voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO YINCES No. 3588 ZATERDAG 9 NOVEMBER 1929 44ste JAARGANG EERSTE BLAD. De letter doodt. Op den Uitkijk. Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. GROSSIER: Firma A. L. VERBRUGGE MIDDELHARNIS. Brieven uit Amerika. Deze Courant verschjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,— bfj vooruitbetaling;. B JITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTA AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan. AdvertentlSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. XII. Deze uitdrukking wel eens gehoord misschien 1 Natuurlijk, zegt ge, ge vindt die uit spraak in II Cor. 3 16: „Want de letter doodt, maar de Geest maakt le v e n d." Niemand zal het vreemd vinden, dat in deze reeks artikelen ook deze on der ons zeer bekende uitspraak een beurt ontvangt. Bij het met allen nadruk verwijzen naar het Woord van onzen God en pogen op den ach tergrond te dringen van alle men- ^chelijke, soms vroom-getinte vindin- A^"gen, redeneeringen en ervaringen, wordt menigmaal wederom de Apostel Paulus te hulp geroepen, om hem te laten zeggen „De letter is dood." En wanneer men daarbij dan nog uitleg ging geeft, komt deze hierop neer, dat die letters daar in dien Bijbel maar letters zijn, inktfiguurtjes zoo ge wilt, waardelooze dingetjes waar ge eigenlijk niets aan hebt. Die letter is maar dood;'maar jade Geestdie maakt levend! Intusschen sprak Paulus niet van een doode letter, maar van' een letter, die den dood veroorzaakt, die zelve do o d t. De zin is dan veel dieper, dan de overgeestelijkheid in oppervlakkig heid er van maakt. Uiterst leerzaam is, wat eens Calvijn '.^dienaangaande schreef. En ik kan niet nalaten -al valt het citaat wat lang de gedachten van Calvijn op deze plaats weer te geven. Hij heeft een geschrift uitgegeven tegen „D e V r ij- g e e s t e n", waarvan ook een Neder- landsche vertaling bestaat, die meer malen herdrukt is. In het hoofdstuk, dat handelt over „het gezag door de Vrij geesten aan de Heilige Schrift toege kend", spreekt Calvijn zich aldus uit: „Zij (n.l de Vrijgeesten) doen Gods Woord geen grooter eer aan, dan wan neer zij het geheel verloochen den, want altoos hoorden zij (n.l. de Vrijgeesten dit grondbeginsel: dat de Schrift in haren natuurlijken zin ge nomen een doode letter is en dat wij tot den levendmakenden Geest moeten komen. Hierdoor stellen zij (n.l. de Vrijgees ten) zich twee dingen voor.: Vooreerst, dat wij in den eenvoudigen zin der Schrift niet zouden berusten, maar met verbloemde uitleggin gen spelen, en ten tweede, dat wij niet zouden aankleven, hetgeenge- schreven is, om dat gemakkelijker toe te stemmen, maar verhevene bespiegelingen en nieuwe openbaringen naspeuren. Ofschoon de secte der V rijg ees ten van die der Papisten zeer on derscheiden en veel schadelijker dan deze is, nogtans hebben die beiden d i t gemeen, dat zij de Schrift in A 1- 1 e g o r ië n vervormen en eene bete re en volmaaktere wijsheid be- geeren, dan die daarin vervat is. Beiden wenden met eene gewone zamenstem- ming de spreuk van Paulus voor: „d a t de letter dood is." (II Cor. 3 vs. 6). Doch dewijl zij deze plaats, door haar in hun voordeel te gebrui ken, boosaardig v e r d r a a ij e n, zal het noodzakelijk zijn, eerst de meening van Paulus te verklaren, om daarna te zien, wat zij willen, dat daaruit volgt. De kruisgezant vergelijkt in die plaats de W e t, wanneer zij afgezon derd wordt van Christus, met het Evangelie. De W e t noemt hij 'etter, omdat zij, zonder Gods genade koud en krachteloos is, en niet tot het harte doordringt, gelijk hij in een andere plaats (Rom. II 28) de besnijdenis 1 e 11 e r 1 ij k noemt, welke alleen in het lichaam geschiedt, omdat die slechts een uitwendige plech tigheid is. In tegenstelling van de W e t noemt hij de evangelie-leer geestelijk (2 Cor. 3 6), omdat Christus daarin begrepen wordt, die het Woord levend maakt en te weeg brengt do o r Z ij n e n Geest, dat het in onze gemoederen kracht heeft. Daarna zegt hij, dat, de wet, zoo zij op die wijze letterlijk blijft, dood is, omdat wij daarin niets kunnen vin den dan de verdoemenis. Dit verklaart hij kort daarop, wanneer hij er bij voegt dat 't een prediking des doods is; doch dat integendeel het Evan gelie levend maakt en dat het de genade aan Christus schenkt, door welke het vruchten ter zaligheid in ons voortbrengt. Dit is de eenvou dige zin van Paulus, waaruit niets an ders kan worden ontleend, dan dat wij moeten leeren, dat Gods Woord niet moet afgezonderd worden van Chris tus, die de ziel daarvan is, gelijk hij daarna ook leert en door Wien het ook alleen die kracht heeft, dat het ons zalig maakt „Het andere, wat zij zich voorstellen (we geven nog steeds C a 1 v ij n s woorden weer), is nog meer duivels. Zij pogen ons van de schriften af te wenden, om ons te dwingen in h u n n e inbeeldingen om te zweven, of liever buiten de grenzen der s c hr i f t te dolen opdat ieder zijne droomen en begoochelingen des duivels in plaats van Gods W oord volge. Doch opdat alle christenen gewaar schuwd mogen zijn en zulk eene ver derfelijke verzoeking zouden mijden en afweren, moet men opmerken, tot welk einde de Heere ons zijnen Geest be loofd heeft. Hij heeft ons dien toegezegd, niet opdat wij de schrift achter wege latende, door de lucht zouden zwerven, maar opdat wij tot hare regte kennis zouden doordringen en daarmede tevreden zijn; want dit zijn de woorden van Christus „wanneer de Geest der waarheid zal gekomen zijn, die zal u indachtig ma ken, alles watikugezegdhe b." (Joh. XIV 26). Wij zien, dat Hij aan de Apostelen niet belooft een Geest, die nieuwe leeringen smeedt, maar zulk eenen die alleen hen bevestigt in het Evangelie, dat hen verkondigd w a s en die, wanneer Hij na Zijne op standing aan Zijne leerlingen het ver stand opende, hen geene vreem- d e dingen zoude inblazen, maar maken dat zij de Schrift verston den (Luc. XXIV 27—32). En toch, aan wie is Gods Geest overvloediger gegeven dan aan de Apostelen? Nogtans hebben Zij daaruit geene ge legenheid ontleend, om van de Schrift af te wijken, of die te verlaten; maar integendeel, hebben zij zich bevlijtigd en alle naarstigheid aangewend om haar te gehoorzamen en ons onder die gehoorzaamheid te houden. Wat Paulus betreft, het zij verre, dat hij ons daarvan zou willen afleiden. Hij is steeds werkzaam, om ons haar door den smaak van hare zoetigheid aan lokkelijk te maken. Hij prijst ons haar gezag aan, opdat wij niets weten, nochbegeerente weten, dan het geen in haar begrepen is, zeggende: „dat dezelve nuttig was om te leeren, te vermanen, te bestraffen; dat zij ons in alle goed werk kan volmaken (II Tim. 3 16) en dat daaruit lijdzaamheid en vertroosting moet ontleend worden, opdat men bevestigd worde in de hoop (Rom. 15:4). Dat hij in bovengemelde plaats (II Cor. 3 68) door het woord Geest niets te kennen geeft, dat met de Schrift strijdt, blijkt hieruit, dat hij zijne prediking de bedie ning des geestes noemt. Schrij vende aan de Thessalonicenzen, nadat hij hen vermaand had den Geest niet uit te bl usschen, dat zij de profetiën niet zouden verachten (I Thess. V 20)ver klaart hij daardoor dat het licht van Gods geest wordt uitgedoofd, indien wij ons aan Zijn W oord onttrekken, het Woord, zeg ik, dat ons gepredikt is, want de Schrift en de predi king zijn de ware werkmidde- 1 e n van Gods Geest. Laat ons derhalve", zoo gaat Calvijn voort, „hen allen voor duivelen houden, welke ons van haar, 5 f heimelijk, f opentlijk tot andere bijwegen willen afleiden, en hen en hun doodelijk vergif ontvlieden. Laat ons Gods zuiver en eenvoudig W oord aankleven, waarvan Hij eene v o 1- komene verklaring van Zij- n e n wil ons heeft gegëven. Laat ons bidden, dat Hij door Zijnen Geest, wiens werk dat ook is, het in onze ge moederen wil inplanten. Laat ons zeg gen met David: „Heere 1 ontdek mijne oogen, dat ik aanschouwe de wonde ren van Uwe wet." (Uitgave Tuinman 1858, p. 35—39). Tot zoover Calvijn. We meenen, dat in dit citaat volkomen helder is weer gegeven de bedoeling van Paulus. Niets wordt door Calvijn in den tekst inge legd, geen persoonlijke meening wordt door hem a a n de Schrift o p- gedrongen, maar eenvoudig en duidelijk licht hij ons toe de meening van den tekst zelve. Nu ging dit schrijven van Calvijn te gen de V r ij g e e s t e n, tegen de geestesrichting, wier doel het was het gezag der Heilige Schrift te on dergraven. Dat nu is de bedoeling derge nen, wier vroomheid krank is, natuur lijk niet. Dat zouden we niet gaarne beweren. Maar wel mogen we hier in allen ernst aan de poorte van ieders geweten de vraag neerleggen: „Heeft dit citaat van Calvijn niet alleen tot de V r ij- geesten, maar ook tot vele dool geraakte vromen veel, zeer veel te zeggen En anderzijds houde men in gedach tenis de vermaning: „D ie meent te staan, zie toe, dat hij niet v a 11 e." (I Cor. 10 19). Telkens komt men weer naar voren met een loflied op de «neutraliteit*. Neutraliteit op elk terrein. -De pers moet neutraal zijn, en de school moet het zijn, en de vakorganisaties, en de vereenigingen die zich op onderscheiden ge' bied bewegen tot opbouw van het geestelijke en het stoffelijke leven, neutraliteit overal! Die leuze is niet nieuw. In de vorige eeuw klonk zij op in verschei» dene toonaarden en wijzen. Het liberalisme was van de z.g. neutraliteits» idee doortrokken. Godsdienst was privaatzaak en het is niet een leus die het eerst door het socialisme werd aangeheven, de sociaaldemocraten heb» ben haar slechts van de liberalen overgenomen. Ook hier als op zooveel terrein, mist het socialisme de glans van het nieuwe 1 Het liberalisme predikte de theorie dat de Godsdienst wel goed was, maar dan voor de binnenkamers, volstrekt niet daar buiten, da£r kon men er niet mee overweg! Buiten de binnenkamer kon de Godsdienst niet anders dan kwaad aanstichten, Bijbel' teksten kon het staatsrecht niet anders dan bederven, waarom een liberaal staatsman een der onzen dan ook eens toeriep: bederf met uw Bijbelteksten toch ons mooie staatsrecht nietl Zoo stond het ook met de school. Deze moest open staan voor Roomschen en Joden en heidenen en niemand mocht zich aan dat onderwijs op eenigerlei gebied stooten. Daarom moest de Bijbel van de school af en mocht er niet meer gebeden worden en mocht de meester niet meer vertellen van de Bijbel' sche geschiedenis I Neutraliteit 1 Dat was het hoogste beginsel Dat wat de afgod der vorige eeuw, waarvoor men in stille aanbidding neergeknield lag I Waren de liberaie heeren inderdaad neutraal? Ik denk aan de vervolging van 1834! Zeker waren de heeren neutraal, mits men maar dacht, zooals zij dachten. Neutraalzeker, mits men maar boog onder hun scepter en geloofde wat zij geloofden en niet geloofden wat zij niet geloofden! Maar voor menschen die Gode meer ge» hoorzaam wilden zijn dan de medenatuur' genooten was in ons land onder het liberale regime geen plaats. Die konden zien dat ze een plekje in het onherbergzame Amerika kregenDat was, zooals een kapitein, die een groepje van die vervolgden om des geloofswille vervoerde eens zeide, toen men hem vroeg welke lading hij in haddat is pasmunt die in Nederland niet gangbaar isl Zoo was het inderdaad I En een veertig jaar later was het onder het liberale juk nog geen zier verbeterd 1 Kappeijne meende ook, dat de minderheden maar onderdrukt moesten worden, want ze waren de vlieg die de zalf des apothekers stinkende maakte! DM was als gevolg van die verheerlijkte neutraliteitsleuzel Maar daarmee ligt dan ook die neutraliteits' leuze veroordeeld I Want zoo gauw men onder neutraliteit gaat verstaan het opleggen van ééne meening, voert men tirannie in onder de vlag van neutraliteit! Zoo is het altijd gegaan 1 En zoo gaat het in onze eeuw weer. Men bazelt wat over neutraliteit, maar men bedoelt ééne meening op te leggen aan geheel het volk. Daarom, wie met de neutraliteitsleuze komt, liegt. Neutraliteit is een fictie, een gezichtsbedrog, zij bestaat slechts in het verhitte brein van den mensch, die andere meeningen dan de zijne haatl Neutraliteit bestaat slechts in heel betrek» kelijken zin. Er zijn dingen, die ons als mensch koud kunnen laten, maar dat gaat over zeer onder» geschikte onderwerpen. Maar zoo gauw het gaat over hoofdvragen, kiest ieder mensch partij 1 Dat kan ook niet anders, want de mensch is geen dier, hij bezit redelijkheid, zedelijk» heid en verantwoordelijkheid Er zijn twee soorten menschen waar het gaat over de hoogste zedelijke goederen van het menschelijk leven, dat zijn zij die God dienen en dat zijn zij die God niet dienen. Tegenover deze zaak neutraal zijn, kan niet. Wie zegt: het laat mij onverschillig, ik kies geen partij, ik blijf neutraal, die kiest toch partij Omdat er geen derde gegeven is. Er is hier slechts een alternatief. Men moet kiezen voor of tegen. En wie nu neutraliteit in het staatsrecht wil, bant God uit het staatsrechtwie neutrali' teit in de school wil, bant God uit de school wie neutraliteit in de pers wil, bant God uit het dagblad dat bij hem in huis gebracht wordt. We kunnen de lijn zoo doortrekken. Dit komt natuurlijk hierdoor, omdat neu» traliteit tegenover God niet mogelijk is. Men aanvaardt Hem of men verwerpt Hem. En dit komt weer hierdoor, omdat God als Schepper van hemel en aarde Souverein is, d.w z. het heelal geschapen heeft en dus voor dat heelal ook normen en ordinantiën gesteld heeft. Dit sluit het begrip Souvereiniteit in. Maar ook dit sluit in zich, dat God als Schepper van hemel en aarde, volstrekt Sou» verein is, d.w.z. over alles Gebieder en Heer' scher is. «Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.* Wie dit niet aanvaardt, doch b.v. het ge» zagsgebled van God beperken gaat, stelt zich een caricatuur'God voor den geest. Hij ziet een god zooals die niet bestaan kan. God is een absoluut Wezen, met absoluut gezag en met absoluut recht. Zoo gauw wij dat Wezen willen gaan be» perken, binnen een bepaald terrein, maken wij den mensch tot God over andere terreinen. En dit is de Revolutie. De omkeering der dingen. En daarom is het misleidend om te spreken van een neutralen staat, of van een neutrale school, of van een neutrale vakvereeniging dat zijn geen dingen die neutraal zijn, maar dat zijn dingen die zonder God zijn, dingen waar men de suprematie van God over loochent en de suprematie van den mensch dus aanvaardt. En dat is de Revolutie. Daarom kon Groen spreken van de Revolutie en het Ongeloof als één en hetzelfde ding. En nu is het een vast kenmerk van deze dusgenaamde neutraliteit, dat zij fanatiek is. Zij spreekt van liefde en eensgezindheid en verdraagzaamheid en al wat dies meer zij, maar zij is liefdeloos, tweedrachtig, onver» draagzaam. Zij is een afdruksel van den duivel, f) J.GBUNO öRONinOEN. die ook verdraagzaamgen eensgezind is, zoo lang men hem maar volgt I Zie het maar in de geschiedenis! Ieder die het met de dusgenaamde neutra» liteitsleuze niet eens was, werd een domper genoemd, werd ontoerekenbaar verklaard, was een leerling der nachtschool. onbevoegd om eenige verantwoordelijke functie te vervullen, feitetijk waren zij de paria's der maatschappij 1 En laten de geloovigen zich niet inbeelden dat het in onze dagen veranderd is, Zoo gauw de socialisten de kans krijgen gaat het weer precies den zelfden weg op. Ge moet den haat maar eens proeven die uit de socialistische pers tegen God en Zijn dienst oplaait! O zeker men is wel verdraagzaam, zoo lang ge maar over uw God zwijgt en niet ver» kondigt hoejHij het wil op alle levensterreinen, doch luistert naar de dictatuur van het onge» loof! waagt het niet te zeggen: mijn Bijbel eischt dit of datl Dan zijt gij een spelbreker, een tweedrachtzaaier, een fanaticus 1 Daarom, laten wij de geesten proeven 1 Wij doen nog in veel te veel opzichten mee aan die zoogenaamde neutraliteitsleuze. Hoe» velen onder ons lezen nog een zoogenaamd neutraal blad En buigen dus in dit opzicht voor den god dezer eeuw, die den Schepper van Hemel en aarde een gedeelte van Zijn almacht betwist, die God wil verdringen uit een groot gedeeelte van het leven om er de menschelijke waanwijsheid voor in de plaats te schuiven? Hoevelen zenden hun kinderen nog naar de openbare, dat is Godsdienstlooze school, waar van God en zijn gebod niet mag wor» den gesproken? In al deze dingen is men revolutionair 1 Want in al deze dingen weigert men te buk» ken voor den wil van God, die van zijn schepsel eischt dat hij in alle dingen God als nummer één erkent en aanbidt en eert. Zult gij u dan langer laten verleiden door dat bedriegelijke zoogenaamde neu» traliteitsbeginsel. Kiest wie gij dienen zult, op alle terreinen des levens. Kiest gij voor neutraliteit in menige zaak, op velerlei terrein, dan kiest gij tegen God. Schepper van hemel en aarde. Ken hem in alle uwe wegen, en ge hebt ook de belofte: Hij zal uwe paden recht maken 1 Ken hem niet in al uwe wegen en gij hebt te vreezen voor het vreeselijke woord: Ga weg van Mij Ik heb u nooit gekend UITKIJK. Beste Vriend De radio vertelde gisteren „over the air" dat we een storm zouden krijgen uit het Noorden, gepaard met regen en sneeuw. Nu dat hebben zc goed geraden want toen ik van morgen op stond waaiden de droge bladeren van de boo- rr en door de lucht en even later ging de wind op vergezeld van zware regens. Als het hier regent uit het Noorden kan dit wel een dag of drie aanhouden. Ik dacht daarom het zal onder deze omstandigheden maar bij mijn vrouw blij ven en weer eens een brief schrijven aan mijn \rienden van „De Maas". Den laatsten avond van ons verblijf in Hol land brak aan en de familie had alles in het werk gesteld om deden een onvergetelijken te doen zijn. Ter eere van de scheidende Amerikaansche familie werd een heel natuurgetrouw tableau voorgesteld van het Amerikaansche Vrijheids beeld, dat zich voor de haven van New-York 100 Meter hoog in de lucht verheft. Daarbij

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1