L UIT HET WOORD J
FEl
Langs
C. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
ALLERLEI
No. 35
«Hi
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 11 AUG. 1929
STICHTELIJKE OVERDENKING
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
I
VOOR DEN ZONDAG
I
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. en 's av. de heer Postma
van Tolbert (collecte).
Middelharnis, v.m. leendienst en 's av. Ds.
Dekker -van Nieuwe Tonge.
Den Bommel, v.m. 9.30 uur Ds. Goverts van
Gameren en 's av. 6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en 's av.
leesdienst.
Nieuwe Tonge, v.m Ds. Dekker 'en 's av. lees
dienst.
Dirksland, v.m. leesdienst en 's av. 6.30 uur
Ds. v. d. Zee van Den Bommel.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de heer
Van Yperen.
Melissant, n.m. 2 uur de. heer Bouman van
Stellendam.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, v.m. 10 uur Ds. v. d. Zee van
Den Bommel.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. dhr Postma
van Tolbert (collecte).
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de
Qraaff.
Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 'en n.m. 5.30 Ds. de
Lange.
Melissant, v.m. en 's av. leesdienst.
Stellendam, v.m. en 's av. cand. van Renen
van Sleeuwijk
Ouddorp, v.m. en 's av. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
Maandagavond 12 Augustus des nam. 6.30
uur Ds. Kok van Gouda.
OUD-GEREFORM. GEMEENTE.
Melissant, v.m., n.m., 's av. Ds. v. d. Garde.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
DE DRIE BOEKEN.
Psalm 19.
Het boek der natuur, vs. 17.
Het boek der Wet, vs. 812.
Het boek des harten, vs. 13—15.
Daar zijn verschillende bronnen, waaruit de
mensch zijn kennis kan putten. Psalm 19 is
daarvan een klassiek voorbeeld. De dichter be
gint eerst bij de dingen die hem omgeven. Hij
beschouwt deze echter niet op natuur-weten-
schdppelijke wijze, doch naar hun diepdten
grond in eeuwigheidslicht. Zoo versta het een
ieder mensch, daar deze naar Gods beeld is
geschapen, terwijl slechts weinigen het vermo
gen bezitten om de dingen der natuur weten
schappelijk te verwerken.
Als de dichter ons het boek der natuur opent
grijpt hij meteen terug op den Schepper. De
hemelen vertellen door hun majestueuse groot
heid en heerlijken sterrenpracht Gods eer. Dit
alles is Gods werk. Van dit machtig bouwwerk
gaat iederen dag sprake uit door den regelmati-
gen gang, waardoor de hemellichamen worden
beheerscht. Vooral des nachts, waneer de sterren
prijken als fonkelende diamanten, geborduurd
op het gewaad des hemels. Er is geen beperking
in uitgestrektheid, zoodat ieder volk er getuige
van is. Daarin is eene tent gesteld voor de zon,
welker opgang stille 'en diepe verwondering af
dwingt. Ze wordt vergeleken bij een bruidegom,
vroolijk en sterk als een held om het pad iederen
dag zonder vermoeienis te loopen. Zij beschrijft
haar baan den geheelen hemel door, en niets
is voor hare hitte verborgen.
De dichter neemt alleen hetgene dat allermeest
ir, het oog springt. De gansche schepping is
echter een pronkjuweel, 't Verkondigt alles des
Heeren grootheid, Zijn besturende en onderhou
dende hand. Hoe schoon echter, 't blijft alles
verborgen voor dengene, die in dit alles den
Heere niet erk'ent. Maar ook de belijders van
des Heeren naam, die naar het woord van Cal-
vijn de Schrift als bril moeten gebruiken om het
boek der natuur te kunnen lezen, vinden in dit
boek geen aanwijzing omtrent den weg der za
ligheid.
Daarvoor nu is noodig het boek der Wet.
De Wet des Heeren is volmaaktmoge de na
tuur schoon zijn, en de ziel bekoren, de ziel be-
keeren doet de Wet. Door de Wet is de kennis
der zonde, en een stap verder ons brengende,
de tuchtmeester (vertaling van paedagogos
kinderleidsman) tot Christus. Eenvoudigen ont
vangen wijsheid door de Wet. In die wet staan
de bevelen des Heeren, en het is trouw enkel
trouw, wat Hij ooit beval, t staat op recht
gegrondvest.
Wie dit nu ziet, wordt blij van harte en van
harte blijde, omdat de Heere zijne oogen ver
licht heeft, zoodat hij eigen zonde en ongerech
tigheid nu ziet. Het gebod des Heeren is dan
ook zuiver, en de vreeze daaruit voortvloeiend
is kinderlijk rein, onverwelkelijk schoon, wijl
gegrond op de waarheid. Tegen alle onrecht
vaardige en onrechtmatig gestelde eischen en
geboden van menschen, zijn des Heeren geboden
rechtvaardig, en deswege begeerlijker dan goud
en zoeter dan honig. Door deze Wet wordt des
Heeren kind klaarlijk vermaand zijn weg wél aan
te stellen om Gods heil te zien.
Doch wat ontdekt hij Diter is nog een
ander boek. Ieder draagt dit om in eigen boe
zem. 't Is het schuldboek van ons verdorven
en zwerfziek hart.
De hemelen vertellen Gods eer, de Wet ge
biedt Gods eer, 'en nu, bij het vergelijken der
boeken, toont het boek des harten een ernstige,
ja duizende ernstige afwijkingen. Wie zal al
die afwijkingen bijbrengen Wie zal ze zuiver
aangeven, laat staan herstellen Dit wordt hem
tot zonde, en zonde is schuld. Die schuld is
grooter dan hij weet. Zoo bidt hij dan om rei
niging der verborg'ene afdwalingen. Ook de
openlijke afwijkingen van Gods wet, in het Pa
radijs reeds begonnen met hoogmoed, de Heere
houde Zijn kind er van terug, opdat ze niet
over hem heerschen, en hij een slaaf der zonde
blijve. Als deze genade hem ten deel valt, zal
hij rein voor God zijn in Hem, Die de Wet vol
bracht, en een nieuw hart kwam te schenken
aan al Zijn volk. Als zij dan spreken, vertellen
zij evenals de hemelen Gods eer, naar eisch der
wet, en drang der liefde dan zijn ook de re
denen des monds den Heere aangenaam, wijl de
overdenking des harten zuiver is, aangezien de
Heere erkend wordt als de Rotssteen des be-
houds en Verlosser in Christus.
Mijn lezer blijf niet staan bij het boek der
natuur
Mogelijk vermaakt gij U meer in de natuur
dan in de Schrift, doch weet dat van de Wet
des Heeren het getuigenis uitgaat dat zij vol
maakt is. Het volmaakte is hier op aarde niet
tc vinden, en ziet, ieder jaagt en draaft alsof
het volmaakte hier is te bereiken. Nu kwam God
en bood Zijn volmaakte wet aan. Deze wet
prijst haar Maker en vloekt haar schender.
De opening der woorden dezes boeks ontdekt
vermaant, bekeert, troost en sticht. Wordt hare
stem ook in Uw binnenste vernomen
De Wet des Heeren drijve U uit tot Christus,
opdat Hij door het getuigenis Zijns Geestes LI
verzekere van eeuwig behoud, dit schrijvénde
in het boek van Uw hart.
D. B. G. v. d. Z.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
LUI.
Ds. J. A. DU BOIS.
1776—1788.
In Ds. P. de Bonte had de gemeente een be
mind predikant verloren waarvan de consulent
Ds. C. Gavel in zijn eerste notulen aanteeken-
de „Op den 31 Dec. 1775 heeft Ds. P. Bonte,
die gedurende den tijd van agtien jaaren seeven
maanden, zijn dienst in alle getrouwigheid met
vrugt en goedkeuring des Allerhoogsten had
waarngenomen, het tydelyk afgelegt, en is uit
de stryd'ende kerk volgens Bijbelgronden in de
zegepralende kerk opgenomen, levende in eeu
wigheid."
Ds. Gavel was de gedeputeerde van den
Ring, oudste predikant, staande te Goedereede.
Het was geen kleinigheid naar Den Bommel te
komen daar de beide eilanden nog niet verbon
den waren. De gemakkelijkste reis was per schip
waarvan dan ook veelvuldig gebruik werd ge
maakt.
Den eersten Juni d.a.v. was er wederom ker-
keraadsvergadering waarbij tegenwoordig twee
predikanten, consulenten genoemd van den ring.
Er was echter voor de weduwe van Ds. Bonte
een jaar van gratievoldeed de kerkeraad
aan de classicale wet van Brielle van 16 April
1776, (aldus pas bekrachtigd) dan kon tot be
roeping worden overgegaan.
De kerkeraad beloofde schadeloosstelling en
zoo werd Ds. Brand van Someren beroepen. Na
zijn bedanken ontving Ds. J. H. du Bois van
Cuddorp het beroep, die tot ons overkwam.
Omtrent zijn komst zijn wij uitvoerig inge
licht. Daar de reis niet zoo ver was ging de
heele kerkeraad op 14 Juli 1776 per schip naar
Goeree, en verder wandelde .men naar Ouddorp
om den predikant 'te hooren. Het beroep werd
hem later naar gewoonte bezorgd en daarna
ging men hem nog tweemaal bezoeken.
De Paasch- en St. Jans Classis waren reeds
gehouden en de Octoberclassis duurde nog te
lang, zoodat toen Ds. du Bois het beroep aan
nam er een extra classis belegd werd, die ons
circa 100.— kostte.
De verhuizing geschiedde per wagen naar de
haven van Goeree, en verder per schip naar
Den Bommel, terwijl een extra schip moest va
ren om des dominé's brandhout te halen. Dit
alles kostte circa 53.—, terwijl de kerkelijke
losmaking 84.25 beliep. In onze dagen zou
wegens betere regeling en gemakkelijker reisge
legenheid alles een omgekeerd beeld vertoonen.
Maar enfin, de dominee was er en deed zijn
intocht in een schoongemaakte en opgeknapte
pastorie. Den 3en Nov. 1776 werd hij beves
tigd door Ds. Keiwal Hannot van Middelharnis
uit 1 Petr. 5 vs. 1—5 en deed zelf zijn intrede
uit „Mozes' bede", Exodus 33 vs. 13—16 wie
dit naslaat in de Schrift zal oordeelen dat dit
beide schoone en toepasselijke woorden zijn.
De 12 jaren die hij hier staan zou, zouden ja
ren van groote uitwendige veranderingen zijn
en tevens van inwendigen zegen, naar het ge
tuigenis der boeken.
Wij beginnen dan maar met het
PROCES MET OOLTGENSPLAAT
OVER HET WEESHUIS.
Vóór 1738 was er te Ooltgensplaat een te
huis voor ouden van dagen. Dit kon echter geen
stand houden, waarvan de redenen niet worden
vermeld. Toch voelde m'en de behoefte aan een
tehuis voor onverzorgde kinderen, schier altoos
weeskinderen die tot 1738 bij de minst biedende
werden besteed. Er vond dan een oproeping
plaats en de „exploitanten", (want dat waren
het meestentijds) kwamen dan in de kerkekamer
te Ooltgensplaat. Wegens mishandeling maakte
het heele bestuur van St. Adolphsland daar een
einde aan, en stichtte in 1738 een Weeshuis, het
Weeshuis van St. Adolphsland, alzoo voor de
beide dorpen. Voor 't gemak gaf de Plaatsche
predikant aldaar godsdienstonderwijs en werden
deg'enen die daartoe bekwaam waren door leef
tijd en ontwikkeling in de kerk van Ooltgens
plaat tot lidmaat bevestigd
De kosten van dit Weeshuis waren voor ge-
meenschappelijijke rekening, zoo voor Den
Bommel als Ooltgensplaat. Wij gaven b.v. de
helft van het tweede zakje aan de „Groote- of
Heilige Geest-armen van St. Adolphsland", welk
bedrag vloeide in de kas van het Weeshuis.
Zelfs was er als een fonds in Den Bommel een
hofstee, weeskindsstee geheeten, die deze stich
ting ten goede kwam.
Nu bleek uit onze vorige schetsen dat er zich
geregeld met allerlei gemeenten moeilijkheden
voordeden omthent de ondersteuning van be
hoeftige lidmaten, die uit hun geboorteplaats
vertrokken waren, en geen acte van indemniteit
meebrachten nevens hun attestatie. In herinne
ring zij gebracht dat iedere diaconie zijn eigen
„inboorlingen" ondersteunde, zoo zij naar elders
vertrokken. Om nu veel geschrijf te voorkomen,
sloot Ooltgensplaat met Den Bommel in 1768
een contract, dat men eikaars acten zou ac
cepteeren hetgeen niet insloot om eikaars armen
te onderhouden. Dit was het punt waarop nu
Den Bommel toch meende dat de weeskinderen
geboren in Den Bommel en opgevoed te Oolt
gensplaat geheel voor rekening van Ooltgens
plaat waren, zoo zij eenmaal tot hun leeftijd ge
komen zijnde, het Weeshuis verlieten en tot
armoede vervielen.
Hierover was gedurig hooggaande kwestie,
zoodat allerlei stumperds, lammen en blinden
van 't eene dorp naar 't andere gezonden wer
den met de woorden „ga heen en wordt warm."
Zoo was daar een zekere Jan Schaap, een
blinde jongeman, met wien de uiterste proef ge
nomen werd. Hij was afkomstig uit Den Bom
mel en de Plaatsche predikant maakte hem lid
maat en ontsloeg hem daarna uit het Weeshuis.
Tot armoede vervallen nam een Platenaar hem
op voor geld en Ooltgensplaat eischte van ons
de betaling. Daar dit ons niet behagen kon,
wezen wij op het feit dat de Plaat de onder
houding verplicht was, en trokken na langdu
rig gehaspel naar Den Haag om bij een advo
caat ons recht te bepleiten. Deze zaak kwam
voor het Hof van Holland en, daar er eenige
bladen uit het notulenboek gescheurd zijn, meen
ik te mogen concludeeren, gezien dezen toe
stand, dat Ooltgensplaat terecht gelijk heeft ge
kregen. Want al was nu het weeskind in Oolt
gensplaat opgevoed, de geboorteplaats besliste
in deze jaren, zoodat ditmaal Den Bommel wel
wat overmoedig blijkt geweest te zijn Salomo
zegtWie de eerste is in een twistzaak schijnt
rechtvaardig, doch zijn naaste komt en onder
zoekt hem! (Wordt vervolgd).
SOMMELSDIJK. Voor de betreking van
hoofd aan de Op'enb. Lagere School dezer ge
meente hebben zich 2 sollicitanten aangemeld en
voor onderwijzer (es) aan die school 15 solli
citanten.
DEN BOMMEL. Alhier is opgericht een N.
Herv. Meisjesvereeniging genaamd „Perpetua".
Het aantal leden bedraagt 12. De bijeenkomsten
worden gehouden Donderdagsavonds in de con
sistoriekamer der N. H. Kerk.
Het doel der vereeniging is om kieedingsstuk-
ken te vervaardigen, welke eenmaal per jaar aan
behoeftige gezinnen worden verdeeld.
NIEUWE TONGE. Tot consulent der Ned.
Herv. Gemeente van Goedereede en Stellendam
is aangewezen Ds. A. Dekker, alhier.
OUDDORP. In het vervolg zal Ds. van der
Wal van Dirksland als consulent van de N. H.
Kerk te dezer plaatse optreden.
HET CHILIASME.
III.
De toekomstverwachting van het Chiliasme
steunt in de eerste plaats op een letterlijke op
vatting der Oud-Testamentische profetie.
Indien het Chiliasme recht had in deze op
vatting, dan mocht een herstel van Israël en
een aardsch Messiasrijk worden verwacht.
Het toekomstbeeld der profetie is inderdaad
aardsch getint. .Zij verwacht de zaligheid niet
in den hemel, maar op de aarde. Zij teekent die
zaligheid in vormen en beelden, aan het natio
nale en religieuze leven van Israël ontleend. Je
ruzalem wordt herbouwd de tempel- en offer
dienst hersteldde volken aan Israël onderwor
pen het land vloeit weer van melk én honing
gerechtigheid en vrede heerschen op aarde.
Toch wijzen reeds in het Oude Testament
verschillende factoren er op, dat dit toekomst
beeld geestelijk moet worden verstaan. De aard-
sche, zinnelijke vorm der profetie is slechts de
schaal, waarin de geestelijke eeuwige kern ver
borgen ligt. Naast den zinnelijken vorm wordt
telkens de geestelijke zaak genoemd. Naast de
terugkeer uit ballingschap staat de geestelijke
terugkeer tot God. Het herstel van tempeldienst
en priesterschap wijst op een toekomst, waarin
de burgers van Gods rijk Hem weer in priester
lijke liefde zullen dienen.
In het Nieuwe Testamentj,komt het nog klaar
der uit, dat het toekomstbeeld van het Oude
Verbond, geestelijk moet verstaan. De Hebreën
brief wijst er op, hoe de wet „een schaduw der
zaken heeft." (Hebr. 10 1.) En deze schadu
wen' van het Oude Verbond worden in Christus
en Zijn gemeente vervuld. Zooals Christus de
ware profeet, priester en koning is, zoo is Zijn
gemeente het ware zaad van Abraham en het
ware Israël. De gemeente is ook de ware tempel
Gods. Zij is Sion en Jeruzalem.
Zoo geeft het Nieuwe Testament ons den
rechten kijk op de profetie. Hier in het N. Tes
tament vallen de tijdelijke en zinnelijke vormen
weg en' treedt d e zaak zelve naar voren. De
schaal breekt hier open en de kern komt voor
den dag. Om het Oude Testam'ent in zijn die
pen, geestelijken zin te verstaan, moeten we op
het Nieuwe Testament letten. Onze vaderen
zeiden terechtHet Oude Testament gaat open
in het Nieuwe, het Nieuwe Testament ligt ver
borgen in het Oude. Zeker, indien wij alleen let
ten op de nationaal-gekleurde verwachting der
profeten, dan vervielen we gemakkelijk tot de
Chiliastische gedochte van Israëls terugkeer
naar het Heilige land en van een aardsch Mes
siasrijk. Niet omdat het Oude Testam'ent zelf
hiertoe aanleiding geeft, doch doordat wij zoo
geneigd zijn aan den buitenkant, aan den zin
nelijken vorm te blijven hangen, in plaats van
door te dringen tot de geestelijke kern. Maar dan
zijn we ook vervallen tot dezelfde fout als velen
uit Israël. Onder Israël bleef de massa van het
volk ook hangen aan het uitwendige beeld en
den nationalen vorm. Zelfs de discipelen van
Jezus heeft het heel wat moeite gekost, om
hun nationale verwachting los te laten en de
vervulling van Gods beloften aan Israël in de
gemeente van Christus, in het geestelijk Israël te
zien. Indien we echter met het licht van het
Nieuwe Verbond tot de schaduwen en symbolen
van het Oude naderen, dan wordt de eigenlijke
beteekenis der profetie ontdekt. Dan is het
aardsche een beeld van het hemelsche. De terug
keer naar Kanaan symbool van den terugkeer
naar God. De Oud-Testamentische eeredienst
een schaduw van den dienst van God in geest
en waarheid.
De groote fout van het Chiliasme schuilt dus
hier, dat het in het Nieuwe Testament niet
de vervulling van het Oude ziet. Het N. Tes
tament en de toebrenging der Heidenen be
schouwt het als een zijweg, die tijdelijk door
God wordt ingeslag'en, omdat Israël zijn Messias
verwierp. De eigenlijke vervulling van het Oude
Testament acht het nog niet gekomen. Het Oude
Testament is niet opengegaan in het Nieuwe,
maar zal pas opengaan als het volk der Joden
wordt bekeerd en Christus het duizendjarig
vrederijk zal stichten.
Welke consequentie deze gedachte mede
brengt, zullen wij later zien. In ons volgend ar
tikel willen we onderzoeken of er voor de Chi
liastische gedachte ook steun is te vinden in het
Nieuwe Testament.
Schied. Kerkbl.
C. v. d. W.
ZONDAG 10.
Miss Mulock schrijft in haar „Preeken buiten
de Kerk"
„Wij, die niet langer jong zijn, die voelen
hoe deze wondere machine, die men lichaam
noemt, begint' te verslijten, terwijl haar geeste
lijke bestuurder nog even helder en krachtig
is als altijd, hebben wij niet dikwijls opgemerkt
hoe laag bet peil der gemiddelde gezondheid van
dit geslacht is
Hoe zelden toch kunnen wij onder onze ken
nissen een door en door gezond mensch aan
wijzen. Ik bedoel daarmee niet een bizonder
krachtig mensch, maar iemand, die lichamelijk
levenskracht genoeg heeft tot het volbrengen
van zijn dagelijksch werk, zonder te klagen,
zonder aanhoudend zijn toevlucht te moeten
nemen tot bizondere geneeskundige of hygiëni
sche middelen en hem tot het doen van zijn
plicht in staat te stellen.
Wij behoeven nog geen halve eeuw geleefd
te hebben, helaas om reeds zoovelen van hen,
die met ons den levensweg betraden en zelfs
vele jongeren, later dan wij in het strijdperk
getreden, één voor één te zien bezwijken. Zij
dalën van de frissche kracht der jeugd af tot
een ellendig, voortdurend sukkelend leven,
worden oud voor hun tijd en in plaats van het
leven werkzaam te genieten, kunnen zij het
alleen nog maar lijdelijk verdragen. Hoe velen
onder ons, voor wie gisteren nog als het ware
een eeuwigheid van jeugd en arbeid scheen weg
gelegd, wien 70 jaar nog te kort voorkwamen
voor al wat zij te do'en hadden, stemmen nu,
bewust of onbewust met die aandoenlijke woor
den van Carles Kingsley in
„De man moet arbeiden, en de vrouw weenen,
En hoe eer het voorbij is, hoe eer de rust komt.
Wij hebben boven dit woord van Miss Mu
lock geschreven Zondag 10. Dat had zij er
niet boven geschreven. Miss Mulock was vrij
zinnig. En Zondag 10 is geen taal naar het
vrijzinnige hart. Zondag 10 onderwijst ons, dat
gezondheid en krankheid en alle dingen, niet
bij geval maar van Gods Vaderlijke hand ons
toekomen.
De Voorzienigheid Gods bepaalt in ons leven
van alles de maat.
De maat van ons geld en ons goed. Er zijn
rijken 'en armen.
De maat van onze talenten en gaven. Er zijn
meer-begaafden en er zijn minder-begaafden.
De maat ook onzer levensjaren. Er zijn
er die oud worden er zijn er die jong worden
weggenomen.
De maat van voorspoed en tegenspoed, van
blijde en van droeve dagen, van ons geluk en
van ons ongeluk, van lichaamssmart en van
zieleleed. Ook de maat van gezondheid en van
levenskrachten.
Wat is het onderscheid in deze dingen onder
de menschen toch groot. Maar de christen weet:
het is alles Gods bestel.
Laat niemand over wat hij meerder heeft,
zich pochend beroemen. Laat niemand over
wat hij minder heeft zich murmureerend be
klagen. God geeft den eenen mensch veel van
het eene en weinig van het andere. En menigeen
wil toch weer met den ander, al heeft deze in
zeker opzicht ook meer, nog niet ruilen want
er is niemand die zeggen kan „ik heb alles",
Ieder mensch heeft in zijn leven een tekort
een kleine maatde een in het eene de ander
in het andere. Het gepoch van den een over het
vele het gemor van den ander over het weinige,
is de onvrede der wereld. De vrede wordt ge
vonden in Zondaq 10.
H. W. L.
MOET „SELA" GELEZEN WORDEN
Men doet ons de vraag of de Voorlezer in
den eeredienst het woord Sela mag weglaten.
Het antwoord hierop hangt geheel af van de
beteekenis, die dit woord heeft. Is het niet anders
dan een aanwijzing hoe het voorafgaande ge
deelte moet gelezen worden, dan is het dwaas
het woord bij den tekst zelf te lezen.
Het heeft dan dezelfde waarde als bij ons b.v.
het uitroepteeken
Ook wanneer het de beteekenis zou hebben
van een herhaling, zou het een even komisch
effect hebben indien we „Sela" lazen, als wan
neer we e'en beginneling het woord „b i s" hoo
ren uitspreken b.v. in den versregel. „Hij heeft
gewonnen de Zilvervloot (bis.)"
Daar zijn vreemde woorden in de Schrift, die
iederen weglaat.
Ik heb nog nooit iemand, die Klaagliederen
3 voorlas hooren zeggen „Alef Ik ben de
man enz.
Op zichzelf zou de weglating van het woord
Sela in de kerkelijke voorlezing daarom geen
bezwaar zijn.
Maar iets anders is het, wanneer we niet we
ten, wat het beteekent.
Wanneer we er volstrekt niet zeker van zijn,
dat Sela alleen maar de waarde van een mu
zikaal of vocaal attentieteekën heeft, of naar
een herhaling heenwijst.
In dat geval brengt de eerbied voor den tekst
mee, dat we het wél lezen.
Ongetwijfeld heeft onze Statenvertaling dat
zoo ook bedoeld, want de letternamen als aleph
beth, gimel enz. heeft ze schuin gedrukt, maar
Sela staat met de tekstletter.
Het is daarom wetenschappelijk bescheidener
„Sela" te lezen dan het weg te laten.
Wie het weglaat heeft reeds een keuze in de
onderscheiden beteekenissen gedaan voor hem
is de kwestie dus opgelost.
Voor wie dit niet het geval is, is er meer re
den het te lezen, omdat het in den tekst staat
van de voor ons geloofsbesef Heilige Schrift.
Daar er nu voorloopig op geen stukken na
kans is op een oplossing, zou ik persoonlijk
althans in de kerkelijke Voorlezing het woord
Sela willen lezen.
Al is dit ng niet bepaald een kerkberoerende
aangelegenheid.
WAT BETEEKENT SELA?
Nu ik in bovenstaand artikeltje toch over Sela
bezig ben, zal het misschien sommigen interes
seeren wat de geleerden er van zeggen
Dr. Noordtzij is er zeer kort over„Onbe
kend is het beroemde Sela, dat 71 maal in het
psalmboek gevonden wordt. De lengte der psal
men heeft niets te maken met het al of niet voor
komen van Sela en ook niet met het aantal
keeren dat het woord voorkomt. Het is een
puzz'le waarop menigeen zijn vernuft heeft ge
scherpt."
Dr. Noordtzij heeft recht van een Puzz'le of
raadsel te spreken. De Grieksche vertaling van
het Oude Testament zet het woord over door
diapsaima wat (ook al) misschien „tusschen-
spel" beteekenen kan, maar anderén verklaren
het als een zwijgen tusschen de psalmgedeelten
in
Men leidt het woord af van een ander, dat
verheffen beteekent en fantaseert daaruit dat
het orkest er bij inviel, of dat de snarenspelers
wat luider begonnen te tokkelen, we zouden
zeggén „forte" inplaats van „piano" gingen
spelen.
Luther, die het waarschijnlijk op voorbeeld
van Hieronymus en andere kerkvaders een
geestelijk beduiding geeft, zegtSela wijst aan,
dat men moet ophouden en vlijtig nadenken
over de woorden van den psalm, want zij vor
deren een rustige en kalme ziel, die begrijpen
kan wat de Heilige Geest haar voorhoudt."
Ik wil ook nog meedeelen wat Calvijn in zijn
Psalmcomm'entaar over dit woord vertelt
„De uitleggers zijn het over „Sela" niet
eens. Sommigen zegen dat het een bevesti
ging behelst en zooveel wil zeggen als „Waar
lijk" of Amen.
Anderen nemen het in de beteekenis „voor
eeuwig
Maar omdat het komt van een woord ver
heffen is de meening waarschijnlijk van hen
die denken dat het er staat om een verhef
fing van de stem aan te gevén in het koor."
De geestelijke beteekenis verwerpt Calvijn
daarbij niet, wanneer hij zegt, dat waar de
zang of de muziek zich natuurlijk aanpast door
dit woord Sela op het voorafgaande de ernstige
aandacht vestigen wil (cf. Ps. 3.)
Dit gevoelen van Calvijn staat ook in de
Kantteekeningen op den Statenbijbel.
Wij kunnen erbij voegen, dat Calvijn zich te
kras uitdrukt, wanneer hij zegtHet komt van
verheffen."
Een autoriteit op 't gebied van de Hebr, taal
Gesenius zegt n.l. in zijn woordenboek (15e dr.)
„Zoowel beteekenis als afleiding van het woord
ligt geheel en al in het duister."
„Z.Kb." v. D.
WEINIG KENNIS VAN DE WAARHEID.
Onlangs schreef Ds. W. Verhoef Nzn. te
Zeist, onder bovenstaand opschrift het volgende.
Misschien kan het beschamend voorbeeld van
de blinden van „Bartimëus" bij zoo velen, die
van het onderwijs in de leer der waarheid soms
geen of een slordig gebruik maken, nog een
gezegende uitwerking hebben
Ds. Verhoef schreef aldus
Zonder te zinspelen op hen, die de laatste
maal belijdenis des geloofs hebben afgelegd,
moet telkens weer na het onderzoek naar de
kennis der waarheid en eveneens bij menig
huisbezoek geklaagd worden over de geringe
kennis van de leer der waarheid. En die klacht
is in de eerste plaats rechtmatig als we te doen
hebben met jonge menschen, die uit Geref. gezin
nen komen, of althans een Christelijke School
hebb'en bezocht en daarna overvloedig in de ge
legenheid waren om op de catechisatie in de
leer der waarheid te worden onderwezen. Ech
ter wordt van deze gelegenheid slechts door
weinigen gebruik gemaakt, wat in de meeste ge
vallen is toe te schrijven aan de gezinnen, waar
uit onze jonge menschen komen.
Een zeer, zeer gunstige uitzondering maken
de leerlingen van Bartimëus. Zij kennen hun
les altijd en komen ook altijd, tenzij er wettig
verhindering is. 't Is soms aandoenlijk zoo uit
nemend als deze blinden de leer der waarheid
weergeven tot beschaming van de ziende'n.
Daaruit blijkt, dat de opvoeders in dit opzicht
uitnemend hun roeping verstaan. Die jongens en
meisjes hebb'en nooit een soortgelijke veront
schuldiging als bovengenoemd.
Laat dit goede voorbeeld ook anderen prik-
"kelen om toch alles in het werk te stellen, dat
de catechisaties niet mislukken. Wat baat de
catechisatie als men niet geregeld komt, maar
telkens een of meermalen overslaaten wat-
geeft het, als de catechisanten niet geregeld
leeren wat hun is opgegeven, maar komen met
een verontschuldiging, die maar nauwelijks zon
der glimlach kan worden uitgesproken 'en aan
gehoord. Maar ooken laat ons di tnooit
vergetenstelt eens, dat 't ideaal werd be
reikt, dat alle ouders handelden naar 't voor
beeld van Bartimëusen de H. G. wrocht
niet mede om het aan de harten te heiligen, dan
zou 't resultaat van alle catechisaties nog nihil
zijn. Zij er daarom in de gemeente gebed
le. voor de dienaren des Woords, opdat God
hen bekwame niet alleen voor de gewone be
diening der genademiddelen, maar vooral ook
voor dit gewichtig jeugdwerk2e. voor die
ouders en die kinderen, als ook voor allen,
die bij dit jeugdwerk betrokken zijn om toch
te dezén opzichte getrouw te zijnen ten 3de
opdat de H.G. ook het catechetisch onderwijs
aangrijpe tot opbouw van Christus' kerk, tot
zegen van zondaren en tot eere van Zijn naam.
V
I c
Deze Coura it
ABONNEMlzh
BUITENLAN1
AFZQNDERL1
Alle s t
NOGMAj
VROUW
De redactie
komt nog eens
week schreven
In haar num
het Godslaster
listisch blad a;
„niet e'en w
in „De Proleta
er op leek",
er aan toe
„Dit antirev
bijbelteksten
bij
Naar aanlei
schreven haal
de redactie
te wijzen, dat
e redactie ge
'an 't numme
Alsof dat
ook niet de
voor haar feu
Bovendien
passage gaat
werkelijke bet
Dat is het
afgezaagd deu
Da t krijger
onze pers op
de socialistiscl
We weten
van Jezus' leet
beduiden wil.
Dat wil zeg
Hij was een
voor de arbeit
uitbuiterij op.
Wanneer
fan gunt het
Maar als w
Schriften, dar
bespot en bel;
Het socialis
in „De Prol
Jezus' gunnen
zijn, die liev
inde hel
des Vaders
Daarom he:
de Flakkeesc
lieten op roe
dergelijke last
geen U het
socialisme U
het socialism
Beiden gaa
i)
„Kom bin
Albert Mi
lijkheid en
kantoor acht
„Waarme
hij, toen zij
„Ik zal
huis vallen'
kennén elka
een transact
stellingen ni
Zoudt gij n
Albert M
Het stree
hem kwam
het goed m
vertrouwen
deren kant:
r.ood verke
steld, behal
geld van h«
kapitalen,
drijven. Er
„Ik begr
meer op mi
bekend zijn
stellingen li
medemenscl
toch niet n
„Laat mi
In twee ja: