L UIT HET WOORD J
Tjen.
onder redactie van
C. WARNAER, DirkslandDs. A. DEKKER, Nieuwe Tongeen Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
ba ALLERLEI
OP ZONDAG 27 OCT. 1929
STICHTELIJKE OVERDENKING
te
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
ra.
den neus. Als de
:e kort mocht schie-
worden bereikt te-
lei zenuwaandoenin-
lt in het hotel del
:n het doktersbedrijf
het hotelbedrijf.
s zijn ook heil gaan
r. Een van de twee
Ischap van een er-
tuurlijk goed haar
dat wij met me-
in tegenwoordigheid
opt ons zeer ernstig
rhuwen.
aar aan rheumathiek
erger. Ten einde
reis te do'en. Haar
:e.
en moesten de twee
dr. Asuero tijd had.
van de twee bedrij
en. Toen Dr. A. de
nstige vergroeingen
oor behandeling aan
althans mevrouw K.
dan een oogenblik-
glazen bakje, waar
gen. Hij nam daaruit
d deze even boven
orde daarmee eenige
Ier patiënte. Daarna
n het voorhoofd en
rs bewerkte hij ver-
aarna hij de verlam-
nder hevige pijn der
ar eenige gymnasti-
f, beter gezegd, hij
den volgenden dag
oiedde. Na een heele
A., een paar assis-
in zeer opgewonden
en morfine vermoe-
Dezelfde behandeling
er, herhaald en daar-
iou zeker volgen
a's gepresenteerd,
an haar ziekbed be
niet de minste baat
ïen heeft. Zij is in
:n, maar zij wil daar-
et Dr. A. de schuld
en niet genoeg tegen
uwen. Hij heeft haar
aakt.
lange ervaring heeft,
A. te spreken. Van
ne uszenuwontbran-
i kliniek of labora-
niet te zien krijgen,
oestaan. Dr. A. zou
maar, hoewel ze zelf
zich, verklaarde ze
aan dezen kwakzal-
it zeer verlichte por-
ende per persoon 1 VA
tweetal teruggekeercM»
een andere dame in
hebben zij die andere
ïrteld. Zij is toch ge-
oorzorg genomen Dr.
gen te kunnen raad-
oodige peseta's extra
a.
zelfde behandeling,
haar kwaal met ze-
staan. De Haagsche
)ijwoonde, merkte op,
suggestie op dat ter-
ar overigens hecht hij
theorie absoluut geen
e dame meent zich
an. Dr. A. zond haar
ïap dat zij zich maar
sslng.
van het stadhuis te
dling en het recon»
le bevolkingsregister,
ren van Amsterdam
Utrecht 24 ambu
beschikbaar gesteldr
emeentebestuur deze
de goede diensten,
gewonen arbeidsdag
af anderen vorm wil'
irmeerd, welken vorm
lemde gemeenten het
n welke den betrok»
□genaamst zou zijn.
erdam, Rotterdam en
ijs te stellen op een
vier ambtenaren uit
t aan een vulpotlood,
end, werd besloten,
ambtenaren een be»
en aan elk der vier
een verguld zilveren
te bieden, ter waarde
:rgissing is echter in
tschenk werd aange»
van een gouden, in
ilveren potlood. Het
:iden heeft, toen het
elke het ten zeerste
den betrokken amb'
alsnog een gouden
tnen, ter vervanging
3NDIENST.
lelharnlo.
landbouwer,
(de Geer),
foopman in confectie.
utoverhuurder.
Dirksland).
island).
Veile, Aannemer.
landb. en veeh.
:er, Autovrachtrijder.
Aannemer.
er, Herv. Pred.
ager.
Gem. Secr.
lamp, Zaadhandel.
Vrachtrijder.
meer, landb. (Acht»
liet.
Vrachtrijder.
r VOOR DEN ZONDAG
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
Ameide.
Middelharnis, v.m. leesdienst en 'g av. Ds.
van der Zee van Den Bommel.
Den Bommel, v.m. Ds. v. d. Zee en 's av.
leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. v. d. Wal.
Langstraat, de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. de heer Dekker (collecte
zenuwlijdersgesticht te Zeist) en n.m. Ds.
Vlasblom.
Nieuwe Tonge, v.m. Ds. Dekker (voorb. H.A.)
en 's av. dhr. Dekker (collecte zenuwlijders-
gesticht te Zeist)
Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en 's av.
leesdienst.
Herkingen, n.m. 2 uur Ds. van Ameide van
Sommelsdijk.
Melissant, v.m. Ds. Rodenburg, hulppr. te Kat
wijk aan Zee.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. 9.30 uur Ds. van Ameide van
Sommelsdijk en n.m. leesdienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. de heer Jansen
van Doorn.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds.
de Graaff.
Den Bommel, v.m, en n.m. Ds. Schaafsma.
Oolgensplaat, v.m. 9.30 'en n.m. 2.30 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en n.m. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. Bouma van Rij-
senburg.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dinsdagavond 7 uur Ds. Verhage van Mid
delburg.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
HISBBBBQBnBflB BB BHBBBBBBBBBB
B
3BBH
B
israa
LEVENSBEDE.
„Vereenig mijn hart tot de
vreeze Uws naams."
Psalm 86 vers 11b.
Wellicht is het U, waarde lezer, niet on
bekend uit Gods onfeilbaar Woord, dat de
Heere altijd Zijn volk, in tijden van hangen
nood, tegemoet treedt met een belofte van de
komst van Christus. Waarmede zou de Heere
Zijne kinderen ook anders troosten en bemoe
digen dan met den eenigen troost, beiden in
leven en sterven Als zegelen toch hangen
alle beloften in deze aan het Woord. Daaraan
vat te krijgen, al ware 't maar aan èèn van
ontelbaar velen, is door de Kerke Gods van
alle eeuwen geacht als een bijzonder bewijs van
den weg van vrije genade. „Bij deze dingen",
roept Jesaja, „leeft men en in alle deze is het
leven mijns geestes". (Jes. 38 16). En, stemt
David hiermede niet van ganscher harte en vol
mondig in, als hij in Psalm 119 zijn ziel uitstort
in de belijdenis„Uwe toezeggingen hebben
mij levendig gemaakt en zijn mij menigmaal
zoeter geweest dan honig en honigzeem".
Wij Wen snel. Niet anders als in de dagen
van Israels grootsten profeet Mozes, die ge
tuigt „Wij vliegen daarheen 1" Wederom doe
men de adventsweken op aan de kim Voor de
zooveelste maal 1 Wederom zal de Kerstjubel
vanuit Efratha's velden kunnen worden beluis
terd en mede worden aangeheven het „Eere
zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde
eu in de menschen e'en welbehagen!" Zullen,
wij vliegende reizigers, het beleven en belijden
De Heere weet het, Hij alleen 1 En, zoo ja, ach,
mocht het dan zijn met de bede van David in
het hart en op de lippen „Vereenig mijn hart
tot de vreeze Uws Naams."
David was in de gunste des Heeren Zijn be
minde een man naar Zijn hart, een recht ver
standig mensch. Hij wist, wat, helaas, niet ve
len weten, waarin het ware geluk hier en hier-
nemaals bestaat. „De vreeze des Heeren was
hem „een schat." Dat het zijn roeping was God
te vreezen, hij wist het! Dat trouw aan die
roeping hem blijdschap schonk, hij wist het!
Op de vreeze des Heeren was hij dan ook boven
alles gesteld, hij kon er niet buiten, ook al was
hiji er niet altijd in. Was hij bij tijden en oogen-
blikken van slaafsche vrees bevrijd, de vrees,
die schrikken en beven doet, wat was dan zijn
bevinding? Deze ééne begeerte, om in kinder-
Juke vreeze voor Gods aangezicht te wandelen,
te leven, Hem recht te kennen, blijmoediq te
gehoorzamen en Zijne dad'en ootmoedig te ge
enken; m.a.w. innig aan Hem verbonden te zijn
en daardoor te laten wat Hem mishaagt en te
staan naar wat Hem behaagt, was de begeer
te van Davids ziel.
Hij bad om dien zegen„Vereenig mijn hart
tot de vreeze Uws Naams."
Hij bad, omdat hij bidden had geleerd Wie
toch kan bidden Van nature kon David het
niet. Wél vloeken, gelijk Simeï, van wien Da
vid uitriep „Laat hem vloeken!" Wèl liegen
en bedriegen, gelijk vader Erskine betuigt, dat
er als dagelijks een zwarte rol van leugen en
bedrog van den hemel op de aarde afhangt van
den natuurlijken, onbekeerden mensch, Ja, zegt
Paulus, wij, Gods kinderen zelfs, weten dan
ook niet wat wij bidden zullen, gelijk het be
taamt, n.l. Gode. Nog eens, David wist het,
mocht het weten in en door 's-Heeren lieven
Geest, die óók in hem bovenstaande verzuch
ting slaken deed, een en andermaal, ja, telkens
opnieuw, zijn biddend leven 1
Het gebed is zoo schoon vergeleken bij een
gouden gesp, die het kleed verbindt aan den
man om hem te gorden, te bewaren, te bescher
men, bij het zeil dat het scheepke huiswaarts
voert. „Bid", dit is de eisch, en de belofte er
aan toegevoegd luidt„en gij zult ontvangen."
Het gebed is het eenige, dat voor Gods kin-
der'en in dagen van zware beproeving, in uren
van bange smart slechts overblijftlangs dezen
weg zoeken zij Christus op. Zoo leven zij als
teere ranken uit den Waren Wijnstok in ver
borgen en innig samenzijn, in den verborgen
wortel des geloofs. Langs dezen weg wordt me
de de eere des Vaders, geschonden als zij
werd in Adam in het Paradijs, hersteld, ja,
tot in de hoogste hemelen, daalt er vrede in
hunne ziel enwordt het welbehagen in en
door het Wonderkind Jezus klaarlijk geopen
baard en verklaard. Zoo zingt dan de hemel en
dan mag de aarde niet treuren, Immanuël. God
met ons.
Het gebed verbindt met God en Zijn dienst.
En daarom roept David uit„Vereenig mijn
hart met de vreeze Uws Naams „Vereenig
mijn hart," d.i. „Laat al wat in mij is tot die
vieeze geneigd zijn, met die vrede verbonden
zijn dat ik U ongeveinsd, onverdeeld, vrijwillig
en volstandig diene 1" David, de man naar Gods
harte, kon zeggen „Tot Uwen Naam en tot
Uwe gedachtenis is de begeerte mijner ziel."
Gelukkige David, niet waar 1 Hij was achter
het groote geheim, in welken weg blijdschap en
vrede, rust en kracht, hoop en zaligheid is te
verkrijgen. Het was zijn levensbede ge
worden „Vereenig mijn hart tot de vreeze Uws
Naams 1"
David bad niet tevergeefs. Gelijk de Heere
bij de inwijding van Salomo's tempel Zelf het
altaar ontstak en de vlam opsteeg naar omhoog
om als de hand te zoeken, die hier in Zijn Huis
licht, leven en liefde gaf, zoo ook keert het
ware gebed tot Hem, die het schonk. „Uit
Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen".
Het was een bede naar Gods wil. Door en in
den Geest. Tot Zijne eer. O, voor hoeveel
kwaad is David door deze bede, deze verzuch
ting behoed Van nature toch was er in Da
vids hart, gelijk in de herberg van Bethlehem,
voor alles plaats behalve voor God en god
delijke dingen, niet voor Christus. Dat hart,
een onreine, arglistige en troebele bron van
allerlei openbare en verborgen zonden, e'en
pakhuis van ongerechtigheden Geen beter
wapen in den strijd tegen dat hart, den sterk-
sten bondgenoot van wereld en satan, dan deze
bede. Ook tegen uitwendige vijanden. Of, was
de groote Napoleon in zijne dagen niet bevrees
der voor het bidden van zijne vijanden dan
voor hunne bajonetten
En wat leert de Heilige Schrift ons verder
Davids groote zoon Salojno getuigt„door de
vreeze des Heer'en wijkt men af van het kwade."
In dien weg wordt de zonde gehaat, omdat zij
ingaat tegen God en gebod. Bovendien, David
was Koning, de „princeps" of de eerste, de
voorganger zijns volks. Iedere stand brengt zijn
eigenaardige verzoekingen mede vooral de ko
ningen, de grooten der aarde, worden door gees
telijke gevaren en booze machten bedreigd. Al
les staat hun ten dienste om zondige neigingen
gereedelijk in te willigen. Genegenheid 'en ge
legenheid liggen hier zoo vlak bij elkaar. Pracht
en weelde vinden zoo gemakkelijk toegang tot
het hart, trots en heerschzucht stijgen zoo lich
telijk ten troon. En ook hier weder geen beter
wapen dan Davids bede. Immers David bede
om 's Heeren vreeze deed hem als koning be
seffen zijne roeping van Godswege om zijn volk
te regeeren, bij de gratie Gods. Dat in dien
weg zijn koningsschap zou zijn een schaduw
van het toekomend beeld, het Koningschap van
den grooten David, Jezus Christus, den Zone
Gods 1 Aan dien Koning der koningen zou toch
ook David als Koning eens rekenschap hebben
te geven van al wat hij deed énvan wat
hij niet deed. Dan zal alle onderscheid wegval
len tusschen vorsten en onderdanen, tusschen
monarch en arbeider, tusschen purper en ruwe
pij. Dan zal het onderscheid gezien worden tus
schen vrijspraak 'en veroordeeling voor en door
Hem.
De vreeze Gods doet ons waken tegen be-
roepszonde, gewoontezonden, karakterzonden,
tegen de zonde die ons lichtelijk omringt die
aan de orde is en voor de hand ligt. En, let
er op, zij, die tot 'uitnemende betrekkingen ge
roepen zijn, worden het meest door den satan
aangevallen en bemoeilijkt. De hoogste boomen
hebben het meest van den storm te verduren,
de zeeroovers azen bij voorkeur op schep'en
met kostbare lading. Hoe meer de weelde in
tree doet, hoe meer gevaar voor zelfvergoding.
En daarom David's bede voor bestendige vreeze
Gods, eenerzijds hem bewarend voor veel kwaad
en anderzijds hem bezorgend allerlei zegeningen.
Zij gaat gepaard met verlichting des verstands
„de vreeze des Heeren is het beginsel der wijs
heid". Zij brengt de stem der hartstochten tot
zwijgen en vervult met edele gevoelens „De
vreeze des Heeren is rein". Zij sterkt in druk-
en proefwegen, als het kruis knellend drukt
„de vreeze des Heeren is e'en sterk vertrouwen"
Zij waarborgt tegen gebrek; „Die Hem vreezen
hebben geen gebrek Ja, wat al niet, zij is in één
woord alles of, gelijk wederom David ge
tuigt in belijdenis en beleving: „Hoe groot is
het goed, dat Gij hebt weggelegd voor hen, die
U vreezen 1"
En daarom, er was voor David reden te over
te bidden, te zuchten„Vereenig mijn hart tot
de vreeze Uws Naams 1"
Hij wil zeggen: Ach, Heere, geef mij toch een
biddend leven, een leven, dat niet zoekt de ver
strooiing van mijn arm zondig hart en leven,
maar dat, wat voor Uw Naam, uw di'enst, Uw
Wezen vrij- en blijmoedig uitkomt. Want wie
toch zal U vreezen, leven, loven en lieven in
het zwijgend graf Niet één 1 Ach, doe mij
dan maar deelen in Uwe herscheppende, hei
ligende en bewarende genade, die van boven is.
Schenk mij daartoe de hulp van Uwen Geest.
Gij hebt ze toch beloofd: „Ik zal Mijne vreeze
In hun harte geven, dat zij van Mij niet af
wijken."
Welaan dan, waarde lezer, volgen wij, óók
wij, David's voetspoor, of liever make de Heere
ons in onze dagen van afval van God en god
delijke dingen en toeval tot de wereld en haar
schijngenot, bekwaam tot Davids bede: „Ver
eenig mijn hart, ook het mijne, o Heere, tot
de vreeze Uws Naams 1" Het zij ons wacht
woord in ons leven, vluchtig als het is, onze
bede en verzuchting met het oog op de na
derende adventsweken van het Kerst- of Chris-
tusfeest; onze aanbidding zoo aanstonds dan aan
den voet van Bethlehem's kribbe; onze bede,
na ons laatste Kerstfeest op aarde, in de ure
onzes doods 1
N. T. Ds. A. DEKKER.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds, G. VAN DER ZEE.
LXIV.
DE FRANSCHE TIJD.
1795-1813,
II Maatregelen tot instandhouding van den
Godsdienst.
Daar door de omwenteling van 1795 alles
wankel kwam te staan, ontving de Kerkeraad
in October 1797 een stuk, ingekomen via de
Classis Brielle, afkomstig van de gecommitteer
den uit alle Z.-Holl. Classis, waarin gewezen
wordt op de noodzakelijkheid om zelf te gaan
zorgen voor de Kerkelijke zaken, tot nog toe
onder bescherming van den Staat gestaan heb
bende. Er diende een stuk te worden opgesteld,
waarop voorkwamen de namen der hoofden der
huisgezinnen van den gereformeerden gods
dienst, met het aantal der inwonenden, om dat
dan gezamentlijk in te dienen bij de Nationale
vergadering.
Een en ander steunde op een Synodaal be
sluit van 3 Juli 1797, waarbij bepaald was alle
gemeenten te adviseeren binnen 6 maanden
schikkingen te treffen ten opzichte van Kerk
gebouw en pastorie, welker eigendom door de
nieuwe regeering disputabel werd gesteld. Kon
men zijn eigendom bewijzen, dan bleef dit
behouden, bleef men in gebreke, zoo kon men
deze gebouwen van den Staat koopen 1
De wtenschelijkheid werd uitgesproken, dat
naast den Kerkeraad desnoods een gemeente
commissie werd benoemd, tot bijstand des ker-
keraads om een en ander te onderzoeken 1
Verder diende gelet te worden op den nood
toestand der geheele Kerk, de onderhouding van
de Leeraren en Professoren, en toe te zien op
de bewaring van de eenigheid der leer, kortom
zorg te dragen, dat de Godsdienst in stand bleef,
mede door de stichting van een groot nationaal
Fonds, ten opzichte waarvan de Classis Gorcum
een prijsvraag wilde zi'en uitgeschreven.
Een jaar later, n.l. 28 Juli 1798, was een
Concept-Plan ontworpen en vastgesteld op de
groote kerkvergadering te Utrecht, waarin alles
nader is omschreven.
De Staatsregeling van 1798 bepaalde n,l„ dat
vanaf 23 April nog drie jaren het Rijkstracte-
ment zou worden betaald.
Waar nu de Kerkorde van Dordrecht gold,
werd er op gewezen, dat in die gewesten krach
tens art. 11 zelf voor het tractement der leer
aars- diende gezorgd te worden; de overige
streken des vaderlands moesten dit ook gaan
betrachten.
De Staat had de geestelijke goederen nationaal
verklaard, doch de Kerkelijke goederen nog niet.
Er diende dus gezorgd te worden tijdig zijn aan
spraken te bewijzen, en zoo men daarin niet
kon slagen, tijdig te zorgen, dat andere hulp
lokalen voor Godsdienstoefening en huisvesting
van predikanten aanwezig waren, of met den
Staat een contract te sluiten.
Het geheele ontwerp bevat twee hoofdstuk
ken, respectievelijk van 16 en 10 artikelen,
vergezeld van e'en hartroerend en dringend
schrijven.
Wij ontvingen een en ander in Augustus,
waarna terstond vergadering werd belegd met
den consulent, (Ds. de Voogd was geschorst),
alwaar men besloot tot de volgende afkondiging
van den preekstoel
Bekendmaaking.
De kerkenraad dezer gemeente, daartoe bij
de Classis Voorne en Putten gelast, roept
alle de hoofden der huisgezinnen tot deze
Gemeente behoorende op, tegen aanstaande
dinsdagavond zijnde 21 Aug. dezes jaars
(1798) om ten half zes ure in deze kerk te
compareerën ter benoeming eener Commissie
hetzij uit, hetzij buiten den Kerkeraad om zig
1°. bezig te houden met het onderzoek naar
het recht dat deze Gemeente op deze
Kerk, de pastory en andere Geestelijke
goederen die hier mogten zijn, heeft, en
verder wat in dezen van nut kan zijn.
2°. om over te gaan ter bezorging van het
geen tot den Openbaren Godsdienst be
hoort en daarbij het onderhoud van Leer
aren, toerusting tot het Leeraarampt en
het geen verder tot desselfs uitoefening
nodig is.
3°. Ook zal die Commissie dienen onder het
oog te houden, dat het niet genoeg is,
om voor de openbare Godsdienstoefening
ieder in zijn plaats te zorgen, maar dat
de Kerk in ons dierbaar Vaderland ons
na aan het harte leggen en er derhalven
wel degelijk tegelijk aan andere moet
gedagt worden, waar de Godsdienst zon
der onderstand geheel vervallen zoude,
en dat er ter bewaring der zuivere Her
vormde Leere zamenbinding nodig is,
welk vooral door zeekere vereeniging in
de fondsen zal moeten staande gehouden
worden. Eindelijk
4°. zoude die te benoemen personen tevens
kunnen gequalificeert worden om gedu
rende de 3 eerst komende jaaren het
tractemënt van den predikant dezer plaats
in naam der Gemeente gelijk zulks buyten
dat nodig is te ontvangen.
De Kerkenraad van Den Bommel verzoekt
Ds. Hoffman deze bekendmaking van den
predikstoel der Gemeente voor te lezen.
w.g. L. Slotemaker Cl. h. t. dep.
Acte van qualificatie, of
Aanstelling van een Kerkelijke Commis-sile,
op 21 Aug. 1708.
L. S.
De hoofden der huysgezinnen, behoorende
tot de Hervormde Geme'ente van Jezus Kristus
op den Bommel behoorlijk vergaderd den
21 van Oogstmaand 1798, in aanmerking ge
nomen hebbende de omstandigheden, waarin
het Hervormt Kerkgenootschap in het gemeen
en deze Gemeente in het bijzonder tegenwoor
dig verkeert uyt kragt der onlangs gearres
teerde Staatsregeling voor het Bataafsche
Volk, hebben goed gevonden uyt hun midden
te benoemen eene Commissie, gelijk zij die
benoemen bij dezen bestaande uit hunne mede
broeders
Aren Mij-s
Antony van Weel
Cornelis de Jonge
David Johsz. Mijs
en
Bestman Tiggelman
om gecombineert met den kerkenraad dezer
plaats zich
vooreerst bezig te houden met het
onderzoek naar het recht dat deze Gemeente
op de kerk en de pastory of andere Gees
telijke goederen mogte hebben en verder alles
te doen wat in dezen van nut kan zijn.
Vervolgens over te gaan tér verzor
ging van hetgeen tot den Openbaaren Gods
dienst behoord en daarbij het onderhoud van
Leeraaren, toerusting tot het Leeraarampt en
hetgeen verder tot deszelfs uytoefening nodig
is. De Commissie toch dient onder het oog
te houd'en, dat het niet genoeg is om voor
de Openbaare Godsdienstoefening op deze
plaats alleen te zorgen, maar dat de kerk in
ons dierbaar Vaderland ons na aan het hart
moet liggen en derhalven wel degelijk te ge
lijk aan anderen moet gedagt worden bij
welken de Godsdienst zonder onderstand ge
heel vervallen zou; en dat men ter bewaaring
van de zuyvere hervormde leere samenbinding
nodig heeft, welke vooral door Be zeekere
vereeniging in de Fondsen zal moeten staande
gehouden worden.
en eindelijk geduurtende de drie eerst
komende jaaren te reekenen van den 23 April
laastleden het gewoone Tractement voor den
predikant en het zoogenaamde kindergeld bij
de Staatsregeling aan deze Gemeente toe-
gelegt, te ontvangen en weder uyt te reiken
aan hem of hen dien het competeert, (toe
komt)
Dienende dit geschrijf te hunnen informatie,
terwijl zij zich verzeekert kunnen houden, dat
zij in hunne werkzaamheden door Classicale
en Synodale Commissien zullen ondersteund
worden.
Actum op den Bommel in Consistorie den
21 van Oogstmaand 1798.
(Onderteekend door den Kerkeraad
en nog geen dertig manslidmaten).
De present zijnde Leeden der benoemde
Commissie tot de kerkelijke zaaken dezer
Gemeente
aan den Kerkeraad van Den Bommel.
Eerwaarde Broeders,
De ondergeteekenden op voorlede Dings-
dag d'en 21 dezer in de Consistorie alhier door
weinige hoofden der huisgezinnen benoemt
zijnde tot mede Commissarissen der Kerkelijke
zaken dezer Qemeente hebben deze hunne
voorschreeve benoeming in bedaarde over
weeging genomen.
Zij beschouwen dien post zo zwaarwichtig
dat zij denzelven met schroom zouden aan
vaarden zelfs indien zij door meerderheid der
hoofden der huisgezinnen dezer gemeente
daartoe waren gecommitteerd en derhalven
zijn de ondergeteekenden te meer huiverig tot
het aanvaarden van dien post daar zig maar
een gering getal van nog geen dertig personen
hebben verleedigt om de voorm. stemming
te helpen verrigten
om welke reeden de ondergeteekenden ver
klaren niet gaarne dien post op zig te zullen
neemen, voor en aleer aan hun gebleeken
zal zijn, dat dezelve door de volstrekte meer
derheid der hoofden der huisgezinnen dezer
Gemeente daartoe behoorlijk bij Eigenhandige
onderteekening gequalificeert geworden.
Zullende intusschen de ondergeteekenden
het resultaat van voorm. qualificatie afwagten.
Intusschen beveelen wij ulieden in de be
scherming Godes.
Bommel 24 Aug. 1798.
w. g.
Corn, de Jonge.
Arent Mijs.
A. van Weel.
D. J. Mijs.
Na een nog dringender oproeping gaven de
meesten gehoor, 'en voelde de nieuwe Commissie
zich door 69 lidmaten gesteund, en kreeg vrij
moedigheid tot haar zwaren arbeid.
Intusschen had de kerkeraad besloten om
de 'Ring te verzoeken te blijven prediken, en
het predikantstractement onder de ringpredikan-
ten te verdeelen.
(Wordt vervolgd).
BB BBBE9
Hl BB
CS?®
HELDRING.
Heldring zelf doorreisde nu maanden achter
een de hoofdplaatsen van ons vaderland, ver
vuld met één gedachte: de redding van het
verlorene. En op de banier, waaronder hij zijn
kruistocht door geheel Nederland hield, schreef
hij Ezechiël 34 4: „De zwakken sterkt gij
niet, en het kranke heelt gij niet, en het ver-
brokene verbindt gij niet, en het weggedrevene
brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt
gij niet; maar gij heerscht over hen met -streng
heid en met hardigheid". Overal sprak hij over
dat ééne onderwerp.
En inmiddels maakte hij van het naburige
Zetfen een middelpunt van practische werkzaam
heid. Het zijn met name vier gestichten, die
daar in den loop der jaren geleidelijk uit elkaar
ontstonden. In 1848 het Asyl Steenbeek,
waarin aan boetvaardige gevallen vrouwen den
weg tot herstel werd geopend; in 1856 T a 1 i-
t h a K u m i voor verwaarloosde meisjes; in
1861 Bethel om oudere meisjes te onttrekken
aan gevaarlijke omgeving en af te brengen van
gevaarlijke wegen; in 1864 de kweekschool voor
christelijke onderwijzeressen. En van het oogen-
blik der stichting tot zijn laatsten snik droeg
hij deze stichtingen op zijn hart, waakte hij
over haar, en was hij van haar bevolkingen
de diep geëerbiedigde vaderlijke vriend.
Een paar staaltjes van Heldrings opvoedings
methode
Het gebeurde soms, dat aan de pastorie te
Zetten een publieke vrouw met gemeene trek
ken op het gelaat en uittartende houding zich
meldde, om den Directeur van het Asyl te
toonen, dat aan haar ten minste geen verbeteren
mogelijk was, op haar geen enkele boetprediking
indruk maken zou. Met één oogopslag zag
Heldring hoe laag zij gezonken was; dan nam
hij haar bij den arm, opende de deur, stiet ze
naar buiten, zoodat de verschrikte zondares,
die zalvende rede of strenge boetprediking ver
wacht had, huilend en scheldend den weg op
liepEn in de meeste dergelijke gevallen
kwam de schijnbaar verstootene een uur later
schier kruipend in de gang vergiffenis smeeken.
Eenmaal had de Directrice een weerspannige
Asyliste bevolen nog een zekere hoeveelheid
aardappelen te schillen. Het meisje weigerde,
de Directrice handhaafde haar bevel. Intusschen
was Heldring binnengekomen, en toen nu weder
de onwillige vol woede en weerzin naar de
keuken vloog, vond ze daarden dominee
de verzuimde taak in haar plaats afmakend
Zoo was er eens een kind op Talitha, dat
geen schuld wilde bekennen, en ofschoon de
Directrice er van overtuigd was, met schaam-
telooze spottende houding alle strafredenen
aanhoorde. Eindelijk werd Heldring geroepen.
Eén oogenblik zag hij het kind aan met dat
oog, dat tot in het diepst uwer ziel kon drin
gen. Toen zei hij slechts: „Nietwaar mijn kind,
je kunt je tranen niet inhouden je hebt
het gedaan en schuldbelijdend barstte het
kind in tranen uit.
Ziedaar, hoe de „Vader der Magdalena-ge-
stichten" brak, boog en ophief
Aan al de ge&oemde stichtingen echter ont
brak nu nog, om het zoo eens uit te drukken,
de kroon. Er was geen lokaal, waar al de
verpleegden konden samen komen, om God te
aanbidden en het Evangelie te hooren. Een
gemeenschappelijk bedehuis was geen weelde,
maar behoefte. En ook dat is verrezen, maar
op een plek, die wederom getuigenis gaf van
Heldrings practischen aard. Zijn oudheidkundige
studiën hadden hem geleerd, dat vrees voor
overstrooming volstrekt niet denkbeeldig mocht
heeten, en dat juist te Zetten een vluchtheuvel,
in tijd van watersnood, uitmuntende diensten
kon bewijzen. Op dien heuvel staat het kerkje,
door Beets bezongen. Het zegt ons, dat de
Heldring-gestichten weinig zouden beteekend
hebben, indien niet de prediking van den ge
kruisigden Christus hier deg rondslag van allen
arbeid was geweest. Wat er gered is, is langs
dien weg behouden.
Van Heldring is invloed uitgegaan ver over
de grenzen van zijn vaderland. Hij is de baan
breker geweest op dit terrein der Inwendige
Zending. Zijn beginselen zijn toegepast en proef
houdend gebleken in de gestichten, die weldra
ook in andere landen ontstonden of naar
Steenbeeks model ingericht werden en waar
van er vooral in Duitschland vele kwamen.
Met name in Duitschland werd dan ook Hel
drings naam hoe langer hoe meer bekend, zijn
raad gevraagd en zijn hulp gewaardeerd.
Bij een bezoek aan Gossner, den grootten
man der Inwendige Zending te Berlijn, gaf
Heldring zijn naam en adres op: Pastor Heldring
te Hemmen. Daarop sprak Gossner: „Nun Held,
ring durch zum Siege; lasz dich nicht hemmen
und wolle nicht hemmen". En Heldring heeft
met het oog naar boven Gossners bevel
of liever profetie vervuld. Deze held jaagde
naar de overwinning; hij liet zich niet ophouden.
Hij is in ons land de voornaamste, in het
Protestantisme een der belangrijkste vertegen
woordigers geworden van het practisch werk
zame, het philantropische christendom in de
19e eeuw.
Overleden te Marrienbad in Bohemen den
llen Juli 1876, wordt hij op d'en gedenksteen
achter den preekstoel in de door hem gestichte
Vluchtheuvelkerk te Zetten genoemd: „Waar
lijk een menschenvriend, een weldoener zijns
volks, een eere van Christus." En dan volgt de
tekst, waarmee zijn vader hem bevestigd had:
„De Leeraars nu zullen blinken als de
glans des uitspansels en die er velen' recht
vaardigen gelijk de sterren altoos en eeuwiglijk",
Daniël 12 3.
ZENDINGSWEEK.
Week van Gebed, Toewijding en Offer.
310 November 1929.
De Hoofdbesturen der Samenwerkende Zen
dingscorporaties, Zendingsbureau te Oegstgeest,
hebben, zooals nu wel bekend geacht mag wor
den, andermbaal een Z'endingsweek uitgeschre
ven. Ook dit jaar worden met het oog op die
week Manifesten en Offerzakjes beschikbaar
gesteld.
Uit het aantal binnengekomen bestellingen zou
afgeleid kunnen worden, dat nog niet overal
begrepen wordt, dat verwacht wordt, dat alle
gemeenten aan die week deelnemen. Zonder
eenige overdrijving mag gezegd worden, dat de
pogingen van het Zendingsbureau om de or
ganisatie zooveel mogelijk te doen beantwoord'en
aan het gestelde doel, talloos zijn.
Honderden gemeenten bleven evenwel tot op
heden achter met den voorbereidenden arbeid
en bestelden nog steeds niet het voor de Zen-
dingsweek benoodigde materiaal.
Aangenomen wordt, dat in zeer vele gevallen
slechts van een verzuim sprake mag zijn. Her
stel daarvan is nog mogelijk.
Het is daarom, dat de Hoofdbesturen der
Corporaties er sterk op aandringen, dat in alle
deelen des lands de Z'endingsweek met de noor
dige zorg voorbereid wordt en dat men alsnog
ten spoedigste overgaat tot aanvragen van het
voor elke gemeente benoodigde aantal mani
festen en offerzakjes.
Doel moet zijn: In ieder gezin in de Zendings-
week een manifest en offerzakje. Straks als
van alle zijden krachtige medewerking verleend
wordt, kan de Zendingsweek waarschijnlijk vol
doen aan de gestelde verwachtingen.