voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IBOLLEIL
OKIETES
OEHJES
lel, Bollerdam
PUROL
BOER
Antirevolutionair
Orgaan
Klok
In UwZade/tas
IN HOC SIGNO VINCES
al Handels-Bureau
26 -
No. 3560
WOENSDAG 7 AUGUSTUS 1929
44STE JAARGANG
IIEIIUIZEI,-
Uit de Pers.
Buitenland.
en hou werlj
HJLAND
ROOS
ndsuan 6,30-8,30 uur
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
E TONOS. - 11
aak koopen
50 ct.
nkerfransstr. 72
IDE MEU-
A. BOER
otterdam -af
De Kabinetscrisis.
Opbouwende Arbeid.
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
LEF. No. 1005 en 1946
Arts
IFRANSSTRAAT
(OTTERDAM
/OOR,
atlek, Jicht,
s Neuralglën
EN»
1,30—4 uur.
dag 1,30—4 uur.
ig 1,30-4 uur en
middagmalen in de
Saffische restaurants
an vertrouwen is.
rtrouwen vindt in
faire
NT P. SIMONS
Bchmarkt 12
ferk, Telefoon 6341
kwaliteit en ook
geven wordt.
|udste zaak is van
dat u daar net en
matige prijzen kunt
aentaar overbodig.
Deze Courant veischint eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLLKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsiig.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
>OR DE PLANT
W VERTROUWEN.
l soorten voor
t voorlichting
tfitco. 31599
winningen worden U
ior het
M 1 - TM. 8698
tingen kosteloos
6,50.
beschermen afdoende
iden en gewas.
Jfijne maas) 9 ct. per M2.
t E N 10 ct. per M2.
getaand, lang gebruik.
IJMUIDEN OOST
an
houden
n d i t i e.
ekten, Bloedarmoede,
gedeponeerde middelen
ENEESM1DDELEN
RUYS NIET GESLAAGD.
Het is Ruys de Beerenbrouck niet mogen ge
lukken een homogeen rechtsch Kabinet samen te
stellen.
De pogingen schijnen gestrand te zijn op de
houding der Christ. Historische Unie, die niet
meer wilde toezeggen harerzijds dan een betui
ging van haar gouvernementeele gezindheid.
Met het oog op 's lands belang moet dezen
gang van zaken diep betreurd worden.
Rotsvast staat onze overtuiging dat de gees
telijke en stoffelijke belangen van ons Neder-
landsche volk slechts gediend zijn met een co-
alitieregeering, die steunt op de samenwerking
der drie groote rechtsche partijen.
De houding der Christ.-Hist. valt in de laatste
jaren niet mee
Men kan zich schier niet ontworstelen aan
den indruk, dat deze partij, die samengesteld
wordt uit zeer heterogene bestanddeelen, bij
haar politiek optreden méér het oog gericht
:A^udt op de partijbelangen, dan op het alge-
'Tneen landsbelang, niettegenstaande haar begin
selprogram er van spreekt, dat deze partij min
der op „majoriteit dan op autoriteit" let
Misschien wordt het Anti-Rev. .partijbelang
met dezen gang van zaken gediend.
Maar, de Antirev. Partij is niet gewend
'hoe noodzakelijk we ook dit achten dit als
een primaire zaak te beschouwen.
Het beeld van de brandende kaars staat haar
voor oogen.
En daarom betreuren we deze uitkomst.
V DE SCHOOLKWESTIE TE
HERRINGEN.
De betreurenswaardige kerk-kwestie, die de
gemoederen in deze gemeente zoo heeft opge
wonden is dan ten einde.
De Kroon heeft, door een zeer milde interpre
tatie van de desbetreffende wetsartikelen, deze
zaak uit de wereld geholpen.
Anders staat het met de schoolkwestie in deze
gemeente.
Zooals bekend is, heeft de alhier bestaande
Ned. Herv. schoolvereeniging dit voorjaar bij
het gemeentebestuur een aanvrage ingediend
en; medewerking te verleenen tot de oprichting
van een school met den Bijbel voor Ned. Herv.
De Raad, die de desbetreffende bescheiden
volkomen in overe'enstemming met de door de
wet geëischte voorwaarden, aantrof kon niet
anders dan toestemmen.
De minderheid Staatk. Gereformeerden
verzette zich echter tegen dit besluit en diende
bij Ged. Staten bezwaar in.
Dit hangt nu nog.
Inmiddels hebben Ged. Staten goedgekeurd
het raadsbesluit om de openbare school op te
heffen, met dien verstande, dat dit niet plaats
heeft op een te voren vastgestelden datum, maar
met ingang van den datum dat de Ned. Herv.
-Schooi geopend wordt.
Wat natuurlijk weer rationeel is.
Te betreuren is, dat de St. Geref. raadsfractie
te Herkingen deze gelegenheid in den raad aan
greep, om opnieuw van haar afwijzende hou
ding te doen blijken.
We zouden zoo zeggen er zijn nu enkele
maanden na de raadsvergadering, waarin zij
tegen de Ned. Herv. en vóór de openbare school
koos, verloopen, zij heeft den tijd gehad om
van de dwaling haars weegs terug te keeren.
Helaas, niets daarvan
De St. Geref. Heeren, zich blijkbaar thans
alléén op finantieele motieven beroepende, heb
ben uitgesproken, dat zij zich tot het allerlaatste
tegen de stichting van een Ned. Herv. school
zullen verzetten.
Feitelijk vloeit dit standpunt uit hun prin
cipe voort.
Het veelbesproken artikel 36 laat conse
quent in onze dagen toegepast slechts één
school toe, en dat zal volgens de Herkingsche
heeren ongetwijfeld hün school moeten zijn
Maarhoe denken de Ned. Herv. Staatk.
Gereformeerden op andere plaatsen over dit
standpunt
Ons dunkt dat zij zich er moeilijk mee ver-
■eenigen kunnen
't Is te hop'en, dat óók deze kwestie spoedig
uit den weg geruimd zal worden, en deze ge
meente weer eens zónder kwesties komt.
Dat zal ongetwijfeld den geest onder de bur
gerij ten goede komen
Het einde der beraadslagingen.
GEEN RECHTSCH KABINET.
Naar het Corr. Bur. meldt, waren in de
voortgezette bijeenkomst van kabinetsformateur
Minister van Staat Jhr. Mr. Ruys de Beeren
brouck, met vertegenwoordigers der drie recht
sche Kamerfracties, van deze laatste weder te
genwoordig de voorzitters dier fracties, Dr.
Beumer (2e voorzitter), Mr. J. Schokking en
Dr. W. H. Nolens en de leden de heeren H.
Colijn, J. R. Snoeck Henkemans en Mr. P. J.
M Aalberse.
De beraadslagingen eindigden met een voor
het totstandkomen van een parlementair kabinet,
steunende op de rechterzijde ongunstige wen
ding.
De gang van zaken.
De formateur, de heer Ruys de Beerenbrouck,
heeft zich tot de drie rechtsche fracties gewend
met een ontwerp werkprogram en gevraagd of
de fracties op dien grondslag bereid warén aan
een door hem te vormen kabinet steun te ver
leenen.
Daarop is door de A.R. fractie geantwoord,
dat zij bereid was aan een kabinet, steunende op
de rechterzijde, steun te verleenen, en dat zij
met de algemeene strekking van het ontwerp-
regqerfngsprogram kon meegaan. Op enkele
punten werd nadere preciseering, wijziging of
aanvulling verzocht.
Aangenomen mag worden, dat de beantwoor
ding dezer punten tot overeenstemming zou heb
ben geleid.
Van Chr. Hist, zijde schijnt geantwoord, dat
men niet genegen was over een ontwerp-re-
geeringsprogram besprekingen te voeren, daar
zulk een program geheel voor de verantwoor
delijkheid van het kabinet moest blijven. De
formateur kon tevreden zijn met het feit, dat
de Chr. Hist, fractie van gouvernementeelen
zin was en gaarne een parlementair kabinet zag
optreden.
Dit antwoord van de Chr. Hist, fractie gaf
den Formateur aanleiding om zich met een drie
tal vragen te wenden tot de R K. en A. R.
fracties, welke vragen hierop neerkwamën, of
men bereid was een kabinet te steunen zonder
dat er overeenstemming over het werkprogram
verkregen was, dan wel, of men bereid was
een minderheidskabinet onder leiding van Mr.
Ruys te steunen.
Óp deze vragen is door de A. R. fractie
ontkennend geantwoord.
Aan dit standpunt heeft de Chr. Hist, fractie
blijkbaar indien correctie noodig mocht zijn,
zullen wij die gaarne aanbrengen ook in
volgende conferenties vastgehouden. En daarop
hebben de pogingfen van Mr. Ruys schipbreuk
geleden.
Het spreekt wel vanzelf, dat een andere be
vredigende oplossing, bijv. een rechtsch min
derheidskabinet, niet mogelijk was.
Een Fransch spreekwoord zegt: „Le criti
que eat aisée, et l'art est difficile", dit wil zeg
gen: „de critiek is gemakkelijk, maar de kunst
is moeilijk", het is gemakkelijker aanmerkin
gen te maken, dan zelf iets tot stand te bren-
gen.
Ieder mensch, die zijn verstand gebruikt, zal
het hiermee eens zijn.
Ik zeg: die zijn verstand gebruikt, want in
den tegenwoordigen tijd blijken er menschen
te zijn, die overal voor te vinden zijn, menschen,
die het gekste gelooven en op gezag aannemen
zonder zelf er bij te denken.
Zoo zullen er dus ook wel te vinden zijn,
die denken, dat er niets moeilijker in de wereld
te verrichten valt, dan het uitbrengen van cri
tiek, en zich derhalve geroepen achten om zich
met dit moeilijke werk bezig te houden Met
zulke elementen valt natuurlijk niet te rede
neeren. We gaan ze dan ook maar stilzwijgend
voorbij.
Nu is het ongetwijfeld waar, dat critiek nood
zakelijk is.
Geen sterveling kan er buiten critiek.
Dat komt natuurlijk hierdoor ,dat de mensch
een vat vol gebreken Is. Zoo gauw we iets
gaan do'en of zeggen, of denken, kleven er
fouten aan. Niets is volmaakt op deez' aard,
zeker niet het werk des menschen.
En daarom is critiek een noodzakelijk ding.
We kunnen er niet buiten.
De kwestie is nu echter maar: welk karakter
draagt de critiek
Er is tweeërlei critiek.
Men spreekt wel eens van „opbouwende" en
„afbrekende" critiek.
Er is een groot verschil tusschen deze twee.
Ik behoef dat niet nader aan te toonen. Ieder
begrijpt dat wel.
Én nu is het zoo heel erg jammer, dat de
meeste critiek zich bepaalt tot afbreken.
Breken doet de mensch zoo graag
Dat ligt zoo in zijn natuur. Als jong kind
begint hij daar al mee. Als hij speelgoed in
handen krijgt rust hij niet voor hij 't uit- en
van elkander gehaald heeft. De boel moet ka
pot. En dat is doorgaans eën gemakkelijk werk.
Maar bouwen?
Wie verstaat de kunst 'van bouwen
Daar is oefening, training, studie, arbeid,
zelfverloochening en zooveel meer voor noodig.
Er zijn zoo weinig bouwers in dit leven
Werkelijke bouwers, die produceeren en voort
brengen wat tot nut der menschheid is.
Zij zijn met een kaarsje te zoeken
En toch wij allen zijn tot bouwen ge
roepen.
Er moet met intense kracht gearbeid worden
aan het groote werk des levens. Wie dat niet
begrijpt, verstaat het a-b-c van 's levens roeping
nog niet.
En daarom moet al ons streven, al ons denken
en werken gedreven worden door de zucht om
te bouwen.
Ook onze critiek moet hierdoor beheerscht
worden.
Is dait niet zoo, dan is onze critiek uit den
booze, waardeloos en dus verwerpelijk.
Er moet dus in de critiek een positief
element zijn.
Dat wil zeggen, dat de critiek moet uitgaan
van de stelling wat ik afbreek moet ik vervan
gen door beter.
Critiek, die zich bepaalt tot het negatieve,
tot het ontkennende tot het afbrekende, is
doorgaans waardeloos en wondt in het eind
den mensch die dat zwaard hanteert.
De historie heeft dat voldoende bewezen, en
we hebben slechts om ons heen te zien om
dat Ook in onze omgeving te bespeuren.
Zoo op eenig terrein, dan zeker wel op dat
van de politiek, treffen we dat verderfelijk
negativisme aan.
Van al wat op politiek terrein gestreden
wordt, mogen we zeker wel tachtig procent
louter een strijd om woorden noemen, waar
in het negativisme overheerschend is en waar
aan het positieve element van de daad ont
breekt.
Ik heb een spreker de snedige opmerking
hooren maken in de verkiezingsdagen: Er wordt
veel over art. 36 gesproken, maar niet over
de woorden, die daarin voorkomen: „willende
dat de wereld geregeerd worde door wetten
en p o 1 i t i n. Hij bedoelde daarmee, dat men
er geën acht op geeft, dat reeds onze vaderen
goed begrepen, dat men met woorden niet klaar
is, maar dat het op de daad aankomt. „Wet
ten en politiën", dat veronderstelt de daad.
En nu kan men in woorden negatief zijn
en zeggen: „zóó en zóó moet het niet", maar
de daad eischt, dat er positief gehandeld worde.
Dat legt een zware verantwoordelijkheid op
ieder mensch.
Nu is het waar, dat ieder mensch, die leven
wil van de negatieve critiek, op den duur door
bet zwaard, dat hij hanteert, zichzelven wondt.
Duidelijk kunnen we dat b.v. zien aan iemand
als Dr. Bronsveld, die ook steeds door negatieve
critiek gedreven werd. Wat heeft hij tenslotte
er mee bereikt?
Ik las juist dezer dagën hierover een frappant
staaltje.
In een dagblad werd er op gewezen, hoe
Dr. Bronsveld in 1922 geschreven had, dat hij
volhardde bij zijn meening, dat wie evangelisch
Christen in de politiek is, in de politiek liberaal
moet zijn. Maar in 1874 dacht Dr. Bronsveld
er toch anders over, toen was hij blij, dat Dr.
Kuyper in de Kamer kwam en uitte hij deze
woorden: „Neen, we zijn geen machtelooze,
geen „stille" partij meer. De liberalen, „het
denkend deel der natie", moeten met ons re
kening houden. Hun schoonste dagen zijn voor
bij. Het blijkt meer en meer, dat er ook nog
bij de kern van onze natie niet weinigen wor
den aangetroffen, die van het streven om ons
land weer een heidensch land te maken, af-
keerig zijn."
Ik zou zeggen: toen stond Dr. Bronsveld
nog op het goede pad. Maar sindsdien is hij
gaan leven van de negatie van de, afbrekende
critiek en zijn werk is een mislukking ge
worden.
Wie leven wil van critiek komt ten slotte
naast het leven te staan.
Zoo is hóf in on^ pojlitieke leven meer
gegaan.
Én niet alleen, dat hij naast het leven komt
te staan, maar het drijft tenslotte in e'en hoek,
waar de criticus zich zelf niet hebben wil 1
Ook daarvan zijn vele voorbeelden.
Het kan ook niet anders. Van afbraak kan
de samenleving niet bestaan.
Het is goed, dat we een open oog hebben
voor de gebreken en de zonden van den tijd,
maar wie niet anders doet dan daarop critiek
uitbrengen, verbetert niets en leidt van het eene
kwaad in het andere.
Wij moeten bouwers zijn. Ieder naar zijn
gaven en krachten.
De één bouwt met goud, zilver en edelge
steente, de andere met hout, hooi en stoppelen.
En al is alle bouwwerk niet volmaakt, ja, al
zal zelfs veel bouwwerk eenmaal als nietswaar
dig met vuur verbrand worden, wanneer de
intentie toch maar goed is, dan is er mogelijk
heid, dat de mensch behouden blijve, al is het
ook als door vuur
Maar voor de afbrekers blijft er geen andere
mogelijkheid over dan ten onder gaan. De his
torie zij hun ten voorbeeld
En hoe hebben wij ten slotte tegenover die
criticasters te staan?
Ik geloof, dat het 't beste is er maar niet
te veel aandacht aan te schenken.
Rustig doorwerken zij het parool
Positieve arbeid zal de critiek doorstaan
Het draagt de belofte van de toekomst in
zich
Let op het groote Scheppingswerk Gods.
Satan is de negatieve criticus. Hij kan niet
scheppen, hij kan slechts ontkennen. Satan kan
tegenover 't Goddelijke „ja" het duivelsche
„neen" stellen. Maar dat draagt dan ook de
veroordeeling in zich.
Toen Christus op aarde kwam heeft Hij niet
alleen in negatieve critiek de zonde veroor
deeld, maar heeft Hij in positieve, dat is in
Goddelijke kracht, een nieuwe Scheppingsdaad
verricht, want Hij was in zichzelven de wereld
met God verzoenende en heeft deze op Satan
weer veroverd en aan Gods voeten gebracht.
Zoo nu heeft ook elk Christen te werken.
Zijn strijd tegen de zonde mag' niet uit enkel
negativisme bestaan, dat deed ten slotte zelfs
de satan, die Jozua wees op zijn vuile klee
deren Maar in den strijd tegen de zonde
moet een positief element liggen, n.l. de po
sitieve kracht om in de plaats van het duivelsch
„neen" het Goddelijk „ja", in de plaats van
het afbraakwerk een bouwwerk, in de plaats
van de zonde de genade te stellen.
Wie hier iets van geleerd heeft kan rustig
voortgaan.
In beginsel heeft hij reeds overwonnen.
Die stoort zich dan ook niet teveel aan alle
critiek rondom hem, want hij ziet er de machte
loosheid in doorschemeren, en hij gunt zich
geen tijd er lang bij stil te staan.
Er is zooveel te doen 1
En onze tijd is zoo kort
behoort op fietstochten, voor verzachting
en genezing bij doorzitten en zonnebrand
steeds een doos of tube
Dooi 30-60 tn 90 cl. Tube 80 ct. Btj Apoth.en Drogisten
De Middernachtzënding schrijft
VAN EEN ONGEHUWDEN VADER.
't Is al heel wat jaren geleden, dat wij een
verzoek kregen om een actie te voeren tegen
een leeraar, die in onze stad zich bezig hield
met het geven van privaat-lessen in vreemde
talen.
Hem opzoekende op zijn adres bleek ons al
dra, dat hij niet genegen was iets te doen van
wat hij verplicht was. Zeker, hij was er zich
heel goed van 'bewust, dat hij iets moest doen,
maar daar was niemand die hem er ooit toe zou
kunnen dwingen want liever vertrok hij naar
het buitenland, dan zich te laten bewegen aan
zijn verplichtingen te voldoen. Bij verder onder
zoek bleek ons, dat deze leeraar met zijn lessen
gc-ven niet zooveel kon verdienen, dat hij zijn
kamerhuur kon betalen, dat ontbijt, lunch en
diner bestonden uit een wittebroodje en een
fleschje melk. Een enkele maal zagen wij hem
nog eens in de stad loopën, steeds meer armoe
dig. Op een Zondagmiddag ons ontmoetende
hield hij ons aan en vroeg waarheen onze gang
was. Wij zeiden hem dat we dien middag moes
ten spreken voor een aantal jongemannen, die
den leeftijd tusschen de 16—18 jaar hadden
bereikt.
Mijnheerzeg dan aan die jongens, dat U
gesproken hebt met iemand, die zelf ook zulk
een jongen is geweest, die het ook heeft ge
hoord, welke gevarén er dreigden, die ook is
gewaarschuwd, maar die niet heeft willen luis
teren, die het beter had kunnen hebben, maar
niet heeft gewilddie nu naar de hel gaat Wij
zeiden hem, dat wij het den jongens zouden zeg
gen, behalve dat eene, dat laatste. Hij behoefde
niet naar de hel te gaan. Indien hij wilde, hij
kon nog anders en opnieuw zijn hoofd opbeuren.
Hij moest opstaan, gelijk de geschiedenis uit
Lucas 15 het zoo heerlijk verhaalde.
Mijnheer, zeide hij, „ik wil."
Nadien zacjen wij hem niet meer. Daarmee is
echter ons verhaal niet een einde.
Enkele jaren geleden ontvingen wij van hem
een brief uit Afrika. Het ging hem goed, hij
voelde, dat hij iets goed zou moeten maken en
daarom schreef hij ons „En wilt U vooral de
moeite doen, om te zoeken naar dat meisje met
haar kind, want ik moet er nu toch iets voor
doen", schreef hij.
Wij vonden gelukkig dit meisje en zonden
haar adres naar hem. Vanaf dien tijd zond hij
geregeld onderstand en nu na jaren heeft hij
haar gevraagd, of ze het toch nog wilde wagen
met hem, om zijn vrouwtje te word'en Een on
gehuwde vader die nooit iets wilde doen, heeft
hiermede getoond, dat hij ook tot andere ge
dachten kan komen. Wij hopen, dat er onder
onze lezers geen ongehuwde vaders zijn, maar
indien zoo iemand toch toevallig dit blad in
handen krijgt, hopen wij, dat hij eveneens tot
zulke gedachten komt, omdat wij helaas zoo
dikwijls hebben moeten ondervinden, dat er nog
zoovelen zijn, die hun plichten hebben vergeten
en schoone beloften nimmer nakwamen.
E. H. V.
Wij lezen in De Waarheidsvriend, orgaan
van den Gereformeerden Bond tot verbreiding
en verdediging van de Waarheid in de Neder-
landsche Hervortnde (Gereformeerde) Kerjk,
2 Aug. '29
ZOO ZIJN ONZE MANIEREN.
Onder het opschrift„Mogelijke vrijstelling
van Vrouwenvervolging", „Schrijven van den
Minister", zegt „De Banier", het orgaan der
Staatkundig Gereformeerden, in zijn nummer
van 22 Juli
Wij willen hierbij belanghebbenden nog eens
wijz'en op het rondschrijven van den Minister
van Binnenlandsche Zaken in Juni 1928 aan
de burgemeesters, waarin deze Minister, en zijn
ambtgenoot van Justitie, verklaarden, dat zij
zich hebben
„gesteld op het standpunt, dat gewetensbe
zwaren wel degelijk kunen worden beschouwd
als een in het tweede lid van artikel 72 der
Kieswet bedoelde geldige reden van verhin
dering bij de nakoming van den westelijken
opkomstplicht."
De Commissaris der Koningin, die dit aan
de burgemeesters bekend maakte, voegde er
aan toe
„Namens genoemden Minister verzoek ik U,
indien gij met het standpunt instemt, daarmede
met de uitvoering der Kieswet, voor zooveel
deze bij U berust, rekening te willen houd'en."
Hieruit zien wij dus, dat het den burgemees
ters zeer gemakelijk is gemaakt. Zij behoeven
nu de vrouwen, die niet stemden, niet te vervol
gen.
De Minister heeft hiermee de zaak afgescho
ven op de burgemeesters. Het is een stap in de
gode richting.
Tot zoover „De Banier".
Nu trof ons bij het lezen twee dingen. In de
eerste plaats, dat met geen woord wordt mel
ding gemaakt, dat het de anti-revolutionairen
waren, die het schrijven van den Minister wis
ten uit te lokken. Dit is „De Banier" bekend.
Maar stel U voor, dat het blad eerlijk te werk
ging. en zijn lezers ronduit vertelde, dat de vrou-
den, waneer zij niet vervolgd zullen worden, zij
dit te danken hebben aan de activiteit der An
tirevolutionairen,wel, het zou ongehoord
zijn om van de Antirevolutionairen iets goeds
te vertellen.
Het zijn de manieren van de Staatkkundig
Gereformeerden om alleen maar het slechte in
de Antirevolutionaire partij ten toon te stellen.
En in de tweede plaats frappeerde het ons,
dat het schrijven van den Minister in het oog
der Staatkundig Gereformeerde voormanden een
stap in de goede richting was.
Daaruit blijkt dus, dat de Antirevolutionairen,
toen zij van den Minister wisten te verkrijgen
dat hij zich door middel van de Commissaris
sen der Koningin tot de burgemeesters, terzake
van de vrouwenvervolging richtte, een goed
werk verrichtten.
Daarvan nemen wij dankbaar acte.
ONTZETTENDE RAMP TE OOSTENDE.
Een pleizierboot met 60 menschen aan
boord in de haven doormidden gevaren.
Tien lijken opgehaald; nog 17 men*
schen ontbreken.
Zondagmiddag tegen twee uur heeft zich te
Oostende een ramp voorgedaan, die niet alleen
groote ontsteltenis heeft verwekt onder de dui
zenden badgasten, die daar ter plaatse vertoe
ven, doch ook tallooze nieuwsgierigen uit an
dere kustplaatsen naar Oostende heeft gelokt.
Zooals eiken Zondag in het badseizoen, wer
den ook vandaag een groot aantal pleizier-
tochtjes op zee georganiseerd, waarvan vooral
de eenvoudige badgasten, die voor een of twee
dagen naar zee komen, gebruik maken. Tegen
twee uur lag een pleziervaartuig gereed om zee
te kiezen de boot was gevuld, en goed gevuld,
met wel zestig menschen, onder wie vele vrou
wen en kinderen. Op de boot werd veel pleizier
gemaaktiedereen was gelukkig en genoot van
het mooie weer straks na den tocht zou de
trein hen weer terug brengen naar Brussel en
Gent. Het reisje op zee zou het einde zijn van
een schoonen dag.
Helaas heeft het noodlot anders gewild. De
boot stak van wal en bevond zich in de haven,
toen zij in minder dan geen tijd doormidden
werd gevaren door een schip van Blanken-
berghe, dat de haven binnenliep. De boot zonk
binnen enkele minuten en alle passagiers, van
wie de meesten niet konden zwemmen, raakten
te water. Na enkele oogenblikken van vreese-
lijke verwarring werd met het redden van de
drenkelingen begonnen. Een menigte van boot
jes spoedde zich naar de plaats des onheils en
slaagde er in heel wat menschen uit het water
te halen. Doch hoe snel men ook te hulp schoot,
men kon niet voorkomen, dat een aantal dren-