrein, alzoo te be
stempelen. U hebt andersdenkenden allereerst
goede bedoelingen en oprechtheid toe te
schrijven.
U spreekt over verschillende beginselen.
Nu zijn er twee mogelijkheden, niet meer dan
twee. Dat kunnen U en ik toestemmen (dat is
de eerste klaarheid). Welke? Uw beginselen
zijn enkel en alleen gegrond op Gods Woord,
U erkent boven alles het gezag des Bijbels.
Dat is de eerste mogelijkheid.
De tweede is: U erkent het gezag des Bijbels
niet als alléén geldend.
Laten we de eerste mogelijkheid aannemen.
Als U den Bijbel aanvaardt in dien zin, is
het zeker, dat we tot klaarheid komen.
'k Heb ten slotte niets anders dan eenvoudig
voor ieder te vinden, Bijbelsche waarheden,
als bewijs voor mijn opvatting gebruikt. U zegt
die waarheden niet opnieuw te becritiseeren,
omdat „onze beginselen op een andere leest
geschoeid" zijn.
Wat volgt uit Uw zeggen: Dat u den Bijbel
niet als eenige grond voor agumentatie, als
eenig bewijs in dit geval aanvaardt. Dat is
weer iets, dat tot klaarheid gebracht is door dit
geschrijf.
U vindt dit misschien te kras. 'k Vraag U
nog eens: Als U werkelijk den Bijbel aanvaard
de als eenige wegwijzer in dit geval dan
zouden wij wèl gemeenschappelijke beginselen
hebben, en dan zouden we wel tot klaarheid
komen.
U ontkent die gemeenschappelijke hoofdbegin
selen tusschen U en mij, daaruit volgt klaar,
dat U het absolute gezag des Bijbels niet aan
vaardt.
Mijnheer, neem mij dat niet kwalijk. U drijft
me in dezen weg. Had U gezegd: U komt met
den Bijbel argumenteeren, maar 't zint me niet
door
H. ZEEBERG.
20)
Trude drukte plotseling een paar toetsen aan.
En zij vielen alle vier in: ,,'k Wil u o God
mijn dank betalen."
IV.
Terwijl de beide meisjes op de slaapkamer
zich ontkleedden, begon Trude onmiddellijk te
vertellen.
„Zeg^ Wies, heb je niet gemerkt, dat ik in
den vóóravond een tijd ben weg geweest
„Ja, waar ben je geweest
..Bij vader, in het kantoor."
„Bij vader?" was de verwonderde vraaq.
„Waarom?"
„k Heb vader naar dat van qisteravond qe-
vraagd. a
;'T.rude riep Wies verschrikt. „Hoe durf
je 1
„Ja, ik was eerst ook wat bang. Het gaf zoo
den indruk, dat ik vader wilde controleeren, hé
Natuurlijk was het dat niet. Ik wilde alleen maar
weten of er werkelijk iets was. Dan konden wij
dat met z'n allen dragen. Dat was veel leter."
„Ja, maar dat zou ik toch niet gedurfc heb
ben", zei Wies.
„Nu, vader nam het heelemaal niet kvalijk.
Maar wat ik zeggen wou, we behoevet ons
heelemaal niet ongerust te maken, hoor."
„Gelukkig. Dus is het niet waar van Her
mans
„Over dat bepaalde geval heb ik niet gepaat.
En vader heeft het ook niet genoemd."
„Wat heb je dan gevraagd
„Nu, ik heb gevraagd, of er iets was, ondat
een godsdienstig debat te beginnen, wel, 'k had
deze zaak laten rusten. Maar nu U schrijft van
verschil in beginselen, waardoor zoo'n debat
niet mogelijk is, eisch ik van U waarheid. U
moet bij 't publiek door bijbelteksten aan te
halen niet den schijn vestigen, alsof U en ik
beiden 't gezag van Gods Woord als uitgangs
punt aannemen. Door uw tweede schrijven be
wijst U niet onvoorwaardelijk te bukken onder
't gezag des Bijbels, maar U zegt dat niet
eerlijk en open. 't Publiek krijgt den indruk,
dat we met één en denzelfden Bijbel kunnen
bewijzen, dat er Chr. vereenigingen zijn moeten
en dat ze er niet zijn moeten. Wat moeten de
menschen denken van zoo n Bijbel Dat randt
't gezag en de heiligheid van Gods Woord aan.
Of is het niet waar, dat U in uw eerste in
gezonden den Bijbel er zélf bij haalde, dat U
wees op den Farizeëer 'en den Tollenaar en
nu haalt u wéér een tekst aan: „Oordeelt niet,
opdat gij niet geoordeeld wordt." Stel, dat U
't gezag des Bijbels aanvaardt, dan nog ver
knoeit u den Bijbel, U haalt er teksten uit hun
verband, die U te pas komen.
Mijnheer Moeilijker: Ment U nu werkelijk,
dat als Christus waarschuwt tegen oordeelen
over een ander, dat Hij dan zou afkeuren ons
oordeelen of een of andere richting zuiver vol
gens Gods Woord is Meent U werkelijk, dat
Jezus tegen ons zeggen wil: „Menschen, oor
deelt niet, of een Moderne, of e'en Ethische, of
een Geref., of een R. Kath., of een Doopsge
zinde, of één van hen 't bij 't goede eind heeft.
Laat ieder gelooven wat hij wil. Hoe zoudt gij
dat nu kunnen uitmaken"
Maar mijnheer, U kunt toch weten, dat de
Bijbel zegt: Als iemand U eeni andere leer
verkondigt, al ware hij een engel uit den hemel,
die zij vervloekt.
De Bijbel staat op een beslist standpunt.
Wie iets af of toedoet van Gods Woord,
zal Gods straf ondergaan.
Dat kunt U weten. Zoo niet, gebruik dan den
Voor doofheid is slechts één afdoende hulp
Bijbel niet om iets te bewijzen. God eischt vol
gens Zijn Woord van U 'en mij: een absoluut
aanvaarden van den Bijbel en een bestrijden
van alles wat tegen dien Bijbel zich kant.
Ik moet kunnen zeggen: Het beginsel dat ik
belijd, is het eenig juiste. (Straks kom ik er
nader op terug).
'k Heb U dus aangetoond, dat U den Bijbel
verkeerd gebruikt bovendien en nu als ik
argumenteer met dien Bijbel dan zegt U:
houd maar op onze beginselen zijn absoluut
verschillend. Daaruit volgt glashelder, dat U
't gezag des Bijbels niet aanvaardt en nu kom
ik tot de tweede mogelijkheid (voor mij zeker
heid), dat U met den Bijbel hier in ons ge
ding niet rek'en't.
Maar zelfs van dat standpunt bezien, komt
U met géén enkel steekhoudend argument.
Wat had U moeten doen?
U had kunnen zeggen
Mijnheer Struijk, U pleit voor Chr. landar-
beidersvereenigingen, nu zal ik mij probeeren
te verplaatsen op Uw Christelijk standpunt, en
aantoonen, dat U inconsequent is, want als ik
't wel heb, dan is juist 't Christendom een
godsdienest voor deb innenkamer en niet voor
't sociale leven.
Zoo had Uw betoog kunnen zijn, zoo is 't
in zeker opzicht ook geweest in Uw eerste
stuk. Toen heb ik aangetoond, dat U een ver
keerde opvatting had van het Christendom des
Bijbels. En wat had dan Uw antwoord moeten
zijn Dit: Een bewijzen met den Bijbel, dat ik
mijn Christelijk beginsel zelf niet ken, en dus
verkeerde teksten gebruikte. Dat deed U niet
U zei: cfat wil ik niet wegens verschil der be
ginselen.
Dat is niet waarU had eerlijk moeten
zeggen
Mijnheer Struijk, U, van uw Christelijk stand
punt, heeft volkomen gelijk, want ik kan niet
bewijzfen, dat U die teksten verkeerd toepast,
'k Ben het niet met uw Christelijk standpunt
eens, maar toch kan ik U, op uw Christelijk
'standpunt niet kwalijk nemen, dat U ijvert voor
Chr. landarbeidersvereenigingen, voor Chr.
Scholen, enz.
Waarom zegt U dat nu niet eens eerlijk. Dat
staat heusch flink. Dat vraag ik aan de S.D.A.P.
ook. Waarom zeggen ze niet: Kijk eens, die
vader den laatsten tijd zoo somber was en ook
wel eens onaardig tegen ons was en
„Heb je dat laatste ook gezegd
„Ja, maar ik zei al, dat vader het heel niet
kwalijk nam. Maar om op de zaak te komen,
vader zei, dat we ons niet ongerust behoeven te
maken. Hij geloofde vast, dat het in orde zou
komen, al zou het lang duren."
„Maar wat is er dan toch vroeg Wies,
weer ongerust.
„Het voornaamste is, dat de klanten zoo
slecht betalen. Dat heeft Henk mij ook wel e'ens
geschreven, toen ik er in een brief van repte,
dat vader zoo somber was. Maar vader zei, dat
het op den duur wel in orde kwam."
„Gelukkig", zei Wies verlicht. „Maar ik snap
nog niet, hoe je er bij komt, om met vader er
over te gaan spreken."
„Dat is, ongewild, de invloed van Henk," zei
Trude opeens.
„Van Henk vroeg Wies verbaasd. „Wat
heeft die hiermee te maken
n „Henk heeft me eens gezegd dat hij op het
siandpunt staat, dat een man zijn vrouw in alles
ntoet op de hoogte stellen. Ook in zijn zaken.
Natuurlijk niet in kleinigheden. Maar in alge
meent lijnen, 'k Geloof, dat Henk gelijk heeft.
Als er dan eens iets is, dan draagt de man het
niet alleen, maar zijn vrouw weet overal van.
Het is zelfs, dacht ik later, best mogelijk, dat
het nooit zoover gekomen zou zijn, als de vrouw
op de hoogte was. Maar hoe dat zij, ongewild
was het de invloed van Henk. Ik dacht: als er
werkelijk groote zwarigheid is, dan vraag ik
vader, die te vertellen en dan dragen wij die
met z'n allen; 'k Was zelfs al verzoend met de
gedachte, dat ons huwelijk zou moeten uitge
steld. Maar gelukkig hebben wij de zaken te
donker ingezien, zooals ik je zooeven zeide."
„Ja, maar vader was zoo somber en neer
slachtig, behalve dan vanavond", merkte Wies
weer op.
„Ja, dat weet ik wel. Vader zeide, dat het
niet meevalt, als je altijd voorspoed hebt gehad
en er komt dan tegenspoed. Dat drukt neer.
Christelijke arbeiders hebben volkomen, gelijk
van hun standpunt, dat ze zich vereenigen in
Chr. vereenigingen. Die menschen zijn dan
consequent.
Dat vraag ik aan de neutrale persmannen.
Waarom zeggen ze niet: Die Christenen hebben
gelijk, dat ze, zoo lang als ze Christelijk zijn
willen, dagelijks in huis een blad willen hebben,
dat hun Christelijke beginselen propageert. Wij
zijn 't niet eens met hun Christelijk standpunt,
we zullen ze er af probeeren te brengen en tot
ons over te halen.
Dat is eerlijk.
Zoo moeten wij als Christenen ook een
S.D.A.P.'er behandelen.
'k Vind het zoo klaar als de dag, dat een
ras-echte Socialist een vereeniging wil, die op
Socialistischen grondslag staat, 'k Ben het met
zijn standppnt niet eens en 'k zal, 'k moet hem
er af probeeren te brengen. Goed, maar zoo
lang hij ras-echt Socialist is, neem ik 't hem
niet kwalijk, dat hij een Socialistische vereeni
ging zoekt.
Maar waarom dan niet zoo eens onze Chris
telijke denkwijze behandeld en gezien. Waarom
durft, wilt U dat niet eens te doen, mijnheer
Moeilijker. Omdat U, in plaats van neutra
liteit voor te staan, niet anders wilt dan onder
de bedriegelijke leuze „neutraliteit" anderen Uw
meening opdringen.
U wilt van Christen-arbeiders huichelaars
maken.
U zegt immers: in de neutrale vereenigingen
worden menschen van allerlei denkwijze ver-
eenigd. Allerlei denkwijze Is dan mijn beginsel
géén denkwijs. Zoo ja, dan zag ik: Mijn denk
wijze, tevens die van vele Christen-arbeiders, is:
als lid eener vakvereeniging mag ik in die ver
eeniging niet zwijgen over de beginselen van
Gods Woord, moet ik iedere vraag oplossen
door mijn Bijbelsch beginsel.
Welnu, dan vraag ik U, mijnheer Moeilijker,
kan zulk soort Chr. arbeiders opgenomen wor
den als lid eener neutrale vakvereeniging Is
er een neutrale vakbond, die zulke menschen
gebruiken kan, menschen die belijden: iedere
minuut van den dag, ook als ik in mijn ar
beidersvereniging zit, strijd ik voor Gods eere
en rust niet eer al mijn kameraden die eer ook
bevorderen 1
Wees nu eens eerlijk en zeg: Neen, zulke
Christenen hooren toch heusch niet in een neu
trale vereeniging thuis, die hinderen ons daar,
die zeuren steeds met hun beginsel aan ons
hoofd.
Ja natuurlijk, ze zijn welkom, als ze hun
godsdienstige gevoelens niet in 't openbaar bloot
willen leggen, zooals U schrijft. Als ze niet
De ACOUSTICON. Nieuwe Plein 34, Arnhem
zeggen: vrienden, medeleden, jullie zijt verkeerd,
omdat jullie Christus niet erkent in je werk.
Welkom zijn ze, als ze d'r Christelijk be
ginsel laten varen. Dat zij, als ze praten met
hun medearbeiders, dan vooral geen godsdienst
er bij hélen1 Welkom, als ze hun beginsel
verloocherien, als ze huichelen.
Als U eerlijk zijn wilt, komen we tot klaar
heid. Dan worden we 't wel niet eens, maar we
weten wat we aan elkaar hebben.
Zeg niet neutraliteit te willen. Eerste eisch
van neutraliteit is voor U in dit geval te zeg
gen: Chr. arbeiders, die als denkwijze hebben:
ik mag geen lid van een neutrale vereeniging
zijn, laat ik begaan, ik billijk ook hun denk
wijze.
Weet U, 't elledige der neutraliteitsleuze is,
dat alle denkwijzen gebillijkt worden: van So
cialist, van Communist, maar niet onze denk
wijze.
Als U dat deed, zou U niet probeeren Chr.
arbeiders in neutrale vereenigingen te bréngen,
dan had U in 't geheel niet geschreven.
II is niet neutraal, 'k Neem het U niet kwa
lijk, want neutraliteit is onmogelijk, is karakter
loosheid, is een mensch onwaardig. Ik neem
U niet kwalijk als uw beginsel is: op sociaal
gebied hebben we niet met godsdienst te maken.
Maar zeg dan
Arbeiders, die alzoo gezind zijt, kom mee en
sluit u aan bij een niet-Christelijke vereeniging.
En 'k neem u in zeker opzicht niet kwalijk,
dat U die Christen-arbeiders probeert te over
tuigen van uw beginsel: arbeiders, de sociale
strijd gaat buiten om godsdienst om.
Maar zegt dat eerlijk en noemt U dan niet
neutraal, want dan spreekt U onwaarheid, om
den Christen in de val te lokken. Dan haalt U
Christenen in Uw vereenigingen om ze te ge
bruiken als handlangers, om contributie te be
talen, maar om: niet te rekenen met hun denk
wijze. Dan volgt U de Liberale heeren der vo
rige eeuw na, die Christenen weerden van alle
publiek terrein
Gen rechtzinnige orthodoxe Christenen als
professoren, als burgemeesters, als secretarissen,
als notarissen; geen rekenen met het beginsel
van die Christenen in de Eerste en Tweede
Kamer, in de School, in de Kerk; en toch die
Christelijken belasting laten betalen en hun
Maar hij vond ook, dat het niet goed was en
zei, dat hij er zich tegen verzetten zou. Nu, dat
heb je vanavond gezien. Het zal wel beter wor
den. En als dat niet zoo blijft, we weten nu, wat
het is. Dan kunnen we ons zoo gedragen, dat
vader gevoelt, dat we met hem meevoelen."
„O, ik leefde vanavond heelemaal op", zei
Wies. Ik ben blij, dat het niet zoo erg is en
dat het wel in orde komt, al duurt het dan wat
lang, zooals je zegt."
„Welja. En nu geen muizenissen meer, hoor
kind. Slaap wel, Wies."
„Nacht, Truus."
V.
Den volgenden morgen om half twaalf kwam
Meerendonk, die in de stad was geweest, op
het kantoor.
„Wat nieuws vroeg hij aan den bediende,
de post meteen doorkijkend.
„Een wissel van Witzand 6 Co. gepresen
teerd. Acht dagén zicht", was het antwoord.
„Nu al liet Meerendonk zich ontvallen.
„Hoe groot
,,'k Heb het opgeschreven. Hoeveel was het
ook O ja, veertien honderd veertig vijf en
tachtig."
Meerendonk bladerde in een kasboek.
„Dat klopt", zei hij. ,,'t Is ook de tijd."
Ja, Witzand Co. maakte niet veel praatjes.
Een maand na levering werd ijskoud gedispo
neerd met acht dagen zicht.
Hij moest het eens bij zijn klanten doen
Vast verloor hij ze alle.
Inmiddels was het een gek geval. Dat bedrag
zou hij over acht dagen vast niet hebben. Als
hij den wissel eens onbetaald terugzond Het
zou de eerste maal zijn. Maar wat gaf het Men
betaalde hem toch ook niet?
Maar neen, dat moest hij maar niet doen. Je
kwam er niets verder mee. 't Moest toch betaald
worden.
Doch ruim veertienhonderd gulden 1 Acht
honderd zou hij er wel hebben. Het crediet op
de Bank wilde hij het liefst maar niet meer
lijmen onder de mooie leus: wij zijn neutraal,
wij zijn de menschen, die 't weten, wij zijn de
normale menschen, Wij, die op 't publieke ter
rein met God niet rekenen, wij krenken niemand,
wij laten ieder in zijn geheel, wij, Liberalen en
Socialisten. Jullie Christenen zitten ons dwars,
jullie zijn eigenlijk abnormaal, 't Is normaal, dat
iemand op reis een neutraal vrijzinnig blad, of
een anti-godsdilenstig boek leest, maar jullie zijn
abnormaal, die een Christelijk blad of uw Bijbel
leest op publiek terrein. Wij, die niet rekenen
met den godsdienst op publiek terrein, zijn ge
woon, jullie hebt altijd wat bijzonders. Je be
derft de politiek met uw godsdienst. Je gooit
roet in het eten met je Zondagsheiliging, als
wij genieten' van de Zeppelintocht. Wij zijn
neutraal, wij oordeelen over niemands richting,
als hij maar zijn mond houdt als ik er bij ben.
Ja, wij zijn eigenlijk de ware Christenen, en
Jezus is eigenlijk de ware Liberaal en Jezus
is eigenlijk de echte Socialist, bij ons is 't ware
en wij oordeelen niet.
Christen'en, laat U niet beliegen en lijmen
door z.g.n. neutralen, die van u profiteeren
willen en geen rekening houden met wat U
het heiligst is1
Melissant. J. L. STRUIJK.
Geachte Heer Redacteur 1
In Uw nummer van 5 Nov. komt een in»
gezonden stuk voer van Ds. G. v. d. Zee,
over de benoeming van een 4e leerkracht aan
de Chr. School alhier.
Die benoeming wordt genoemd, onbillijk,
dwaas en kortzichtig.
Laat mij onmiddellijk deze woorden terug
geven aan zijn Eerwaarde en hem zeggen dat
zijn critiek onbillijk is, omdat hij niet weet
hoe of de loop der zaken is geweest, tegelijk
dwaas, omdat het beter is te zwijgen als men
iets niet goed weet, en kortzichtig, omdat hij
meent dat de Openbare School te Den Bom»
mei zoo maar omgezet kan worden in een
Christelijke.
Was het niet beter geweest dat zijn Eer»
waarde ter bevoegde plaats om inlichtingen
had gevraagd dan direct maar de pen te nemen
en onbillijk de bestuurdersleden becritiseeren.
Ondergeteekende is gaarne bereid hem die
inlichtingen te geven, waaruit hij zal conclu»
deeren, dat ditmaal het Bestuur niet anders
kon handelen.
Met dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
B. JONGELING,
Secretaris der Chr. School
Den Bommel.
M. de R.
In No. 3587 van de Maas» Scbeldebode
geeft Ds. v. d. Zee te den Bommel zijn on»
genoegen te kennen over een benoeming aan
de Chr. Nat. School aldaar, en noemt die,
zeer onbillijk, dwaas en kortzichtig.
Deze aantijging vindt plaats zonder dat er
door Ds. v. d. Zee bij het schóól-bestuur,
voor zoover mij bekend is, ook maar een
enkel verzoek is ingediend om nadere inlichting
Misschien is Ds. v. d. Zee nog niet zoo
volkomen thuis in het «Gereformeerde-*, maar
hij zou toch uit Zondag 43, Heidelb. Cate
chismus, kunnen weten, dat we niemand
lichtelijk en onverhoord moeten oordeelen
en helpen veroordeelen.
Of het schoolbestuur op deze onjuiste pu»
blieke beschuldiging toelichting zal geven is
mij nog niet bekend, maar wel valt het mij
op dat de argumenten, heel zacht uitgedrukt,
vreemdsoortig zijn.
Uit eigen hoofde, en als lid v. h. school»
bestuur wil ik echter wel verklaren dat mijn
houding bepaald wordt door de statuten en
het huishoudelijk reglement, aan de herzie
ning waaraan naar ik meen ook Ds. v. d. Zee
heeft medegearbeid.
Toch meen ik aan de aanklacht van Ds.'v.
d. Zee te bespeuren waar de schoen wringt.
Zijn gejammer bereikt zijn toppunt hierin dat
z. i. de kring der Hervormden nu de kracht
mist die men in een onderwijzer zou hebben
voor Zondagsschool en Jongelingsvereeniging.
Volgens Ds. van der Zee, zijn de anderen,
en ben ik zoo kortzichtig geweest hier niet
mee te rekenen. Ik moet dus aannemen dat
het o.a, tot mijn roeping behoort hiervoor
zorg te dragen. Hoe vreemd mij dit toeschijnt
wil ik ook trachten in dat opzicht mijn best
te doen. En dan zou het mij voorkomen
dat het beeld van den Hervormden kring we|
wat somber geteekend wordt. Ik hebtedezer
verhoogen.
Opeens dacht Meerendonk aan de kas van
„Boschzicht". Er was een duizend gulden in.
Voor een paar weken kon hij daarvan wel een
zeshonderd gulden leenen. Voorloopig moest er
toch ge'en geld uit. Gelukkig, dat hij het nog
niet op de Bank had gebracht.
Ja, besloot hij, zoo zou hij maar doen. Over
een paar weken kon hij die zeshonderd gulden
weer wel in de kas leggen. Dan was er weer
wel geld binnen. En dan behoefde de wissel
van Witzand 6 Co. ook niet onbetaald terug.
Hij had altijd aan zijn verplichtingen kunnen
voldoen, stipt op tijd. Dat moest zoo blijven.
De buitenwereld mocht van zijn moeilijkheden
niet weten.
ELFDE HOOFDSTUK.
I.
Het jaar verstreek.
Een nieuw was begonnen. In zijn onbekend
heid lag het daar voor de menschen. Een gor
dijn hing er voor. Wat er achter zat, men wist
het niet.
Maar voor Meer'endonk was het langzamer
hand zekerheid geworden, dat hij het wèl wist:
een stikdonkere nacht.
Hij zag schier geen uitkomst meer.
Straks moest hij de kas van „Boschzicht" ver
antwoorden en het tekort was nog niet aan
gevuld. Binnen enkele dagen kwamen wissels.
Maar dienaangaande stond zijn besluit vast: hoe
hard het ook viel, hij zou ze onbetaald terug
zenden; dat deden z ij n klanten immers ook
Maar dan bedacht hij weer: wat schiet ik er
eigenlijk mee op Ze moeten toch betaald
worden
Zijn somberheid was weer in groote mate
teruggekeerd. Met ontzetting had Henk, die over
was geweest, het bemerkt. Hij had er met-Trude
evenwel maar terloops over gesprok'en, omdat
hij niet wist, hoe de vork aan de steel zat en
er, kiesheidshalve, ook niet naar wilde infor-
meeren.
plaatse heel wat jongelieden uit de Herv.
kring ontmoet die een ontwikkelden en be»
schaafden indruk op mij maakten, terwijl
arbeid aan Zondagsschool of J.V. toch zeker
geen heksenwerk is. Ook zijn er wel oudere
Hervormden die voor dezen arbeid in aan»
merking kunnen komen. Bovendien menig
jong Hervormd onderwijzer zal mogelijk zijn
vrijen tijd liever benutten voor vakstudie,
dan voor allerlei vereenigingswerk. Vroeger
waren de meesters klokluiders en doodgraver,
tegenwoordig wenschen de onderwijzers hun
tijd te verstaan, en in hun vakken vooruit
te komen.
Ds. van der Zee wil een zuivere atmosfeer
scheppen door nu de Openbare school om
te zetten in een Hervormde. Niet naar zijn
zin, maar gedeeltelijk tegen zijn zin. Naar
wiens zin dan? Naar den zin der neutrale»
schoolvrienden Ik denk dat deze zullen
zeggenDs. van der Zee kan niet opschieten
met de Bijz. Schoolver. en nu moeten wij
het gelag betalen. Enfin, dit gaat mij niet aan.
Laat de Openb. School voor zichzelf twisten I
Met dank voor de plaatsing.
A. Ph, S. SCHAAFSMA.
Den Bommel. 6 Nov. 1929.
IV.
Het verdeelen van den stroom kan nog in
afzonderlijke punten, alwaar dan z.g.n. verdeel-
borden zijn opgesteld, gebeuren. Vanaf het
schakelbord wordt de -stroom naar verschillende
verdeelpunten gevoerd, hierop zijn de verbin
dingsleidingen met den stroomverbruiker aan
gesloten.
Alvorens tot de behandeling over te gaan
van enkele electrische inrichtingen nog het
volgende
Door het snel ronddraaien van het anker een
dynamo in een magnetisch veld wordt een elec
trische stroom opgewekt. Maar ook omgekeerd:
zenden wij in het anker van een dynamo een
electrische stroom, dan begint het anker te
draaien. Een gelijkstroomdynamo gaat als motor
werken, wanneer wij haar stroom toevoeren in
plaats van haar -stroom te laten opwekken. Men
krijgt een electromotor, een machine, waarin de
electrische stroom omgezet in mechanische
kracht.
De electromotor wordt bijna overal toegepast.
De mechanische kracht kan worden aangewend
voor het aandrijven van bewerkingsmachines
(draaibanken, boormachines, schaafbanken,
fraisbanken, enz.) ventilatoren, stofzuigers. Van
bijzonder belang zijn ze natuurlijk ook bij elec
trische spoor- en tramwegen.
Ik wil thans overgaan tot bespreking van en
kele practische toepassingen der electriciteit (de
electromotor is natuurlijk ook één van een begin
met een heel eenvoudig instrument: de elec
trische schel. Een instrument om op een ver
wijderd punt een signaal te geven.
Bij de electrische schel hebb'en we een ele
ment. Ook kunnen we een accumulator of een
gelijkrichter gebruiken. Wisselstroom wordt in
laag gespannen gelijkstroom omgevormd. Men
kan zich nu voorstellen, dat door het drukken
op een knop de stroom door de leiding gaat
loopen. De drukknop is dus een toestelletje om
de stroombaan te sluiten en te openen. Bij het
openen van een stroombaan wordt de stroom
onderbroken, bij het sluiten de stroomdoorgang
hersteld.
De stroom maakt nu de kerrien van een spel
magnetisch. Deze electro-magneet trekt een hef-
boomsarm aan en deze hefboomsarm, de klepel,
slaat tegen een schel. Wanneer echter de klepel
door de magneet is aangetrokken, is de stroom,
die ook den hefboomsarm ging, verbroken. De
magneet verliest daardoor zijn magnetisme, laat
den hefboomsarm los, die door een veer terug
springt. Daarmede is echter de stroomketen weer
gesloten. Weer trekt de magneet den arm aan.
Enz. De schel blijft doorschellen: we kunnen
het ratelend schellen heel goed hooren.
Een ander voorbeeld is de telegraaf.
Door het neerdrukken van e'en sleutel wordt
de stroomketen gesloten. De stroom gaat naar
een station, waar een electromagneet bekrachtigd
wordt. De electromagneet trekt een arm aan,
waardoor een schrijfstift tegen een papierstrook
gedrukt wordt. Deze papierstrook wordt door
een uurwerk voortbewogen. Naarmate de
stroomketen korter of langer neergedrukt wordt,
wordt er een kortere of langere inktstreep op
het papier gemaakt. Men krijgt punten en
Zelfs kennissen, die bij de Meerendonks aan
huis kwamen, viel het op, dat hij de oude niet
meer was, dat iets hem terneerdrukte. Zij be
gonnen er met elkaar over te praten. Men fluis
terde van HermansEn ook nog van Zon-
ruiterMeerendonk moest geld verloren heb
benHij was niet meer als vroeger
Men sprak van een dreigende débacle, hoewel
daarvan nog geen sprake wasMen keek
zijn vrouw en dochters aan, die, zeide men,
maar net ded'en, alsof er niets was en die maar
niet konden begrijpen, waarom zij zoo werden
aangestaard. Het werd onbehagelijk. Maar nie
mand sprak tot hen een woord.
In het kleine stadje ging Meerendonk over
de praat. Hij wist er zelf niets van.
De wissels gingen onbetaald terug. Het was
voor een oogenblik een opluchting. Maar straks
kwam het drukkende weer terug.
Ten einde raad nam Meerendonk een besluit,
waarvan hij dra spijt had. Maar toen was het
te laat.
Hij zette enkele van zijn grootste schuldenaars
de duimschroeven aan en liet hen gerechtelijk
aanspreken. Het resultaat was, dat het geld
binnenkwam, maar dat hij zijn klanten verloor,
naar hij spoedig bemerkte. Het werd ook bekend
bij andere klanten, diewegliepen, omdat zij
van zulk optreden niet gediend waren.
Het drukte Meerendonk nog meer naar om
laag. Het was soms of hij dol zou worden van
angst en teleurstelling.
En in huis zette hij, zij het met ontzettende
krachtsinspanning, een opgeruimd gelaat: zijn
vrouw, Trude en Wies mochten het niet merken;
daarvoor had hij ze te lief, meende hij.
En de buitenwereld mocht er ook geen vat
op krijg'en. Altijd verkeerde hij in de meening,
dat het nog wel in orde zou komen: God kón
zijn ondergang niet willen
Maar bij al zijn overleggingen, bij al zijn
berekeningen vergat Meerendonk dienzelfden
God1.
(Wordt vervolgd).
w:- 1
Doozen 30-60 en 90 ct. Tube 80 ct. Bij Apoth. en Drogisten