26
BOER
KELEN
UWEN?
uierliliiigen
SosmelsdilH.
L UIT HET WOORD J
175 - Mail
aslijhrichisi's
eri j, Dirksland
|ro 63351
itendvoer
K 50 cl.
j^IT— ONDER REDACTIE VAN ^IBÊHIÊËÊBÊBK^ÊÊÊSÈIÊÊSÊÊÊKÊBÊÊË
C. WARNAER, Dirksland, Ds. 0. VAN DER WAL, Dirksiand, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
ALLERLEI
feenhouwerS)
Kipstraat 70
OLIDE MEU-
Jonkerfransstr. 72
OP ZONDAG 22 SEPT. 1929
STICHTELIJKE OVERDENKING
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
TELEF. 1005 en 19461
XUMULATOREN
ïegenouer de m
Oosterherü
t van ouds om zijn goede
s:
i het daar ook.
f 55,--
t 25,—, f 30,— en hooge|
maf8,-1
f 5,90
EEN DEKEN CADEAU
>TTERD AM, Tel. 55121
7.is. A. BOER
Rotterdam -«i
B. GOOTJES, Oude Tonge
nurder maar niet beter
Simplex Zaalmachine,
teerdere »Daideem« de
ks wendploeg, 1 Bras
modellen Aardappels
tensnijders, Bedrljfss
erblnders, Bindtouw,
apen met lichtsterkte van
irreerende prijzen.
dziekten, Bloedarmoede)
ttig gedeponeerde middelen
4TGENEESMIDDELEN
f VOOR DEN ZONDAG ~i
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
Ameide.
Middelharnis, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
der Wal van Dirksland (Doop).
Stad aan '-t Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
n.m. 2 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge.
Oude Tonge, v.m. Ds, Vlasblom.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Dekker.
Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en 's av.
leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Van Yperen.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, 's av. de heer Vetter van Lang
straat.
Ouddorp, v.m. Ds. van Ameide van Sommels-
dijk (Uniecollecte) en n.m. leesdienst.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Jansen van
Doesburg (Voorb. H. A.)
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 (voorb. H. A.) en
n.m. 2.30 uur Ds. de Lange.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. van Lummel van
Zuidland (voorb. H. A.)
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland. v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
Dinsdagavond 6.30 uur Ds. van Dijke van
Nieuw-Beijerland.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
„REPOS AILLEURS".
„ELDERS DE RUST".
(Marnix van St. Aldegonde).
Zij leden beiden, zij streden beidenten
bloede toe ook stierven zij beiden, tegelijk
den martelaarsdood één geloof, één in hope,
één in liefde, één in Christus
Guido de Brés en Peregrin de la Grange,
ziet hier hun beider namen, geschreven als zij
staan met gulden letteren in de rij der marte
laren, in het boek des levens des Lams.
Waren zij gedachtig geweest aan en geble
ven in het Vaderland waarin zij leden en stre
den, zij hadden nog den tijd om weder te keeren,
maar, neen, zij waren begeerig naar een beter,
dat is naar het -hemelsche. Daarom schaamde
zich God ook hunner niet, om hun God genaamd
te worden want Hij had hun eene stad bereid.
Door lijden tot heerlijkheid
„Mij dunkt", zoo sprak Guido met e'en blij
moedig gelaat, even voor zijn sterven, "dat
mijn geest vleugels heeft om naar den hemel te
vliegen, daar ik heden genoodigd ben ter brui
loft van mijnen Heere, den Zoon van God."
De gerechtsdienaar kwam op hem toe, nam
den hoed af en groette hem, Guido hem insge
lijks en dankte hem voor de goede tijding, die
hij hem gebracht had
En Peregrin de la Grange, Guido's vertrou
weling Volmondig sprak hij zijne medegevan
genen toe„Ik ben ter dood veroordeeld om
de leer des Zoons Gods, nu ga ik naar het
eeuwige levenwant mijn naam staat in het
Boek des Levens geschreven en kan daar niet
uitgewischt worden de genadegiften Gods zijn
onberouwelijk
Hij eischte een kleerborst 1 om zijn rok en
mantel te schuieren. „Waartoe vroeg men
hem. „Heden ben ik genoodigd tot de bruiloft
des Lams." was zijn zielsontroerend bescheid.
Want die zulke dingen zeggen, betoonen im
mers klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken.
Zij leden, zij streden, ook zij beiden, ten bloe
de toe. En de bruidegom kwam en die gereed
waren gingen met Hem in tot de bruiloft en de
deur werd gesloten.
„En hebben beleden, dat zij gasten
en vreemdelingen op de aarde waren."
Hebr. 11 vs. 13c.
a. De Staat.
b. De Weg.
c. De Toestand van de Kerke Gods.
a. De Kerk des Heeren ontving haar naam
niet van Abraham, ook niet van Izak, wél van
Jacob. De ware geloovigen toch heeten niet
Abramieten, doch Israëlieten, Waarom Omdat
de Heere met, door en voor Jacob van het begin
tot het einde worstelde en streed. Geen der
patriarchen zag dan ook zoovele en zulke kwade
dagen in zijn gansche leven als Jacob. En
tochgij hebt u vorstelijk gedragen. Llw
naam zal voortaan niet Jacob heeten, maar
Israël: gij hebt overmocht
De Kerk Gods is dus in haar wezen of staat
een vorstelijk-strijdend 'geslacht. En vraagt men
nu naar hare afkomst Van Pniël, van Jacob
worden we heengewezen naar het Paradijs, naör
Adam, den zoon van God. Daar leert men de
Kerk kennen in ons aller hondshoofd en wel in
tweeërlei staat; in de staat der rechtheid en
der slechtheid, zooals zij eens was en zoo zij
eens werd. Als gasten en vreemdelingen op
aarde toch werd'en Gods kinderen in Adam
niet geschapen, doch door en in Adams val in
moedwillige ongehoorzaamheid in overtreding
zijnde, verzond de Heere hem uit het Paradijs
om den aardbodem te bouwen, waaruit hij ge
nomen was, waarin hij wederkeeren moest.
Poen werd hij gast, toen werd hij vreem
deling op aarde. In rokken van vellen, door den
Heere Zelf gemaakt en Adam en Eva, zijne
vrouw, aangetrokken, vermits zij, ontbloot van
het beeld G(ods, zich schaamden en naakt wa
ren, zag het betraande oog terug op den blin
kenden Cherub met zijn glinsterend zwaard, den
toegang tot den boom des levens bewarend en
bewakend.
Welk een hemelsbreed verschil tusschen toen
èn thans Toen van alle schepselen in tijdsorde
de laatste, in rang de eerste, de hoogste. Alle
schepselen, zij komen op 'n enkel machtwoord
des Heeren, Adam, op en na 'n goddelijken
raadslag. To'en, onder hem de aarde, boven
hem de hemel, rondom hem de dieren en voor
hem zijn Schepper,' alles in volmaakte harmonie.
Toen, voorzeker, niet minder dan op den eersten
dag, zongen de morgensterren en juichten de
kinderen Gods Ook Adam, als een kind aan
de hand zijns Vaders, hij wandelde eens met
God en God ook met hem En thans Uit den
staat der rechtheid viel hij in dien der slecht
heid. Van een koningskind werd hij een vazal
van den vader der leugen'en', den menschen-
moordenaar van den beginne. In het zweet zijns
aanschijns verdient en eet hij zijn brood van
de aarde, die hem doornen en distelen biedt;
Eva baart hem in smarte een zondig en zon
digend kroost. Dit zal in woord en daad be
leven en belijden, dat het gast en vreemdeling
is op de aarde. En toch er zal nochtans
ingrijpend onderscheid wezen Gelijk in de na
tuur zich dag en nacht in een sterk contrast
tot elkander bewegen, zóó zal 't ook zijn in
den staat van Gods Kerke. In en uit den staat
der slechtheid zal een nieuwe dag rijzen, de
staat der genade, om eenmaal in den dag der
dagen over te gaan in dien der verheerlijking.
Wat de Heere eens sprak van Jacob: „Jacob
heb ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat", vindt
ook zijn weerklank in de beide eerste zonen
van Adam, Abel en Kaïn. Als gasten en vreem
delingen werden zij geboren, doch in een mach
tig onderscheid. Abel leerde zulks in zijn leven
weten en verstaan, Kaïn niet. Mocht de een
weenen in zijn verlorenheid en in berouw zijn
o\er zijn bedreven kwaad, de ander zong, blij
kens zijne gedragingen, het spotlied van het
Paradijs, zijn doodzang: „Laat ons eten en
drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven
wij Alzoo offerde Abel eene meerdere of
ferande dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis
gaf en door dat geloof spreekt hij nog nadat
hi; gestorven is. Zoo werd de eerste martelaar
de eerste hemeling, door de engelen hierboven
begroet. Ezau daarentegen bleef gast en vreem
deling hier beneden, hij vond de plaats des be-
rouws niet, hoewel hij die met „tranen" zocht.
b. De weg der Kerke Gods gaat hier in tra
nen. Ziet het in Jacob, in Maria, ja, in alle
kinderen Gods, die ons de Geest Gods in de
Waarheid teekent. In tranen, doch door den
Geest gewekt, zoo niet, het blijven wat zij van
nature zijnbloote, bittere druppels waters.
„Zij toch zullen komen met geween en met
smeekingen zal Ik hen voeren aan waterbeeken
in een recht'en weg, waarin zij zich niet zullen
stooten; want Ik ben Israël tot een Vader en
Ephra'im is mijn eerstgeborene." De rechte be
lijdenis voert tot haar rechte beleving. Als een
haak en een oog hooren zij bijeen en passen
zij bij en in elkander. Belijden zij, Gods kinderen,
hier gasten en vreemdelingen te zijn, het is de
Geest Gods, die hen in deze belijdenis wakker
riep in hunne verlorenheid, in hun Godsgemis
en in hun van nature vervreemd zijn van het
burgerschap Israels. Treffelijk zi'en' wij zulks ten
tijde, dat de Kerke Gods in Gosen, het slaven
huis van Pharao, een ander Bochim, toeven
moest. Tijdelijke honger had hen hierheen ge
dreven en meer dan vier eeuwen waren en
bleven zij hier gasten en vreemdelingen, totdat
een andere en betere honger naar de eeuwige
dingen, een roepen tot den Eeuwige, hen uit
den dood- zou voeren tot het leven in een weg,
dien zij niet geweten, door een pad, dat zij
niet gekend zouden hebben. Maar niet eerder
dan dat zij zwart zouden zijn van dienstbaar
heid, daar -de mensch in den weg der bekeering
bij de eerste lichtstraal van omhoog als een
drenkeling vastgrijpt aan een verbrok'en werk
verbond. Tot Zijn Israël in de verdrukking zendt
de Heere, die het van eeuwigheid met een
wakend oog beschouwt, Mozes. Deze zal ze
uit- en opvoeren. In hem vinden zij een man
Gods, maar de ervaring zal het uitwijzen, nog
geen Man uit duizend Deze zal hen aan deze
zijde van de Roode Zee doen weenen van vrees
en aan gene zijde in blijden jubelzang op de
tamboerijnen van Mirjam de verlossing doen
herd'enken en bezingen. Hoe gaarne waren zij
hier gebleven aan dezen oever van een zee, die
hen kleinood op kleinood deed aandrijven, maar
neen, ook hier: „Zeg den kinderen Israels,
dat zij voorttrekken Zij waren als gasten en
vreemdelingen in de woestijn, hun oefenschool.
Van nu aan zouden zij hun weg reizen in dorst
en donkerheid. Mara en Sinaï, beiden war'en
bitter en persten tranen. In tranen zouden zij
zaaien, met gejuich eens maaien, dan, wanneer
zij door Mozes' dood heen op Jozua zouden
zien. Ook hier geen blijvende stad. Hier zouden
zij leeren, dat, al wie Sinaï aanraken zou, ster
ven ging, zelfs de allerreinst gewasschene pries
ter, om daarna van Jozua een goed gerucht te
mogen hooren van een land, vloeiende van melk
en honig, het land, het leven van Immanuël.
.Want zoovelen als Hem hebben aangeraakt,
die werden genezen". Door den dood tot het
leven, Hallelujah
-c. En vraagt men nu naar den toestand van
Gods Kerke hier op aarde
Antwoord: „In de wereld zult gij verdrukking
hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de
wereld overwonnen." Dit woord geldt de rechte
gasten 'en vreemdelingen, die in tweeërlei we
reld, uit- en inwendig, mogen leven. Zij, Gods
kinderen, zijn een afgezonderd volk, gelijk de
Heere Jacob, Zijn Israël, ja, alle Zijne kin
deren alleen doet wonen. Zij hebben hun eigen
taal. Wie toch kan er tegelijk klagen en roemen,
weenen en lachen, rijk en arm zijn, sterven en
nochtans leven Dit i-s de paradox voor het
geslacht van Kaïn, van Ezau. „In God het al,
in het schepsel niet", dit toch komt in het hart
van den sterveling niet op, tenzij de Heere het
hem leert. Hier dragen zij het roode bloedkleed
van spot, het schapenvel van verachting. Hier
gaan zij door eer en oneer, door kwaad en goed
gerucht. Was dit eens het deel van den meer
deren Jozua, die kwam om te zoeken en te
zaligen wat verloren was, alzoo de eere Zijns
Vaders herstellende, hun Hoofd, wat zal dan
het lichaam, dat nog gast en vreemdeling is,
te wachten staanZalig, die hongeren en dors
ten (hier in de woestijn) naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden. Bij stukjes
en brokjes, met een klein beginsel, als honde
kens aan 's Heeren voeten. Het manna wordt
alleen gegeven aan en gegeten door hen, die
uit Egypte geroepen zijn; in dezen weg volgt
ook de Steenrots het volk en de Steenrots was
immers Christus
Zalig, driewerf zalig dan, hier recht gast en
vreemdeling te zijn, belijdende en belevende met
den dichter in 's Heeren Geest: „De Heere be
waart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en
de weduwe staande; maar der goddeloozen weg
keert Hij om. De Heere zal in eeuwigheid
rtgeeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot
geslacht. Hallelujah
N. T. Ds. A. D.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
LIX.
Ds. DE VOOGHT.
1789-1795/1801.
Toen de winter voorbij was beriep de Ker-
keraad op 12 Maart 1789 Ds. P. Paassen de
Heer, die echter bedankte.
De tweede maal was men gelukkiger, door
dat Ds. Adr. de Vooght, 5 Mei beroepen, pro
ponent in de Classis Dordrecht, tot ons over
kwam. Hij werd geëxamineerd door Ds. Luining
van Ooltgensplaat en deed 27 September 1789
zijn intrede met Zefanja 3 vs. 20: „Gewisselijk
zal ik tot d'eri volke een reijne spraak wenden,
opdat zij alle den naam des Heeren aanroepen
en Hem dienen met een eenparigen schouder."
Door de aanwezigheid van dezen nieuwen
predikant was men aldra de reizen naar Schel
linkhout, Filipsland, Ouwerkerk en Rijsoord
vergeten, alsmede de steeds hooge kosten.
De eerste jaren verliepen rustig, terwijl Ds.
de Vooght weinig aanteekende. In 1792 legde
Anthony van Weel het ambt van School
meester neer en werd opgevolgd door zijn zoon
Johannes van W|eel, alzoo de vierde afstam
meling in dit geslacht. Tegelijk werd het school
huis terdege vernieuwd.
De vader. A, van Weel, kocht e'en jaar later
van de diakonie de tuin, (door ons in 1777
gekocht) gelegen aan het einde van de Voor
straat, terwijl hij voorts een werkzaam aandeel
ir. gemeentezaken zou hebben, daartoe ruim
schoots in de gelegenheid, nu hij van de jeugd
ontslagen was.
In 1791 stonden op het dorp vele bouwvallige
huisjes, o.a. ook van de diakonie, en om hooge
kosten te ontgaan, besloot men tot verkoop van
twee perceeltjes, die opbrachten 110.— en
135.—, waaruit wel de geringe waarde blijkt.
Tevens vermaakte de familie Frater aan de
diakonie weer zoo'n dergelijk huisje, gelegen
aan het einde van de Voorstraat, zoodat we
wederom een „huis" rijker waren.
Tegelijk blijkt, dat wij het proces met Oolt
gensplaat over het Weeshuis verloren hebben,
daar wij nog al wat kosten moesten vergoeden
voor verpleegden.
De dokter die, op het dorp ziekenpraktijk
voor de armen waarnam, ging een vierjarig
contract aan met den Kerkeraad tegen zestig
gulden per jaar, waarvoor hij een acte op
maakte, en aparte kosten zich voorbehield voor
hand-, arm -en beenbreuken, en bijzondere ge-
vaUen.
Deze bijzondere gevallen deden zich ook voor
met verpleegden onzer diakonie te Ooltgens
plaat, waar veel kosten aan besteed werden,
doch hetgeen bij afrekening weer herrie ver
oorzaakte.
Toch liet men deze zaakjes varen, aangezien
er andere dingen op til en reeds lang aan
het broeien waren. Het betreft hier DE
FRANSCHE REVOLUTIE, die zich ook in
ons vaderland deed gevoelen, en in Den Bommel
e'en jarenlange ellende teweeg bracht.
Ons volk was al een tiental jaren verdeeld
in Patriotten en Prinsgezinden. Ook in Den
Bommel
Een der kwesties was, oud of nieuw bestuur,
het bewind van Oranje of der Franschen.
Merkwaardig is de notulen van 1 Maart 1793,
waaruit het Oranjegezinde hart van Ds. de
Vooght spreekt
Notulen der Kerkeraadsvergadering van
1 Maart 1793.
Op den 1 Maart 1793 werd de vergadering
door den gebeden geopend.
Deze Acten is (op-) gesteld in die haggelijke
gelec/enheid, toen de Franschen met de zo
genaamde Bataven voor de Willemstad lagen
ten einde dezelve te beoorlogen.
De gezamentlijke broeders in onze Consis
torie tegenwoordig, stellen onze Predicant
Adriaan de Vooght vrij van alle ónhijlen in
opzigte der Kerke- en Diakoniekasse en kiste,
Welke aan evengemelde Ds. Adriaan de
Vooght, deszelfs huys of Pastorie staat, en
aldaar geplaatst is, niet alleen nu, maar ook
voor 't toekomende. En indien het mogt komen
te gebeuren, dat den bloeddorstige Fransch-
man, gemelde Kerk- en Diakoniekisten, of
uitgewekene Patriotten, of wie het ook zijn
mogt, bij gemelde predicant mogt komen te
besteelen, of te berooven, dat dan de onder-
geteekende Kerkmeester, ouderlingen en Dia
konen, voor dezelve Kerk en Diakonie kist
denzelven onverantwoordelijk stellen, en dus
hem van alle schade en lasten bevrijden, het
geen wij met onze onderteekening bekragtigen.
w.g. Pieter Menheer, Kerkmeester.
Corn, van der Eist
Leendert Slis ouderlingen.
Leendert W. Braber
Daniel van der Meii
Ary van Loon diak°ne"'
De laatste notulen van Ds. de Vooght zijn
van 10 April 1795, die geen bijzonders be
helzen. Uit andere stukken is bekend, dat hij
van den predikstoel waarschuwde tegen de
Franschen, vurig aanhanger was' van het Oranje
huis, betreurende dat de Prins 18 Januari 1795
met zijn gezin ons land moest verlaten.
Om deze redenen werd hij bij politieke dis
positie van 19 Juni 1795 geschorst; zes jaren
woonde hij in de pastorie zonder dienst te ver
richten, werd in 1801 wel niet afgezet, maar
verbannen en verliet ons dorp.
Dit echter zij hier slechts terloops opgemerkt,
daar de kerkgeschiedenis van het Fransche
tijdvak 17951813 een, zelfstandig geheel is,
waaruit wij het wel en wee onzer voorzaten
nauwkeurig hopen weer te geven.
MB
MIDDELHARNIS. De heer D. Braber heeft
zijn benoeming als Ouderling in de Ned. Herv.
Kerk alhier aangenomen.
DIRKSLAND. De in de kerk der Geref.
Gemeente alhier gehouden collecte voor pre-
dikants weduwen en weezen en emeritus-pre
dikanten bracht 288.— op.
DE OPENBARE SCHOOL.
We hebben in Nederland nog altijd het vraag
stuk van de openbare school. Onze strijd voor
de bijzondere school heeft dat vraagstuk in
onzen kring naar den achtergrond gedrongen
Maar het vraagstuk is er. En vooral nu de
bijzondere school rechtsgelijkheid kreeg, zullen
we ons aan de oplossing van het probleem van
de openbare school niet kunnen onttrekken.
Dat vraagstuk heeft vele zijden.
Een politieke. Kan het toegelaten worden,
dat de Overheid nog altijd onderwijs geeft
Meer nog, kan het toegelaten worden, dat de
overheid neutraal, dat is godsdienstloos, d.w.z.
tegen Gods Woord ingaand onderwijs geeft
Maar er is ook een kerkelijke zijde, wil men
een Evangelisatie zijde, wat doen we voor de
kinderen, die de openbare school bezoeken, hoe
bereiken we hen met het Evangelie
Misschien is er nog een derde vraag van ge
mengd politiek karakter: wat moeten we doen
met onze kinderen, op die plaatsen, waar zoo
weinig Protestantsch Christelijke gezinnen wo
nen, dat geen Christelijke school kan worden
gesticht
Maar deze laatste vraag heeft niet zooveel
practische beteekenis en we laten haar daarom,
ook al is ze een zeer moeilijke voor wie er voor
gesteld wordt, voor hedën rusten.
Er zijn menschen, die met de openbare school
spoedig klaar zijn. Men vindt ze in drie soorten.
Onder ons zijn er, die de openbare school laten
voor wat ze is. Daar bemoeit men zich niet
mede, men stelt er ook geen belang in. Wie zijn
kind naar de openbare school zendt, die moet
daar de kwade gevolgen maar van dragen.
In de over-mystieke kringen hoort men een
ander geluid. Wat baten al uw Christelijke
scholen God moet den mensch bekeeren. Zendt
gerust uw kinderen naar de openbare school.
Als het Gods tijd is, komt Hij toch.
En eindelijk een derde opvatting. De openbare
school moet als overheidsschool Christelijke
School zijn, hervormde school zijn. Daar sturen
we op aan. En zoolang dat niet het geval is,
maken we gebruik van het recht, dat de wet ons
geeft, om buiten de schooluren in de openbare
schoolgebouwen godsdienstonderwijs te geven
aan die kinderen, welker ouders dat wenschen.
Die laatste opvatting schijnt niet alleen ge
makkelijk. Maar ze heeft ook dat voor, dat men
althans iets doet. Men komt op de openbare
school en geeft daar godsdienstonderwijs.
Toch zullen we dezen kant niet op mogen.
Het is het kwade toelaten, opdat het goede
daaruit voorkomen zou. Feitelijk laat men de
school, wat ze is. Op Christianiseering van de
openbare school bestaat niet de minste kans,
zelfs nog afgedacht van de vraag, of het de
taak der overheid kan zijn door de school het
volk Christelijk te maken. Bovendien, met zijn
godsdienstonderwijs bereikt men feitelijk niets.
Immers het is niet voor alle leerlingen, maar
alleen voor die mogen komen. Misschien zijn
dat in hoofdzaak die leerlingen, die door hun
ouders, omdat ze de Christianiseering van de
openbare school begeeren, niet naar de Chris
telijke gezonden zijn, dus kinderen uit Chris
telijke gezinnen. Maar alles bijeen genomen, de
openbare school blijft bij dit systeem, wat zij is.
Over de begeerte der over-mystieken spreken
we niet nader. Ze is geoordeeld met haar uit
gangspunt.
Rest de derde beschouwing.
Voorop sta, dat we de openbare school niet
mogen overlaten aan haar lot. Dat mogen we
niet als kerk van Christus, we mogen het niet
als burgers van den staat, die mede geroepen
zijn invloed te oefenen op de regeering des
lands.
Wat zal de kerk van Christus doen Zal ze
den weg van schoolcatechisatie uitgaan We
meenen, dat dit ongeoorloofd is. De kerk mag
zich niet begeven in een schema, dat ze ver
oordeelt, ze mag zich niet aansluiten bij de
organisatie van de openbare school. De kerk
heeft ambtelijk te vermanen, die ouders, die nog
hun kinderen naar de openbare school mochten
zenden. Ze heeft voorts Evangelisatie te drijven
ook onder de kinderen van de openbare school.
Zij kan dat doen b.v. door te pogen Zondags
school te houden in de gebouwen, waarin de
openbare scholen zijn gevestigd, of in de on
middellijke nabijheid daarvan, in het algemeen
door zich te richten op de jeugd.
En als burgers in den staat hebben we ernst
te maken met het de bijzondere school regel,
de openbare uitzondering. Er moet systematisch
aangedrongen worden op het omzetten van
openbare scholen in bijzondere. De tijden zijn
daarvoor gunstig. Om allerlei redenen, die we
nu hier niet kunnen bespreken, wil men bij
zondere scholen stichten. De landswet maakt het
gemakkelijk. We hebben dat te bevorderen.
Meer én meer moeten de ouders hun taak ver
staan, om zelf het schoolonderwijs van hun
kinderen te verzorgen. En hoe meerderen dat
verstaan, hoe minder noodzakelijk het overheids-
onderwijs wordt. Het zal meer en meer ver
dwijnen en daarmede de zoogenaamde neutra
liteit.
Hier ligt een schoone taak, die we niet uit
het oog mogen verliezen.
(„Kb. v. N.-H.")
G.
RECHTS EN LINKS.
Een conflict op Marken.
„De Rotterdammer" schrijft
Door het vertrek naar Zwammerdam van
Ds. J. van Woerden is de Ned. Herv. Gemeente
te Marken (Classis Edam, Ring Monnikendam)
vacant gekomen en moet de Ring dus nu in
de prediking voorzien.
Het eiland Marken is in godsdienstig opzicht
zeer behoudend. De Ned. Herv. Gemeente is
er confessioneel. Onder de ringpredikanten zijn
ethisch-orthodoxen en ook twee vrijzinnigen, n.l.
de predikanten D. Faber van Nieuwendam, en
G. J. J. Rensink van Broek in Waterland. De
consulent van Marken is de ethisch-orthodoxe
Ds. J. M. Vaandrager van Monnikendam. De
cofessioneele krekeraad van de vacante gemeen
te te Marken had aan de beide vrijzinnige ring
predikanten verzocht „liever niet in de vacature
te komen preeken". Ds. Faber van Nieuwendam
was terstond bereid zijn vacaturebeurten te
Marken af te staan, echter niet Ds. Rensink
van Broek in Waterland.
Nu was het j.l. Zondag alzoo de vacature
beurt van Ds. Rensink en deze predikbeurt was
ook, een week vooraf, vanaf den kansel af
gekondigd, aanvang 10 uur. Afgeloopen week
was nog een deputatie van Marken-s Kerkeraad
bij Ds. Rensink op bezoek geweest, met het
verzoek „nu toch de beurt niet te vervullen",
maar deze vrijzinnige predikant bleek daartoe
niet bereid.
De Kerkeraad liet, zoo deelt Ds. Rensink
zelf in het „Handelsblad" mee, op verschillende
punten van het .eiland briefjes aanplakken,
waarop, in strijd met de wet en met de waarheid
stond: „Zondagmorgen om tien uur geen dienst.
Aanvang van den dienst om 11 uur 45, spreker
candidaat Van Evert, uit Den Haag.
Nadat nu Ds. Rensink met de boot te Marken
aankwam, werd deze predikant opgewacht door
vier Kerkeraadsleden van Marken, met 't her
haald verzoek, „om s.v.p. maar weer direct
terug te keeren naar Broek in Waterland, de
kerkdeuren zijn en blijven gesloten en er is
geen dienst".
En inderdaad bleek aan Ds. Rensink, bij
de Herv. Kerk aangekomen, nagestaard en ge
ëscorteerd door vele Markers, dat het kerk
gebouw gesloten was. Dominee sprak met den
veldwachter, de kerkeraad, burgemeester en
politie. Tenslotte ging dominee wat praten met
het publiek, dat -ten slotte toegaf, dat het billijk
was geweest, eerst althans de wettige ringbeurt
te doen laten vervullen.
Eindelijk om kwart over elf zwichtte de
Kerkeraad voor aandrang van boven en werden
de kerkdeuren geopend. De koster liep echter
schielijk weg en wilde de klok niet luiden. Geen
nood, Ds. Rensink knapte dit zelf wel op en
alzoo werden toch de kerkgangers opgeroepen.
De organist kwam niet en wilde evenmin de
sleutel van het orgel geven. Dan maar zonder
orgel en nadat in de kerk een zestig menschen
gezeten waren, kon eindelijk Ds. Rensink zijn
predikatie aanvangen over „het levend geloof
en het levende woord, dat niet aan oude for
mules of menschelijke leeromschrijvingen ge
bonden is, doch -door zijn levende kracht daar
boven uit gaatOver de ziel, die meer is dan
het lichaam; over den Geest, die levend maakt
en vrij". En de Markers, aldus de predikant
berichtgever, luisterden stil en eerbiedig naar
deze nog nooit gehoorde klanken,
Inmiddels is te Marken een beroep uitgebracht
op candidaat F. K. van Evert.
KAN DAT NU ZOO MAAR?
Zooals bekend, heeft de Kerkeraad van de
Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam aan
Ds. P. G. de Vey Mestdagh een bui-tenlandsch
verlof verleend van een half jaar, vermits deze
predikant de geestelijke belangen zal gaan be
hartigen van de militairen in West-Indië.
Dit besluit heeft Ds. J. Hoekstra, van Ter-
naard, in het „Hervormd Zondagsblad" het
volgende doen schrijven
„Kan dit nu zóó maar Dat een predikant
uit een groote stad zes maanden verlof krijgt
en dat er verder niets gebeurt. Is een
onderwijzer aan een Lagere School verbonden,
en wordt hij ziek of wenscht hij om eenige
reden een half jaar verlof, dan moet er e'en
plaatsvervanger komen. Met een leeraar van
eenige middelbare onderwijsinrichting idem
Zijn plaats, die hij inneemt, kan niet ledig
gelaten, want het bekleeden van zijn post is_
geen sinecureGaat een dokter er een paar
weken op uit, dan neemt die een plaatsver
vanger. 'Stel je voor, dat een dokter er van
tusschen uitgaat, zonder een plaatsvervanger
aan -te stellenZelfs als een predikant als
Synode-lid vier of meer weken uit zijn Gemeente
is, dan moet de ring helpend -bijspringen. En
een dominee uit een groote stad, waar vol
gens de klachten altijd werkkrachten te wei
nig zijn, gaat zes maanden met verlof
Zeker, de 13 of 14 overige Rotterdamsche do
minees nemen zijn preekbeurten waardat
begrijpen wij heel goedMaar verder??
Wij willen niet verder vragen. Wij willen alleen
maar zeggen, dat blijkbaar bij de kerk alles
kan en dat dit alles is tot schade van de Kerk.
Wat wij zeer betreuren."
TRACTAMENTEN.
„Llit de oude doos" haalt een berichtgever
van de N. R. Ct. het volgende
Te Amsterdam in e'en „Boek van Uit
gaven" der Oude Kerk vonden wij de kwartaal-
traktamenten van de personen, die een kerkelijke
bediening uitoefenden in het begin der refor
matie, die een eigenaardig licht werpen op het
geen die heeren voor hun prestatiën genoten;
waarbij natuurlijk in het oog gehouden moet
worden, dat de geldswaarde in die dagen ver
schilde van thans. Wij lezen o.m. Betaelt aan
den Predicant Jo-anni Coch lino 50aan
Gysbert die coster 12.10; Pietersz. organist
25; aan Hen'drick Pietersz. aan Gerritz. den
voorsanger 6; aan Jan beyerman 6; aan
Arent den blaser (dat is den torenwacster)
5 en aan Jan Dierix den houtslager 5. Het
traktement van predikant en organist zal in
onzen tijd wel nergens de verhouding hebben
als boven aangeduid.
ft LI
Een wereld waarin alles gemakkelijk gaat is
een kinderkamer, maar geen werkplaats voor
man of vrouw.
SPURGEON.
j