Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
i
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No, 3559
WOENSDAG 31 JULI 1929
44STE JAARGANG
Uit de Pers.
Buitenland.
Het huisje aan den Zeedijk
I
W. BOEKHOVEN ék ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Deze Coura.it veischijat eiken WOENSDAG en 7ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bi vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zf beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
u
DE EERSTE KAMER-VERKIEZING.
Volgens de wet treedt om de drie jaar de
helft van het aantal Eerste Kamerleden af. De
Provinciën, die ons Hooger Huis verkiezen, zijn
hiertoe in vier groepen, met een ongeveer gelijk
aantal stemmen, verdeeld.
Ditmaal was de beurt om te kiezen aan groep
één en drie, n.l. de provinciën Zeeland, Utrecht,
Iimburg, Noord-Brabant, Friesland en Noord-
Holland.
Veel stof tot commentaar biedt de uitslag
ditmaal niet.
Een R. K. Volkspartijer van de Brabantsche
Staten zorgde, dat de Vrijz. Dem. Prof. Krarien-
burg in de Eerste Kamer kwam.
De oneenigheid in de Christ. Hist. Unie open
baarde zich door het uitbrengen van voorkeur
stemmen, wat overigens op den uitslag geen
invloed had.
En ten slotte zorgde in de groep Noord-Hol-
'nd, doordat e'en Vrijheidsbonder zijn stembiljet
verknoeide, dat de Roomsch-Kath. Staatspartij
zijn derden zetel, die hij anders verspeeld had,
weer verwierf.
Jammer, dat onze Partij door ziekte van een
harer leden en doordat een lid zijn stembiljet
verkeerd invulde, één Eerste Kamerlid verloor
aan de S. D. A. P.
„De Maasbode" wijst op het opmerkelijke
verschijnsel, dat het gevaar dreigt, dat het
zwaartepunt van 't algemeen politiek debat zich
eenigszins van de Tweede naar de Eerste Ka
mer zou gaan verplaatsen, doordat Prof. Kra
nenburg, voorzitter van zijn partij, en de voor
zitter van den Vrijheidsbond eveneens in ons
Hooger Huis zijn intrede doet en dat de mo
gelijkheid nog hangende is, dat de heer Colijn
ook de Eerste Kamer kiestDit gevaar zou
nog grooter worden, wanneer de oneenigheid
in de C. H. Unie zich meer en meer zou toe-
s itsen tot een verschil van inzicht bij de Eerste
■n' Tweede Kamerfractie dier partij.
Inderdaad is het mogelijk, dat door een en
ander de positie der Eerste Kamer eenigszins
veranderd.
Wij hopen intusschen, dat de heer Colijn niet
te lang meer zal wachten met de mededeeling,
dat hij zijn benoeming tot lid der Tweede
Kamer aanneemt.
De candidaatstelling heeft het vermoeden ge
wettigd, dat dit de bedoeling van onzen partij
leider was en naar onze meening hoort iemand
als de heer Colijn in de Tweede en niet in de
Eerste Kamer.
WAAROM DIE VERDACHT-
MAKERIJ
Eenige nummers terug namen we een stukje
op uit „De Proletarische Vrouw", waarin op
hoogst profane wijze werd gespot met hetgeen
den Christen heilig is.
Het blad schreef nu onder het kopje „Waar
om leugens", dat iets dergelijks nimmer in dit
blad gestaan heeft, ook niet iets, dat er op
leek.
Wij willen hiervan nota nemen.
Mogen wij echter de redactie van dit socialis
tisch Vrouwenblad verwijzen naar de redactie
van „Nederland en Oranje", het officieel orgaan
van het Verbond van A.-R. Prop. Clubs in
Nederland, dat met medewerking van het Centr.
Comité en de Dr. A. Kuyperstichting ver
schijnt
Dit blad citeerde bedoeld stukje en noemde
het nummer er bij. 't Was het nummer van
1 Juli 1922!
De redactie kan, dunkt ons, toch wel be
grijpen, dat wij willens en wetens geen leugens
vertellen.
We zouden wederkeerig kunnen vragen
Waarom die verdachtmakerij
„De Standaard" schrijft over het besluit, dat
de conferentie over het rapport Young in Den
Haag wordt gehouden, het volgende
Het schijnt nu wel vast te staan, dat de
conferentie tusschen de betrokken regeeringen
naar aanleiding van het rapport der commissie
Young in Den Haag zal plaats vinden.
Of we daarmee ingenomen moeten zijn
Er is ruimte voor meeningsverschil daarover.
En op meer dan één grond.
Vooreerst is Den Haag niet gekozen omdat
men bij voorkeur in Nederland bijeenkwam.
Men komt slechts naar hier, omdat men het
over de andere plaatsen niet eens is kunnen
worden. A. wilde niet te Londen vergaderen,
B. niet in Zwitserland; dan, in vredesnaam,
maar Den Haag.
Voorts past Augustus al heel slecht voor
het onderbrengen van vele honderd'en personen,
waarvan een deel hooge eischen van persoonlijk
comfort pleegt te stellen en allen de beschikking
wenschen te hebben over talrijke bureauruimten.
Bij Engeland, Frankrijk en Duitschland moet
men al spoedig rekenen op delegaties van 50 tot
100 personen; die van Italië, België en Japan
zullen wel iets minder talrijk zijn, maar met
elkaar enkele andere kleineren inbegrepén
komt men toch wel op een 500 personen, de
journalisten nog niet meegerekend. Is dus de
benoodigde logiesruimte reeds niet gering, de
bureaux vragen niet minder ruimte. Wie wel
eens iets van deze conferenties persoonlijk heeft
waargenomen, houdt zijn hart vast bij de ge
dachte hoe m en in alle behoeften op passende
wijze voorzien zal.
Had men er tevoren op kunen rekenen, dan
zou het best te schikken zijn geweest, maar
thans lijkt het ons bijna ondoenlijk. Alle groote
hotels zijn in Augustus bezet met gasten, die
lang tevoren hunne plaatsen besproken hebben
en bij deze conferenties heeft men gemeenlijk
bepaalde gedeelten van de groote hotels geheel
voor zichzelf, ziet men liefst geen onbekende
gezichten om zich heen. Hoe men de zaak dan
ook regelen kan zóó, dat we even goed voor
den dag komen als anderen, is ons een raadsel.
Men zal natuurlijk zijn best doen, daarvan zijn
we overtuigd, maar we vreezen toch zeer, dat
we een poover figuur zullen maken in vergelij
king met wat men op dit gebied elders pleegt
te doen. Tenzij de conferentie alsnog verschoven
werd tot na het seizoen. Dan bieden Scheve-
ningen en Den Haag alles wat men maar wen
schen kan. Maar als dat uitgesloten is, loopt
onze reputatie gevaar ernstig schade te lijden.
De delegaties zijn gewoon in haar geheel bijeen
te blijven en in het hotel waar gewoond wordt
ook de noodige bureaux ter beschikking te heb
ben. Dit vraagt voor elke groote delegatie apart
reeds de ruimte van een middelmatig groot hotel
Er. als we dat niet kunnen aanbieden zijn we
voor volgende gelegenheden in een zeer onguns
tige positie geplaatst.
Wel is waar zijn we, om zoo te zeggen, met
deze confertenie overvallen en strekt dit in ze
keren zin ter verontschuldiging wanneer alles
niet precies zoo is als men het wenschen zou,
maar het gemopper wordt daardoor niet voor
komen en de indruk, dat Den Haag voor groote
conferenties onvoldoende accomodatie biedt,
daardoor niet uitgewischt.
Daarm kunnen wij niet juichen over het feit,
dat ons land zonder behoorlijke gelegenheid tot
voorbereiding in dezen tijd van het jaar gastvrij
heid zal hebben te verleenen aan de groote con
ferentie ter „.liquidatie van den oorlog."
De Vrije Westfries schrijft:
DE MOORD OP EEN VROUW.
In Indië is een vrouw vermoord.
Vreeselijke gebeurtenis, maar er komen he»
laas veel moorden voor in onze bedorven
wereld, en wie den achtergrond van deze
misdaad niet kent, is toch allicht verwonderd
over de bewogenheid, die door den moord
in Indië is ontstaan.
Honderden Europeesche vrouwen hebben
een telegram om bescherming aan de Koningin
gericht, een groote protestvergadering is door
duizende planters gehouden in den Volks,
raad heeft Mr. Helsdingen een merkwaardige
verklaring afgelegd.
Deze beroering spruit voort uit de onrust,
uit de angst, die de moord op Mevrouw Land.
zaat heeft gewekt. De moord die hier een
koeli pleegde op de jonge vrouw van een
assitent, is de laatste van een reeks moorden,
door inlanders op Europeanen gepleegd. On.
rustbarend was in den laatsten tijd aan Su»
matra's Oostkust het aantal aanslagen van in.
landsch werkvolk op hun Europeesche op<
zichters. In sommige gevallen hadden de aan.
gevallen Europeanen hun menschen honds
behandeld en tot het uiterste getergd, in
andere gevallen hadden ze om een enkele be.
risping reeds naar het mes gegrepen, en thans
is een onschuldige jonge assistentsvrouw van
het leven beroofd, omdat de koelie een wrok
had tegen haar man.
De onrust, de angst der Europeanen in Delie
is begrijpelijk. Zij wonen daar als blanken
midden onder het bruine volk. Tegen één
Europeaan zijn er veel meer dan honderd
inlanders. Tot nu waren de blanken daar
even veilig als in Nederland. Een inlander
dacht er niet aan zijn hand op te heffen
tegen een blanke zelfs al werd hij door
die blanke als een hond behandeld. Dat ver.
andert nu Een bruine duldt niet a 1 le s meer.
De wet schenkt hem ook rechtende wet be.
schermt den kaelie ook tegen ruw geweld.
Tot zoover was de ontwikkeling gezond.
Doch nu schijnen er koelies te zijn, die verder
gaan. Zij zijn niet tevreden met de wettelijke
bescherming. Eigen rechter willen ze wezen,
en ze grijpen naar hun mes, om hun werke*
lijke vermeende onderdrukkers uit den weg
te ruimen.
Zoo gaat de veiligheid der blanken op Su.
matra's Oostkust te loor.
Gerechtvaardigd is de aandrang der planters
en hun vrouwen om afdoende beschermende
maatregelen. Hieraan moet de Nederlandsche
regeering voldoen. Zij is verantwoordelijk
voor de veiligheid van de Nederlanders op
elk gebied, waar zij regeert. Op Sumatra of
Curac^ao niet minder dan in Nederland.
Het is echter de vraag welke maatregelen
de beste bescherming zijn. De allereerste maat.
regel zal wel militaire bescherming moeten
wezen.
Maar om afdoende bescherming te bewer
ken is een onderzoek noodig naar de oor.
zaken van het kwaad.
Sommigen zeggen dat de slappe houding
van den landvoogd de inlanders oproerig
maakt. Het oude, harde strafstelsel moet weer
worden toegepast.
Andere meenen, dat de poenale sanctie de
voornaamste oorzaak is van het kwaad. Als
de arbeiders vrij zijn om te gaan, waarheen
zij willen, worden ze afgehouden van geweld,
pleging.
Derden zeggen dat het communisme zijn
verderfelijfcen invloed hier gelden laat, en dat
ook het ontwakende nationalisme debet is
aan de veranderde mentaliteit.
Op een afstand kan men niet beoordeelen
waar het kwaad precies schuilt. Er zullen wel
onderscheidene oorzaken voor zijn. Maar
ernstig is de zaak zeer zeker, en dat spoedig
ingegrepen dient te worden, staat vast.
POINCARE AFGETREDEN.
Poincaré, de Fransche minister-president, is
om gezondheidsredenen afgetreden. Dit aftreden
heeft in alle kringen, ook in die, welke ge
woonlijk zeer goed ingelicht zijn, verrassing
gewekt.
Zelfs de leden van het kabinet namen eerst
Vrijdagavond laat in de cabinetsvergadering
kennis van Poincaré'a besluit. Wel had het
reeds in den Senaat de aandacht getrokken,
dat Briand, toen hij over de komende confe
renties sprak, steeds in het enkelvoud gespro
ken 'en verklaard had: „De taak, die mij op de
internationale conferentie te wachten staat, is
moeilijk.
Toen Briand Vrijdag, tijdens de Senaatsver
gadering na zijn redevoering een pauze voor
stelde, om „noodzakelijk geworden besprekingen
mogelijk te maken" en de ministers zich naar
den voor hen gereserveerden salon begaven,
had men algemeen het gevoel, dat er iets bij
zonders aan de hand moest zijn. In deze korte
bijeenkomst werd besloten, dat het kabinet om
'0 uur 's avonds bijeen zou komen. In deze bij
eenkomst werd Poincaré's besluit voorgelezen.
Briand, die evenals Tardieu en Loucheur in den
loop van Vrijdagmorgen een bezoek bij Poincaré
had gebracht, verklaarde, dat hij alles in het
werk had gesteld om Poincaré van zijn besluit
terug te brengen. Hij had hem er op gewezen,
dat de evenens ernstige zieke Duitsche rijks
kanselier Hermann Müller het niet noodig had
geoordeeld zijn functie neer te leggen en dat
noch Dr. Stresemann, noch Chamberlain, noch
hijzelf ooit in geval van ziekte er aan hadden
gedacht om af te treden. Poincaré had hem
echter medegedeeld, dat twee operaties na el
kaar noodig zouden zijn, en dat hij na deze
operaties zeer lang rust zou moeten houden.
Poincaré verklaarde zich overtuigd, dat hij, wan
neer hij de leiding van het Fransche cabinet
behield, toch niet zou kunrten nalaten zich op
de hoogte te stellen van het resultaat der Inter
nationale conferentie en nooit de volslagen rust
zou kunnen nemen, die hij noodig had.
HET CHINEESCH-RUSSISCH
CONFLICT.
Naar een vreedzame regeling.
Het Japansche bureau van den Zuid-Mant-
sjoerijschen spoorweg, die zooals bekend onder
Japansch beheer staat, publiceert geruststellen
de verklaringen met betrekking tot het Russisch-
Chineesche conflict.
Volgens de laatste bij het bureau ontvangen
berichten heeft de Chineesche gouverneur van
Noord-Mantsjoerije opdracht gegeven, alle
wrijvingen met Rusland zorgvuldig te vermijden
en verdere militaire maatregelen te staken.
De Chineesche troepentransporten naar de
Siberische grens zijn stopgezet.
Ook aan Russische zijde zijn geen teekenen
meer waar te nemen, die op aanvalsbedoelin-
gen wijzen.
Volgens een bericht uit Washington hebben
de jongste verklaringen van dr. Wang, den
Chineeschen minister van buitenlandsche zaken,
te Washington een gunstigen indruk gemaakt.
Vooral de verzekering, dat China de Russische
belangen bij den Oosterspoorweg niet heeft ge
schonden en ook de verzekering, dat alle rech
ten van buitenlanders in China geëerbiedigd
zullen worden, hebben veel voldoening gewekt.
Deze verklaringen worden als een belangrijke
stap voorwaarts beschouwd op den weg tot
regeling van het conflict.
De openlijke en algeheele erkenning van de
particuliere rechten op den Oosterspoorweg
door de Chineesche regeering zal er veel toe
bijdragen, om de openbare meening van de
van de wereld gerust te stellen op het punt, dat
China geen inbreuk zal maken op particulier
eigendom.
ENGELAND EN RUSLAND.
De Engelsche minister van buitenlandsche
zaken, Henderson, heeft Maandag aan het de-
doof
H. ZEEBERG.
82)
Lia opende de deur van het vertrek en liet
Hans binnen. Mijnheer Van Meersma, somber
hangend in een fauteuil, beeld van gebroken
kracht, rees langzaam op, terwijl zijn vrouw
het binnentredende tweetal tegemoet kwam.
Met één oogopslag zag Hans, dat daar vóór
hem stond de dochter van de weduwe Blanlcert
van den zeedijk. De gelijkenis was frappant.
Zij stak de hand naar hem uit en drukte die
hartelijk, terwijl hij uitsprak woorden van mee
voelen in het geleden verlies.
„Ik had het, met u allen, zoo gaarne anders
gewild, maar het heeft niet mogen zijn. Ik hoop
en bid, dat wij allen berusting mogen vinden."
„Het is zoo hard", klaagde zij. „Er was alle
hoop op beterschap. En nu dit. Valt dit nu te
verklaren
Hans was in eens volkomen op zijn gemak.
Het was, alsof hij gevoelde, dat hij tot deze
vrouw, die beter geweten had; alsof hij tot de
dochter van vrouw Blankert vrijer het woord
voeren kon.
„Neen, mevrouw", zeide hij, „het valt niet
te verklaren. Daar zijn dingen, te hoog voor
ons menschenverstand. Maar God geeft geen
rekenschap van Zijn daden met ons. Hij kan
alleen berusting geven en eenswillendheid met
Hem. Ik hoop, dat beide uw deel mogen zijn
of worden."
Hij sprak met een rustige, beheerschte stem,
zóó, dat ook de architect luisterde.
„Ik ken die woorden. Maar zij zijn voor mij
niet dan klanken", klaagde Mevrouw Van
Meersma.
„Dat behoeft toch niet, mevrouw. God is
toegankelijk voor ieder, die naar Hem vraagt."
„Ik weet het", zeide zij. „Maar ik heb Hem
uit het oog verloren."
„Gij kunt Hem meer vinden."
Er viel een stilte, die geruimen tijd duurde.
„De omstandigheden zijn zoo ontzettend
droef", zeide Mevrouw Van Meersma dan,
„maar ik moet toch zeggen, dat ik u met vreugde
als onze aanstaande schoonzoon ontmoet. Sinds
Lia zoo veranderd is, kan geen betere echt
genoot voor haar worden gewenscht."
Hans boog hoffelijk.
„Ik dank u wel voor uw toestemming tot ons
engagement. Het is droef, dat het onder deze
omstandigheden plaats vindt, maar wij hebben
het te aanvaarden, als ons niet toekomende uit
menschenhanden."
„Lia heeft je de geschiedenis van Annie ver
teld
„Ik ben op de hoogte, mevrouw."
„Het had zoo anders kunnen zijn, wanneer
ik verstandiger was geweest", zeide zij vol
zelfbeschuldgiging.
Hans kon er moeilijk een antwoord op geven,
omdat hij de omstandigheden die hij niet ge
kend had, alleen van hooren zeggen wist, moei
lijk kon beoordeelen.
Tóch deed het hem goed, dat zij zóó sprak.
Zij toonde er mede te hebben ingezien, hoe
verkeerd haar streVen naar eer en aanzien was
geweest. Wel had zij een harde leerschool door-
loopen en het zou alleen winst beteekenen als
het afgedwaalde schaap daardoor weer terecht
kwam.
Ietwat later stonden zij aan het bed, waarop
het doode lichaam van Annie was uitgestrekt.
Hans kon er geen gelijkenis met Lia in aan
treffen, al begreep hij, dat het geesteslijden der
laatste weken zijn stempel op het arme kind
had gedrukt,
Stilzwijgend staarden zij op het stoffelijk over
schot van de geliefde dochter, om dan weer
heen te gaan, terwijl mevrouw Van Meersma,
overmand door verdriet, gesteund moest wor
den door Lia.
Hans vertrok naar zijn hotel, tot aan het hek
van het pension uitgeleide gedaan door Lia.
„Ik zal vanavond nog naar huis schrijven",
zeide hij. Moet ik ook aan je Grootmoeder
schrijven
„Laat mij dat morgen zelf maar doen. O
Hans, wat is het alles diep droevig. Die arme,
arme Annie
„Vertrouw op God, kind. Hij begeeft én ver
laat ons niet", troostte hij.
Er volgden dagen van groote beslommering.
Het lijk moest naar Utrecht overgebracht wor
den, om daar ter aarde besteld te worden.
Alle formaliteiten moesten worden vervuld.
Hans bood in alle opzichten zijn diensten aan,
die gretig werden aanvaard, te meer, daar de
architect door het leed geknakt was.
Hans begreep het wel: de arme man zocht
naar verklaringen, maar kon die niet vinden.
Hij was er, als het er op aankwam, nog erger
aan toe dan zijn vrouw, die wonderlijk tot rust
kwam, wat Hans maar niet verklaren kon.
Gearriveerd in de Utrechtsche woning, waar
uit de begrafenis zou plaats vinden, vonden zij
brieven van Grootmoeder, van Adriaan Blankert
en van het predikantsgezin.
Het waren brieVen vol deelnemende woorden
en vol troost. Vooral de slechtgestelde brief
van de oude vrouw Blankert, dien zij richtte
tot haar dochter, al werd Lia niet vergeten,
was aangrijpend. Mevrouw Van Meersma ver
goot rijkelijk tranen bij het lezen. En toen
Lia hem later nog eens met Hans wilde her
lezen, was de brief verdwenen.
„Mama heeft hem opgeborgen", zeide zij.
„O, Hans, wat groeit uit dit ontzettende leed
,,'k Weet het niet", antwoordde hij. „God
alleen weet het. Misschien moet langs dezen
diepen weg worden hersteld, wat jaren geleden
bedorven is. Laat ons er niet bij stil staan.
Gods weg alleen is volmaakt. Onze toekomst
is in Zijn hand."
„Verzoeke van rouwbeklag verschoond te
blijven", had gestaan onder de advertenties en
de officieele aankondiging van het overlijden.
Dus verscheen er niemand in het architecten
huis, waarbij trouwens het vermoeden rees, dat
er toch niemand zou zijn gekomen na al wat
er voorgevallen was. Ook van de Van Zegge-
lens liet zich niemand zien.
Het kostte Lia geen moeite, gedaan te krijgen,
dat oom Adriaan en tante Martje ter begrafenis
werden genoodigd en ook verschenen. Voor
Grootmoeder was de reis te ver. Aanvankelijk
was er nog over gesproken, dominé en mevrouw
Meinema te verzoeken, maar Hans had het af
geraden, daar beide families elkaar absoluut
nog niet kenden.
De Rotterdamsche Van Meersma's waren er
wel, maar zij konden zich in de woning van
den rouw niet thuis gevoelen. Zij hadden
eenige banale woorden van troost, terwijl Simon
van Meersma in zijn hart vond, dat zijn broer,
evenals hij dat steeds had gedaan, zijn vrouw
weer in alles toegegeven had. Van het eene
uiterste was zij in het andere gevallen. Als hij
wat verstandiger opgetreden was, was het nooit
zoover ook met haar gekomen, dat zij meer
geleek op een begijntje, zooals hij zich uit
drukte, dan op een voruw van de wereld, zoo
als hij haar vroeger gekend had. Hij voor zich
hield het meer met zijn schoonzuster uit vroeger
dagen.
Maar er scheen niet veel kans op te zijn,
dat het ooit weer zoo worden zou. Zij was dan
wel radicaal veranderd, vond hij. Daarbij kwam
dan nog, dat Lia den laatsten tijd toch al zoo
raadselachtig, nota bene verloofd was met een
„zwaren" predikant, die in dit gezin, meende
hij, wel voor de noodige hervormingen zou
zorgen. Als er iemand te beklagen was, dan
was het wel zijn broer, die zich al deze ellende
over den hals gehaald had.
Dus oordeelde de Rotterdamsche Van Meers
ma, zonder er ook maar één woord van te
reppen. Alleen behandelde hij, zeer tot leed
wezen van Lia, Hans in het oogloopend koel.
Deze trok zich daarvan evenwel niets aan en
leidde de begrafenis, wat hem verzocht was.
Den volgenden dag moesten Adriaan Blan
kert en zijn vrouw weer vertrekken. In het
drukke van het seizoen kon hij geen dag langer
weg dan strikt noodzakelijk was.
Alvorens hij vertrok, had Lia's moeder onder
vier oogen een onderhoud met haar broer. Wat
er precies besproken werd, werd niemand ge
waar. Alleen aan den avond van dien dag,
op de gezamenlijke slaapkamer, begon Mevrouw
Van Meersma er met haar echtgenoot over,
die dien dag, om zich te verzetten, aan het
werk was gegaan.
„Alex", vroeg zij, „heb je er bezwaar tegen,
dat ik het met moeder weer goed maak 'k Heb
de laatste weken maar geen vrede. En nu het
met Adriaan weer in orde is, mag niet langer
worden gewacht."
,,'k Heb niet het minste bezwaar, dat weet
je wel. 'k Heb e'en dergelijke verhouding nooit
noodig gevonden. Alleen: wordt je als zij en
als Lia
„Dat is niet meer voor mij weggelegd", zeide
zij. „Daarvoor is er te veel gebeurd."
Er klonk niettemin in haar woorden een
schreeuwend heimwee, wat hij niet opmerken
kon, omdat hij de portee er van niet begrepen
zou hebben.
„Dan is het goed", zeide hij. „Lia moet het
zelf weten. Zij schijnt er gelukkig mee te zijn
en ik vind Hans een patente jonge man, eerlijk
is eerlijk. Maar als jij zou worden als Lia, dan
bleef ik zoo eenzaam. Deze slag treft ons toch
al zoo diep. Ik kan je niet zeggen, hoe ik er
onder lijd, terwijl, dat weet je, Lia toch meer
mijn lieveling is dan Annie was."
(Wordt vervolgd).
Hebt U het complete boekwerk bij
de Uitgeefster dezes al besteld? Het
kost vóór de verschijning f 2.25, daar
na f 2.90 per stak.