voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. ANN mtlETEI feuilleton Antire volutionair Orgaan S. BOER1 en Klok Opticiën IN HOG SIGNO VINCES Hotel Coons, Langs een diepen weg en No. 3585 WOENSDAG 30 OCTOBER 1929 44STE JAARGANG 13.90 Steen houwer li 173.175 HTTBMf 1IDDELHARN1S srverkoopers. gratis en franco| li Brieven uit Amerika. QROSSIER: Firma A. L. VEÜBFUGGE MIDOELHARNIS. 3EK 50 ct. 18> p li I ■j Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1,— b| vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar, AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN A ZONEN SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z% beslaan. AdvertentI6n worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, &ile stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers V IAMES MANTEt, van [ware zuivere wollen Rib- fof. in marine en zwart, iet royale imitatie bont- jraag, groote maten, kost 'echts JAAT - HOOGSTRAAT 246 en 16. TELEF. No. 1005 en 19' 768. AANPAKKEN. „De Standaard" schreef voor eenigen tijd, dat het op de studie der beginselen aankomt. We zijn er niet mee klaar, om den winter voor een verkiezing nuttig te besteden. Beginselstudie is voor alles noodig. En juist daaraan ontbreekt in onzen tijd van veroppervlakking zoo heel veel En het niet kennen der beginselen veroorzaakt lauwheid en laksheid en dwaling. Laten we dezen winte op politiek gebied niet in een dolce-farniente doorbrengen, dat zou zich later kunnen wreken. Vooral onze jonge menschen hebben een dure roeping. En beginselstudie is zoo mooi Zij loont de moeite, die men zich er voor getroost. En het gaat niet boven het begrip der een- voudigen onder ons. Als er maar een. begin, als er maar een goeden wil, als er maar een beetje doorzettings vermogen is. Wij ontvingen dezer dagen het derde kwar taal van het driemaandelijksche orgaan van „Anti-Rev. Staatkunde". En daarin schrijft Prof. Fabius, den Groen-kenner bij uitnemend heid, een| artikel over Groen, een eenigszins uitgebreide schets van de rede, die hij ge houden heeft in de Deputatenvergadering van dit jaar. Direct de eerste bladzijde is al interessant. Men leest daar: „Ook hoort men vaak van zoogenaamd ontwikkelden, dat Groen van Prin- sterer's geschriften moeilijk zijn te lez'en; met een beroep op hetgeen hij zelve immers heeft erkend: „De benijdenswaardige gaaf van echt- populair schrijven, viel mij niet te beurt." Ach ja. Reeds Wormser schrijft 28 Febr. 1851 aan Groen van Prinster, „dat ons vrome volkje meer kan verdragen dan men gewoonlijk denkt, jflfe dikwijls meer dan de geleerde wereld." En in 1854: „Het geringe volk begrijpt uw schrijven zeer goed; heden nog sprak mij een kantoor bediende uit eigen beweging over uw „Ongeloof en Revolutie", terwijl wij laatst een Medicinae Doctor, dien ik het geleend had, verklaarde, dat hij er niets van begreep, dat hem hoor'en en zien onder het lezen verging." Groen van Prin- sterer was daarover niet uitermate verbaasd, gelijk hij later aldus toonde: „Ook mij is het dikwerf, dat ik, zelfs in Geschiedenis en Staats, regt, beter door geringen naar de wereld dan daar de „vele wijzen en edeleen en magtigen" verstaan werd." Inderdaad voor hen, die „van goeden wille zijn is Groen te verstaan, zij het meöwat inspanning. Laat ons dan eens aanpakken en dezen winter gebruiken om eens aan wat Groen-studie te doen Het is zoo noodig „GESOL MET ZIJN ISOLEMENTS- LEUS". Ook dit woord is van Prof. Fabius, en troffen we aan in „Anti-Rev. Staatkunde". Iu Staatkundig-Gereformeerden kring beroept men zich gaarne op Groen en opFabius, om beide mannen tegen de A. R. partij uit te spelen. Nog pas stond er in „De Banier" een artikel over „Het beroep op Groen", in Verband met het coalitie-vraagstuk en deed die schrijver het voorkomen alsof Groen afkeerig was van sa menwerking. Wie Groen kent weet beter. Maar laat ons nu eens hooren wat Prof. Fabius, die blijkens de aanhalingen uit zijn werken door „De Banier", in Staatk. Geref. kring gezag heeft, er van zegt Wij citeeren ook hier letterlijk „Worden Groen's werken bestudeerd; althans gelezen Of schrikt men wellicht juist voor de duidelijkheid terug Dat zij zelfs niet gelezen worden, zoude men geneigd zijn te gelooven, als men ziet het ellendige gesol met zijn isole- mentsleus. Als had deze voorname staatsman levenslang den „onzin" verkondigd, waarom reeds de baardelooze jongeling lacht, dat eigen lijk kracht schuilt in het alleen-staan, liefst geheel alleen. „Hoe zeer hij vlak omgekeerd zijn armen tot samenwerking heeft uitgebreid naar allen kant." Dat js wat anders dan de Staatk. Geref. er van maken Ofzullen zij pretendeeren Groen nóg beter te kennen dan Prof. Fabius „Gesol met zijn isolementsleus." Laat ons dat woord eens onthouden en te pas brengen waar het noodig is. beginselvastheid ligt onze kracht. Zelf standigheid, die het heterogene afstootend, al wat homogeen is aantrekt; die, zelf onwrikbaar, ter aansluiting bereidvaardig de hand reikt....... Isolement altijd en onvoorwaar delijk; als voorwaarde van kracht en van sa menwerking" Men citeert Prof. Fabius zoo graag in „De Banier". Laat men het eerlijkheidshalve dan nu ook eens doen WAT HET DAN BETEEKENT? Wat deze leuze: „In ons isolement ligt onze kracht", dan beteekent Prof. Fabius zegt het een bladzijde verder „Bereidheid tot samenwerking naar allen kant; en evenwel isolement. Tegen het conservatisme van alle gading èn tegen het radicalisme van alle gading, gelijk in die ondeelbare eenheid zich teekent de Anti-revolutionair. Isolement, waarvan hij den zin uit-den-treure omschreven heeft in voege, als hij het nog in 1875 deed: „In onze zelfstandigheid, in onze „NEUTRALITEIT." „Onze Eilanden" vat vuur op onze driestar van de vorige week, getiteld „Rose en Rood". Het blad weet behalve veel vuiligheid dat we zonder meer passeeren mede te deelen, dat het neutraal is. Laat ons dan zeggen neutraal gewor den is. Want we hebben den tijd toch gekend, dat het liberaal was We zijn overigens met deze correctie te vreden. „Onze Eilanden" wil blijkbaar het proces van rose naar rood in phasen doormaken. Waarin het niet geheel ongelijk heeft. Voor zichtig aan maar, dat is ten aanzien van de liberale lezers wel gew'enscht Intusschen zien w ij in dat loopen door de neutrale zóne van „Onze Eilanden" al een hinken en zwenken naar rood. En nu moet „Onze Eeilanden" niet boos worden als wij een beetje verder zien dan zij zelve We kunnen best begrijpen, dat voor haar besef nog neutraal schijnt, wat f inderdaad al vrij aardig rood getint i s I Maar wij hebben de ontwikkelingsgang van liberalisme naar socialisme in Groen's werk zoo glashelder uitgestippeld gezien. En is het wel aardig de praktijk zoo eens aan de theorie te toetien En dan moeten we ook hier zeggen: het komt weer vrij aardig uit Beste Vriend! Het is te begrijpen dat, toen, we Maassluis voorbij waren, we van bakboord naar stuur boord liepen om alles op te nemen om ons niets te laten ontgaan Ik merkte al spoedig, dat men óók in Holland niet stil gezeten had. Veel is ook hier veranderd en ten goede. Noem ik slechts de groote verbetering aan het Stieltjesplein, waar een echte Amerikaansche Hefbrug gebouwd is, die een eere voor Rotter dam mag genoemd worden. Toch zijn daar nog toestanden, die men in Amerika zich niet zou kunnen voorstellen. Ik heb voor de Koninginne- brug een paar maal moeten wachten, evenals voor de brug bij het Poortgebouw, maar dan staat men versteld over de kapitalen aan tijd, die daar vermorst worden. Elk oogenblik staan daar heele file's van vrachtwagens en auto's en fietsers en voetgangers. En dat moet toch allemaal betaald worden Als men die bedragen eens verkapitaliseerde, welk een som zou dat per jaar beloopen Het schijnt d'en gemoede lijke Rotterdammers echter niet op te vallen, dat het ook anders en beter kan Zonder kla gen en morren staan ze op hun gemak telkens weer voor de bruggen te wachten en bepraten met elkander op echte dorpsmanier den toestand van het weer, dat vandaag wat drooger is dan gisteren Ik merkte bij de aankomst, dat ook het ter rein der HollandAmerika-booten veranderd is. Nieuwe loodsen waren er gezet en de Java- booten waren van ligplaats veranderd. Maar dan vroeg onze wachtende familie in de eerste plaats al onze aandacht. De boot moest draaien voor de valreep werd uitgelegd, dus werd ons geduld nog even op den proef gesteld. Dan echter gaat de plank uit en worden we uit onze enge omgeving verlost en mogen we naar hartelust onze bloedverwanten, die we in geen achttien jaar gezien hadden, omhelzen en God danken, dat Hij ons gebed verhoord heeft Maar niet minder ook het gebed van onzen ouden vader, die ons thuis opwachtte en ons daar priesterlijk tegemoet kwam en ons met zijn zegén begroette Onvergeetelijk oogenblik Zelf heb ik reeds getrouwde kinderen, maar op zulk een moment voelt men toch weer sterk, dat men zelf kind blijft, en met kinderrlijke liefde opziet tot den ouden vader, en men zegt: wat zijn banden des bloeds sterkMaar zouden ze wel zóó sterrk zijn, wanneer ze niet nog versterkt werden door geestelijke banden Onze oude vader liet zingen het psalmvers: „God baande door de woeste baren en breede stroomen ons een pad Daar rees Zijn lof op stem 'en snaren, nadat Hij ons beveiligd had En nadat deze jubeltoonen uit onze ziel waren opgegaan, dankte hij God voor Zijn bewarende Hand over ons en vroeg Zijn bescherming ook over hen, die wij in Amerika hadden moeten achterlaten. Zie zóó is men met vrede en gerustheid uit en verlaat men elkander en zoo wordt ook het verblijven bij elkander tot een hoog genot vol dankbare herinneringen Holland is wel veranderd in de jaren, dat ik het niet zag. Op alle gebied. Natuurlijk moest ik eerst er aan wennen om de dingen niet met Amerikaansche oocjen te bekijken. Toen ik pas in Holland kwam, leek alles me veel kleiner dan ik het verlaten had. Natuurlijk een optisch bedrog. Mijn oogen zijn aan Amerika gewend, en daarom scheen het alsof de Maas en de bruggen en de Boompje^ en de straten veel kleiner waren geworden. Maar hetzelfde idee trof mij ook bij andere dingen. B.v. in de kerk. Ik zag nu iets in den Hollandschen Dienaars des Woords, dat ik er vroeger niet in gezien had. Wat staat die man hoog Omdat ik wach ten moest op een plaats tot de Dienst begon kreeg ik een plaats vlak voorin en moest met mijn hoofd in mijn nek zitten om den dominé te zien. Hoe gaat het hier anders dan in Ame rika Daar vult men de kerken van achter aan op. Wie binnen komt gaat zitten. Van vaste en vrije plaatsen weet men daar niet af. En nie mand is zoo onbeleefd om op het eind van de bank te gaan zitten als er middenin nog plaats is, zoodat anderen voor je heen moeten wor stelen Zooals ik zei begint men van achteraf aan en zoo naar voren en ook vooraan zit men goed, want de dominé staat daar niet in een preekstoel, maar op een platvorm, gelijk met de gemeente, die amphiteatersgewijze rondom het platvorm geschaard zit. En dan die banken in Holland Ik kan met goed begrijpen, dat een professor uit Amerika eens tot een dominé tij dens zijn bezoek in Holland zei: ik zal een model van jullie banken meenemen, dat is goed voor de slapers bij ons Maar het schijnt, dat ze in Holland zoo hier en daar niettegenstaande de lastige banken toch nog wel slap'en kunnen Ook het collecteeren liefst driemaal - valt vreemd op. Ik had medelijden met die arme collectanten, die een heel stuk van den preek missen moestenEn dat alleen om het geld binnen te krijgen. Neen, dat zou ik niet tegen de Amerikaansche manier willen inruilen Ook de houding van den predikant tegenover de gemeente onder den Di'enst is anders dan in Amerika. Men schijnt het in Holland gaandeweg in te voeren, om de gemeente stil te laten wach ten tot de dominé goed en wel uit de kerk is. Heeft hij den zegen uitgesproken, dan ver wijderd hij zich zonder zich verder met de ge meente in te laten. Op het eerste oogenblik doet dat koud aan. Bij ons kómt de dominé van den kansel en rijkt enkele vooraanzittende eken. f 6,50. door H, ZEEBERG. IM1 Huidziekten, Bloedarmoe^' wettig gedeponeerde middel60/ m Jonkerfrsinss?r> 72 rENTGENEESMIDD#^®V 9 ierders »FederkwcW* lleteEmolens, Zaai»80'1'' s, Transportkarren voo >kers, Fornuizen. Iroleum, Lampen met auto fsluitventiel en manometer, merverlichting enz. „Kom, kom, suste Trude. „Je moet niet di rect het ergste denken. De zaak kan wel wat lijden. Maar je moet niet vergeten, dat vader altijd voorspoed had. Daar wordt 'n mensch gauw aan gewoon. Zóó gewoon, dat hij geen tegenspoed dragen kan. Weet je, wat we doen moeten, Wies We moeten altijd maar lief voor vader zijn. Tegenwoordig snauwt vader wel eens. Het doet erg pijn. Wfe zijn dat niet ge woon. Maar laat ons niet vergeten, dat het onze vader is. Hij zit wat in moeilijkheden. Wat weten we niet. Maar dit weten we wel. Laat ons hem die helpen dragen, door steeds te blijven, zooals we altijd zijn geweest." „O ja. Wij zullen niet veranderen. Maar ik wou wel precies weten, wat vader heeft", zei Wies. „Och, we hebben van de zaak nooit wat ge weten. Vader heeft, geloof ik, liever niet, dat wij er ons mee bemoeien. Daaraan valt nu een maal niets te veranderen. Trude sprak zoo luchtig mogelijk. Maar zélf was zij, evenals haar moeder, dat wist zij, ook in groote ongerustheid. Van haar moeder hoorde zij, dat vader heel weinig sliep. En overdag zagen zij allen, hoe onrustig hij was; wat een plooi er vaak tusschen zijn oogen kwam. Van vroolijkheid was geen sprake meer. Somber was vader gestemd. Meest al, veel vaker dan vroeger, ook 's avonds, zat hij op het kantoor te werken. Maar alsi zij vroegen, wat er toch was, dan luidde het ant- w°°r" Mtijd geruststellend. Wies had zij de kwestie nog nooit be sproken. Wies was zoo teergevoelig. Die zag zoo gauw beren op den weg. Maar nu begon zij er zelf over, zoodat wel een gesprek volgen moest. „Zeg, Trude, hoor 'es". „Ja „Zou je denken, dat vader geld verloren heeft 7" „Hoe kom je daarbij Ik geloof alleen, dat het in de zaak niet naar wensch gaat. Ten minste, dat zegt moe. En moe zal er toch wel meer van weten dan wij." „Ja, 'k weet het niet. Maar vrouw Jansen vertelde vandaag van Hermans, je weet wel „Ja, wat zou dat?" „Nou, daar zat mijnheer Van Heel met geld in. En dat is hij allemaal kwijt. En vrouw Jansen vertelde, dat vader er ook met geld in zat, tenminste, dat had ze gehoord. „Voor je vader is het niet zoo erg", zei ze nog, „maar mijnheer Van Heel kan het verlies slecht dragen"." Trude schrok er toch even van. Zij herinnerde zich, dat Hermans vroeger vaak kwam op het kantoor van vader. En dien avond, toen de brief van Henks moeder was gekomen met de vraag te mocfen logeeren, was Hermans er ook. En toen had vader nog ge zegd, dat hij met hem was komen praten, om zijn zaak uit te breiden. Zou vader toen geld hebben gegeven En was hij dat nu kwijt Als zij goed nadacht, ja, dan was vader gaan ver anderen sinds dat geval met Hermans, die zijn heele zaak zag verdwijnen, en weer opnieuw kon beginnen Zou dat het met vader zijn „Waarom zeg je niets hoorde zij Wies vragen. „Weet je iets, Trude „Neen, kind. k Weet niets, 'k Dacht even na. Maar je moet niet direct geloof slaan aan de praatjes van vrouw Jansen. Kom, laat ons maar gaan slapen. Zoolang wij niets weten, zal het wel losloopen. Vader zegt toch altijd, dat het in orde komt „Ja, maar dat kon wel e'ens zijn, om ons niet ongerust te maken", meende Wies. „Kom, kom, zus, niet direct het ergste den ken", zei Trude. „Ja Geduldig was Trude. Zij bemerkte, dat Wies er mee kampte, even goed als zij, al had zij er dan nooit iets van laten blijken. „Zeg, Trude. Als het werkelijk eens verkeerd ging en wij moesten ons eens gaan bekrimpen, zou je het kunnen dragen „Het zou niet meevallen, Wies, maar ik ge loof vast, dat God ons kracht zou geven. Jij niet ,,'k Geloof het ook. Maar 'k weet het nog niefZoo zeker. Bidt jij wel eens voor vader „Kind, ik sla geen avond over." „Ik ook niet. Meer kunnen we ook niet do'en, hé „Neen, maar dat is ook voldoende, Wies. Zullen we nu gaan slapen „Ja, nacht Trude." „Nacht, Wies." Zij kusten elkaar, de twee zusters. IV. Maar met geen mogelijkheid kon Trude, die zooeven bijna in Morpheus' armen had gelegen, nu den slaap vatten. De vragen van Wies, die altijd veel hechtte aan Trude's oordeel, hadden haar aan het den ken gebracht, nog veel meer dan daarvóór, over het raadselachtig gedrag van haar vader. A1 s het eens waar was, dat van Hermans, dan zag het er niet zoo goed uit. Zij geloofde .vast, dat het dat was. Maar dan zou het toch wel een heel groot bedrag moeten zijn, dat vader er zóó onder was. .Ope'ens dacht zij aan Henk. Henk had geen geld. Maar vader had niet onduidelijk te kennen gegeven, dat hij, als de associatie in Arnhem tot stand kon komen, en dat zou in April zijn, dat hij dan voor het financieele zou zorg dragen. Dankbaar had Henk dat aanbod aanvaard, on der voorwaarde, dat hij het geleidelijk zou terug betalen. Vader had daarom wel gelachen. Maar het was Henk volle ernst. En zij hnd het goed gekeurd. Maar nu Als vader nu eens, financieel, een klap had gekregen Dan kon, althans langs dezen weg, van de associatie niets komen. En dan stond ook hun huwelijk op losse schroeven. Haar hart kromp even ineen, als zij aan dat alles dacht. Maar dan opeens bedekte het schaamrood haar wangen; zij voelde het in de donkerte van de slaapkamer. Hoe egoïstisch was zij Kom, zij waken jong. Het huwelijk kon dan nog best wat wachten. A1 s het waar was, wat zij vermoedde, dan was dat veel en veel erger voor vader en moe der Die zouden een klap krijgen, waarvan zij, niet dan met groote moeite, weer bovenop zou den komen. Zij, meisjes, zouden er zich wel doorslaan. God zou helpen. Maar vader en moeder Zeker, zij zouden het kruis dragen. God zou ook hen helpen Maar het was zoo'n groot verschil. Zij waren nog jong. Maar vader en moeder waren de veertig al ver gepasseerd. Dan valt geheel opnieuw beginnen niet mee Maar, overlegde zij dan weer, had zij wel reden, om alles zoo zwart in te zien? Was het dat wel bij vader Dan zou moeder het toch ook wel weten Zij kreeg een onzegbaar verlangen, om alles, alles te weten. Hoe veel gemakkelijker zou vader het dan hebben Dan konden zij, a 1 s er werkelijk gevaar dreigde, het leed met z'n allen dragen. En dan kon zij Henk er ook lang zaam op voorbereiden. Haar verlangen, om alles te weten en zoo doende met haar vader méé te dragen, werd zóó hevig, dat, opeens, Trude een vast besluit nam. En met dat voornemen sliep zij in. TIENDE HOOFDSTUK. I. Zonder dat haar moeder en Wies het be merkten, ging Trude den volgenden avond naar het kantoor, waar Meerendonk zat gebogen over zijn kasboeken. Zij was wat zenuwachtig; wist eigenlijk niet, hoe zij haar plan zou uitvoeren. Wel had zij voor zich alleen reeds uitgemaakt, hoe ze haar woorden zou inkleeden, maar nu ze er vóór stond, was zij het geheel vergeten. Evenwel, haar plan was genom'en. Het moest doorgezet. Zij hoopte nu alleen maar, dat vader haar vragen niet erg kwalijk nemen zou. Maar och, waarom zou hij dat ook Er was toch geen enkele reden voor Vastberaden opende zij de deur. Meerendonk keek op. „Is het al zoo laat, Trude vroeg hij, vrien delijk. „Ik kom zoo hoor." „Neen, vader, het is nog niet zoo laat. Maar 'k wilde u even spreken." „Ga zitten kind. Mogen moe en Wies het niet weten Wat geheimen heb je „Niets, vader, 'k Wou u alle'en maar wat vragen." „Zoo", zei hij. „Wat is er dan, Trude Meerendonk merkte op, dat Trude, tegen haar gewoonte, erg verlegen was en niet goed met haar vragen voor den dag durfde komen. Trude zat dan ook, zij moest het zich be kennen, in een moeilijk parket. Nog nooit had den zij met vader over de zaak gesproken en vader niet met hen. Hoe moest zij dat nu aan vatten „Nu, Trude", zei hij, haar verwonderd aan starend. „Wat is er Iets met Henk 7" „Neen, vader, neen", haastte zij zich te zeg gen. „Maar Wies en ik zijn zoo ongerust „Waarom Waarin In moe vroeg Mee rendonk, opeens angstig. „Neen, vader", zei Trude. „Nu wat dat vroeg hij, ongeduldig nu. „Wij denken", aarzelde Trude, „ja, 'k weet niet goed, hoe ik het zeggen moet, we denken, dat u wat voor moe en ons verbergt." (Wordt vervolgd). Z

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1