Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. i IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No, 3559 WOENSDAG 31 JULI 1929 44STE JAARGANG Uit de Pers. Buitenland. Het huisje aan den Zeedijk I W. BOEKHOVEN ék ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Deze Coura.it veischijat eiken WOENSDAG en 7ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bi vooruitbetaling. BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zf beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. u DE EERSTE KAMER-VERKIEZING. Volgens de wet treedt om de drie jaar de helft van het aantal Eerste Kamerleden af. De Provinciën, die ons Hooger Huis verkiezen, zijn hiertoe in vier groepen, met een ongeveer gelijk aantal stemmen, verdeeld. Ditmaal was de beurt om te kiezen aan groep één en drie, n.l. de provinciën Zeeland, Utrecht, Iimburg, Noord-Brabant, Friesland en Noord- Holland. Veel stof tot commentaar biedt de uitslag ditmaal niet. Een R. K. Volkspartijer van de Brabantsche Staten zorgde, dat de Vrijz. Dem. Prof. Krarien- burg in de Eerste Kamer kwam. De oneenigheid in de Christ. Hist. Unie open baarde zich door het uitbrengen van voorkeur stemmen, wat overigens op den uitslag geen invloed had. En ten slotte zorgde in de groep Noord-Hol- 'nd, doordat e'en Vrijheidsbonder zijn stembiljet verknoeide, dat de Roomsch-Kath. Staatspartij zijn derden zetel, die hij anders verspeeld had, weer verwierf. Jammer, dat onze Partij door ziekte van een harer leden en doordat een lid zijn stembiljet verkeerd invulde, één Eerste Kamerlid verloor aan de S. D. A. P. „De Maasbode" wijst op het opmerkelijke verschijnsel, dat het gevaar dreigt, dat het zwaartepunt van 't algemeen politiek debat zich eenigszins van de Tweede naar de Eerste Ka mer zou gaan verplaatsen, doordat Prof. Kra nenburg, voorzitter van zijn partij, en de voor zitter van den Vrijheidsbond eveneens in ons Hooger Huis zijn intrede doet en dat de mo gelijkheid nog hangende is, dat de heer Colijn ook de Eerste Kamer kiestDit gevaar zou nog grooter worden, wanneer de oneenigheid in de C. H. Unie zich meer en meer zou toe- s itsen tot een verschil van inzicht bij de Eerste ■n' Tweede Kamerfractie dier partij. Inderdaad is het mogelijk, dat door een en ander de positie der Eerste Kamer eenigszins veranderd. Wij hopen intusschen, dat de heer Colijn niet te lang meer zal wachten met de mededeeling, dat hij zijn benoeming tot lid der Tweede Kamer aanneemt. De candidaatstelling heeft het vermoeden ge wettigd, dat dit de bedoeling van onzen partij leider was en naar onze meening hoort iemand als de heer Colijn in de Tweede en niet in de Eerste Kamer. WAAROM DIE VERDACHT- MAKERIJ Eenige nummers terug namen we een stukje op uit „De Proletarische Vrouw", waarin op hoogst profane wijze werd gespot met hetgeen den Christen heilig is. Het blad schreef nu onder het kopje „Waar om leugens", dat iets dergelijks nimmer in dit blad gestaan heeft, ook niet iets, dat er op leek. Wij willen hiervan nota nemen. Mogen wij echter de redactie van dit socialis tisch Vrouwenblad verwijzen naar de redactie van „Nederland en Oranje", het officieel orgaan van het Verbond van A.-R. Prop. Clubs in Nederland, dat met medewerking van het Centr. Comité en de Dr. A. Kuyperstichting ver schijnt Dit blad citeerde bedoeld stukje en noemde het nummer er bij. 't Was het nummer van 1 Juli 1922! De redactie kan, dunkt ons, toch wel be grijpen, dat wij willens en wetens geen leugens vertellen. We zouden wederkeerig kunnen vragen Waarom die verdachtmakerij „De Standaard" schrijft over het besluit, dat de conferentie over het rapport Young in Den Haag wordt gehouden, het volgende Het schijnt nu wel vast te staan, dat de conferentie tusschen de betrokken regeeringen naar aanleiding van het rapport der commissie Young in Den Haag zal plaats vinden. Of we daarmee ingenomen moeten zijn Er is ruimte voor meeningsverschil daarover. En op meer dan één grond. Vooreerst is Den Haag niet gekozen omdat men bij voorkeur in Nederland bijeenkwam. Men komt slechts naar hier, omdat men het over de andere plaatsen niet eens is kunnen worden. A. wilde niet te Londen vergaderen, B. niet in Zwitserland; dan, in vredesnaam, maar Den Haag. Voorts past Augustus al heel slecht voor het onderbrengen van vele honderd'en personen, waarvan een deel hooge eischen van persoonlijk comfort pleegt te stellen en allen de beschikking wenschen te hebben over talrijke bureauruimten. Bij Engeland, Frankrijk en Duitschland moet men al spoedig rekenen op delegaties van 50 tot 100 personen; die van Italië, België en Japan zullen wel iets minder talrijk zijn, maar met elkaar enkele andere kleineren inbegrepén komt men toch wel op een 500 personen, de journalisten nog niet meegerekend. Is dus de benoodigde logiesruimte reeds niet gering, de bureaux vragen niet minder ruimte. Wie wel eens iets van deze conferenties persoonlijk heeft waargenomen, houdt zijn hart vast bij de ge dachte hoe m en in alle behoeften op passende wijze voorzien zal. Had men er tevoren op kunen rekenen, dan zou het best te schikken zijn geweest, maar thans lijkt het ons bijna ondoenlijk. Alle groote hotels zijn in Augustus bezet met gasten, die lang tevoren hunne plaatsen besproken hebben en bij deze conferenties heeft men gemeenlijk bepaalde gedeelten van de groote hotels geheel voor zichzelf, ziet men liefst geen onbekende gezichten om zich heen. Hoe men de zaak dan ook regelen kan zóó, dat we even goed voor den dag komen als anderen, is ons een raadsel. Men zal natuurlijk zijn best doen, daarvan zijn we overtuigd, maar we vreezen toch zeer, dat we een poover figuur zullen maken in vergelij king met wat men op dit gebied elders pleegt te doen. Tenzij de conferentie alsnog verschoven werd tot na het seizoen. Dan bieden Scheve- ningen en Den Haag alles wat men maar wen schen kan. Maar als dat uitgesloten is, loopt onze reputatie gevaar ernstig schade te lijden. De delegaties zijn gewoon in haar geheel bijeen te blijven en in het hotel waar gewoond wordt ook de noodige bureaux ter beschikking te heb ben. Dit vraagt voor elke groote delegatie apart reeds de ruimte van een middelmatig groot hotel Er. als we dat niet kunnen aanbieden zijn we voor volgende gelegenheden in een zeer onguns tige positie geplaatst. Wel is waar zijn we, om zoo te zeggen, met deze confertenie overvallen en strekt dit in ze keren zin ter verontschuldiging wanneer alles niet precies zoo is als men het wenschen zou, maar het gemopper wordt daardoor niet voor komen en de indruk, dat Den Haag voor groote conferenties onvoldoende accomodatie biedt, daardoor niet uitgewischt. Daarm kunnen wij niet juichen over het feit, dat ons land zonder behoorlijke gelegenheid tot voorbereiding in dezen tijd van het jaar gastvrij heid zal hebben te verleenen aan de groote con ferentie ter „.liquidatie van den oorlog." De Vrije Westfries schrijft: DE MOORD OP EEN VROUW. In Indië is een vrouw vermoord. Vreeselijke gebeurtenis, maar er komen he» laas veel moorden voor in onze bedorven wereld, en wie den achtergrond van deze misdaad niet kent, is toch allicht verwonderd over de bewogenheid, die door den moord in Indië is ontstaan. Honderden Europeesche vrouwen hebben een telegram om bescherming aan de Koningin gericht, een groote protestvergadering is door duizende planters gehouden in den Volks, raad heeft Mr. Helsdingen een merkwaardige verklaring afgelegd. Deze beroering spruit voort uit de onrust, uit de angst, die de moord op Mevrouw Land. zaat heeft gewekt. De moord die hier een koeli pleegde op de jonge vrouw van een assitent, is de laatste van een reeks moorden, door inlanders op Europeanen gepleegd. On. rustbarend was in den laatsten tijd aan Su» matra's Oostkust het aantal aanslagen van in. landsch werkvolk op hun Europeesche op< zichters. In sommige gevallen hadden de aan. gevallen Europeanen hun menschen honds behandeld en tot het uiterste getergd, in andere gevallen hadden ze om een enkele be. risping reeds naar het mes gegrepen, en thans is een onschuldige jonge assistentsvrouw van het leven beroofd, omdat de koelie een wrok had tegen haar man. De onrust, de angst der Europeanen in Delie is begrijpelijk. Zij wonen daar als blanken midden onder het bruine volk. Tegen één Europeaan zijn er veel meer dan honderd inlanders. Tot nu waren de blanken daar even veilig als in Nederland. Een inlander dacht er niet aan zijn hand op te heffen tegen een blanke zelfs al werd hij door die blanke als een hond behandeld. Dat ver. andert nu Een bruine duldt niet a 1 le s meer. De wet schenkt hem ook rechtende wet be. schermt den kaelie ook tegen ruw geweld. Tot zoover was de ontwikkeling gezond. Doch nu schijnen er koelies te zijn, die verder gaan. Zij zijn niet tevreden met de wettelijke bescherming. Eigen rechter willen ze wezen, en ze grijpen naar hun mes, om hun werke* lijke vermeende onderdrukkers uit den weg te ruimen. Zoo gaat de veiligheid der blanken op Su. matra's Oostkust te loor. Gerechtvaardigd is de aandrang der planters en hun vrouwen om afdoende beschermende maatregelen. Hieraan moet de Nederlandsche regeering voldoen. Zij is verantwoordelijk voor de veiligheid van de Nederlanders op elk gebied, waar zij regeert. Op Sumatra of Curac^ao niet minder dan in Nederland. Het is echter de vraag welke maatregelen de beste bescherming zijn. De allereerste maat. regel zal wel militaire bescherming moeten wezen. Maar om afdoende bescherming te bewer ken is een onderzoek noodig naar de oor. zaken van het kwaad. Sommigen zeggen dat de slappe houding van den landvoogd de inlanders oproerig maakt. Het oude, harde strafstelsel moet weer worden toegepast. Andere meenen, dat de poenale sanctie de voornaamste oorzaak is van het kwaad. Als de arbeiders vrij zijn om te gaan, waarheen zij willen, worden ze afgehouden van geweld, pleging. Derden zeggen dat het communisme zijn verderfelijfcen invloed hier gelden laat, en dat ook het ontwakende nationalisme debet is aan de veranderde mentaliteit. Op een afstand kan men niet beoordeelen waar het kwaad precies schuilt. Er zullen wel onderscheidene oorzaken voor zijn. Maar ernstig is de zaak zeer zeker, en dat spoedig ingegrepen dient te worden, staat vast. POINCARE AFGETREDEN. Poincaré, de Fransche minister-president, is om gezondheidsredenen afgetreden. Dit aftreden heeft in alle kringen, ook in die, welke ge woonlijk zeer goed ingelicht zijn, verrassing gewekt. Zelfs de leden van het kabinet namen eerst Vrijdagavond laat in de cabinetsvergadering kennis van Poincaré'a besluit. Wel had het reeds in den Senaat de aandacht getrokken, dat Briand, toen hij over de komende confe renties sprak, steeds in het enkelvoud gespro ken 'en verklaard had: „De taak, die mij op de internationale conferentie te wachten staat, is moeilijk. Toen Briand Vrijdag, tijdens de Senaatsver gadering na zijn redevoering een pauze voor stelde, om „noodzakelijk geworden besprekingen mogelijk te maken" en de ministers zich naar den voor hen gereserveerden salon begaven, had men algemeen het gevoel, dat er iets bij zonders aan de hand moest zijn. In deze korte bijeenkomst werd besloten, dat het kabinet om '0 uur 's avonds bijeen zou komen. In deze bij eenkomst werd Poincaré's besluit voorgelezen. Briand, die evenals Tardieu en Loucheur in den loop van Vrijdagmorgen een bezoek bij Poincaré had gebracht, verklaarde, dat hij alles in het werk had gesteld om Poincaré van zijn besluit terug te brengen. Hij had hem er op gewezen, dat de evenens ernstige zieke Duitsche rijks kanselier Hermann Müller het niet noodig had geoordeeld zijn functie neer te leggen en dat noch Dr. Stresemann, noch Chamberlain, noch hijzelf ooit in geval van ziekte er aan hadden gedacht om af te treden. Poincaré had hem echter medegedeeld, dat twee operaties na el kaar noodig zouden zijn, en dat hij na deze operaties zeer lang rust zou moeten houden. Poincaré verklaarde zich overtuigd, dat hij, wan neer hij de leiding van het Fransche cabinet behield, toch niet zou kunrten nalaten zich op de hoogte te stellen van het resultaat der Inter nationale conferentie en nooit de volslagen rust zou kunnen nemen, die hij noodig had. HET CHINEESCH-RUSSISCH CONFLICT. Naar een vreedzame regeling. Het Japansche bureau van den Zuid-Mant- sjoerijschen spoorweg, die zooals bekend onder Japansch beheer staat, publiceert geruststellen de verklaringen met betrekking tot het Russisch- Chineesche conflict. Volgens de laatste bij het bureau ontvangen berichten heeft de Chineesche gouverneur van Noord-Mantsjoerije opdracht gegeven, alle wrijvingen met Rusland zorgvuldig te vermijden en verdere militaire maatregelen te staken. De Chineesche troepentransporten naar de Siberische grens zijn stopgezet. Ook aan Russische zijde zijn geen teekenen meer waar te nemen, die op aanvalsbedoelin- gen wijzen. Volgens een bericht uit Washington hebben de jongste verklaringen van dr. Wang, den Chineeschen minister van buitenlandsche zaken, te Washington een gunstigen indruk gemaakt. Vooral de verzekering, dat China de Russische belangen bij den Oosterspoorweg niet heeft ge schonden en ook de verzekering, dat alle rech ten van buitenlanders in China geëerbiedigd zullen worden, hebben veel voldoening gewekt. Deze verklaringen worden als een belangrijke stap voorwaarts beschouwd op den weg tot regeling van het conflict. De openlijke en algeheele erkenning van de particuliere rechten op den Oosterspoorweg door de Chineesche regeering zal er veel toe bijdragen, om de openbare meening van de van de wereld gerust te stellen op het punt, dat China geen inbreuk zal maken op particulier eigendom. ENGELAND EN RUSLAND. De Engelsche minister van buitenlandsche zaken, Henderson, heeft Maandag aan het de- doof H. ZEEBERG. 82) Lia opende de deur van het vertrek en liet Hans binnen. Mijnheer Van Meersma, somber hangend in een fauteuil, beeld van gebroken kracht, rees langzaam op, terwijl zijn vrouw het binnentredende tweetal tegemoet kwam. Met één oogopslag zag Hans, dat daar vóór hem stond de dochter van de weduwe Blanlcert van den zeedijk. De gelijkenis was frappant. Zij stak de hand naar hem uit en drukte die hartelijk, terwijl hij uitsprak woorden van mee voelen in het geleden verlies. „Ik had het, met u allen, zoo gaarne anders gewild, maar het heeft niet mogen zijn. Ik hoop en bid, dat wij allen berusting mogen vinden." „Het is zoo hard", klaagde zij. „Er was alle hoop op beterschap. En nu dit. Valt dit nu te verklaren Hans was in eens volkomen op zijn gemak. Het was, alsof hij gevoelde, dat hij tot deze vrouw, die beter geweten had; alsof hij tot de dochter van vrouw Blankert vrijer het woord voeren kon. „Neen, mevrouw", zeide hij, „het valt niet te verklaren. Daar zijn dingen, te hoog voor ons menschenverstand. Maar God geeft geen rekenschap van Zijn daden met ons. Hij kan alleen berusting geven en eenswillendheid met Hem. Ik hoop, dat beide uw deel mogen zijn of worden." Hij sprak met een rustige, beheerschte stem, zóó, dat ook de architect luisterde. „Ik ken die woorden. Maar zij zijn voor mij niet dan klanken", klaagde Mevrouw Van Meersma. „Dat behoeft toch niet, mevrouw. God is toegankelijk voor ieder, die naar Hem vraagt." „Ik weet het", zeide zij. „Maar ik heb Hem uit het oog verloren." „Gij kunt Hem meer vinden." Er viel een stilte, die geruimen tijd duurde. „De omstandigheden zijn zoo ontzettend droef", zeide Mevrouw Van Meersma dan, „maar ik moet toch zeggen, dat ik u met vreugde als onze aanstaande schoonzoon ontmoet. Sinds Lia zoo veranderd is, kan geen betere echt genoot voor haar worden gewenscht." Hans boog hoffelijk. „Ik dank u wel voor uw toestemming tot ons engagement. Het is droef, dat het onder deze omstandigheden plaats vindt, maar wij hebben het te aanvaarden, als ons niet toekomende uit menschenhanden." „Lia heeft je de geschiedenis van Annie ver teld „Ik ben op de hoogte, mevrouw." „Het had zoo anders kunnen zijn, wanneer ik verstandiger was geweest", zeide zij vol zelfbeschuldgiging. Hans kon er moeilijk een antwoord op geven, omdat hij de omstandigheden die hij niet ge kend had, alleen van hooren zeggen wist, moei lijk kon beoordeelen. Tóch deed het hem goed, dat zij zóó sprak. Zij toonde er mede te hebben ingezien, hoe verkeerd haar streVen naar eer en aanzien was geweest. Wel had zij een harde leerschool door- loopen en het zou alleen winst beteekenen als het afgedwaalde schaap daardoor weer terecht kwam. Ietwat later stonden zij aan het bed, waarop het doode lichaam van Annie was uitgestrekt. Hans kon er geen gelijkenis met Lia in aan treffen, al begreep hij, dat het geesteslijden der laatste weken zijn stempel op het arme kind had gedrukt, Stilzwijgend staarden zij op het stoffelijk over schot van de geliefde dochter, om dan weer heen te gaan, terwijl mevrouw Van Meersma, overmand door verdriet, gesteund moest wor den door Lia. Hans vertrok naar zijn hotel, tot aan het hek van het pension uitgeleide gedaan door Lia. „Ik zal vanavond nog naar huis schrijven", zeide hij. Moet ik ook aan je Grootmoeder schrijven „Laat mij dat morgen zelf maar doen. O Hans, wat is het alles diep droevig. Die arme, arme Annie „Vertrouw op God, kind. Hij begeeft én ver laat ons niet", troostte hij. Er volgden dagen van groote beslommering. Het lijk moest naar Utrecht overgebracht wor den, om daar ter aarde besteld te worden. Alle formaliteiten moesten worden vervuld. Hans bood in alle opzichten zijn diensten aan, die gretig werden aanvaard, te meer, daar de architect door het leed geknakt was. Hans begreep het wel: de arme man zocht naar verklaringen, maar kon die niet vinden. Hij was er, als het er op aankwam, nog erger aan toe dan zijn vrouw, die wonderlijk tot rust kwam, wat Hans maar niet verklaren kon. Gearriveerd in de Utrechtsche woning, waar uit de begrafenis zou plaats vinden, vonden zij brieven van Grootmoeder, van Adriaan Blankert en van het predikantsgezin. Het waren brieVen vol deelnemende woorden en vol troost. Vooral de slechtgestelde brief van de oude vrouw Blankert, dien zij richtte tot haar dochter, al werd Lia niet vergeten, was aangrijpend. Mevrouw Van Meersma ver goot rijkelijk tranen bij het lezen. En toen Lia hem later nog eens met Hans wilde her lezen, was de brief verdwenen. „Mama heeft hem opgeborgen", zeide zij. „O, Hans, wat groeit uit dit ontzettende leed ,,'k Weet het niet", antwoordde hij. „God alleen weet het. Misschien moet langs dezen diepen weg worden hersteld, wat jaren geleden bedorven is. Laat ons er niet bij stil staan. Gods weg alleen is volmaakt. Onze toekomst is in Zijn hand." „Verzoeke van rouwbeklag verschoond te blijven", had gestaan onder de advertenties en de officieele aankondiging van het overlijden. Dus verscheen er niemand in het architecten huis, waarbij trouwens het vermoeden rees, dat er toch niemand zou zijn gekomen na al wat er voorgevallen was. Ook van de Van Zegge- lens liet zich niemand zien. Het kostte Lia geen moeite, gedaan te krijgen, dat oom Adriaan en tante Martje ter begrafenis werden genoodigd en ook verschenen. Voor Grootmoeder was de reis te ver. Aanvankelijk was er nog over gesproken, dominé en mevrouw Meinema te verzoeken, maar Hans had het af geraden, daar beide families elkaar absoluut nog niet kenden. De Rotterdamsche Van Meersma's waren er wel, maar zij konden zich in de woning van den rouw niet thuis gevoelen. Zij hadden eenige banale woorden van troost, terwijl Simon van Meersma in zijn hart vond, dat zijn broer, evenals hij dat steeds had gedaan, zijn vrouw weer in alles toegegeven had. Van het eene uiterste was zij in het andere gevallen. Als hij wat verstandiger opgetreden was, was het nooit zoover ook met haar gekomen, dat zij meer geleek op een begijntje, zooals hij zich uit drukte, dan op een voruw van de wereld, zoo als hij haar vroeger gekend had. Hij voor zich hield het meer met zijn schoonzuster uit vroeger dagen. Maar er scheen niet veel kans op te zijn, dat het ooit weer zoo worden zou. Zij was dan wel radicaal veranderd, vond hij. Daarbij kwam dan nog, dat Lia den laatsten tijd toch al zoo raadselachtig, nota bene verloofd was met een „zwaren" predikant, die in dit gezin, meende hij, wel voor de noodige hervormingen zou zorgen. Als er iemand te beklagen was, dan was het wel zijn broer, die zich al deze ellende over den hals gehaald had. Dus oordeelde de Rotterdamsche Van Meers ma, zonder er ook maar één woord van te reppen. Alleen behandelde hij, zeer tot leed wezen van Lia, Hans in het oogloopend koel. Deze trok zich daarvan evenwel niets aan en leidde de begrafenis, wat hem verzocht was. Den volgenden dag moesten Adriaan Blan kert en zijn vrouw weer vertrekken. In het drukke van het seizoen kon hij geen dag langer weg dan strikt noodzakelijk was. Alvorens hij vertrok, had Lia's moeder onder vier oogen een onderhoud met haar broer. Wat er precies besproken werd, werd niemand ge waar. Alleen aan den avond van dien dag, op de gezamenlijke slaapkamer, begon Mevrouw Van Meersma er met haar echtgenoot over, die dien dag, om zich te verzetten, aan het werk was gegaan. „Alex", vroeg zij, „heb je er bezwaar tegen, dat ik het met moeder weer goed maak 'k Heb de laatste weken maar geen vrede. En nu het met Adriaan weer in orde is, mag niet langer worden gewacht." ,,'k Heb niet het minste bezwaar, dat weet je wel. 'k Heb e'en dergelijke verhouding nooit noodig gevonden. Alleen: wordt je als zij en als Lia „Dat is niet meer voor mij weggelegd", zeide zij. „Daarvoor is er te veel gebeurd." Er klonk niettemin in haar woorden een schreeuwend heimwee, wat hij niet opmerken kon, omdat hij de portee er van niet begrepen zou hebben. „Dan is het goed", zeide hij. „Lia moet het zelf weten. Zij schijnt er gelukkig mee te zijn en ik vind Hans een patente jonge man, eerlijk is eerlijk. Maar als jij zou worden als Lia, dan bleef ik zoo eenzaam. Deze slag treft ons toch al zoo diep. Ik kan je niet zeggen, hoe ik er onder lijd, terwijl, dat weet je, Lia toch meer mijn lieveling is dan Annie was." (Wordt vervolgd). Hebt U het complete boekwerk bij de Uitgeefster dezes al besteld? Het kost vóór de verschijning f 2.25, daar na f 2.90 per stak.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1