re voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. Antirevolutionair Orgaan y IN HOC SIGNO VINCES No. 3584 ZATERDAG 2610CT0BER 1929 44STE JAARGANG BERICHT AAN ONZE LEZERS En Paulus dan? Op den Uitkijk. Fa. W. BOEKHOVEN ék ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. GROSSIER: Firma A. L. VERBRUGGE MIDDELHARNIS. Deze Courant verschjnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- b| vooruitbetaling) BUITENLAND b$ vooruitbetaling f 8.50 per Jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan. AdvertentiCn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 0) m kl Van verschillende zijden mogen we voortdurend blijken ontvangen dat ons Blad er bij het Eilanden-publiek in wil. Ook het steeds KLIMMENDE ABONNEMENTENTAL legt hiervan getuigenis af. Telkens krijgen wij van onze correspondenten en agenten opgave voor NIEUWE abonné's terwijl zij die eenmaal lezer werden ons Blad ook blijven lezen. Na September j.l. boekten we weer ruim ZESTIG NIEUWE ABON NÉ'S hi CIJFERS DIE SPREKEN Wij hopen dan ook voort te gaan op den ingeslagen weg. Hoe STERKER ons abonnementental groeit, hoe BETER we in staat gesteld worden onze kolommen ACTUEEL en POPULAIR te maken. Zonder eenigen ophef en overdrijving mogen we dan ook zeggen, dat we het nieuws van ons gewest en de zaken die in het brandpunt der belang stelling staan, steeds het EERST en het BREEDVOERIGST publiceeren. En toch achten we ons doel nog NIET bereikt 1 EXCELSIOR Steeds hooger en steeds meer, is de leus Het BESTE achten wij slechts voor onze lezers GOED genoeg En daarom zijn we er steeds op uit de AANTREKKELIJKHEID van ons Blad zoo mogelijk nog te VERGROOTEN, Het is ons thans gelukt voor ons Blad de beschikking te krijgen over een GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT van den FLAKKEESCHEN BOERENBOND, door den Secretaris van dien Bond, de heer A. W. KEIJ- ZER samengesteld. Het is een lijvig werk, dat in vervolgstukken in ons Blad zal verschijnen. Het bevat voor een groot gedeelte tevens de geschiedenis van Flakkee, van de laatste kwarteeuw, waarin ook voorkomt de moeilijkheden, welke in de mobilisatiejaren door onze eilandbewoners doorworsteld zijn. Uit dit lijvig werk zal tevens blijken van welke beteekenis de Flak- keesche Landbouw voor ons land is. Wij gelooven hiermede de lezers van ons Blad een dienst te bewijzen. En voorts blijven we ons in de sympathie en belangstelling van onzen uitgebreiden lezerskring aanbevelen En onze Eilandbewoners bedenkenHoe grooter die kring wordt, hoe beter ons Blad worden zal DE UITGEVERS. hoord, zóó eigenaardig, zóó wonder lijk, zóó boven al het aardsche uitgaand dat hij ze o n u i t s p r e k e 1 ij k noemt; woorden, die het een m e n s c h niet geoorloofd is uit te spreken. Nu weet ik wel, zoo redeneert nog steeds dezelfde, dat ge niets te kort zult doen aan Paulus' woorden in II Cor. 12 14; maar toch zou ik wel de vraag willen doen, of Paulus hier dan niet eenzeerbijzondereopen- baring ontvangt Of de Apostel dan niet werkelijk iets zeer bui tengewoons heeft gezien en ge hoord en doorleefd Deze vraag is te verwachten. Want het valt niet te ontkennen, dat menigeen, als het gaat over Gods open baringen aan menschen, dit geval van Paulus zich voor den geest haalt. We gaan zelfs verder. We meenen, dat dit beroep op de openbaring aan Paulus in II Cor. 12, voor menigeen een steun werd in zijn zucht naar bijzon- dere openbaringen. En dat een vrome ziel, wiens vroomheid echter krank wierd, ons ook dit geval voor de voeten zou werpen, lijkt ons voor de hand liggend. Laten we nu eens voor een o o- genblik aannemen, dat men zich heden met een beroep op Paulus' ervaringen opwierp als een dergenen, die iets soortgelijks heeft ondervonden. Dan zou onze eerste taak zijn te onder zoeken stel, nogmaals, dat het beroep op Paulus juist was in hoeverre de vergelijking met den Apos- tel opging. Als we dat dan nu eens doen willen, merken we op, dat we de H. Schrift steeds in zijn verband moe ten lezen. Vandaar, dat onze Vaderen zoo graag spraken van „Schrift met Schrift vergelijken. Ze hielden bizon der veel van verwijzingen naar a n - e n X. Alle openbaring Gods zou i n door de geschapen dingen tot ons komen hooren we ondanks alles deze of gene nog vragen. Is dat wel waar Ik stem wel toe, dat in de loopende artikelen-reeks een positief- geloovig standpunt wordt ingenomen (trouwens: dat verwacht ge van ons blad toch ook niet anders en dat de schrijver de H. Schrift aanvaardt als het onfeilbaar Woord van God, het richtsnoer voor leer en leven, kan ik ook wel aannemen; maar als het met de openbaringen Gods aan den mensch a 1 z staat als, met een beroep op de H. Schrift, mij nu is aangegeven, hoe verklaar ik dan de openbaring aan Paulus, die hij zelf beschrijft in II Corinthen 12! Lees ik daar niet, zoo zegt iemand tot ons, dat de Apostel, toen veertien jaar geleden, iets zeer buitengewoons is overkomen Zóó wonderlijk, zóó buiten de gewone orde van zaken om dat hij onmogelijk weet te zeggen, of, het m het lichaam geschied is of buiten het lichaam. Of zijn lichamelijke o o g e n het hebben gezien of dat hij hetenkel m e t z ij n z i e 1 heeft door- j j en God weet het. Maar hoe dat dan ook zij, heel zeker weet hij, dat 'j opgetrokken is geweest tot in den derden hemel! En nogmaals zegt hij er bij dat hij niet zeggen kan of ook zijn lichaam mee gedeeld heeft in dat wonderbaar gezicht, maar met stel lige zekerheid legt hij de verklaring af, dat hij in het Paradijs is "ge weest En dat zelfs nog niet alleen. Paulus deelt daar ook mee, dat hij daar m het Paradijs woorden heeft ge- de r e tekstplaatsen, Zie maar de kant- teekeningen in onzen Staten-Bijbel en onze oude schrijvers. Met uit het ver band gerukte Schriftuurplaatsen toch is het een kleine kunst onzen Bijbel te laten bewijzen, wat men w i 1 bewezen zien. Maar dat is een onheilig spelen met het Goddelijk Woord. W ij moe ten niet een bepaalden zin in de Schrift leggen, wij moeten niet naar de Schrift gaan, om die eens te laten zeg gen, wat wij zoo graag willen. We moeten heel anders tot de Schrift ko men: we moeten ons door haar laten leiden. Dat moeten we ook in dit geval. We nemen ook deze openbaring van Paulus, zooals ze ons wordt gegeven. Maar wat we bidden mogen maakt de eerste 4 verzen van II Cor. 12 niet los van de volgende. Beschouw ze ook in het verband van a 1 Paulus' brieven. En dan is er geen zweem van mysticisme bij Paulus te vinden. Reeds dat moet te denken geven, als men zich in dit geval op Paulus beroept. Hoe ontzaglijk groot toch is het on derscheid tusschen Paulus en den mysticistDe gezindheid van den laatste neigt steeds tot hoogmoed. Steeds meer poogt hij zich te verliezen in soortgelijke bepeinzingen en bespie gelingen, als die, waarin hij meent zoete zaligheid te smaken. Hij denkt er niet aan een onderzoek in te stellen naar de echtheid dier z.g. Godsopenbaringen. Hij verzuimt den toetssteen der H. Schrift aan te leggen; maar het wordt een één en al opgaan in visioenaire toe standen. En wijd en breed worden straks de verhalen dier visioenen uit gemeten. Hij wacht er geen veer tien jaar mee, zooals Paulus, die bovendien een echte openbaring ont ving. Neen, ook in het verhalen van zijn ervaringen is de mysticist niet so ber en onder het menigvuldig verhalen worden steeds nieuwe elementen aan de „openbaring" toegevoegd en komt er hoe langer hoe meer opsmuk bij. Ge zult die ervaring op ons goede eiland ook wel eens opgedaan hebben. In ei gen oog wordt hij dan 'n b ij z o n d e r hoog bevoorrecht kind van God, ver boven anderen uitblinkend. En de zonde van den hoogmoed al wordt het tegendeel nóg zoo sterk betuigd grijpt hem zoodanig aan, dat ze zelfs door de gaten van zijn kleed gluurt. Over allen en alles m a- t i g t hij zich een oordeel aan het laatste greintje bescheidenheid wordt straks ter deure verwezen, nog wel met een beroep op I Cor. 2:15: „Doch de g e e s t e 1 ij k e mensch onder scheidt wel alle dinge n." Calvijn schrijft bij dezen tekst: „Merk op, dat dit voordeel of privillege niet den persoon des menschen, maar het Wo o r d Gods toegeschreven wordt, hetwelk de geestelijke men schen volgen in het oordeelen." „Maar hier kan men vragen, wie de geestelijke mensch is, en waar hij gevonden wordt, die met zulk een groot licht begaafd is, dat hij in staat is om alle dingen te onderscheiden, dewijl wij gevoelen, dat wij a 11 ij d met veel onwetendheid bezet zijn en in gevaar van dwalen staan voornamelijk, dewijl ook de aller- volmaaksten dikwijls vallen en struikelen. Hierop kan men gemakkelijk antwoorden, dat Paulus dit vermogen niet uitstrekt tot alle din gen, even alsof hij al degenen, die door den Geest Gods wedergeboren zijn, van alle dwalingen vrijsteldemaar dat hij eenvoudig wil leeren, dat de voorzichtigheid des vleesches niet vermag om de leer der godzaligheid te oordeelen, dat dit oordeel en dit recht alleen hij den Geest Gods is. Zoo dan, een eigelijk oordeelt recht en ze zooverre hij wedergebo- en naar de mate der ge- gegeven is, en niet ker, in ren is nade, die hem v e r d e r." „En niet verde r", zegt Calvijn. De bevoegdheid tot oordeelen is o n- begrensd, zegt de mysticist. Niet het minst gaat zijn oordeel over den broeder en hij stoort zich weinig aan het andere woord van Paulus „Wie zijt gij, die anderen oordeelt (Rom. 2 1), of aan dat van Jacobus: „Die zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet en oor deelt de wet. Wie zijt g ij, die een ander oordeelt?" (4 11 en 12). Juist het over alles en allen oordeelen, zonder dat hij daar voor ook maar eenigen S c h r i f - tuurlijken grond heeft, is een zich stellen boven de W et en boven het W oord. Vandaar dat Jacobus zegt, dat zoo iemand de W e t oordeelt. De mysticist meent, dat zijn oordeel op hoogen prijs dient gesteld en (hij durft het wel niet zoo te zeggen) hij komt f e i t e 1 ij k met de pauselijke pretentie van onfeilbaar te zijn. De omgeving doet menigwerf het overige om den dwalende op nog hooger voetstuk te plaatsen, hem al meer verwijderend van den heilsweg des Woords, dat ook geestelijken hoog moed vonnist. Maar ter wille van het zeer buiten gewone, dat hem dan (naar men meent) van Godswege is ten deel gevallen, schijnt hij boven de men- schelijke onwetendheid verheven te zijn, en matigt hij zich het recht aan in Gods rechterstoel plaats te nemen om als God desnoods over Gods Wet, te vonnissen. En zoo treedt h ij op en zoo handelt zijn omgeving, alleen omdat men meent, dat bijzondere openbaringen hem ten deel vallen. Omdat men meent We keeren terug tot den Apostel. Het is bij hem geen inbeel ding een bijzondere openbaring te hebben ontvangen. In der waarheid is hij opgetrok ken in den derden hemel! Onge twijfeld heeft hij het P a r a d ij s betreden Onuitsprekelijke woorden heeft zijn oor daar opgevangen Maar let nu op, hoe dezelfde Apos tel over die openbaring spreekt en hoe hij leeft onder die openbaring Mogen we hier, wijl anders ons ar tikel te lang wordt, afbreken, om D.V. volgende week te letten op een stukske prakt ij k der godzaligheid vanPaulus? Mijn lezers zullen wel gelezen hebben, dat ons Anti-Rev. Tweede Kamerlid Mr. Heems kerk 'enkele vragen gericht heeft over den Zep- pelintocht op Zondag over ons land. Dat zal hem, zooals mij uit het hart gegrepen zijn. Die tocht was een beleediging voor ons Chris ten volk. Wie wat wilde zien van dit kunst gewrocht der moderne techniek, moest den kerkdienst maar verzuimen en zijn Zondag ont heiligen. Met God en Zijn gebod voor den Zondag werd geen rekening gehouden. Natuurlijk valt ons dat van deze regeering niet tegen. Wie kan van zulk een kabinet positieve be- ginselpolitiek verwachten Intusschen neemt dat haar dure roeping niet weg. En het verblijdde ons, dat Mr. Heemskerk eenige vragen stelde, die zeer correct 'en in den vorm, toch scherp principieel waren, en de puntjes op i gezet hebben. Ik was wel nieuwsgierig hoe het Staatk. Ger. blad „De Banier" hierop nu zou reageeren. Zou het blad nu eens een woord van waardeering voor het werk der Anti-Rev. hebben. Zou het blad zijn instemming met die vragen betuigen Wat zou het doen Wat ik verwachtte, niet wat het blad in derdaad deed Boven een artikeltje, dat aan deze vragen van den heer Heemskerk gewijd was, stond geschre- ven: „Verandering van inzicht En dan lezen we, dat „De Banier" met verbazing van deze vragen kennis genomen heeft Met de wegen der hoogere politiek is het blad niet op de hoogte en derhalve kan het geen verklaring voor het optreden van Mr. Heemskerk vinden. En dan komt er een vraag, die we niet anders dan v a 1 s c h kunnen noemen, zoo'n geniepig vraag je, dat diep beleedigend en grievend voor den heer Heemskerk moet zijn. „De Banier" vraagt toch: „Gaat de Zondagsrust en de Zondags heiliging werkelijk den heer Heemskerk zoo ter harte En dan worden den heer Heemskerk enkele vragen voorgelegd, die zijn verleden als Minis ter zwart moeten maken. Alsof hij het in zijn hand had om alléén een nieuwe Zondagswet in het leven te roepen, alsof ook de heer Heems kerk niet van allerlei factoren afhankelijk is bij het maken van een begrafeniswet, enz. En dan tot -slot weer dat geniepigheidje: „Wij zijn niet goed bekend met de wegen der hoo gere politiek Toen ik het las, kon ik de benaming „valsch" niet onderdrukken. Weet Ds. Kersten niet, dat als de heer Heemskerk werkelijk zich had laten leiden door wat hij noemt: „de hoogere politiek", dat het dan heel anders met hem geloopen zou zijn Weet Ds. Kersten niet, dat de vader van ons Anti-Rev. Kamerlid Heemskerk een zeer gezien liberaal staatsman was, die tot driemaal toe premier in een liberaal kabinet geweest is. Weet Ds. Kersten niet, dat de heer Heemskerk van aristocratische afkomst is en dat indien hij zich door wat Ds. Kersten hoogere politiek noemt had laten leiden, de wereld voor hem had opengestaan Dat de liberale partij snakt naar zulk een man, met zulke gaven van staat- manswijsheid en staatmansdoorzicht Weet Ds. Kersten niet, dat de heer Heemskerk door Gods genade geleid is in den kring der kleine luyden, het verachte volk van Nederland, en dat hij door zijn principieele politiek zijn sporen reeds verdiend had vóór dat Ds. Kersten aan de po litiek dachtHeeft Ds. Kersten nooit van de principieele voorstellen tot grondwetsherziening van den heer Heemskerk gehoord, toen deze in 1912 Kabinetspremier was z Heeft Ds. Kersten nooit kennis genomen van de principieele redevoeringen welke de heer Heemskerk tegen al wat links is gehouden heeft, en is hem onbekend wat de heer Heemskerk als minister van justitie gedaan heeft, om de onge- loovige en revolutionaire invloeden uit onze hu welijkswetgeving te houden, om het revolutio nair feminisme tegen te gaan. Weet hij niets af van de kwestie over de nietgoedkeuring der Da- geraadsstatuten Is hem dat alles onbekend Of Hoe durft hij dan te spreken van de z.g. we gen der hooge politiek Is het bewuste stukje van Ds. Kersten géén vrucht van „hoogere politiek". Is hij bang dat de A.R. partij te principieel optreedt en hem de wind uit de zeilen haalt Ds. Kersten be hoeft niet bevreesd te zijn, de A.R. partij was steeds waar het noodig is, trouw op haar post, beter dan Ds. Kersten, die dikwijls schittert door afwezigheid Toen ik dat stukje las, dacht ik zoo aan het geen onze Heiland klagen moest, tijdens Zijn omwandeling op aarde, ten aanzien van een zekere groep uit het volk der joden. Johannes de Dooper was gekomen niet etende en niet drinkende en zij zeiden dat hij uit den duivel was, Christus was gekomen, etende en drinkende en Hem noemde men een vraat en wijnzuiper Christus wees hen op de spelende kinderen op de markt, die zeiden Wij hebben op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst, wij hebben klaagliederen gezongen en gij hebt niet geweend. - - -------

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1