26 BOER KELEN UWEN? uierliliiigen SosmelsdilH. L UIT HET WOORD J 175 - Mail aslijhrichisi's eri j, Dirksland |ro 63351 itendvoer K 50 cl. j^IT— ONDER REDACTIE VAN ^IBÊHIÊËÊBÊBK^ÊÊÊSÈIÊÊSÊÊÊKÊBÊÊË C. WARNAER, Dirksland, Ds. 0. VAN DER WAL, Dirksiand, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur PREDIKBEURTEN ALLERLEI feenhouwerS) Kipstraat 70 OLIDE MEU- Jonkerfransstr. 72 OP ZONDAG 22 SEPT. 1929 STICHTELIJKE OVERDENKING SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS TELEF. 1005 en 19461 XUMULATOREN ïegenouer de m Oosterherü t van ouds om zijn goede s: i het daar ook. f 55,-- t 25,—, f 30,— en hooge| maf8,-1 f 5,90 EEN DEKEN CADEAU >TTERD AM, Tel. 55121 7.is. A. BOER Rotterdam -«i B. GOOTJES, Oude Tonge nurder maar niet beter Simplex Zaalmachine, teerdere »Daideem« de ks wendploeg, 1 Bras modellen Aardappels tensnijders, Bedrljfss erblnders, Bindtouw, apen met lichtsterkte van irreerende prijzen. dziekten, Bloedarmoede) ttig gedeponeerde middelen 4TGENEESMIDDELEN f VOOR DEN ZONDAG ~i NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van Ameide. Middelharnis, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van der Wal van Dirksland (Doop). Stad aan '-t Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs n.m. 2 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge. Oude Tonge, v.m. Ds, Vlasblom. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. Dekker. Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en 's av. leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer Van Yperen. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, 's av. de heer Vetter van Lang straat. Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide van Sommels- dijk (Uniecollecte) en n.m. leesdienst. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Jansen van Doesburg (Voorb. H. A.) Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (voorb. H. A.) en n.m. 2.30 uur Ds. de Lange. Stellendam, v.m. en 's av. Ds. van Lummel van Zuidland (voorb. H. A.) Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland. v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. Dinsdagavond 6.30 uur Ds. van Dijke van Nieuw-Beijerland. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. „REPOS AILLEURS". „ELDERS DE RUST". (Marnix van St. Aldegonde). Zij leden beiden, zij streden beidenten bloede toe ook stierven zij beiden, tegelijk den martelaarsdood één geloof, één in hope, één in liefde, één in Christus Guido de Brés en Peregrin de la Grange, ziet hier hun beider namen, geschreven als zij staan met gulden letteren in de rij der marte laren, in het boek des levens des Lams. Waren zij gedachtig geweest aan en geble ven in het Vaderland waarin zij leden en stre den, zij hadden nog den tijd om weder te keeren, maar, neen, zij waren begeerig naar een beter, dat is naar het -hemelsche. Daarom schaamde zich God ook hunner niet, om hun God genaamd te worden want Hij had hun eene stad bereid. Door lijden tot heerlijkheid „Mij dunkt", zoo sprak Guido met e'en blij moedig gelaat, even voor zijn sterven, "dat mijn geest vleugels heeft om naar den hemel te vliegen, daar ik heden genoodigd ben ter brui loft van mijnen Heere, den Zoon van God." De gerechtsdienaar kwam op hem toe, nam den hoed af en groette hem, Guido hem insge lijks en dankte hem voor de goede tijding, die hij hem gebracht had En Peregrin de la Grange, Guido's vertrou weling Volmondig sprak hij zijne medegevan genen toe„Ik ben ter dood veroordeeld om de leer des Zoons Gods, nu ga ik naar het eeuwige levenwant mijn naam staat in het Boek des Levens geschreven en kan daar niet uitgewischt worden de genadegiften Gods zijn onberouwelijk Hij eischte een kleerborst 1 om zijn rok en mantel te schuieren. „Waartoe vroeg men hem. „Heden ben ik genoodigd tot de bruiloft des Lams." was zijn zielsontroerend bescheid. Want die zulke dingen zeggen, betoonen im mers klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken. Zij leden, zij streden, ook zij beiden, ten bloe de toe. En de bruidegom kwam en die gereed waren gingen met Hem in tot de bruiloft en de deur werd gesloten. „En hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren." Hebr. 11 vs. 13c. a. De Staat. b. De Weg. c. De Toestand van de Kerke Gods. a. De Kerk des Heeren ontving haar naam niet van Abraham, ook niet van Izak, wél van Jacob. De ware geloovigen toch heeten niet Abramieten, doch Israëlieten, Waarom Omdat de Heere met, door en voor Jacob van het begin tot het einde worstelde en streed. Geen der patriarchen zag dan ook zoovele en zulke kwade dagen in zijn gansche leven als Jacob. En tochgij hebt u vorstelijk gedragen. Llw naam zal voortaan niet Jacob heeten, maar Israël: gij hebt overmocht De Kerk Gods is dus in haar wezen of staat een vorstelijk-strijdend 'geslacht. En vraagt men nu naar hare afkomst Van Pniël, van Jacob worden we heengewezen naar het Paradijs, naör Adam, den zoon van God. Daar leert men de Kerk kennen in ons aller hondshoofd en wel in tweeërlei staat; in de staat der rechtheid en der slechtheid, zooals zij eens was en zoo zij eens werd. Als gasten en vreemdelingen op aarde toch werd'en Gods kinderen in Adam niet geschapen, doch door en in Adams val in moedwillige ongehoorzaamheid in overtreding zijnde, verzond de Heere hem uit het Paradijs om den aardbodem te bouwen, waaruit hij ge nomen was, waarin hij wederkeeren moest. Poen werd hij gast, toen werd hij vreem deling op aarde. In rokken van vellen, door den Heere Zelf gemaakt en Adam en Eva, zijne vrouw, aangetrokken, vermits zij, ontbloot van het beeld G(ods, zich schaamden en naakt wa ren, zag het betraande oog terug op den blin kenden Cherub met zijn glinsterend zwaard, den toegang tot den boom des levens bewarend en bewakend. Welk een hemelsbreed verschil tusschen toen èn thans Toen van alle schepselen in tijdsorde de laatste, in rang de eerste, de hoogste. Alle schepselen, zij komen op 'n enkel machtwoord des Heeren, Adam, op en na 'n goddelijken raadslag. To'en, onder hem de aarde, boven hem de hemel, rondom hem de dieren en voor hem zijn Schepper,' alles in volmaakte harmonie. Toen, voorzeker, niet minder dan op den eersten dag, zongen de morgensterren en juichten de kinderen Gods Ook Adam, als een kind aan de hand zijns Vaders, hij wandelde eens met God en God ook met hem En thans Uit den staat der rechtheid viel hij in dien der slecht heid. Van een koningskind werd hij een vazal van den vader der leugen'en', den menschen- moordenaar van den beginne. In het zweet zijns aanschijns verdient en eet hij zijn brood van de aarde, die hem doornen en distelen biedt; Eva baart hem in smarte een zondig en zon digend kroost. Dit zal in woord en daad be leven en belijden, dat het gast en vreemdeling is op de aarde. En toch er zal nochtans ingrijpend onderscheid wezen Gelijk in de na tuur zich dag en nacht in een sterk contrast tot elkander bewegen, zóó zal 't ook zijn in den staat van Gods Kerke. In en uit den staat der slechtheid zal een nieuwe dag rijzen, de staat der genade, om eenmaal in den dag der dagen over te gaan in dien der verheerlijking. Wat de Heere eens sprak van Jacob: „Jacob heb ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat", vindt ook zijn weerklank in de beide eerste zonen van Adam, Abel en Kaïn. Als gasten en vreem delingen werden zij geboren, doch in een mach tig onderscheid. Abel leerde zulks in zijn leven weten en verstaan, Kaïn niet. Mocht de een weenen in zijn verlorenheid en in berouw zijn o\er zijn bedreven kwaad, de ander zong, blij kens zijne gedragingen, het spotlied van het Paradijs, zijn doodzang: „Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij Alzoo offerde Abel eene meerdere of ferande dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis gaf en door dat geloof spreekt hij nog nadat hi; gestorven is. Zoo werd de eerste martelaar de eerste hemeling, door de engelen hierboven begroet. Ezau daarentegen bleef gast en vreem deling hier beneden, hij vond de plaats des be- rouws niet, hoewel hij die met „tranen" zocht. b. De weg der Kerke Gods gaat hier in tra nen. Ziet het in Jacob, in Maria, ja, in alle kinderen Gods, die ons de Geest Gods in de Waarheid teekent. In tranen, doch door den Geest gewekt, zoo niet, het blijven wat zij van nature zijnbloote, bittere druppels waters. „Zij toch zullen komen met geween en met smeekingen zal Ik hen voeren aan waterbeeken in een recht'en weg, waarin zij zich niet zullen stooten; want Ik ben Israël tot een Vader en Ephra'im is mijn eerstgeborene." De rechte be lijdenis voert tot haar rechte beleving. Als een haak en een oog hooren zij bijeen en passen zij bij en in elkander. Belijden zij, Gods kinderen, hier gasten en vreemdelingen te zijn, het is de Geest Gods, die hen in deze belijdenis wakker riep in hunne verlorenheid, in hun Godsgemis en in hun van nature vervreemd zijn van het burgerschap Israels. Treffelijk zi'en' wij zulks ten tijde, dat de Kerke Gods in Gosen, het slaven huis van Pharao, een ander Bochim, toeven moest. Tijdelijke honger had hen hierheen ge dreven en meer dan vier eeuwen waren en bleven zij hier gasten en vreemdelingen, totdat een andere en betere honger naar de eeuwige dingen, een roepen tot den Eeuwige, hen uit den dood- zou voeren tot het leven in een weg, dien zij niet geweten, door een pad, dat zij niet gekend zouden hebben. Maar niet eerder dan dat zij zwart zouden zijn van dienstbaar heid, daar -de mensch in den weg der bekeering bij de eerste lichtstraal van omhoog als een drenkeling vastgrijpt aan een verbrok'en werk verbond. Tot Zijn Israël in de verdrukking zendt de Heere, die het van eeuwigheid met een wakend oog beschouwt, Mozes. Deze zal ze uit- en opvoeren. In hem vinden zij een man Gods, maar de ervaring zal het uitwijzen, nog geen Man uit duizend Deze zal hen aan deze zijde van de Roode Zee doen weenen van vrees en aan gene zijde in blijden jubelzang op de tamboerijnen van Mirjam de verlossing doen herd'enken en bezingen. Hoe gaarne waren zij hier gebleven aan dezen oever van een zee, die hen kleinood op kleinood deed aandrijven, maar neen, ook hier: „Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken Zij waren als gasten en vreemdelingen in de woestijn, hun oefenschool. Van nu aan zouden zij hun weg reizen in dorst en donkerheid. Mara en Sinaï, beiden war'en bitter en persten tranen. In tranen zouden zij zaaien, met gejuich eens maaien, dan, wanneer zij door Mozes' dood heen op Jozua zouden zien. Ook hier geen blijvende stad. Hier zouden zij leeren, dat, al wie Sinaï aanraken zou, ster ven ging, zelfs de allerreinst gewasschene pries ter, om daarna van Jozua een goed gerucht te mogen hooren van een land, vloeiende van melk en honig, het land, het leven van Immanuël. .Want zoovelen als Hem hebben aangeraakt, die werden genezen". Door den dood tot het leven, Hallelujah -c. En vraagt men nu naar den toestand van Gods Kerke hier op aarde Antwoord: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen." Dit woord geldt de rechte gasten 'en vreemdelingen, die in tweeërlei we reld, uit- en inwendig, mogen leven. Zij, Gods kinderen, zijn een afgezonderd volk, gelijk de Heere Jacob, Zijn Israël, ja, alle Zijne kin deren alleen doet wonen. Zij hebben hun eigen taal. Wie toch kan er tegelijk klagen en roemen, weenen en lachen, rijk en arm zijn, sterven en nochtans leven Dit i-s de paradox voor het geslacht van Kaïn, van Ezau. „In God het al, in het schepsel niet", dit toch komt in het hart van den sterveling niet op, tenzij de Heere het hem leert. Hier dragen zij het roode bloedkleed van spot, het schapenvel van verachting. Hier gaan zij door eer en oneer, door kwaad en goed gerucht. Was dit eens het deel van den meer deren Jozua, die kwam om te zoeken en te zaligen wat verloren was, alzoo de eere Zijns Vaders herstellende, hun Hoofd, wat zal dan het lichaam, dat nog gast en vreemdeling is, te wachten staanZalig, die hongeren en dors ten (hier in de woestijn) naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Bij stukjes en brokjes, met een klein beginsel, als honde kens aan 's Heeren voeten. Het manna wordt alleen gegeven aan en gegeten door hen, die uit Egypte geroepen zijn; in dezen weg volgt ook de Steenrots het volk en de Steenrots was immers Christus Zalig, driewerf zalig dan, hier recht gast en vreemdeling te zijn, belijdende en belevende met den dichter in 's Heeren Geest: „De Heere be waart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddeloozen weg keert Hij om. De Heere zal in eeuwigheid rtgeeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah N. T. Ds. A. D. VAN DEN BOMMEL door Ds. G. VAN DER ZEE. LIX. Ds. DE VOOGHT. 1789-1795/1801. Toen de winter voorbij was beriep de Ker- keraad op 12 Maart 1789 Ds. P. Paassen de Heer, die echter bedankte. De tweede maal was men gelukkiger, door dat Ds. Adr. de Vooght, 5 Mei beroepen, pro ponent in de Classis Dordrecht, tot ons over kwam. Hij werd geëxamineerd door Ds. Luining van Ooltgensplaat en deed 27 September 1789 zijn intrede met Zefanja 3 vs. 20: „Gewisselijk zal ik tot d'eri volke een reijne spraak wenden, opdat zij alle den naam des Heeren aanroepen en Hem dienen met een eenparigen schouder." Door de aanwezigheid van dezen nieuwen predikant was men aldra de reizen naar Schel linkhout, Filipsland, Ouwerkerk en Rijsoord vergeten, alsmede de steeds hooge kosten. De eerste jaren verliepen rustig, terwijl Ds. de Vooght weinig aanteekende. In 1792 legde Anthony van Weel het ambt van School meester neer en werd opgevolgd door zijn zoon Johannes van W|eel, alzoo de vierde afstam meling in dit geslacht. Tegelijk werd het school huis terdege vernieuwd. De vader. A, van Weel, kocht e'en jaar later van de diakonie de tuin, (door ons in 1777 gekocht) gelegen aan het einde van de Voor straat, terwijl hij voorts een werkzaam aandeel ir. gemeentezaken zou hebben, daartoe ruim schoots in de gelegenheid, nu hij van de jeugd ontslagen was. In 1791 stonden op het dorp vele bouwvallige huisjes, o.a. ook van de diakonie, en om hooge kosten te ontgaan, besloot men tot verkoop van twee perceeltjes, die opbrachten 110.— en 135.—, waaruit wel de geringe waarde blijkt. Tevens vermaakte de familie Frater aan de diakonie weer zoo'n dergelijk huisje, gelegen aan het einde van de Voorstraat, zoodat we wederom een „huis" rijker waren. Tegelijk blijkt, dat wij het proces met Oolt gensplaat over het Weeshuis verloren hebben, daar wij nog al wat kosten moesten vergoeden voor verpleegden. De dokter die, op het dorp ziekenpraktijk voor de armen waarnam, ging een vierjarig contract aan met den Kerkeraad tegen zestig gulden per jaar, waarvoor hij een acte op maakte, en aparte kosten zich voorbehield voor hand-, arm -en beenbreuken, en bijzondere ge- vaUen. Deze bijzondere gevallen deden zich ook voor met verpleegden onzer diakonie te Ooltgens plaat, waar veel kosten aan besteed werden, doch hetgeen bij afrekening weer herrie ver oorzaakte. Toch liet men deze zaakjes varen, aangezien er andere dingen op til en reeds lang aan het broeien waren. Het betreft hier DE FRANSCHE REVOLUTIE, die zich ook in ons vaderland deed gevoelen, en in Den Bommel e'en jarenlange ellende teweeg bracht. Ons volk was al een tiental jaren verdeeld in Patriotten en Prinsgezinden. Ook in Den Bommel Een der kwesties was, oud of nieuw bestuur, het bewind van Oranje of der Franschen. Merkwaardig is de notulen van 1 Maart 1793, waaruit het Oranjegezinde hart van Ds. de Vooght spreekt Notulen der Kerkeraadsvergadering van 1 Maart 1793. Op den 1 Maart 1793 werd de vergadering door den gebeden geopend. Deze Acten is (op-) gesteld in die haggelijke gelec/enheid, toen de Franschen met de zo genaamde Bataven voor de Willemstad lagen ten einde dezelve te beoorlogen. De gezamentlijke broeders in onze Consis torie tegenwoordig, stellen onze Predicant Adriaan de Vooght vrij van alle ónhijlen in opzigte der Kerke- en Diakoniekasse en kiste, Welke aan evengemelde Ds. Adriaan de Vooght, deszelfs huys of Pastorie staat, en aldaar geplaatst is, niet alleen nu, maar ook voor 't toekomende. En indien het mogt komen te gebeuren, dat den bloeddorstige Fransch- man, gemelde Kerk- en Diakoniekisten, of uitgewekene Patriotten, of wie het ook zijn mogt, bij gemelde predicant mogt komen te besteelen, of te berooven, dat dan de onder- geteekende Kerkmeester, ouderlingen en Dia konen, voor dezelve Kerk en Diakonie kist denzelven onverantwoordelijk stellen, en dus hem van alle schade en lasten bevrijden, het geen wij met onze onderteekening bekragtigen. w.g. Pieter Menheer, Kerkmeester. Corn, van der Eist Leendert Slis ouderlingen. Leendert W. Braber Daniel van der Meii Ary van Loon diak°ne"' De laatste notulen van Ds. de Vooght zijn van 10 April 1795, die geen bijzonders be helzen. Uit andere stukken is bekend, dat hij van den predikstoel waarschuwde tegen de Franschen, vurig aanhanger was' van het Oranje huis, betreurende dat de Prins 18 Januari 1795 met zijn gezin ons land moest verlaten. Om deze redenen werd hij bij politieke dis positie van 19 Juni 1795 geschorst; zes jaren woonde hij in de pastorie zonder dienst te ver richten, werd in 1801 wel niet afgezet, maar verbannen en verliet ons dorp. Dit echter zij hier slechts terloops opgemerkt, daar de kerkgeschiedenis van het Fransche tijdvak 17951813 een, zelfstandig geheel is, waaruit wij het wel en wee onzer voorzaten nauwkeurig hopen weer te geven. MB MIDDELHARNIS. De heer D. Braber heeft zijn benoeming als Ouderling in de Ned. Herv. Kerk alhier aangenomen. DIRKSLAND. De in de kerk der Geref. Gemeente alhier gehouden collecte voor pre- dikants weduwen en weezen en emeritus-pre dikanten bracht 288.— op. DE OPENBARE SCHOOL. We hebben in Nederland nog altijd het vraag stuk van de openbare school. Onze strijd voor de bijzondere school heeft dat vraagstuk in onzen kring naar den achtergrond gedrongen Maar het vraagstuk is er. En vooral nu de bijzondere school rechtsgelijkheid kreeg, zullen we ons aan de oplossing van het probleem van de openbare school niet kunnen onttrekken. Dat vraagstuk heeft vele zijden. Een politieke. Kan het toegelaten worden, dat de Overheid nog altijd onderwijs geeft Meer nog, kan het toegelaten worden, dat de overheid neutraal, dat is godsdienstloos, d.w.z. tegen Gods Woord ingaand onderwijs geeft Maar er is ook een kerkelijke zijde, wil men een Evangelisatie zijde, wat doen we voor de kinderen, die de openbare school bezoeken, hoe bereiken we hen met het Evangelie Misschien is er nog een derde vraag van ge mengd politiek karakter: wat moeten we doen met onze kinderen, op die plaatsen, waar zoo weinig Protestantsch Christelijke gezinnen wo nen, dat geen Christelijke school kan worden gesticht Maar deze laatste vraag heeft niet zooveel practische beteekenis en we laten haar daarom, ook al is ze een zeer moeilijke voor wie er voor gesteld wordt, voor hedën rusten. Er zijn menschen, die met de openbare school spoedig klaar zijn. Men vindt ze in drie soorten. Onder ons zijn er, die de openbare school laten voor wat ze is. Daar bemoeit men zich niet mede, men stelt er ook geen belang in. Wie zijn kind naar de openbare school zendt, die moet daar de kwade gevolgen maar van dragen. In de over-mystieke kringen hoort men een ander geluid. Wat baten al uw Christelijke scholen God moet den mensch bekeeren. Zendt gerust uw kinderen naar de openbare school. Als het Gods tijd is, komt Hij toch. En eindelijk een derde opvatting. De openbare school moet als overheidsschool Christelijke School zijn, hervormde school zijn. Daar sturen we op aan. En zoolang dat niet het geval is, maken we gebruik van het recht, dat de wet ons geeft, om buiten de schooluren in de openbare schoolgebouwen godsdienstonderwijs te geven aan die kinderen, welker ouders dat wenschen. Die laatste opvatting schijnt niet alleen ge makkelijk. Maar ze heeft ook dat voor, dat men althans iets doet. Men komt op de openbare school en geeft daar godsdienstonderwijs. Toch zullen we dezen kant niet op mogen. Het is het kwade toelaten, opdat het goede daaruit voorkomen zou. Feitelijk laat men de school, wat ze is. Op Christianiseering van de openbare school bestaat niet de minste kans, zelfs nog afgedacht van de vraag, of het de taak der overheid kan zijn door de school het volk Christelijk te maken. Bovendien, met zijn godsdienstonderwijs bereikt men feitelijk niets. Immers het is niet voor alle leerlingen, maar alleen voor die mogen komen. Misschien zijn dat in hoofdzaak die leerlingen, die door hun ouders, omdat ze de Christianiseering van de openbare school begeeren, niet naar de Chris telijke gezonden zijn, dus kinderen uit Chris telijke gezinnen. Maar alles bijeen genomen, de openbare school blijft bij dit systeem, wat zij is. Over de begeerte der over-mystieken spreken we niet nader. Ze is geoordeeld met haar uit gangspunt. Rest de derde beschouwing. Voorop sta, dat we de openbare school niet mogen overlaten aan haar lot. Dat mogen we niet als kerk van Christus, we mogen het niet als burgers van den staat, die mede geroepen zijn invloed te oefenen op de regeering des lands. Wat zal de kerk van Christus doen Zal ze den weg van schoolcatechisatie uitgaan We meenen, dat dit ongeoorloofd is. De kerk mag zich niet begeven in een schema, dat ze ver oordeelt, ze mag zich niet aansluiten bij de organisatie van de openbare school. De kerk heeft ambtelijk te vermanen, die ouders, die nog hun kinderen naar de openbare school mochten zenden. Ze heeft voorts Evangelisatie te drijven ook onder de kinderen van de openbare school. Zij kan dat doen b.v. door te pogen Zondags school te houden in de gebouwen, waarin de openbare scholen zijn gevestigd, of in de on middellijke nabijheid daarvan, in het algemeen door zich te richten op de jeugd. En als burgers in den staat hebben we ernst te maken met het de bijzondere school regel, de openbare uitzondering. Er moet systematisch aangedrongen worden op het omzetten van openbare scholen in bijzondere. De tijden zijn daarvoor gunstig. Om allerlei redenen, die we nu hier niet kunnen bespreken, wil men bij zondere scholen stichten. De landswet maakt het gemakkelijk. We hebben dat te bevorderen. Meer én meer moeten de ouders hun taak ver staan, om zelf het schoolonderwijs van hun kinderen te verzorgen. En hoe meerderen dat verstaan, hoe minder noodzakelijk het overheids- onderwijs wordt. Het zal meer en meer ver dwijnen en daarmede de zoogenaamde neutra liteit. Hier ligt een schoone taak, die we niet uit het oog mogen verliezen. („Kb. v. N.-H.") G. RECHTS EN LINKS. Een conflict op Marken. „De Rotterdammer" schrijft Door het vertrek naar Zwammerdam van Ds. J. van Woerden is de Ned. Herv. Gemeente te Marken (Classis Edam, Ring Monnikendam) vacant gekomen en moet de Ring dus nu in de prediking voorzien. Het eiland Marken is in godsdienstig opzicht zeer behoudend. De Ned. Herv. Gemeente is er confessioneel. Onder de ringpredikanten zijn ethisch-orthodoxen en ook twee vrijzinnigen, n.l. de predikanten D. Faber van Nieuwendam, en G. J. J. Rensink van Broek in Waterland. De consulent van Marken is de ethisch-orthodoxe Ds. J. M. Vaandrager van Monnikendam. De cofessioneele krekeraad van de vacante gemeen te te Marken had aan de beide vrijzinnige ring predikanten verzocht „liever niet in de vacature te komen preeken". Ds. Faber van Nieuwendam was terstond bereid zijn vacaturebeurten te Marken af te staan, echter niet Ds. Rensink van Broek in Waterland. Nu was het j.l. Zondag alzoo de vacature beurt van Ds. Rensink en deze predikbeurt was ook, een week vooraf, vanaf den kansel af gekondigd, aanvang 10 uur. Afgeloopen week was nog een deputatie van Marken-s Kerkeraad bij Ds. Rensink op bezoek geweest, met het verzoek „nu toch de beurt niet te vervullen", maar deze vrijzinnige predikant bleek daartoe niet bereid. De Kerkeraad liet, zoo deelt Ds. Rensink zelf in het „Handelsblad" mee, op verschillende punten van het .eiland briefjes aanplakken, waarop, in strijd met de wet en met de waarheid stond: „Zondagmorgen om tien uur geen dienst. Aanvang van den dienst om 11 uur 45, spreker candidaat Van Evert, uit Den Haag. Nadat nu Ds. Rensink met de boot te Marken aankwam, werd deze predikant opgewacht door vier Kerkeraadsleden van Marken, met 't her haald verzoek, „om s.v.p. maar weer direct terug te keeren naar Broek in Waterland, de kerkdeuren zijn en blijven gesloten en er is geen dienst". En inderdaad bleek aan Ds. Rensink, bij de Herv. Kerk aangekomen, nagestaard en ge ëscorteerd door vele Markers, dat het kerk gebouw gesloten was. Dominee sprak met den veldwachter, de kerkeraad, burgemeester en politie. Tenslotte ging dominee wat praten met het publiek, dat -ten slotte toegaf, dat het billijk was geweest, eerst althans de wettige ringbeurt te doen laten vervullen. Eindelijk om kwart over elf zwichtte de Kerkeraad voor aandrang van boven en werden de kerkdeuren geopend. De koster liep echter schielijk weg en wilde de klok niet luiden. Geen nood, Ds. Rensink knapte dit zelf wel op en alzoo werden toch de kerkgangers opgeroepen. De organist kwam niet en wilde evenmin de sleutel van het orgel geven. Dan maar zonder orgel en nadat in de kerk een zestig menschen gezeten waren, kon eindelijk Ds. Rensink zijn predikatie aanvangen over „het levend geloof en het levende woord, dat niet aan oude for mules of menschelijke leeromschrijvingen ge bonden is, doch -door zijn levende kracht daar boven uit gaatOver de ziel, die meer is dan het lichaam; over den Geest, die levend maakt en vrij". En de Markers, aldus de predikant berichtgever, luisterden stil en eerbiedig naar deze nog nooit gehoorde klanken, Inmiddels is te Marken een beroep uitgebracht op candidaat F. K. van Evert. KAN DAT NU ZOO MAAR? Zooals bekend, heeft de Kerkeraad van de Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam aan Ds. P. G. de Vey Mestdagh een bui-tenlandsch verlof verleend van een half jaar, vermits deze predikant de geestelijke belangen zal gaan be hartigen van de militairen in West-Indië. Dit besluit heeft Ds. J. Hoekstra, van Ter- naard, in het „Hervormd Zondagsblad" het volgende doen schrijven „Kan dit nu zóó maar Dat een predikant uit een groote stad zes maanden verlof krijgt en dat er verder niets gebeurt. Is een onderwijzer aan een Lagere School verbonden, en wordt hij ziek of wenscht hij om eenige reden een half jaar verlof, dan moet er e'en plaatsvervanger komen. Met een leeraar van eenige middelbare onderwijsinrichting idem Zijn plaats, die hij inneemt, kan niet ledig gelaten, want het bekleeden van zijn post is_ geen sinecureGaat een dokter er een paar weken op uit, dan neemt die een plaatsver vanger. 'Stel je voor, dat een dokter er van tusschen uitgaat, zonder een plaatsvervanger aan -te stellenZelfs als een predikant als Synode-lid vier of meer weken uit zijn Gemeente is, dan moet de ring helpend -bijspringen. En een dominee uit een groote stad, waar vol gens de klachten altijd werkkrachten te wei nig zijn, gaat zes maanden met verlof Zeker, de 13 of 14 overige Rotterdamsche do minees nemen zijn preekbeurten waardat begrijpen wij heel goedMaar verder?? Wij willen niet verder vragen. Wij willen alleen maar zeggen, dat blijkbaar bij de kerk alles kan en dat dit alles is tot schade van de Kerk. Wat wij zeer betreuren." TRACTAMENTEN. „Llit de oude doos" haalt een berichtgever van de N. R. Ct. het volgende Te Amsterdam in e'en „Boek van Uit gaven" der Oude Kerk vonden wij de kwartaal- traktamenten van de personen, die een kerkelijke bediening uitoefenden in het begin der refor matie, die een eigenaardig licht werpen op het geen die heeren voor hun prestatiën genoten; waarbij natuurlijk in het oog gehouden moet worden, dat de geldswaarde in die dagen ver schilde van thans. Wij lezen o.m. Betaelt aan den Predicant Jo-anni Coch lino 50aan Gysbert die coster 12.10; Pietersz. organist 25; aan Hen'drick Pietersz. aan Gerritz. den voorsanger 6; aan Jan beyerman 6; aan Arent den blaser (dat is den torenwacster) 5 en aan Jan Dierix den houtslager 5. Het traktement van predikant en organist zal in onzen tijd wel nergens de verhouding hebben als boven aangeduid. ft LI Een wereld waarin alles gemakkelijk gaat is een kinderkamer, maar geen werkplaats voor man of vrouw. SPURGEON. j

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 9