Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
3,
GELS 1
iLUMELfl
„Die heeft Hem ons uerhlaard"
PUROL
Reuze lekker!
Vrouwenhanden!
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3582
ZATERDAG 19 OCTOBER 1929
44ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
r
en
Op den Uitkijk.
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
:hiig uan Kast.
zooals
3, LIE-
ndere
leren
r30maanden
n wordt U
:dig eigenaar
oer voor
irkens
ek Pietje Bel
3=9 Och, man.
de smult er zoo van!
GROSSIER:
Firma A. L. VERBRUGGE
MIDDELHARNIS.
Land- en Tuinbouw.
mveranderd. Aanvoer
70L, DIVERSEN.
►ct. Vlas (Opgaaf van
voer 800 Kg. blauw
!500 kg. Groningsch
loll. geel. f 1,10-1,25
>ct. Vlas. Heden be.
i. 30 balen blauw en
artijen wit, die hoofd.
28 bestonden, konden
:s vinden, terwijl het
bleef.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- bH vooruitbetaling.
B IITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER
SOMMELSDIJK
Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z(| beslaan»
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
1 HAAG
ofweg 6
NIJMEGEN
istraat 9-1»
IX.
Hebben we zoo gepoogd bepaalde
indrukken te geven van de tot ons
komende openbaring Gods en al
voortschrijdend beproefd, naar Schrif-
tuuurlijk inzicht, steunpunten te bieden
in de opvatting aangaande onze ken-
nisse van God, de lezer, zal al
licht voor zichzelf reeds de opmerking
hebben gemaakt, dat het toch menig
vuldig voorkomt, dat menig als diep
ingeleid bekend staand christen weet
te spreken van andere openbarin
gen, dan we tot nu behandelden,
|v>. En wie dit heeft opgemerkt, heeft
V juist gezien.
We zullen daarop nader ingaan.
De zaak, die het hier geldt, is t e
belangrijk, dan dat we die met een
schouderophalen zouden passeeren.
Want en we hebben het in voor
gaande artikelen meermalen laten door
schemeren in den mensch bestaat
steeds de neiging geen genoegen
te nemen met den wil Gods. Die
neiging heeft ook het kind van
God. Veelvuldig is hij geneigd niet
te gaan, werwaarts Zijn God
w i 1,
Als God Zich openbaart, steeds op
Z ij n wijze, G o d d e 1 ij k, maar dan
toch ook c r e a t u u r 1 ij k, dan lijkt
dat menig christen te gewoon. Hij
wil geen vrede nemen met een open
baring, die inendoordewereld
Ctot hem komt. Buiten die wereld
om, feitelijk buiten Gods eigen open
baring om, zal hij tot Gods gemeen
schap doordringen. Hij staat er naar,
om met wegdenking en wegredeneering
van de wereld en van de in die wereld
door God gegeven openbaring, o n-
m i d d e 11 ij k naar het wezen Gods te
grijpen.
We herhalen, wat we vroeger reeds
schreven, deze zucht naar het onge
oorloofde, kan wel degelijk op
komen in een hart, dat dorst naar
God. Alleen, de vroomheid wordt o n-
zuiver.
Men mag dan spreken van „medi-
teeren" of van „contemplatie", van vro
me overpeinzing en, devote bespiege
ling, feit is, dat men buiten de
geopenbaarde middelen om, tot
Gods wezen poogt door te dringen. Bij
die bepeinzing en bespiegeling vergeet
men zijn gedachten den teugel aan
te leggen, die de mensch ten allen tijde
zoo zeer behoeft. Men wil meer van
God. Men is niet tevreden met het
geboden e. Men weet, dat de Heere
zich niet gansch en al aan den
mensch openbaart. Geen mensch zal
God zien en leven. Dat is Zijn w i 1.
U r s i n u s zegt het zoo juist in zijn
„Schat-Boeck „Wat God eyghent-
lijck zij, en kan niet uytghe-
d r u c k t ofte volkomelijck verklaert
worden, eensdeels om dat hij oneyn-
d g h is, eensdeels om dat sijn wesen
°ns onbekent is. Maer hij kan
eenighsins beschreven worden uyt de
Godlijcke openbaringe n". (I, 82,
a) „Soo veel nochtans ter s a 1 i g-
h e y d noodigh is van hem te weten,
heeft ons God in zijn WEord g h e-
openbaert." (I, 77, b).
Er b 1 ij f t tot in alle eeuwigheid
veel verborgens in den H eere onzen
God. Voor het schepsel blijft hij de
O n b e g r ij p e 1 ij k e, zooals gij Hem
immers in art. I onzer Confessie belijdt.
Het woord uit Job. 11 7 en 8 is hier
op zijn plaats: „Zult gij tot de vol
maaktheid toe den Almachtige vinden
Zij is als de hoogten der hemelen
wat kunt gij doen dieper dan
de hel wat kunt gij weten? Lan
ger dan de aarde is hare maat, en
breeder dan de zee." De oude
schrijver Ds. R o 11 e r d am, geeft als
antwoordt op de vraag: „Wat leert U
Gods onbegrijpelijkheid? 1. Dat wij
nimmer Gods wegen, waarin Hij ons
leidt, berispen mogen. Jes. 55 8,9.
2. Dat wij niet al te diep in Gods
geheimen zoeken in te dringen,
maar ons tevreden houden met
hetgeen Hij van Zichzelven geopen
baard heeft. Col. 2 18. 3. Dat wij
ons gestadig met eerbied en ontzag
over Zijne wegen en werken verwon
deren. Ps. 145 3, 4."
Al wat niet door onzen God is ge
openbaard, is noodwendig verbor
gen. En voor dat verborgene zullen
we eerbiedig blijven staan. Niet alleen,
dat we daarin niet kunnen doordrin
gen, maar ook de begeerte daar
toe is zonde.
Hij gaf ons Zijn openbaring,
opdat we ons daarin zouden ver
diepen. En nimmer kunnen we in
die openbaring te diep doordrin
gen. Maar elke begeerte, die er naar
streeft, buiten den Goddel ij
ken weg der openbaring te
treden, is een miskenning dier
openbaring en bovendien een ij d e 1 en
zondig pogen. „De verborgen
dingen" toch „zijn voor den Heere
onzen God maar de geopenbaar-
d e voor ons en onze kinderen
tot in e e u w i g h e i d." En nog is
Mozes niet aan 't eind, maar voegt er
aan toe: „om te doen alle de woor
den dezer wet!" (Deut. 29 29).
Niet dus pogen door te dringen tot dat
gene in God, wat Hij zelf voor ons
verborgen houdt, maar handelen
naar Zijn geopenbaarden wil.
Christus, als het V 1 e e s c h-
geworden Woord, is de Zich aan
u openbarende God, maar tevens
de God, Die achter deze Vleeschwor-
ding verborgen is.
Met die openbaring Gods i n
Christus zult ge tevreden zijn. Te
vreden met God, Die indaalt in u w
wereld. Tevreden met God, die, als
g ij, mensch, wordt, uitgenomen de
zonde. Tevreden met God, die zelfs
aanneemt uw door de zonde inge
zonken natuur. Kortom, ge moet
genoegen nemen met God de Almach
tige, die in dienstknecht s-ge-
stalte voor u treedt en in dien weg u
het pad der behoudenis baant.
En wat wilt ge ook eigenlijk meer,
ijdel mensch
Is die vleeschwording u niet wonder
lijk genoeg
Is het u mogelijk ook maar e e n i g s-
zins te benaderen het myste-
r i e der vleeschwording
Zinkt ge dan reeds niet in aanbid
ding neer voor Dien God, Die Zich
aldus neerboog tot u in uw alge-
heele verdoemelijkheid en Die aldüs
den weg baande voor uw verhoo
ging?
Of hebt ge daar reeds spoedig ge
noeg van en wilt ge nieuwe wonde
ren zien, wilt ge andere woorden
hooren, is uw God voor u te ver
borgen
Is de beschouwing van God i n
Christus u tè gewoon, tè alle-
daagsch, tè creatuurlijk, tè begrijpelijk
ook wellicht
Indien zóó, dan hebt ge u in den
Middelaar nooit verdiept. Dan hebt ge
in uw meditatie nooit den weg bewan
deld, waarlangs God u leiden wil, nooit
de richting ingeslagen, werwaarts Hij
u hebben wil.
Gij wilt mysteriën doorschou
wen
Och, zelfs de mensch blijft in zijn
wezen voor u verborgen.
U zelf kent ge misschien, maar
zelfs de ziel van uw kind hebt ge
nooit gezien. Ge ziet een g.estalte, ge
hoort een stem ge ziet daden, ge merkt
uitingen, maar de ziel in haar wezen,
gelijk ze is, ziet ge nooit.
Wat wilt ge dan op andere ma
nier tot den Heere naderen, dan op
die, welke Hij heeft gegeven in Zijn
openbaring
Ge kunt niet buiten de wereld
tot God naderen
Ge moet u vergenoegen met het
Woord, dat v 1 e e s c h wierd
Maar ik stem toehet pogen
bestaat!
Men wil mee r en dieper zien
Men gaat dan drijven op eigen
overdenkingen, men bouwt zijn visioe
nen, op inbeeldingen
En hoe droef die inbeel
dingen, die fantasiën, opgeweld uit
een menschelijk gemoed, dat den teugel
van Gods wil heeft afgeworpen,
worden straks aangezien voor reali
teit. En God alleen kan de krankheid
genezen, die dan de religie heeft aan
getast De krankheid, die men bestem
pelt met den naam van M y s t i c i s-
m e.
Het „f i I i o q u e" is losgelaten
Losgelaten in de praktijk van
het geloofsleven
En wie zal zeggen, waar de dolende
ziel zal belanden C', indien hij een
waarachtig kind van God is, zal Gods
heerlijkheid hem niet ontgaan. Daar
voor staat zijn Hemelsche Vader borg
Maar wat komt er terecht van den
eisch Gods, die ook voor hem
geldt in dit leven
Wat zal het dolende schaap over
komen, dat wegvlucht van den Goeden
Herder, Die spreekt: „Die M ij gezien
heeft, die heeft den Vader gezien
(Joh. 14 9).
In het orgaan „De Christelijke Onderwijzer",
van de Unie van Christelijke Onderwijzers,
wordt, zooals het dagblad „Het Volk" meldt,
met het oog op den eisch van volkomen ge
lijkstelling va n onderwijs, het volgende ge
schreven
Laten we toch eerlijk bekennen, dat de
vrijheid van beweging bij het Bijz. Onderwijs
heel wat grooter is dan bij het openbaar, en
dat men bij alle geschreeuw om verdere door
voering van de gelijkstelling op verschillende
punten de gelijkstelling al voorbij is, en een
bevoorrechting van het Bijz. Onderwijs
niet de Bijz. Onderwijzers heeft bereikt.
De schoolbesturen zijn vrij, wanneer ze de
na-akte goed willen betalen. Ze zijn vrij wan
neer ze de hoofden ambulant willen maken.
Ze zijn vrij, als ze hun onderwijzers de 3
formulieren van eenigheid willen laten onder
teekenen, ook al weten veel bestuursleden
niet, wat dat zijn, en al hebben de menschen
die ze onderteekenen, ze nooit alle drie gele
zen. Ze zijn vrij om evangelische gezangen
te weren, en heidensch-chauvinistische oor-
logsonzin te laten zingen. Sedert jaren zijn
ze ook vrij, wanneer ze, met voorbijgaan van
bekwamere sollicitanten, de dochter van het
hoofd, of de zoon van een bestuurslid willen
benoemen, en geen rijksinspecteur kan dat
verhinderen. Ze zijn thans ook vrij om hooger
schoolgeld te heffen, en zoo kunnen de Bijz.
standenscholen floreeren. Ze zijn vrij in nog
veel meer dingen. En omdat rijk en gemeente
ongeveer alles betalep, vraagt het rijk een
bepaald aantal uren onderwijs in verplichte
vakken, en is er een rijksschooltoezicht. Wat
wil men toch nog meer Als men absoluut
vrij wil zijn, goed, maar laat men dan ook al
les zelf betalen.
Als een frappant staaltje van een géést die
enkele onderwijzers bezielt, is bovenstaand
stukje doeltreffend
Ik zeg van enkele onderwijzerswant ge
lukkig komt zulk een geest bij onze onderwijzers
sporadisch voor.
Maar er blijkt toch uit dat ze er zijn
Natuurlijk behooren zij bij ons Christelijk on
derwijs niet thuis, ze zijn er ter onzaliger ure
ingeslopen. Ze zijn vijanden van de Christelijke
school, die haar ondermijnen.
Debateeren over hetgeen hier gezegd wordt
is dan ook niet raadzaam. Hier spreekt de haat
tegen het Christelijk onderwijs.
Alle'en maar laten onze schoolbesturen wel
toezien, wie zij als onderwijzer aan hun scholen
benoemen
Wie zulk een element als hier boven aan het
woord is, inhaalt, brengt het bederf in de school.
Zoo hier en daar treft men zoon element aan.
Waar ze zijn maken ze zich spoedig bekend
en vooral in onze plattelandsplaatsen worden ze
spoedig openbaar.
Meestal zijn het jonge menschen, die feitelijk
bij 't openbaaar onderwijs thuis hooren. Ze heb
ben zelf niet anders dan openbaar onderwijs
genoten. Ze hebben hun opleiding aan een z.g.
neutrale normaalschool gehad, komen doorgaans
uit niet-christelijke of althans christelijk-onver-
schillige kringen en belanden „per ongeluk" bij
het christelijk onderwijs.
En dat is het groote gevaar van de „gelijk
stelling."
Het Christelijk Onderwijs is in eere geko
men.
Het „smadelijke" is er af, en het wordt goed
betaald althans op gelijken voet met het open
baar onderwijs.
Het is geen offer meer om „christelijk onder
wijzer" te zijn en daarom hebben er velen na
tuurlijk niets tegen om ook al zijn ze zelf niet
„christelijk" e'en betrekking bij het christelijk
onderwijs te aanvaarden, vooral wanneer zij
bij het openbaar onderwijs niet spoedig of soms
in het geheel niet slagen.
Zóó ontstaat bij het christelijk onderwijs een
catagorie „broodonderwijzers", die het bijzon
der onderwijs niet uit beginsel maar uit stoffe
lijke overwegingen dient.
Dat is geen ongewoon verschijnsel.
Het is altijd zoo geweestwanneer het chri
tendom uit druk komt en zelfs tot eere is ge
rezen dan komt er kaf onder het koren, dan
komt er een leger van bijloopers en meeloopers.
Dat is nu eenmaal zoo.
Maar daarom hebben onze schoolbesturen wel
toe te zien wie zij aan hun scholen benoemen.
Een strenge selectie moet hier worden toegepast
en er kan niet te nauwlettend worden nagegaan,
welke candidaat men aan onze scholen met den
Bijbel benoemt.
De doode vlieg in de kostelijke zalf kan zoo
onnoemelijk groote schade aanrichten
En ons Christelijk Middelbaar Onderwijs ligt
aan hetzelfde gevaar bloot.
Dan denk ik aan het boek van Ds. Smelik,
waar ik al eer over geschreven heb.
De pers is er nog niet over uitgesproken.
Vooral in paedagogische tijdschriften wordt dit
werk nog steeds behandeld in pro en contra.
Ik geloof wel dat uit hetgeen de pers er over
schreef, is komen vast te staan, dat het bij ons
Christelijk Middelbaar Onderwijs ook niet over
al zuiver is.
Ook hier sluipen elementen in die er feitelijk
niet in behooren, 'en ook hier komen toestanden
voor die bij ons Christelijk Onderwijs niet voor
mochten komen.
Een onzer christelijke paedagogen, een man
van onverdacht gereformeerde reputatie, schreef
over het „type" Blom, die Ds. Smelik in zijn
boek „Door de Branding" geteekend had
blijven ondanks alle huishoudelijke arbeid
gaaf, zacht en blank doorr<
„Maar daar zie ik nu juist de beteekenis
van het „type Blom". Het is het type van de
„linksch-ethischen". Dat type was vroeger voor
het openbaar onderwijs en dat type dringt tegen
woordig ook het. Christelijk Onderwijs binnen."
En als de schrijver er dan op gewezen heeft, dat
ook de vrijzinnigen reeds plannen maken om
een „Vrijzinnig Christelijk Lyceum" te stichten,
dan zegt hij „Nu zijn de linksche etischen de
menschen die tusschen modern en ethisch heen
en weer hinken. Dat type maakt voor zijn kin
deren vaak reeds gebruik van het Christelijk
Onderwijs. Dat type heeft ook geen bezwaar
het Christelijk onderwijs te dienen."
En ook Prof. Grosheide heeft het voor eeni-
gen tijd erkent, dat de teekening die Ds. Sme-
link geeft juist is. „Wie op de hoogte is met de
middelbare scholen", schrijft Prof. Grosheide,
„weet dat deze dingen alzoo zijn." Men heeft
dat tegengesproken en geroepen bewijs was je
beweert, of we aanvaarden het niet en hebben
het recht u voor e'en' lasteraar uit te maken.
Ik antwoord daar dit opPersoonlijk heb ik
meer dan eens deelgenomen aan een onderzoek,
dat dienen moest om te onderzoeken, of een
klacht tegen één van onze christelijke Middel
bare scholen geuit, juist was. Zulk onderzoek
loopt bijna altijd op niets uit, want men moet
leerlingen tegen leeraren hooren. En natuurlijk
komt men dan niet waar men wezen wil." Ge
lukkig kon Prof. Grosheide er aan toevoegen
„Ik zeg er bij, dat de toestanden aan meer dan
één school den laatsten tijd heel wat verbeterd
zijn."
Waakzaamheid is wel geboden.
Te meer daar de bijzondere scholen ook
op breederen grondslag in eere komen.
De Staatschool neemt niet meer de eerste
plaats in bij het ongeloof.
Ook daar gaat men aan bijzondere scholen
doen.
Soms ook wel met een regilieus tintje.
Zelfs de socialisten toonen zich niet meer
T
afkeurig van de bijzondere school, in hun be
lang beginnen ze bijzondere scholen te bouwen.
Ze willen nog wel neutraal blijven maar 't zijn
dan toch socialistische bijzondere scholen.
Natuurlijk werkt dat door, het is de geest
van de onderwijswet van 1920.
Oud-minister Heemskerk heeft het eens ge
zegd dat al moge het niet in de grondwet met
zoovele woorden zijn neergelegd practisch
wordt de aloude antirevolutionaire leus „de
bijzondere school regel, de openbare aanvulling"
in vervulling gebracht.
En we hebben er geen bezwaar tegen. Het
is logisch dat de school weer aan de ouders
komt, alleen maar, laat ons des te meer waak
zaam zijn dat wij onze scholen met den Bijbel
zuiver houden.
Het gevaar voor vervlakking is zoo groot.
En nu het bijzonder onderwijs in eere komt
aan de linkerzijde is de kans dat er verkeerde
elementen in ons onderwijzerscorps insluipen
veel grooter dan vroeger.
De nieuwe phase waarin de onderwijsstrijd
gekomen is, eischt evenzeer paraatheid als de
eerste phase.
Zoo nog geen grootere waakzaamheid en
slagvaardigheid.
Want vroeger ging de strijd alle'en naar bui
ten.
Maar nu wordt het gevechtsfront gedeelte
lijk ook naar binnen verlegd
Laat ons het pand bewaren
't Gaat om de ziel van het kind
En dus om de toekomst
UITKIJK.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(2e helft October).
Nadruk verboden.
Gaven we in ons vorig artikeltje den raad om
planten, die niet winterhard zijn, vóór 15 Oc
tober naar binnen te brengen, met verschillende
groenten behoeven we die voorzichtigheid niet
in acht te nemen. Want op de mooie dagen zit
er nog groei in de lucht en in den grond. Zie
dan maar eens naar onze andijvie, onze kool
rapen en kool, naar de reuzenbloemkool en de
prei, dat alles profiteert nog van de milde
dagen, die October kan geven. Ook met het
opnemen van 't W^ i 11 o f wachten we nogde
cultuur hiervan moet niet eerder aanvangen dan
wanneer de wortels „rijp" zijn, wat te zi'en is
aan het afsterven van het lof. Men heeft dan
de beste kans om vaste kroppen te trekken.
Witlof is een groente, waarvan het welslagen
van tal van factoren of kleinigheden afhangt.
De cultuur kan gescheiden op velerlei wijzen
tuinbazen doen dit b.v. zeer geschikt onder de
pijpen der warme kassen, maar ook in schuren,
in bakken, kelders en kuilen, kan het mets uc-
ces plaats hebben. Mogelijk komen we hierop
later nader terug. Wij herhalen nog even,
dat we onze aardappels en wortelgewassen kun
nen inkuilen, mits we er voor zorgen, dat we
een plaats kiezen, waar het grondwater geen
kwaad kan doen, anders ontstaat er rotting. -
Onze a n d ij v i e binden we bij partijtjes op,
om ze geel te doen worden men doe dit op 't
midden van een mooien dag, als de planten ge
heel droog zijn. Zoo zoetjesaan raakt onze
moestuin leeg, 'en zijn we reeds weer bedacht
op het treffen van voorbereidende maatregelen
met het oog op den naderenden winter. Mis
schien is het wenschelijk om uw grond in win
terbedden te leggen, waneer n.l. het terrein laag
en er des winters een hooge waterstand is. Dan
grave men greppeltjes die afloopen naar een
breederen greppel of slootde uitgegraven aarde
werpe men op den akker of tuin, zoodat de ak-
I
y-_£a