EHJES Antirevolutionair Orgaan leruen ZODSI 1 STER-TABAK voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES VEN? No. 3574 ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1929 44STE JAARGANG Middel- lieden. EERSTE BLAD. ewijk meisdijk Op den Uitkijk. !;i ouden i t i e. .INGEN ursus zal plaats >29, des avonds Middelharnis. or Timmerlieden, rs op Maandag-, t 8 uur. 'ebruari 1930. op de Ambachts- bereikt, kunnen ij de inschrijving tten). tuur, EN, Directeur. Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Slechts één Openbaring Gods. m or KERN, Ring H. BRABER J. KALLE A. SNIJDER EESTEREN MOOIJ Kzn. v. D. VALK AN ZANTEN N ZONEN CAMPFENS KEMPEN Lz. HoewKjk irolen alle Ie] scholen. DE MEU- A. BOER erdam -mt pstraat 70 Overal verseh Ingezonden Stukken. lzaad f 23—25. geel erlijnzaad 20—22, zaad 22—24, alles J AARDAPPELEN :mber. Heden waren als volgtBrielsche Zeeuwsche blauwe -1,70, bonte f 2,70 70—2 Westl. school» :erstelingen 4—5 c., wpitters 5—6 c., alles ïvoer, kalme vraag. >t. (Opgaaf van de 30 kg. biauw schoon oil. geel f 1,15-1,30 Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,— b| vooruitbetaling» BUITENLAND b| vooruitbetaling-f 8.50 per |aar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing» Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zf beslaan» Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, in 4 dagen, at weer thuis. ddeien juds om zijn goede ar ook. f 55,— f 30,— en hooger f 8,— f 5,90 EKEN CADEAU LD AM, Tel. 55121 Y, „Dat spreekt", zegt ge. Ja, stellig, 't ls alleen zoo te bejammeren, dat men „in theorie" de waarheid van de ééne openbaring Gods hul digt, maar in de p r a k t ij k aan heel wat andere openbaringen zijn wie rook plengt. tn zie, hieraan is de waarachtige belijdenis te kennen, dat men de levenspraktijk haar die belijdenis reguleert. Dat be hoort men ook te doen en wèlbewust in het stuk van de ééne openba- .ring G o d s. Al uw kennisse Gods en O w zelfkennis berust op die ééne openbaring en op niets anders. Tot de Wet en tot de Getuigenis! Of wilt ge hier wellicht iets plaatsen naast die Wet en dat Getuigenis „De Geest", zegt ge, „de Geest". Ge bedoelt den Heiligen Geest en Diens werk. Hoe komt ge aan de kennis van dien H. Geest 1 Buiten die ééne openbaring om 1 Of zijt ge niet van overtuiging, dat ge den Persoon des H. Geestes alleen kent uit die ééne openbaring en daardoor alleen En Diens werkingen Zijt ge wellicht ge woon uw inwendig zieleleven en wat daarin omgaat zelve te beoordeelen, met uw eigen bedorven verstand en gemoed Is de maatstaf, die ge aan legt bij al uw zielsbewegingen wellicht uw eigen rede en wijzigt die maat- Cstaf zich daarom misschien zoo gemak kelijk Beoordeelt ge zelf naar eigen keus en merk en al wat er binnen en buiten u gebeurt Bestempelt ge z e 1 f, al naar het gevalt, geestelijke werkin gen als van Gods Geest dan wel van Satan Maar hebt ge dan zelf als ge tenminste den Heere ernstig zoekt nog nooit opgemerkt, dat ge op zand grond bouwt? Dat ge in u zelf, in den zondigen, van God afge vallen mensch, in den dwaal- zieke, een vastigheid hebt ge zocht, die ge daar nooit vinden zult en dus ook niet zoeken moogt Dat ge op Remonstrantsche wijze bezig zijt een grondje in u z e 1 f te zoeken Ge moet terug tot de W e t en tot de Getuigenis! En al wat binnen u of ook buiten u plaats grijpt, moet ge ter toetse leggen aan de H. Schrift. Dat is de e e n i g e, de eeuwige, onveranderlijke maatstaf. En als soms Gods werk in u berust op allerlei overwegingen van u buiten dat Woord van God om; op wie weet wat „vrome" overwegingen, er varingen en gebeurtenissen, diens vroomheid behoort eerst nog de keur van Gods heilig Woord aangelegd. Dat Woord alleen stempelt vroomheid tot echt of valsch. Niets en niemand anders! En als het werk van God den Heiligen Geest in uw ziel soms a f w ij k t van wat die zelfde God de Heilige Geest één maal en voorgoed openbaarde H de Heilige Schrift, dan is daarmee het bewijs geleverd, dat het werk des Geestes in u fantasie is; vrucht van uw eigen inbeelding. Uw vroomheid is dan op een zijpad dool geraakt. De heirweg van Gods ge openbaarde waarheid is dan verlaten en zoo is alle grens weggenomen voor alle mogelijke en onmogelijke gees- teljjke s p\e cju ljat ie s. JDe vaste grond, waarop alleen gebouwd worden kan, voor n en voor de toekomst is de rots van Gods W oord. Zijn beloften zijn j a en a m e n. Dat Woord van den waarachtigen God, die niet liegen kan, is alleen betrouwbaar. 2 Alle redeneeringen van menschen, hoe vroom en godzalig in opzet ook, zijn alle redeneeringen en overleggin gen van menschen, d.w.z. van zonda ren, die w 1 liegen kunnen, die het ook doen. Den waarborg van waarachtigheid hebben zij niet. Alleen het eenmaal gegeven WoordGods bezit dien waarborg. Daarom moet al uw redeneeren den toets der Heilige Schrift kun nen doorstaan. Al uw overleggingen, al uw handelingen, al uw gedachten, ook uw invallende gedachten, staan niet boven, zelfs niet naast, maar beneden den Rechter, die spreekt in Zijn Woord. Niet genoeg kan daarom worden herhaald: Tot de Wet en de Ge tuigenis! Anders geen dage raad! Geendageraad! Dat geldt ook van uw doolgeraakte vroomheid, chris ten Ge moet terug Niet langer een grondje zoeken in u zelf. Want al zegt ge het nóg zoo somber en drei gend, broeder, dat de mensch dood is door de zonden en misdaden, ge b e- leeft deze belijdenis niet; ge zoekt het merk van waarachtige vroomheid in uzelf en daarin zijt ge ontegen zeggelijk Remonstrantsch! En in dien zin heeft ook uw vroomheid indien zij zich niet van haar dwaalweg bekeert geen dageraad Ook in dit stuk past den vrome ern stig zelf onderzoek. Het zelfonder zoek is tóch zoo uiterst belangrijk. Het is den mensch eigen met koninklijke heerschappij over anderen vonnis te vellen. En dat vonnis ge hebt er zeker toch wel eens op gelet be rust in de meeste gevallen niet op Schriftgegevens. En toch, dat vonnis alleen is voor Gods rechter stoel bestaanbaar. Ge mist het recht een ander vonnis te vellen. Ge vindt dat niet in orde en dat is er gerlijk en volgens u deugt dat niet en dit niet en bij die en die kan dat en dit er maar mee door en de volgende vat het ook al zoo licht op. Hoe g ij het vindt, broeder, is geen maatstaf Er is maar één openbaring Gods, die u n m ij geldt. M ij n vroomheid moet niet getoetst aan u w vroomheid; maar uw en m ij n vroomheid moeten b e i- d e te land komen onder den toets der Heilige Schriftuur. Dat zal oordeelen en n i e t ik over u, nóch gij over mij Wat g ij ergerlijk vindt, is evenmin maatstaf voor een ander, van wie ge eischt, dat h ij zal oordeelen als gij Tot de W e t en tot de G e t u i g e n i s broeder Vóór we op den rechterstoel gaan zitten, laten we allen ons voor dien Rechterstoel plaatsen en laat daar ieder aanhooren eigen vonnis en laat ons dan de lust in ons binnenste, zelf op dien stoel plaats te nemen, dooden Niet ik op dien Rechterstoel; niet g ij daarop Maar de levende God, die Zich volkomen openbaarde in Zijn Woord Laat ons voor dien Rechter het hoofd ontblooten en in diepen deemoed onze zondige zielen onderwerpen aan z ij n vonnis; zoodat ge om g e na d e leert roepen, uw absolute on macht gevoelend, opdat ook gij g e- ho 1 p e n wordt ter bekwamer tijd. Vrome zielen, richt uw leven naar het W oord van den God des hemels en der aarde, die aan ons menschen- kinderen slechts één openba ring gaf Anders geen dageraad De „derde Dinsdag in September" Iedere Nederlander, en zeker ieder Hagenaar weet wat dit zeggen wil Kortweg spreekt de Hagenaar van „de Staten- Generaal" en ieder stadgenoot weet wat hij dan bedoelt. Die openingszitting is altijd iets moois, het heeft iets Vorstelijks, iets groots. Dit jaar is het juist 25 jaar geleden, dat deze plechtigheid voor het eerst plaats had in de Grafelijke zalen op het Binnenhof. Een stroom van menschen tracht altijd iets van deze plechtigheid te zien. Honderden bij honderden kijklustigen verza melen zich op en bij het Binnenhof om er van te genieten. En het is ook wel de moeite van het wachten waard. Toch is het niet meer wat het vóór negentien honderd en veertien was. De Vorstelijke stoet is in dit rampjaar sterk ingekrompen en sedert heeft men deze plechtig- heid sober gehouden. Maar hei; aantrekkelijkste bleef: dat is de „gouden koets" Met acht paarden bespannen, vormt dit rijtuig voor het wachend en rijkhalzend publiek de clou van de heele plechtigheid en trekt het meer de aandacht dan de Troonrede zelve Wanneer die koets ev'en voor één uur voor het Grafelijke slot stil houdt, stappen de Vor stelijke Personen onder de toonen van het al oude „Wilhelmus", gespeeld door de Militaire Kapel, uit en schrijden door een eerewacht van Grenadiers en Jagers, die met het Regiments vaandel ter weerszijden opgesteld zijn, naar binnen. Tegelijk weerklinkt het eerste-minuut schot uit de in het Malieveld opgestelde bat terij van vier monden, en binnen weinige mi nuten is de plechtigheid afgeloopen. Eigenaardig, dat deze plechtigheid telken jare weer zooveel belangstelling trekt en dat niet alle'en van de Hagenaars, die hun kantooruren verzuimen zonder dat iemand het hun kwalijk neemt: ,,'t is immers een feestdag" maar ook van buitenmenschen. Een onzer dagbladen schreef er van deze week: „De Staten-Generaal" is toch altijd weer een echt Haagsch feest. De Hagenaars worden nooit moe naar de feestelijken optocht te kijken, ook al moeten zij er nog zooveel geduld voor over hebben om zich een plaats vooraan den weg te veroveren. En ook voor mensch'en van buiten oefent de openingsplechtigheid een altijd weer even sterke aantrekkingskracht uit. Wie daaraan mocht twijfelen, ga naar de stations. Hij zal tientallen, honderden vreedzame groepjes zien aankomen, die, kleeding en pakje proviand dat zij meedragen wijzen het ontwijfelbaar uit, zich naar Den Haag opgemaakt hebben om den stoet te zi'en en dan na afloop verder ge- noegelijk in de stad en op Scheveningen door te brengen. Vooral de spoor brengt velen van deze feestgangers aan, zeker wel voor het mee- rendeel uit Rotterdam. En het begint al vroeg, om negen uur komen er al velen binnen, maar het duurt den heelen ochtend door." Bij het volk wil zulk een plechtigheid er wel in. Vorstelijke praal was altijd aantrekkelijk. En waarom zou men dat ook niet hebben Het politieke leven is van zich zelf koel en nuchter en dor en droog genoeg; zoo eens in het jaar mag er wel wat zwier bij komen. De Socialisten denken daar anders over, of liever: zij hebben daar vroeger wel anders over gedacht. Er is een tijd geweest, en het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de roode heeren weigerden de openingszitting van de Staten-Ge neraal bij te wonen. Ik geloof niet, dat zij be zwaar hadden tegen den pracht 'en' de praal, die bij die gelegenheid ten toon gespreid wordt, want hun collega's in Duitschland doen in weel- devertoon bij dergelijke gelegenheden voor ons niet onder, en dat zal in andere landen, waar zij wat in de melk te brokkelen hebben, wel precies zoo zijn. Het groote verschil was maar, dat ons Hoofd van Staat geen president is, maar een Vorste lijk Persoon. Dat stuitte de heeren tegen de borst. Toch is er in de laatste jaren verandering in hun houding gekom'en'. Eerst trokken ze nog wel niet mee op in den stoet van Kamerleden, maar door de vensters op het Binnenhof gluur den toch verscheidene roode heeren naar buiten en rekten hun halzen om niets van de plechtig heid te missen. Thans doen ze echter al een stapje verder en nemen de meesten hun plaatsen onder de Kamerleden in de Ridderzaal in, heel gewoon, alsof het nooit anders geweest is. In de vergaderingen van de sociaal-democra tische partij is hierover meermalen gesproken en verscheidene moties van afdeelingen uit alle streken van het land spraken uit, dat men in de partij de houding der Kamerleden niet kon goedkeuren. Maar natuurlijk, de heeren leiders zetten door. Het past geheel in de ontwikkelingsgang van het socialisme, dat van een oproerige tot een burgerlijke partij is uitgegroeid. Wel heeft b.v. Kleerekooper in het socialis tisch dagblad „Het Volk" meermalen den spot gedreven met de plechtige openingszitting en trachtte hij zijn lezers aan het lachen te brengen als hij het in zijn „Oproerige Krabbels" had over het „hoerareeren" van den heer Duymaer van Twist, nadat de Koningin de Troonrede had uitgesproken, maar dat alles neemt niet weg, dat uit de geheele houding van de S.D.A.P. bleek, dat zij ook op dit punt radicaal van zienswijze is veranderd En we hebben er vrede mee, hoe burgerlijker ÜCHTEÖÊUWGE ROOKTABAK ROOKSTER THEOOORUS NIEMEIDER GRONINGEN de S.D.A.P. wordt, hoe liever het ons zal zijn. Revolutie brengt een volk niet verder, zeker niet in een land als het onze Al moge dan voor het volk, dat Den Haag gaat bezoeken met het doel iets van de openings plechtigheid te zien dit het voornaamste zijn, voor het politieke leven blijft de Troonrede hoofdzaak. Toch wachte men zich, wel dit Staatsstuk grooter gewicht toe te kennen, dan het inder daad verdient. Wie meent, dat de Troonrede klaar en helder voor oogen stelt wat we van de eerstkomende parlementaire periode te wachten zullen hebben, vergist zich licht. Wel worden doorgaans enkele algemeene lijnen uitgestippeld en worden er soms enkele wetsontwerpen aangekondigd, maar positief is de Troonrede meestal niet. Daaruit is ook te verklaren het feit, dat de beschouwingen over dit Staatsstuk altijd zoo uiteen loopen, zelfs van geestverwante bladen. Ook dit jaar frappeert dat weer. Zoo zegt, om enkele voorbeelden te noemen, „De Tijd": „De Troonrede is rijk aan beloften," maar de „N. R. Ct." zegt: „De Troonrede is een leeg stuk „Het Huisgezin" hoort in de Troonrede: „Een stevig geluid", maar het „Va derland" vindt het een stuk van „bedenkele vaagheid". „Het Centrum" acht de Troonrede in „optimistischen toon gesteld" en de „Volks krant leest er de aankondiging in van „belang rijke sociale maatregelen", maar „Het Volk" vindt het staatsstuk „een mager ezeltje" „De Rotterdammer" gelooft dat het „een vruchtbare periode kan worden", maar „De Residentie bode" ziet er de profetie in van „gematigde politiek" en „De Telegraaf" vindt de Troon rede een „gematigd program". Het zou niet moeilijk zijn zoo nog een poosje door te gaan. Er blijkt uit, dat men met dit Staatsstuk alle kanten uit kan, 'en er genoeg ruimte in geboden wordt om het naar eigen goedvinden te inter preteeren, waarvan de verschillende partijen dan ook een gretig gebruik maken Positief geluid wordt er zelden in beluisterd, en naar mijn meening kenmerkt dit vooral de Troonrede van dit jaar. Wat natuurlijk een gevolg is van de politieke omstandigheden. Het heeft niet mogen gelukken om een flink parlementair Kabinet samen te stellen, daartoe bleek er te weinig eensgezindheid onder de groote partijen in de Kamer. Vanzelf komt dit thans tot uitdrukking in de Troonrede en straks zal het ongetwijfeld ook duidelijk blijken uit de politiek van den dag. We betreuren dat. Gaarne hadden we in de Troonrede iets be luisterd van een waken tegen de aanslagen van onze geestelijke goederen, als het huwelijk, het huisgezin, de publieke eerbaarheid, de Zondags rust enz., dingen die samenvallen onder de for mule: handhaving der Christelijke grondslagen van ons volksleven. Slechts een paar keer hebben we dit positieve geluid mogen beluisteren, dat was in 1901 toen het Ministerie-Kuyper optrad, in 1909 onder het Kabinet-Heemskerk en in 1925 toen het Ministerie-Colijn het roer van Staat in handen nam, En nu weet ik wel, dat we gelukkig de neutrale zóne van het Kabinet-De Geer voorbij zijn en dit Kabinet de principieele vraagstuk ken, zoo noodig, wel zal aanroeren, maar we hadden er toch gaarne iets van beluisterd in de Troonrede. Intusschen, we zullen nu maar afwachten wat de algemeene beschouwingen ons te zeggen zullen hebben. In elk geval: de politieke molen maalt weer UITKIJK. De copie van ingezonden «tukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggeven. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. Middelharnis, 15 September 1929. Geachte Redactie In het hoofdartikel „Band aan het Woord Gods" raakt de schrijver van dat artikel in een paar regels ook het standpunt aan van den Katholiek ten opzichte van den Bijbel. „De Roomschgezinde zoo lees ik daar erkent wel volmondig, dat tot deze openbaring aller eerst de Schrift behoort, maar hij plaatst naast de Schriftuur drie andere kenbrónnen. Ie. De apocryphe boeken des Ouden Testaments: 2e. de overlevering; 3e. de uitspraken van de Con ciliën en van den ex cathedra sprekenden Bis schop van Rome." De Redactie stond mij welwillend toe, om deze eenigszins verwarrende zinsnede wat nader te belichten en ik dank haar bij deze gaarne voor die welwillendheid. 1Het juiste standpunt van den Katholiek ten opzichte van de bronnen der openbaring bestaat niet hierin, dat hij vier verschillende bronnen van openbaring aanneemt, zooals de schrijver schijnt te veronderstellen, doch slechts twee, ad. de H. Schrift en de Godde lijke Apostolische Overlevering, Deze twee verschillende openbaringsbronnen worden ook wel aangeduid met de woorden: het geschreven Woord Gods de Bijbel, en het niet geschreven maar mondeling door Christus en de Apostelen gepredikte Woord Gods, de overlevering. De onderscheiding door den schrijver gemaakt, van de H. Schrift en de apocryphe boeken des Ouden Testaments als twee afzonderlijke open baringsbronnen is een onderscheiding, die de Katholiek niet aanneemt en wel orn de een voudige reden, dat die apocryphe boeken des Ouden Testaments door den Katholiek niet als apocryphe d.w.z. als niet door den H. Geest ingegeven boeken worden beschouwd, maar als w e r k e 1 ij k geïnspireerde, d.w.z. onder ingeving van den H. Geest geschreven boeken. Die boeken worden daarom volledig op één lijn gesteld met de andere boeken van de H. Schrift en vormen daarmee als zoodanig een eenheid, zoodat zij niet een aparte bron van openbaring zijn naast de Schrift. De Katholieke Kerk steunt hierbij vooral op de Alexandrijnsche Canon (lijst), welke reeds een eeuw vóór Christus bestond en waarin ook deze, door den schrijver genoemde „apocryphe" boeken zonder eenige onderscheiding als heilige boeken tusschen de andere staan gemeld. Het zijn de boeken: Tobias, Judith, Wijsheid, Ec- clesiasticus, Baruch, I ék II Mackabeeën, als mede Esther 10 4 tot 16 24, Daniël 3 24— 90 en 13 en 14. 2) Naast de Schrift aanvaardt de Katholiek echter nog e'en andere, geheel verschillende en geheel op zich zelf staande Bron van Christe lijke Openbaring, n.l. de overlevering, die hij om haar oorsprong ook wel noemt: de goddelijke Apostolische Overlevering. Wat verstaat de Katholiek onder dat woord: goddelijke Apostolische Overlevering Daaronder verstaat hij die geopenbaarde waarheden, welke door de Apostelen wel ge predikt zijn, maar niet in de H. Schrift ge schreven staan. Op welken grond neemt de Katholiek het bestaan van zulk een god delijke Apostolische overlevering als afzon derlijke openbaringsbron aan Op grond van den Bijbel zelve. De Bijbel leert hem, dat Christus de ver breiding van Zijn leer niet heeft toevertrouwd aan de Schrift, maar aan het levende Woord. Gelijk Christus Zelf Zijn leer mondeling predikte, zoo gaf Hij ook aan Zijn Apostelen de opdracht en het bevel om Zijn leer overal mondeling te verspreiden. „Gaat zegt Christus bij Matth. 28 1920 onder wijst alle volkeren en ziet Ik ben met U alle dagen tot het einde der wereld." „Gaat heen in de gansche wereld 'en pre- dikt het Evangelie aan heel de Schepping". Marcus 16 15. „Maar gij zult kracht ont vangen, als de H. Geest over u nederdaalt en gij zult Mij tot getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het einde der aarde". Handel. 1 8. In die drie Schriftuurteksten geeft Christus al lerduidelijkst een wereld omspannende opdracht, een opdracht, die de krachten en den leeftijd van één mensch verre te boven gaat en die daarom dan ook gelden moet voor alle tijden en dus ook voor den tijd na den dood der Apostelen. Niet zonder reden immers zegt Christus „heel de Schepping, „alle dagen", „de gansche we reld", „tot het einde der wereld". Christus zegt dus niet: Schrijft mijn leer in boeken op; Chris tus zegt ook niet: de boeken, die gij later schrijven zult, zullen met de andere heilige boeken van de Schrift de eenige en uitsluitende Bron worden, waaruit men mijn leer moet op diepen. Maar wat zegt Christus dan wel Christus beveelt te „onderwijzen" en „te prediken", m. a. w. het levende Woord der prediking, de mondelinge overlevering is de weg, waarlangs de Apostelen allereerst Christus' leer aan alle volkeren 'en tijden moeten brengen. De geschiedenis der Apostelen bevestigt deze drie teksten van den Bijbel, want overal zien wij, hoe de apostelen allereerst de opdracht

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1