ek. leine huur Bouwland^ •NT en Bouuf- Antirevolutionair Orgaan STER-TABAK Deneiicie voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1929 44STE JAARGANG aar :an. ker, jving ping l Wel te onder scheiden. Op den Uitkijk. Gemeenteraad. den c was inste kreeg, en er agen iets ver te van No. 3564 Proeftuin AARD, erenpolder te oor den tijd en worden in- >p 31 AUQS. VAN VUGT, 31694 EERSTE BLAD. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct. Laxeer-Tabletten 60 ct. Zenuw-Tabletten 75 ct. Staa I-Ta bietten 90 ct. Maag-Tabletten 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten Fa. W. BOEKHOVEN &2SONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. nosse op Zundag t zoo goed wer- gras snijen veur werrekte ik toch, e konijntjes, maar datte je mijn zoo rrekt hebbe veur een grap laten szins. Toch werd Daardoor zag hij en oog hem ooit irikwekk'end wit. iierom zei hij tot ag dan met die niet buurvrouw ocht, datte jij het lesten Zundag, ïn aers altijd zoo man ook niet. want die ging se perceelen en kugustua 1929 ptember 1929 uur (zomertijd) i Sommelsdijk. Erven van den JWEN Czn. te BUUREN. RFLAKKEE te is op eiken inden GRATIS scht geeft de n die mochten- PENHOK ot :rkrijgbaar tegen rijzen bij groot of klein, te! Flakkee aan» VISSER, Heul, ld, des te voor» 31688 zwermen muizen acht uit! 50 cent en Drogisten. De verkiezingen, die we achter den rug hebben, waren in meer dan één opzicht leerzaam. De geesten worden dan openbaar en men bespeurt welke dingen ons volk bezig houden en hoe t over de groote vraagstukken van staat kunde en politiek denkt. Een zeer merkwaardig verschijnsel, dat blijkbaar bij elke verkiezing toe neemt, is de verwarring die bij een zeker deel van ons volk bestaat als het te oordeelen krijgt over de politieke vraagstukken. Een verwarring van twee terreinen, s™n.l. het terrein van het natuurlijke en dat van het zaligmakende leven, ook wel genoemd de terreinen van gemeene gratie en bijzondere genade. Nu is de oorzaak van deze verwar ring wel te verklaren. Het nieuwe kiesstelsel heeft een groote groep van ons volk, dat vroeger politiek absoluut niet meeleefde, ge dwongen haar aandacht aan de prac- tische politiek te geven. Onder het oude kiesstelsel was het met dat soort menschen zoo, dat het voor zoover het hiertoe gerechtigd was stemde, wanneer het verkiezing was, maar overigens zich met geen politiek bemoeide. Men ging in die kringen zelfs zoover, dat algemeen werd aan genomen, dat alle politiek uit den booze was. Het behoorde tot de dingen dezer wereld en men deed beter zich er niet mee in te laten. Beter en zekerder ging men, indien men zich er verre van hield. De gestalte van den pelgrim, die zich een vreemdeling en bijwoner in deze wereld achtte en een beter vader land zocht, vond men verre te ver kiezen boven den mensch, die zich druk maakte over de dingen dezer wereld, die immers toch in het booze lag en voorbereid was om straks ten onder te gaan als de Christus op de wolken wederkwam om haar te oordeelen. Zoo dacht en sprak en handelde men. Maar toen kwam het nieuwe kiesstel sel, de evenredige vertegenwoordiging, met de mogelijkheid, dat ook kleine groepen van ons volk een of meer af gevaardigden naar de Tweede Kamer zenden. En daarvan heeft men ook in die kringen gebruik gemaakt. Wel zijn niet allen meegegaan met deze nieuwe strooming en zijn er nog heel wat, die het oude standpunt blijven innemen, ondanks 'de mogelijkheid, die hun geopend is om uitverkoren geest verwanten in de politiek naar voren te brengen, maar velen anderen hebben zich. laten verleiden om wel mee te gaan in de nieuwe koers. Maar het spreekt vanzelf, dat deze menschen, die nooit anders gewend waren dan het publieke leven van de k e r k e 1 ij k e zijde te benaderen, nu ook in de politiek alleen door een ker kdijken bril kijken en hun gedachten over de samenleving, over de verhou ding van overheid en volk, van over heid en andere souvereine lichamen, in den grond precies dezelfde zijn als vroeger toen hun publieke belangstel ling alleen uitging naar het kerkelijke leven. En dat heeft een groote verwarring veroorzaakt in het politieke denken en handelen van die menschen. Dat blijkt b.v. zeer sterk uit de ver gelijking, die zij bij voorkeur maken tusschen het oude verbondsvolk Israël en het Nederlandsche volk van onze dagen. Hier worden heel gewoon de terreinen van Kerk en Staat met el kander verwart. Israël was een Theo cratisch Koningschap, d.w.z. een volk, dat rechtstreeks onder het Godsbestuur stond. In het oude bondsvolk lag de kerke Christi als in windselen verbor gen, heel dat volk met zijn dienst der schaduwen, zijn Tempeldienst, zijn Of- fercultus, ja zelfs zijn geschiedenis, zijn strijd met de volken van rondom, zijn losmaking van Egypte, zijn woestijn- reis, en alles wat men er maar van noemen wil, was niet anders dan sym boliek, afschaduwing, van de kerk aller eeuwen. Men ziet dan ook, dat toen dat volk zijn dienst gedaan had en de Christus uit het midden van dat volk was opgestaan, dat het voorhangsel scheurde, wat zeggen wil, dat de kerk uit dit volk zich losmaakte en van nu aan internationaal werd. Denk aan het visioen, dat de Apostel Petrus kreeg op het dak van de woning van Simon den lederbereider Het denkbeeld van een Theocratisch Koningschap moeten we dus geheel los laten. Dat heeft afgedaan en komt nooit weer. Maar als dit helder voor ons be wustzijn staat, dan moet het ons toch ook duidelijk zijn, dat we zoo maar zonder meer niet de wetgeving van het Israëlitische volk kunnen overne men en de symboliek van dat volk niet zoo maar op ons politieke leven kunnen gaan toepassen. Wij hebben deze dingen te beschou wen met een oordeel des onderscheids. We moeten een grens trekken tusschen de terreinen van natuur en genade. Dat doen we niet als we b.v. het samen werken met andere partijen, zooals de R. K. Staatspartij, veroordeelen op de zen grond, dat Gideon het ook wel met slechts 300 man klaar speelde, of, zoo als wij het in de verkiezingsdagen uit den mond van een predikant hoorden, dat David den reus Goliath ook wel versloeg zonder de wapenrusting van koning Saul. Wie zulke voorbeelden aanhaalt verwart twee terreinen. Het is zeker een groote waarheid, dat wie in het geestelijke leven ver trouwt op zijn goede daden, of op an dere dingen buiten het alles reinigende Bloed van Christus, vleesch tot zijn arm stelt en omkomen zal. Hier gelden de waarschuwingen tegen het afgaan naar de paarden en wagenen van Egypte, naar de gebroken bakken, die geen water houden, het leunen op rietstaven, die de hand doorboren. Maar dat kan men maar niet zonder meer gaan over brengen op het politieke leven. Hier toch is men op het terrein van het na tuurlijke leven. Het staat hiermee als met het leven in ons dagelijksche werk, in ons bedrijf, onze neering en hand- teering. Hoe dikwijls aanvaarden we ook in dat leven niet de hulp van men schen, die in het geestelijke leven toch vierkant tegenover ons staan, of een geheel anderen weg uitgaan Natuur lijk geldt ook van dat persoonlijke na tuurlijke leven, dat we als christenen hebben te leven en naar de geboden Gods hebben te wandelen, dat we een licht hebben te zijn op een kandelaar, een stad op een berg, maar toch ge voelen we wel, dat we hier op een an der terrein staan dan in ons geestelijk en kerkelijk leven. Welnu, evenzoo staat het met ons politieke leven. Politiek wil zeggen: stads- of staats- regeering; hier geldt de vraaghoe moet de huishouding van het volk be stierd worden We zijn hier dus op het terrein van het natuurlijke leven, evenals we op het terrein van het na tuurlijke leven zijn wanneer we werken voor onze boterham, voor ons gezin en maatschappelijke leven. Hier geldt dus dezelfde maatstaf, die geldt voor ons persoonlijk natuurlijke leven en geen andere. Het spreekt dus vanzelf, dat we hier met een beroep op het Oude Testament niet klaar zijn, evenmin als we er mee klaar zijn, als we met een aanhaling van teksten, die verband houden met het leven van het volk Israël onder het oude verbond, ons maatschappelijke en stoffelijke leven, willen inrichten. We hebben wel te onderscheiden. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat het Woord van God in het politieke leven niet heerschen moet. Neen, dat Woord moet over alles en altijd heer schen, zoo goed in ons persoonlijk le ven in de maatschappij, in onzen werk kring, in ons bedrijf als in het staats leven. De vraag is hier alleen maar: hoe heerscht dat Woord op die terreinen En als we voor deze vraag staan, is het ons direct duidelijk, dat dit Woord, waar het tot ons komt als Kerk van Christus, anders spreekt dan als het tot ons komt als huisvader, als werk man, als koopman of als staatsman. In het eerste geval zegt het ons wat de weg der zaligheid is en in de andere gevallen geeft het algemeene lijnen aan voor het stoffelijke leven. A 1 g e m e e- n e 1 ij n e n, meer niet. Ook hier is er onderscheid tusschen natuur en genade. Waar het 't zaligmakende leven be treft zegt onze Confessie: „Wij geloo- ven, dat deze Heilige Schrift den wille Gods volkomen vervat, en dat al het geen men schuldig is te gelooven om zalig te worden, daarin ge noegzaam geleerd wordt." Maar we moeten er wel op letten: er staat bij: „om zalig te worden", daar onder is niet te verstaan geheel het na tuurlijke leven. Wat dit laatste betreft geeft het Woord slechts algemeene lij nen, meer niet. Gods Woord is geen boek voor landbouwkunde, voor op voedkunde, voor handel en nijverheid en voor politiek. Dit hebben we wel te verstaan. Als we als christenen het terrein van de politiek betreden, moeten we begin nen met wel te onderscheiden. Er is in den loop der jaren na den afschu.- welijken wereldoorlog op allerlei gebied toch wel veel veranderd De maatschappij is veranderd, het verkeer is veranderd, de techniek is veranderd en het lijkt wel of de menschen ook veranderd zijn Men zegt wel, dat we nog maar in een overgangsphase leven, we zijn nog niet waar we wezen moeten, hoorde ik eens zeggen. Nu ben ik 't met dat laatste wel eens. Ik durf er zelfs wel bij te zeggen: we zijn veel verder dan ooit er van af, waar we wezen moeten Maar dat zal wellicht menigeen mij niet toe geven Dat alles anders is dan vroeger, b.v. in de jaren vóór 1914, daarover zijn we het alle maal wel eens. En er zijn toch nog wel velen, die het er ook over eens zijn, dat we in en door den oorlog niet aan degelijkheid gewonnen hebben. Distributie en mobilisatie hebben den mensch over het algemeen er niet beter op gemaakt. En vóór-oorlogsche degelijkheid is dan ook spreekwoordelijk geworden. Ik herinner me, dat er eens een advertentie in de bladen stond, een huwelijksaanzoek, waar in een jonge man een vrouw zocht; en om een goeden indruk omtrent zijn karakter te geven zette hij er bij, dat hij „een vóór-oorlogs ka rakter" had Nu zegt dat mij omtrent het karakter van dien man niet veel. Menschen, die de heiligheid van het huwelijk zóó omlaag halen, dat zij het er op wagen hun levensgezellin per annonce in een of ander blad te zoeken, moeten maar niet te veel over de degelijkheid van hun ka rakter opgeven. Maar dat men op deze wijze het publiek van zijn degelijkheid wil overtuigen, bewijst toch wel, dat over hpt algemeen de publieke opinie den. vóór-oorlogschen mensch althans naar het uiterlijke degelijker acht dan den mensch van onden tijd. Nu houd ik er niet van om den „goeden ouden tijd" tegen den slechten tegenwoordigen tijd uit te spelen. We zijn er gauw mee klaar, als we de H. Schrift maar laten spreken, die toch leert ons, dat de mensch van alle eeuwen alleen maar slecht is. Niemand is goed dan Eén; na melijk God De zaak staat dan ook niet zoo m.i„ dat de mensch slechter is dan vroeger. We zouden beter kunnen zegc/en: wat er ook vroeger in zat, komt er tegenwoordig meer uit. zen pijp We zijn wat onbeschaamder en brutaler ge worden. De publieke opinie heeft zich gewijzigd en de band, die ons vroeger binnen zekere perken hield, is wat losser gemaakt. Nu behoeven we dat niet op de wereld te schuiven, de christen ontkomt er helaas ook niet aan, hij mag een paar jaar ten achter blijven, volgen doet ook hij. Wanneer wij als ouders eens vergelijken wat vroeger door onze ouders aan ons werd toe gestaan en wat wij onzen kinderen toestaan, dan zal ieder erkennen, dat er zich ook in onze kringen een verandering aan het voltrekken is, die niet in alle opzichten een verbetering ge noemd mag worden. En nu behoeven we niet op anderen te letten en in ons zelve te zeggen: ik ben dan toch maar beter dan die of die, want dat is fari zeïsme of zelfbedrog. Geen enkele kring ont komt aan de geweldige zuigkracht van den modernen tijd. In de meest conservatieve krin gen ziet men even goed e'en groote verandering in vergelijking met vroeger dagen, als in meer moderne gezinnen. Het is ten slotte maar een verschil in graad. Het is dan ook maar beter om in plaats van met hooghartigheid alles te veroordeelen wat we in onze dagen aan nieuws en bizonders krijgen, en het opkomend geslacht te vermoeien met onze critiek en eindelooze afkeuringen, te zoeken naar den weg, waarin wij onze jeugd behouden. Ik geef toe, dat dit ontzaggelijk moeilijk is. Veel gemakkelijker is het zijn dagen door te brengen met jammeren en klagen en afkeuren en veroordeelen, dan met de daad tegen den stroom in te gaan of dien stroom in goede bedding te leiden. En toch dit laatste is de dure roeping der ouders en opvoeders. Moeilijk is ook de vraag te beantwoorden: hoever kunnen we met het nieuwe van onze dagen meegaan, waar ligt de grens Ieder zij ook hier in eigen gemoed t'en volle verzekerd. Als we maar beginnen met toe te geven, dat onze kinderen, kleinere en grootere, niet op dezelfde wijze gekleed kunnen gaan en geleid kunnen worden als zij, die veertig jaar ge leden nog kind waren. Trouwens practisch is er geen mensch, die dat eischt en toepast: Hij zou zichzelf en zijn kinderen onmogelijk maken Ik geloof, dat we ons dikwijls teveel met enkele uiterlijkheden bemoeien en daardoor de dingen waar het eigenlijk op aan komt, over het hoofd zien en verwaarloozen. Het is voor alles noodig, dat we den geest van den tijd proeven. En in de tweede plaats is het noodig, dat wij zelve en onze kinderen voor dien tijdgeest bewaard blijven. Die geest openbaart zich op een verschrik kelijke manier. Het is nu als in alle eeuwen, wat eerst in de studeerkamer van de filosofen werd uitge dacht en straks in de boeken aan het volk werd bekend gemaakt, wordt nu door het volk in de praktijk toegepast. Zoo gaat het altijd. Zoo is het met de Fransche Revolutie ge gaan, zoo is het met den Duitschen geest, die in brute Godloochening zich openbaarde, ge gaan, en zoo gaat het ook in onzen tijd. Er is geleeraard, dat de mensch een sou- verein wezen is, reeds als kind heeft hij een eigen, heilig rechtsgebied, waarom wij ons als ouderen te buigen hebben voor „de majesteit van het kind". „Vrije opvoeding", werd de leus; geen banden, maar vrijheid Geen tucht, maar vrije uitleving Daaruit is het conflict van de „opstandigen" ontstaan. En in ongeloovige kringen is men er terstond voor gezwicht Daar zit m'en nu met de ellende En geen boeken zijn er, die de oplossing geven kunnen. Het kwaad wordt nog in de hand gewerkt. Men moet maar eens nagaan, wat er in socialistische kringen wordt gepredikt en toe gepast. De moderne geest komt het socialisme in het gevlij. Het huisgezin is de vijand van het socialisme. De kinderen behooren niet den ou ders, maar den staat, evenals de vrouw niet het huisgezin, maar zichzelve toebehoort, leerde de Duitsche socialist Bebel reeds voor jaren. In de A. J. C„ de socialistische jeugdorga nisatie, wordt deze geest gepropageerd. Men bepaalt zich al niet meer tot excursies en kampeertochtjes in ons land, waar de kin deren onder het oog der ouders weg zijn, maar nu maakt deze jeugd ook al reizen naar het buitenland. Een vijfhonderd jongéns en meisjes gingen kort geleden naar de wereldstad Weenen. Zonder eenig bezwaar schijnen die ouders hun kinderen af te staan. Hieruit nu spreekt een geest die wij ons niet kunnen indenken. Ik las in het verslag van deze reis, dat een moeder aan het station bij het afscheid vertelde, dat ze blij was op deze wijze ook iets voor het socialisme te kunnen doen. Drie van haar dochters gingen mee naar die wereldstad. Nu wil ik van dele organisatie geen kwaad zeggen, ik weet niet hoe het daar naar toe gaat, en bizonders heb ik er nooit van gehoord. Maar toch komt zooiets niet te pas. Ouders, die op dergelijke manier hun kinderen laten begaan, verzaken hun roeping. Het is dan ook een geest, die voortkomt uit de modern-onge- loovige wereldbeschouwing, welke uitgaat van het standpunt, dat de mensch van nature goed is en dat het kwaad niet van binnen uit komt. Verbeter de omstandigheden maar, zegt de socialist, en ge zult zien, dat de mensch wel bereid en bekwaam is om goed te leven en de zonde na te laten. Dit verderfelijk beginsel heeft onze eeuw aangetast en voor dat beginsel hebben wij te waken. In zonde ontvangen en in ongerechtigheid géborén, zegt onze belijdenis. En daarom hebben we onze kinderen onder ons waakzaam oog te houden. Als ouder hebben we deze roeping. Opvoeding zonder tucht is geen opvoeding; en juist die tucht ontbreekt in onze dagen maar al te veel. De kinderen worden aan hun lot overgelaten en dat is voor de ouders wel zoo gemakkelijk. En dan behoeven we weer niet het kwaad ver weg te zoeken, want het schuilt in eigen boe zem Hoevele ouders, die zich met den naam van christen willen sieren, laten hun kinderen tot laat in den avond op den dijk en op straat loopen, zonder er naar om te zien We zullen dan ook van huis uit moeten beginnen Een moeder mag nooit haar kind aan zijn lot overlaten. Ik las eens, ik meen het boek van Mej. H. H. S. Kuyper: „Een half jaar in Amerika". Daarin vertelde de schrijfster, dat zij in New- York kennis maakte met een rijke familie, een positief christelijk gezin. De moeder in dit ge zin had tot vaste gewoonte, dat zij nooit ging slap'en vóór haar zoons, die toch reeds vol wassen waren, wanneer ze 's avonds weg ge weest waren, haar goeden nacht gekust hadden. Zij deed dit, vertelde ze, omdat zij wist, dat wanneer haar jongens ooit in de verzoeking kwamen, zij, in de wetenschap, dat thuis een moeder op hen wachtte, in de verzoeking zou den staande blijven. Ik geloof, dat onze tijd wel wat te weinig van dit soort moeders heeft UITKIJK. VERGADERING van den Raad der gemeente SOMMELSDIJK, op Dins dag 13 Augustus des n,m. om 3 uur. De Voorzitter, burgemeester den Hollander opent de vergadering met gebed waarna de no tulen worden voorgelezen en onveranderd wor den vastgesteld. Mededeeling wordt gedaan van enkele inge komen stukkéri, w.o. eenige goedkeuringen van Gèd. Staten over genomen raadsbesluiten. Ged. Staten maken bezwaar tegen het vaststellen van een maximums-nelheid voor Kralingen, daar deze v/eg verbreed wordt tot 6 Meter verharding, met een rijwielpad zoodat het overbodig is daar een maximum-snelheid in te voeren, het zou slechts storing geven in het verkeer. B. enW. stellen voor overeenkomstig den wensch van Ged. Staten te besluiten, wat met algemeen goedvinden wordt aanvaard. De kas van den Gemeente-Ontvanger is nage zien en in orde bevonden. In kas was een be drag van 1012.34, Hl Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,- bfj vooruitbetaling. BUITENLAND b§ vooruitbetaling f 8.50 per iaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENST A ANVR AGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z? beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Sil

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1