voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IBOLLEIL OKIETES OEHJES lel, Bollerdam PUROL BOER Antirevolutionair Orgaan Klok In UwZade/tas IN HOC SIGNO VINCES al Handels-Bureau 26 - No. 3560 WOENSDAG 7 AUGUSTUS 1929 44STE JAARGANG IIEIIUIZEI,- Uit de Pers. Buitenland. en hou werlj HJLAND ROOS ndsuan 6,30-8,30 uur W. BOEKHOVEN A ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers E TONOS. - 11 aak koopen 50 ct. nkerfransstr. 72 IDE MEU- A. BOER otterdam -af De Kabinetscrisis. Opbouwende Arbeid. Hoe men de Kiezers voorlicht. LEF. No. 1005 en 1946 Arts IFRANSSTRAAT (OTTERDAM /OOR, atlek, Jicht, s Neuralglën EN» 1,30—4 uur. dag 1,30—4 uur. ig 1,30-4 uur en middagmalen in de Saffische restaurants an vertrouwen is. rtrouwen vindt in faire NT P. SIMONS Bchmarkt 12 ferk, Telefoon 6341 kwaliteit en ook geven wordt. |udste zaak is van dat u daar net en matige prijzen kunt aentaar overbodig. Deze Courant veischint eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLLKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsiig. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. >OR DE PLANT W VERTROUWEN. l soorten voor t voorlichting tfitco. 31599 winningen worden U ior het M 1 - TM. 8698 tingen kosteloos 6,50. beschermen afdoende iden en gewas. Jfijne maas) 9 ct. per M2. t E N 10 ct. per M2. getaand, lang gebruik. IJMUIDEN OOST an houden n d i t i e. ekten, Bloedarmoede, gedeponeerde middelen ENEESM1DDELEN RUYS NIET GESLAAGD. Het is Ruys de Beerenbrouck niet mogen ge lukken een homogeen rechtsch Kabinet samen te stellen. De pogingen schijnen gestrand te zijn op de houding der Christ. Historische Unie, die niet meer wilde toezeggen harerzijds dan een betui ging van haar gouvernementeele gezindheid. Met het oog op 's lands belang moet dezen gang van zaken diep betreurd worden. Rotsvast staat onze overtuiging dat de gees telijke en stoffelijke belangen van ons Neder- landsche volk slechts gediend zijn met een co- alitieregeering, die steunt op de samenwerking der drie groote rechtsche partijen. De houding der Christ.-Hist. valt in de laatste jaren niet mee Men kan zich schier niet ontworstelen aan den indruk, dat deze partij, die samengesteld wordt uit zeer heterogene bestanddeelen, bij haar politiek optreden méér het oog gericht :A^udt op de partijbelangen, dan op het alge- 'Tneen landsbelang, niettegenstaande haar begin selprogram er van spreekt, dat deze partij min der op „majoriteit dan op autoriteit" let Misschien wordt het Anti-Rev. .partijbelang met dezen gang van zaken gediend. Maar, de Antirev. Partij is niet gewend 'hoe noodzakelijk we ook dit achten dit als een primaire zaak te beschouwen. Het beeld van de brandende kaars staat haar voor oogen. En daarom betreuren we deze uitkomst. V DE SCHOOLKWESTIE TE HERRINGEN. De betreurenswaardige kerk-kwestie, die de gemoederen in deze gemeente zoo heeft opge wonden is dan ten einde. De Kroon heeft, door een zeer milde interpre tatie van de desbetreffende wetsartikelen, deze zaak uit de wereld geholpen. Anders staat het met de schoolkwestie in deze gemeente. Zooals bekend is, heeft de alhier bestaande Ned. Herv. schoolvereeniging dit voorjaar bij het gemeentebestuur een aanvrage ingediend en; medewerking te verleenen tot de oprichting van een school met den Bijbel voor Ned. Herv. De Raad, die de desbetreffende bescheiden volkomen in overe'enstemming met de door de wet geëischte voorwaarden, aantrof kon niet anders dan toestemmen. De minderheid Staatk. Gereformeerden verzette zich echter tegen dit besluit en diende bij Ged. Staten bezwaar in. Dit hangt nu nog. Inmiddels hebben Ged. Staten goedgekeurd het raadsbesluit om de openbare school op te heffen, met dien verstande, dat dit niet plaats heeft op een te voren vastgestelden datum, maar met ingang van den datum dat de Ned. Herv. -Schooi geopend wordt. Wat natuurlijk weer rationeel is. Te betreuren is, dat de St. Geref. raadsfractie te Herkingen deze gelegenheid in den raad aan greep, om opnieuw van haar afwijzende hou ding te doen blijken. We zouden zoo zeggen er zijn nu enkele maanden na de raadsvergadering, waarin zij tegen de Ned. Herv. en vóór de openbare school koos, verloopen, zij heeft den tijd gehad om van de dwaling haars weegs terug te keeren. Helaas, niets daarvan De St. Geref. Heeren, zich blijkbaar thans alléén op finantieele motieven beroepende, heb ben uitgesproken, dat zij zich tot het allerlaatste tegen de stichting van een Ned. Herv. school zullen verzetten. Feitelijk vloeit dit standpunt uit hun prin cipe voort. Het veelbesproken artikel 36 laat conse quent in onze dagen toegepast slechts één school toe, en dat zal volgens de Herkingsche heeren ongetwijfeld hün school moeten zijn Maarhoe denken de Ned. Herv. Staatk. Gereformeerden op andere plaatsen over dit standpunt Ons dunkt dat zij zich er moeilijk mee ver- ■eenigen kunnen 't Is te hop'en, dat óók deze kwestie spoedig uit den weg geruimd zal worden, en deze ge meente weer eens zónder kwesties komt. Dat zal ongetwijfeld den geest onder de bur gerij ten goede komen Het einde der beraadslagingen. GEEN RECHTSCH KABINET. Naar het Corr. Bur. meldt, waren in de voortgezette bijeenkomst van kabinetsformateur Minister van Staat Jhr. Mr. Ruys de Beeren brouck, met vertegenwoordigers der drie recht sche Kamerfracties, van deze laatste weder te genwoordig de voorzitters dier fracties, Dr. Beumer (2e voorzitter), Mr. J. Schokking en Dr. W. H. Nolens en de leden de heeren H. Colijn, J. R. Snoeck Henkemans en Mr. P. J. M Aalberse. De beraadslagingen eindigden met een voor het totstandkomen van een parlementair kabinet, steunende op de rechterzijde ongunstige wen ding. De gang van zaken. De formateur, de heer Ruys de Beerenbrouck, heeft zich tot de drie rechtsche fracties gewend met een ontwerp werkprogram en gevraagd of de fracties op dien grondslag bereid warén aan een door hem te vormen kabinet steun te ver leenen. Daarop is door de A.R. fractie geantwoord, dat zij bereid was aan een kabinet, steunende op de rechterzijde, steun te verleenen, en dat zij met de algemeene strekking van het ontwerp- regqerfngsprogram kon meegaan. Op enkele punten werd nadere preciseering, wijziging of aanvulling verzocht. Aangenomen mag worden, dat de beantwoor ding dezer punten tot overeenstemming zou heb ben geleid. Van Chr. Hist, zijde schijnt geantwoord, dat men niet genegen was over een ontwerp-re- geeringsprogram besprekingen te voeren, daar zulk een program geheel voor de verantwoor delijkheid van het kabinet moest blijven. De formateur kon tevreden zijn met het feit, dat de Chr. Hist, fractie van gouvernementeelen zin was en gaarne een parlementair kabinet zag optreden. Dit antwoord van de Chr. Hist, fractie gaf den Formateur aanleiding om zich met een drie tal vragen te wenden tot de R K. en A. R. fracties, welke vragen hierop neerkwamën, of men bereid was een kabinet te steunen zonder dat er overeenstemming over het werkprogram verkregen was, dan wel, of men bereid was een minderheidskabinet onder leiding van Mr. Ruys te steunen. Óp deze vragen is door de A. R. fractie ontkennend geantwoord. Aan dit standpunt heeft de Chr. Hist, fractie blijkbaar indien correctie noodig mocht zijn, zullen wij die gaarne aanbrengen ook in volgende conferenties vastgehouden. En daarop hebben de pogingfen van Mr. Ruys schipbreuk geleden. Het spreekt wel vanzelf, dat een andere be vredigende oplossing, bijv. een rechtsch min derheidskabinet, niet mogelijk was. Een Fransch spreekwoord zegt: „Le criti que eat aisée, et l'art est difficile", dit wil zeg gen: „de critiek is gemakkelijk, maar de kunst is moeilijk", het is gemakkelijker aanmerkin gen te maken, dan zelf iets tot stand te bren- gen. Ieder mensch, die zijn verstand gebruikt, zal het hiermee eens zijn. Ik zeg: die zijn verstand gebruikt, want in den tegenwoordigen tijd blijken er menschen te zijn, die overal voor te vinden zijn, menschen, die het gekste gelooven en op gezag aannemen zonder zelf er bij te denken. Zoo zullen er dus ook wel te vinden zijn, die denken, dat er niets moeilijker in de wereld te verrichten valt, dan het uitbrengen van cri tiek, en zich derhalve geroepen achten om zich met dit moeilijke werk bezig te houden Met zulke elementen valt natuurlijk niet te rede neeren. We gaan ze dan ook maar stilzwijgend voorbij. Nu is het ongetwijfeld waar, dat critiek nood zakelijk is. Geen sterveling kan er buiten critiek. Dat komt natuurlijk hierdoor ,dat de mensch een vat vol gebreken Is. Zoo gauw we iets gaan do'en of zeggen, of denken, kleven er fouten aan. Niets is volmaakt op deez' aard, zeker niet het werk des menschen. En daarom is critiek een noodzakelijk ding. We kunnen er niet buiten. De kwestie is nu echter maar: welk karakter draagt de critiek Er is tweeërlei critiek. Men spreekt wel eens van „opbouwende" en „afbrekende" critiek. Er is een groot verschil tusschen deze twee. Ik behoef dat niet nader aan te toonen. Ieder begrijpt dat wel. Én nu is het zoo heel erg jammer, dat de meeste critiek zich bepaalt tot afbreken. Breken doet de mensch zoo graag Dat ligt zoo in zijn natuur. Als jong kind begint hij daar al mee. Als hij speelgoed in handen krijgt rust hij niet voor hij 't uit- en van elkander gehaald heeft. De boel moet ka pot. En dat is doorgaans eën gemakkelijk werk. Maar bouwen? Wie verstaat de kunst 'van bouwen Daar is oefening, training, studie, arbeid, zelfverloochening en zooveel meer voor noodig. Er zijn zoo weinig bouwers in dit leven Werkelijke bouwers, die produceeren en voort brengen wat tot nut der menschheid is. Zij zijn met een kaarsje te zoeken En toch wij allen zijn tot bouwen ge roepen. Er moet met intense kracht gearbeid worden aan het groote werk des levens. Wie dat niet begrijpt, verstaat het a-b-c van 's levens roeping nog niet. En daarom moet al ons streven, al ons denken en werken gedreven worden door de zucht om te bouwen. Ook onze critiek moet hierdoor beheerscht worden. Is dait niet zoo, dan is onze critiek uit den booze, waardeloos en dus verwerpelijk. Er moet dus in de critiek een positief element zijn. Dat wil zeggen, dat de critiek moet uitgaan van de stelling wat ik afbreek moet ik vervan gen door beter. Critiek, die zich bepaalt tot het negatieve, tot het ontkennende tot het afbrekende, is doorgaans waardeloos en wondt in het eind den mensch die dat zwaard hanteert. De historie heeft dat voldoende bewezen, en we hebben slechts om ons heen te zien om dat Ook in onze omgeving te bespeuren. Zoo op eenig terrein, dan zeker wel op dat van de politiek, treffen we dat verderfelijk negativisme aan. Van al wat op politiek terrein gestreden wordt, mogen we zeker wel tachtig procent louter een strijd om woorden noemen, waar in het negativisme overheerschend is en waar aan het positieve element van de daad ont breekt. Ik heb een spreker de snedige opmerking hooren maken in de verkiezingsdagen: Er wordt veel over art. 36 gesproken, maar niet over de woorden, die daarin voorkomen: „willende dat de wereld geregeerd worde door wetten en p o 1 i t i n. Hij bedoelde daarmee, dat men er geën acht op geeft, dat reeds onze vaderen goed begrepen, dat men met woorden niet klaar is, maar dat het op de daad aankomt. „Wet ten en politiën", dat veronderstelt de daad. En nu kan men in woorden negatief zijn en zeggen: „zóó en zóó moet het niet", maar de daad eischt, dat er positief gehandeld worde. Dat legt een zware verantwoordelijkheid op ieder mensch. Nu is het waar, dat ieder mensch, die leven wil van de negatieve critiek, op den duur door bet zwaard, dat hij hanteert, zichzelven wondt. Duidelijk kunnen we dat b.v. zien aan iemand als Dr. Bronsveld, die ook steeds door negatieve critiek gedreven werd. Wat heeft hij tenslotte er mee bereikt? Ik las juist dezer dagën hierover een frappant staaltje. In een dagblad werd er op gewezen, hoe Dr. Bronsveld in 1922 geschreven had, dat hij volhardde bij zijn meening, dat wie evangelisch Christen in de politiek is, in de politiek liberaal moet zijn. Maar in 1874 dacht Dr. Bronsveld er toch anders over, toen was hij blij, dat Dr. Kuyper in de Kamer kwam en uitte hij deze woorden: „Neen, we zijn geen machtelooze, geen „stille" partij meer. De liberalen, „het denkend deel der natie", moeten met ons re kening houden. Hun schoonste dagen zijn voor bij. Het blijkt meer en meer, dat er ook nog bij de kern van onze natie niet weinigen wor den aangetroffen, die van het streven om ons land weer een heidensch land te maken, af- keerig zijn." Ik zou zeggen: toen stond Dr. Bronsveld nog op het goede pad. Maar sindsdien is hij gaan leven van de negatie van de, afbrekende critiek en zijn werk is een mislukking ge worden. Wie leven wil van critiek komt ten slotte naast het leven te staan. Zoo is hóf in on^ pojlitieke leven meer gegaan. Én niet alleen, dat hij naast het leven komt te staan, maar het drijft tenslotte in e'en hoek, waar de criticus zich zelf niet hebben wil 1 Ook daarvan zijn vele voorbeelden. Het kan ook niet anders. Van afbraak kan de samenleving niet bestaan. Het is goed, dat we een open oog hebben voor de gebreken en de zonden van den tijd, maar wie niet anders doet dan daarop critiek uitbrengen, verbetert niets en leidt van het eene kwaad in het andere. Wij moeten bouwers zijn. Ieder naar zijn gaven en krachten. De één bouwt met goud, zilver en edelge steente, de andere met hout, hooi en stoppelen. En al is alle bouwwerk niet volmaakt, ja, al zal zelfs veel bouwwerk eenmaal als nietswaar dig met vuur verbrand worden, wanneer de intentie toch maar goed is, dan is er mogelijk heid, dat de mensch behouden blijve, al is het ook als door vuur Maar voor de afbrekers blijft er geen andere mogelijkheid over dan ten onder gaan. De his torie zij hun ten voorbeeld En hoe hebben wij ten slotte tegenover die criticasters te staan? Ik geloof, dat het 't beste is er maar niet te veel aandacht aan te schenken. Rustig doorwerken zij het parool Positieve arbeid zal de critiek doorstaan Het draagt de belofte van de toekomst in zich Let op het groote Scheppingswerk Gods. Satan is de negatieve criticus. Hij kan niet scheppen, hij kan slechts ontkennen. Satan kan tegenover 't Goddelijke „ja" het duivelsche „neen" stellen. Maar dat draagt dan ook de veroordeeling in zich. Toen Christus op aarde kwam heeft Hij niet alleen in negatieve critiek de zonde veroor deeld, maar heeft Hij in positieve, dat is in Goddelijke kracht, een nieuwe Scheppingsdaad verricht, want Hij was in zichzelven de wereld met God verzoenende en heeft deze op Satan weer veroverd en aan Gods voeten gebracht. Zoo nu heeft ook elk Christen te werken. Zijn strijd tegen de zonde mag' niet uit enkel negativisme bestaan, dat deed ten slotte zelfs de satan, die Jozua wees op zijn vuile klee deren Maar in den strijd tegen de zonde moet een positief element liggen, n.l. de po sitieve kracht om in de plaats van het duivelsch „neen" het Goddelijk „ja", in de plaats van het afbraakwerk een bouwwerk, in de plaats van de zonde de genade te stellen. Wie hier iets van geleerd heeft kan rustig voortgaan. In beginsel heeft hij reeds overwonnen. Die stoort zich dan ook niet teveel aan alle critiek rondom hem, want hij ziet er de machte loosheid in doorschemeren, en hij gunt zich geen tijd er lang bij stil te staan. Er is zooveel te doen 1 En onze tijd is zoo kort behoort op fietstochten, voor verzachting en genezing bij doorzitten en zonnebrand steeds een doos of tube Dooi 30-60 tn 90 cl. Tube 80 ct. Btj Apoth.en Drogisten De Middernachtzënding schrijft VAN EEN ONGEHUWDEN VADER. 't Is al heel wat jaren geleden, dat wij een verzoek kregen om een actie te voeren tegen een leeraar, die in onze stad zich bezig hield met het geven van privaat-lessen in vreemde talen. Hem opzoekende op zijn adres bleek ons al dra, dat hij niet genegen was iets te doen van wat hij verplicht was. Zeker, hij was er zich heel goed van 'bewust, dat hij iets moest doen, maar daar was niemand die hem er ooit toe zou kunnen dwingen want liever vertrok hij naar het buitenland, dan zich te laten bewegen aan zijn verplichtingen te voldoen. Bij verder onder zoek bleek ons, dat deze leeraar met zijn lessen gc-ven niet zooveel kon verdienen, dat hij zijn kamerhuur kon betalen, dat ontbijt, lunch en diner bestonden uit een wittebroodje en een fleschje melk. Een enkele maal zagen wij hem nog eens in de stad loopën, steeds meer armoe dig. Op een Zondagmiddag ons ontmoetende hield hij ons aan en vroeg waarheen onze gang was. Wij zeiden hem dat we dien middag moes ten spreken voor een aantal jongemannen, die den leeftijd tusschen de 16—18 jaar hadden bereikt. Mijnheerzeg dan aan die jongens, dat U gesproken hebt met iemand, die zelf ook zulk een jongen is geweest, die het ook heeft ge hoord, welke gevarén er dreigden, die ook is gewaarschuwd, maar die niet heeft willen luis teren, die het beter had kunnen hebben, maar niet heeft gewilddie nu naar de hel gaat Wij zeiden hem, dat wij het den jongens zouden zeg gen, behalve dat eene, dat laatste. Hij behoefde niet naar de hel te gaan. Indien hij wilde, hij kon nog anders en opnieuw zijn hoofd opbeuren. Hij moest opstaan, gelijk de geschiedenis uit Lucas 15 het zoo heerlijk verhaalde. Mijnheer, zeide hij, „ik wil." Nadien zacjen wij hem niet meer. Daarmee is echter ons verhaal niet een einde. Enkele jaren geleden ontvingen wij van hem een brief uit Afrika. Het ging hem goed, hij voelde, dat hij iets goed zou moeten maken en daarom schreef hij ons „En wilt U vooral de moeite doen, om te zoeken naar dat meisje met haar kind, want ik moet er nu toch iets voor doen", schreef hij. Wij vonden gelukkig dit meisje en zonden haar adres naar hem. Vanaf dien tijd zond hij geregeld onderstand en nu na jaren heeft hij haar gevraagd, of ze het toch nog wilde wagen met hem, om zijn vrouwtje te word'en Een on gehuwde vader die nooit iets wilde doen, heeft hiermede getoond, dat hij ook tot andere ge dachten kan komen. Wij hopen, dat er onder onze lezers geen ongehuwde vaders zijn, maar indien zoo iemand toch toevallig dit blad in handen krijgt, hopen wij, dat hij eveneens tot zulke gedachten komt, omdat wij helaas zoo dikwijls hebben moeten ondervinden, dat er nog zoovelen zijn, die hun plichten hebben vergeten en schoone beloften nimmer nakwamen. E. H. V. Wij lezen in De Waarheidsvriend, orgaan van den Gereformeerden Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Neder- landsche Hervortnde (Gereformeerde) Kerjk, 2 Aug. '29 ZOO ZIJN ONZE MANIEREN. Onder het opschrift„Mogelijke vrijstelling van Vrouwenvervolging", „Schrijven van den Minister", zegt „De Banier", het orgaan der Staatkundig Gereformeerden, in zijn nummer van 22 Juli Wij willen hierbij belanghebbenden nog eens wijz'en op het rondschrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken in Juni 1928 aan de burgemeesters, waarin deze Minister, en zijn ambtgenoot van Justitie, verklaarden, dat zij zich hebben „gesteld op het standpunt, dat gewetensbe zwaren wel degelijk kunen worden beschouwd als een in het tweede lid van artikel 72 der Kieswet bedoelde geldige reden van verhin dering bij de nakoming van den westelijken opkomstplicht." De Commissaris der Koningin, die dit aan de burgemeesters bekend maakte, voegde er aan toe „Namens genoemden Minister verzoek ik U, indien gij met het standpunt instemt, daarmede met de uitvoering der Kieswet, voor zooveel deze bij U berust, rekening te willen houd'en." Hieruit zien wij dus, dat het den burgemees ters zeer gemakelijk is gemaakt. Zij behoeven nu de vrouwen, die niet stemden, niet te vervol gen. De Minister heeft hiermee de zaak afgescho ven op de burgemeesters. Het is een stap in de gode richting. Tot zoover „De Banier". Nu trof ons bij het lezen twee dingen. In de eerste plaats, dat met geen woord wordt mel ding gemaakt, dat het de anti-revolutionairen waren, die het schrijven van den Minister wis ten uit te lokken. Dit is „De Banier" bekend. Maar stel U voor, dat het blad eerlijk te werk ging. en zijn lezers ronduit vertelde, dat de vrou- den, waneer zij niet vervolgd zullen worden, zij dit te danken hebben aan de activiteit der An tirevolutionairen,wel, het zou ongehoord zijn om van de Antirevolutionairen iets goeds te vertellen. Het zijn de manieren van de Staatkkundig Gereformeerden om alleen maar het slechte in de Antirevolutionaire partij ten toon te stellen. En in de tweede plaats frappeerde het ons, dat het schrijven van den Minister in het oog der Staatkundig Gereformeerde voormanden een stap in de goede richting was. Daaruit blijkt dus, dat de Antirevolutionairen, toen zij van den Minister wisten te verkrijgen dat hij zich door middel van de Commissaris sen der Koningin tot de burgemeesters, terzake van de vrouwenvervolging richtte, een goed werk verrichtten. Daarvan nemen wij dankbaar acte. ONTZETTENDE RAMP TE OOSTENDE. Een pleizierboot met 60 menschen aan boord in de haven doormidden gevaren. Tien lijken opgehaald; nog 17 men* schen ontbreken. Zondagmiddag tegen twee uur heeft zich te Oostende een ramp voorgedaan, die niet alleen groote ontsteltenis heeft verwekt onder de dui zenden badgasten, die daar ter plaatse vertoe ven, doch ook tallooze nieuwsgierigen uit an dere kustplaatsen naar Oostende heeft gelokt. Zooals eiken Zondag in het badseizoen, wer den ook vandaag een groot aantal pleizier- tochtjes op zee georganiseerd, waarvan vooral de eenvoudige badgasten, die voor een of twee dagen naar zee komen, gebruik maken. Tegen twee uur lag een pleziervaartuig gereed om zee te kiezen de boot was gevuld, en goed gevuld, met wel zestig menschen, onder wie vele vrou wen en kinderen. Op de boot werd veel pleizier gemaaktiedereen was gelukkig en genoot van het mooie weer straks na den tocht zou de trein hen weer terug brengen naar Brussel en Gent. Het reisje op zee zou het einde zijn van een schoonen dag. Helaas heeft het noodlot anders gewild. De boot stak van wal en bevond zich in de haven, toen zij in minder dan geen tijd doormidden werd gevaren door een schip van Blanken- berghe, dat de haven binnenliep. De boot zonk binnen enkele minuten en alle passagiers, van wie de meesten niet konden zwemmen, raakten te water. Na enkele oogenblikken van vreese- lijke verwarring werd met het redden van de drenkelingen begonnen. Een menigte van boot jes spoedde zich naar de plaats des onheils en slaagde er in heel wat menschen uit het water te halen. Doch hoe snel men ook te hulp schoot, men kon niet voorkomen, dat een aantal dren-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1